!fel Land van lleiisden en Altena, de Langstraat en de Bomntelerwaard. Tweeërlei Sjort. STIJFKOPJE Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2898. Zaterdag 4 December FEUILLETON. 19Ü9. LAND VAN ALl^ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 0.75, franco per post zender prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Noemt het woord sport en veler geest drift uit zich. Niet zelden slaat deze over in opgewondenheid. Jongens en meisjes, beiden zijn éénstemmig in Jiet verheerlijken van sport. Oaze couranten wijden aan haar een kleiner of grooter rubriek. Soms krijgt men den indruk alsof van sport het heil der menschheid afhangt. Geen verstandig mensch is tegen sport noch zal kwaad van haar spreken. Ieder zal tot op zekere hoogte haren lof bezingen, b.v. als tegenwicht tegen geestelijke inspanning, als genotmiddel, als bevorderend lichaamlijk welzijn ze vraagt liefst d'open lucht; ze vordert zelfbeheersching; ze kweekt aan den lust tot samenwerking, ze werkt in de hand net besef van onderlinge onafhan kelijkheid, leert juist zien, enz. enz. Gewaarschuwd moet echter worden tegen eport-afgoderij en sporthartstocht. Wel waardeering, geen eenzijdige over schatting van het goede, in hare beoe fening gelegen Sport neme niet te veel de gedachten in beslag, voere niet tot plichtsverzaking en benadeele door overdrijving niet menschen welzijn, lichaamlijk, geestelijk en zedelijk! Gezondheid is een groote, niet „de grootste schat." Lichaamskracht en spierensterkte zijn veel, maar niet alles. Innerlijke, zede lijke kracht staat hooger. Als een oud spreukendichter zegt „der jongelingen sieraad is hun kracht," dan leze men: „hun zedelijke kracht." De Zondag worde niet één sportdag en gerechtvaardigd is de vraag of die wekelijksche wedstrijden zijn goed te keuren 't Gemoed behoeft ook voedsel, ge- zondmakende en versterkende spijs, zal een mensch niet innerlijk verarmen. Dit moeten ernstige ouders hun kinderen doen inzien. Hun woord en voorbeeld vermogen op den duur veel. Niemand zal leven van brood alleeD." Er is een hooger, edeler sport, waarbij schooner prijzen te behalen zijn dan medailles en „eervolle vermeldingen." Een sport welke niet de namen en por tretten harer hoofdmannen doet prijken in dagbladen en illustraties, maar welke hare beoefenaren een blijvenden en waar- devollen kroon doet verwerven. Zij eischt zinnelijke krachtsinspan ning en bevordert innerlijk welzijn en wezenlijke, d. i. gemoedsbeschaving. Aan haar komt de eereplaats toe en aan haar mag niemand zich onttrekken, W. HEIMBURG. (10 En wederom klonk het lievelingswoord van haar lippen: „Verschrikkelijk I" Inderdaad, het was verschrikkelijk. Zoo op bezoek te moeten zijn bij een oom, df8 geen ander plezier had dan zijn nichtje te plagen, en bij een tante, die zoo doordron gen was van het onschatbare voorrecht, in het groote Berlijn te mogen wonen, dat zij iederen zin begon met de aanhef: „Nu jelui toch eenmaal hier zijt denk ik maar dat het 't beste is, dat we vanmidddag of anders vanavond de een of andere merk waardigheid gaan bezichtigen." Zoo was zij vandaag op een na^r zij het noemde „pyramidaal" idee gekomen. „Toen mevrouw Wendenburg voor de zooveelste maal weder een huishoud-bazaar als doel harer wandeling had genoemd, merkte zij aan: „Het keizerlijk paleis moet jelui in elk geval gaan bezichtigen. En het historische Oude Paleis van den ouden keizer heb jelui ook niet gezien, evenmin als het Tuig huis, het Hohenzollermuseum en het Mau soleum. En Castan's Panopticum, dat toch het pelgrimsoord is voor alle provincialen, 4ie tijdelijk het tweemillioenen-aantal der die mensch worden wil. De mensch moet wezen een strijder „Strijd den goeden strijd Sta op tot den strijd, den strijc [tegen wereld en zinnen „Menschenkind, voort! in 't wonde're [leven „Rust u ten strijd! „Rouw kiemt uit rusten en stilstaan [is sneven „Rust u, ja rust u ten strijd!" Deze strijdwelke vordert het han teeren der edelste wapenen om zegen te verwerven, eischt sport, innerlijke beoefening van den geheelen mensch Dien kamp moeten wij voeren met en tegen ons zelf, om als mensch, als ze delijk wezeD, te groeien. Tot dien strijc worden wij opgeroepen in het gevoe van groote verantwoordelijkheid. Wi hebben op te staan tegen de werelc van vernis en leugen, van schijn en klatergoud en wanbeschaving. Wij moeten optreden tegen zonden en on gerechtigheden, in welken kring die ook gevonden worden. Wij hebben op te staan tegen het omlaag halen van hooge beginselen aan welke men tornt, wij moeten verkondigen het recht van idealen zonder welke niemand leeft iö den schoonsten zin des woords. Op dien strijd volgt zegen, dien wij en d'onzen, heden en in de toekomst zullen smaken. Hij vraagt d'edelste wapenen. Die strijd doet een beroep op onaf gebroken, voortdurende zelfoefening. Oefening in een geduld, dat stand houdt, als niet spoedig vruchten wor den geplukt en aanschouwdin een volharding welke moeilijkheden trotsee- ren, bergen van bezwaren doet beklim men, in zelfbeheersching en tucht over zich zelf, welke offers doen brengen in geloof en vertrouwen in zich zelf, in den mensch, in de toekomst welke zal doen zien, wat men in het heden nauwelijks durft droomen. Deze sport, deze zedelijke oefening is de sport bij uitnemendheid. Nog eens: zij moet de eereplaats innemen. Wie haar de hoogste acht zal aan lichaamlijke sport geven wat haar toekomt, maar ook niet méér. Zedelijke kracht is de alles te boven gaande. Wat iemand innerlijk is, be paalt diens waarde. Karakter en zielen adel zijn de kostbare parelen. Deze kronen den mensch. Buitenland. Fransche bladen maken melding van een poging, die er gedaan is om het achtste regiment huzaren, dat te Verdun Berlijners komen versterken Lieve He mel, schoonzusje, waarmee verbeuzel je toch den tijd, wanneer je met je dochter uit gaat? Als je weer in dienegerij daar ginds bent thuisgekomen, dan heeft geen van beiden een flauw benul van wat Berlijn eigenlijk is." Haar dochter, een echte grootestadsnuf, glimlachte, 'n beetje geringschattend, zoo iets van iemand, die zich hoog verheven waant boven „die buitenlui van de negerij". „Ach mama, lispelde zij, „laat tante Wen denburg toch met vrede. Zij heeft nu een maal een speciale voorliefde voor keuken en huishoudbazaars". En met 'n geheimzinnig knipoogje voegde zij erbij „Kijk eens, mama, Roosje bloost!" Geërgerd antwoordde Roosje: „O volstrekt niet. Ik heb met mama's voorliefde voor keuken en huishouden vol strekt nieta, uit te staan. Ik voor mij ging veel liever het keizerlijk paleis bezichtigen". Mevrouw Wendenburg zette haar gezicht in de gewichtige, welwillende plooi, van iemand „die er meer van weet en er niet tegen is." Maar zij paste er wel voor op zich in détails te verdiepen. Zij wilde den afgunst van haar nichtje, dat al naar 'n vaatje zuur bier begon te lijken, door stil zwijgend laten raden nog meer prikkelen. Wat verbeelde die wijsneus zich toch wel Al woont zij in een stad van twee millioen inwoners, wat geeft dat als er niet één van die twee millioen om haar komt? XI Eerst toen mama na het diner haar mid dagslaapje deed en Roosje in een leuning stoel aan het venster zat te peinzen in de in garnizoen ligt, te vergiftigen. De onwetendheid van den dader is oorzaak geweest dat er een verschrikkelijk on geluk voorkomen is. Hij had n.l. cyaan kalium in de voor de soldaten bestemde soep gedaan en dat wel in zulk een hoeveelheid, dat de soep stonk, zoodat er niemand van gegeten heeft. Een onmiddellijk ingesteld onderzoek heeft toen aan het licht gebracht, dat, indien de dosis vergift kleiner geweest was en de soldaten van de soep gegeten hadden, tachtig man binnen een kwar tier gestorven zouden zijn. Het geval heeft te Verdun groot opzien gewekt. De verdenking valt op een brigadier. Toen het vergif in de soep gevonden was zijn alle manschappen van het eskadron dadelijk onderzocht. In den broekzak van een huzaar werden sporen van cyaankalium gevonden. De huzaar vertelde dat hij zijn broek vier dagen aan een brigadier had uitgeleend en in het goed van dezen brigadier is toen een sigaretten-koker gevonden, die een tijd geleden aan een officier ontstolen was. Den dag, dat de soep vergiftigd was, is de verdachte verschillende malen in de keuken in de kazerne geweest en toen hem gevraagd werd wat hij er toch uitvoerde, antwoordde hij, dat hij kijken wou of er aardappelen waren. Tegen etenstijd hield hij zich ongesteld. De vader van den brigadier is vergulder en heeft bij zijn vak cyaankalium noodig. De verdachte brigadier had aan een jongen soldaat een schuld van 150 frank en was reeds eenige keeren gemaand zijn schuld af te doen. Heeft hij zich van zijn schuldeischer willen ontdoen Hij is in hechtenis genomen. Nader wordt uit Verdun gemeld, dat de brigadier reeds bekend heeft. Volgens een Parijsch blad hebben er toch nog twee man van de soep gegeten en zijn die zwaar ziek geworden. De verdwenen Noordpoolreiziger, dr. Cook, is nog niet boven water; maar er zijn nu dingen gebeurd die hem zullen dwingen van „buitenaf" terug te keeren, wil hij niet al het geloof en het vertrouwen verspelen, dat zijn vrien den tot dusver nog in hem zijn blijven stellen. Dinsdag j.l. heeft professor Herschel Parker, van de Columbia Universiteit, een verklaring gepubliceerd, waarin Cook als leugenaar wordt gebrandmerkt. Het betreft niet den Noordpooltocht, dien Cook beweert te hebben volbracht, maar het gaat om de ongelukzalige be- stijging tot den top van den Mc. Kinley- berg in Alaska. Prof. Parker is meegeweest met de (xpeditie, gedurende welke die beklim ming zou zijn geschied. Zijn verklaring ter zake in de New-Yorksche bladen vangt aldus aan: „Het is met diep leedwezen, dat ik schemering, haalde zij den brief van tante voor den dag en opende, terwijl haar het iartje in den boezem bonsde, het schrijven uit de dierbare woonplaats. Daarbij ging zij heel voorzichtig te werk, opdat het papier niet zou knetteren en daardoor de slapende wekken. Maar het kostte het meisje ontzaglijk veel moeite om bedaard te blijven. Bijna had zij 't uitgeschreeuwd, toen uit het vel pa fier, dat met het sierlijke handschrift van ante bedekt was, een tweede velletje, klei ner, maar met dicht op elkaar geschreven regels, viel. Een brief van hem. Natuurlijk werd het onnoozele papiertje eenige malen tegen de fijne lipjes gedrukt. Toen las zij: „Mijn liefste. Mijn goed, lief moedertje heeft er geen lauw vermoeden van, dat ik dit vel papier nog bij haar brief, in dezelfde enveloppe, insmokkel. „Ik heb haar, met 't natuurlijkste gezicht van de wereld verzocht, om haar schrijven aan jou te mogen lezen. En, mijn zoet engeltje, toen ik den brief had uitgelezen, ïeb ik zelf het couvert gesloten. Het liep uitstekend, als gesmeerd. Wel zag ik, dat mama mij eenigszins wantrouwend aankeek, maar ik zette mijn gezicht in de domste plooi en dat gaat mij wat goed af ;n daardoor werd haar niets van mijn ge- leim verraden. „Ik weet wel dat er nu een tweede post zegel op moet, maar die zal ik er in 't ge- leim opplakken, want ij: zal den hrief zelf posten. mij genoodzaakt zie de rechtschapenheid en de eer te wraken van een persoon lijken vriend. Enkel de bittere noodza kelijkheid heeft mij er toe kunnen bren gen. Maar in dit geval gebieden zoowel de waarheid en de rechtvaardigheid als de belangen van wetenschap en be schaving mij, dezen stap te doen. Dr. Cook is nooit op den top van den Mc. Kinley geweest, zooals door hem be weerd is." Zooals te begrijpen is heeft in de Vereenigde Staten het gedetailleerde document van prof. Parker, waarvan bovenstaande verklaring nog maar het begin is, grooten indruk gemaakt. Parker vertelt o. m. dat Cook en hij tezamen hadden beproefd den Mc. Kin ley te beklimmen. De bestijging mis lukte en de beide bergbeklimmers kwa men overeen, dat zij een volgend jaar maar dan van een anderen kant de poging zouden herhalen. De ervaring op deze expeditie had aan prof. Parker geleerd, dat Cook in de bergsport niet in het minst bedreven was en zelfs geen begrip had van het uitvoeren van hoogte-afmetingen of an dere wetenschappelijke waarnemingen; deze kwamen dan ook geheel voor re kening van Parker, die de leiding ervan op zich had genomen, zoodra het hem was gebleken dat Cook daartoe absoluut onbekwam was. Midden Augustus namen Parker en Cook afscheid van elkaar. Bij het schei den vertelde Cook „dat hij enkel nog wat wilde jagen en een paar dichtbij ge legen gletschers wilde verkennen." „Ik kwam thuis" zoo schrijft prof. Parker dan verder „en gij kunt U mijn verbazing voorstellen, toen Cook een maand later seinde, dat hij den top van den Mc. Kinley had bereikt. Voor deze verbluffende bewering heeft Cook geen enkel bewijs aangeveerd. De bewe ring is onmogelijk en daarvoor zal ik het bewijs leveren." En dan gaat de professor aan het op sommen van wat al zoo pleit tegen de bewering van Cooken dit betoog van Parker is zoo klemmend en zoo door wrocht, dat Cook het antwoord er op niet zal kunnen schuldig blijven. Hij zal onmogelijk „buitenaf' kunnen blijven. Uit Brig, in het Zwitersche kanton Wallis, wordt gemeld, dat te Geppen- stein onder de arbeiders van den Lötsch- berg-tunnel een samenzwering is ont dekt om de ingenieurs en opzichters te vermoorden. Veertig personen, meest Calabreezen, die een vertakking der Maffia schijnen te vormen, zijn daarbij betrokken. De politie heeft reeds zeven hunner gearresteerd. De Vereenigde Staten schijnen het te gaan meenen met hunne bedreigin gen tegen Nicaragua. De Nicaraguaansche zaakgelastigde „O lieveling, je kunt je niet voorstellen, hoe eenzaam het mij hier is zonder jou! „Uit pure vertwijfeling heb ik voor eenige dagen vriendschap aangeknoopt met „Neen, maar dat geef ik je uit honderd te raden. „Ik zal je nieuwsgierigheid echter niet te lang op de proef stellen en meteen maar vertellen, dat mijn nieuwbakken vriend niemand anders is dan mijn medeminnaar, althans, zooals jij veronderstelt, in het brein van je geachte mama, tevens mijn lieve schoonmoeder, want al wil zij er zelf niets van weten, het komt er op den duur toch van, nietwaar, mijn lief Stijfkopje? „Doch om op mijn pas verworven vriend schap terug te komen. Ik heb dan kennis gemaakt met den koninklijken rentmeester, den heer Bartenstein, en wij zijn zóó in tiem geworden ik wil gaarne bekennen dat het mijnerzijds niet aan toeschietelijk heid heeft ontbroken dat hij mij invi teerde tot een klein heerendiner op Hilgen- dorf, dat gisteren plaats vond. „Hoor eens, schatje, het is daar in één woord fameus! „Ik kan het je moeder volstrekt niet kwalyk nemen, dat zij een smachtend ver langen koestert naar dat klein aardsch para dijs. „Zelfs nam ik, gedurende eon ondeelbaar oogenblik, een kleine gewetenswroeging bij mij waar en kwam ik mijzelf een afschu welijk mensch voor, wijl ik mij niet ontzie om mijn best te doen te verhinderen, dat jij je leven lang kunt doorbrengen in dit oude, behaaglijke, voorname huis, met zijn haast onafzienbare bosschen en velden, uit gestrekt park en waterpartijen, en omringd te Washington heeft thans zijn pas poort gekregen. De secretaris van Staat, Knox, heeft bij het paspoort een schrijven gevoegd, waarin in krasse termen wordt geoor deeld over Zelaya, die een verstoorder wordt genoemd van den nationalen en van den internationalen vrede en een onderdrukker, wiens bewind een smet is op den naam van een goede regee- ring. In dit schrijven erkent Knox feite lijk de opstandelingen; maar hij geeft te verstaan, dat beide strijdvoerende partijen in Nicaragua verantwoordelijk zullen worden gesteld voor eventueels daden, welke schadelijk mochten zijn voor de belangen der Vereenigde Staten. Men neemt aan, dat dit schrijven ook de opvatting weergeeft van presi dent Taft. Uit New Orleans is nog bericht ont vangen o ntrent een daar ingekomen telegram uit Costa Rica. Dit telegram behelst, dat ook Franschen onderdanen in Nicaragua overlast is aangedaan. - Te New York is uit Bluefield bericht ontvangen, dat een Noorsch schip daar wapenen en munitie uit New York had aangebracht voor de opstandelin gen in Nicaragua, zoodat die nu wel toegeiust zijn, ook met machinegeweren. Hetzelfde bericht gewaagt van een over winning, door de opstandelingen bij Rama op president Zelaya's troepen behaald. Een ander bericht zegt, dat er een Fransch oorlogsschip van Martinique naar Nicaragua gaat. Toen de burgemeester van Hersing- fors dezer dagen den zeventigjarigen senator gelukwenschte, bedankte deze in een gloedvolle rede die zeer de aan dacht trekt en stof geeft tot besprekingen in de pers. Ik ben altijd een man des vredes geweest, zoo zeide Mechelin, maar ik beschouw het als mijn plicht deel te nemen aan den strijd voor ons recht. De strijd is ons opgedrongen, de strijd tegen een macht, welker vertegenwoor digers slechts een duister besef hebben van de waarheid dat het geluk der volkeren niet er in bestaat zooveel mo gelijk geregeerd en bevolen te worden, maar daarin dat hun rechten geëerbie digd en beschermd worden. Allengs zal mijn leeftijd het voor mij moeilijk maken aan den strijd deel te nemen, dien wij niet gewenscht hebben, maar de strijd is onvermijdelijk geworden en moet ten einde toe gestreden worden zoo noodig, van geslacht tot geslacht. Als mijn krachten het mij nog toelaten, dan zult ge mij zien in de rijen der strijders voor het recht. Deze rede van den bekenden en in vloedrijken Mechelin, die genoegzaam bewijst welke gevoelens de leidende van al den comfort van een weelderig leven, een ideaal in vergelijking met het kleine opperhoutvesterijtje ergens in een afgelegen hoekje, dat ik je eens hoop aan te bieden, maar waarvan ik zelfa de schaduw nog niet bezit. „Maar onmiddellijk dien ik daarop te laten volgen, dat die edelmoedigheid niet van langen duur was „Want ach, mijn lieveling, als ik daarbij bedacht, dat jij daar zat naast dien oueheer, als vrouw des huizes in de half donkere eetzaal, tegen wier hondeidjarige vergrauwde wanden een zekere vollemaans- schedel zoo effectvol afsteekt „vreeselijk" om jou lievelingswoord te gebruiken een disharmonie om in tranen uit te barsten. „Mijnheer de rentmeester deed eerst heel erg melanchoniek en zette, als weduwnaar, een echt gelegenheidsgezicht, maar na 'n paar glazen bordeaux en 'n ganzenlever pasteitje werd hij allengs spraakzamer en klaarde zijn tronie wat op. „En bij het malsche reeboutje met ge vulde tomaten, en vooral bij de schuimende champagne echte; niet uit Mainz maar heusch van Moët Chandon, je eerste werk was hij kolossaal opgeruimd en prees zich gelukkig, dat de prachtige betrekking als rentmeester op dit domein hem was toegewezen. „Maar hij liet er in één adem op volger* dat hij er een model-toestand had gevonden, alles in de puntjes, tot in de kleinste bi- zonderheden. IIEVWIIIU VAN (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1909 | | pagina 1