el Land van (lensden en illena, de Langstraat en de itoramelerwaard. let nut Tan den motor. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2909. Vf7 oensdag 12 Januari. FEUILLETON. 1910. VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7V, ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Langzaam stijgt de auto in onze achting. Eeist hebben wij er sprakeloos naar gekeken als een neger uit de binnenlanden naar het eerste horloge; toen zijn wij losgebarsten in woedende protesten en schrikkelijk gejammer, wan neer onhandige of ontoerekenbare be dieners dezer nieuwigheid, die het oude leven omverwierp, onze kippen of onze kinderen overreden, of althans een mooien dag, dien wij buiten dachten door te brengen, bedierven. Nu zijn wij gekomen in de dagen der berusting. We weten nu allen wel, zegt terecht een schrijver in de Auto", dat automobilisme niet meer alleen genoegen en sport beteekent. We zijn er van overtuigd, dat het een nieuwe, zeer nuttige factor is geworden in het maatschappelijk leven onzer dagen; dikwijls genoeg hebben wij gelezen of gehoord van gevallen, waarin de auto een onschatbare hulp was voor den menschvan gevallen dat de genees heer, dank zij de auto, tijdig kon op treden aan het ziekbed van een gevaar lijke ziektedat de ingenieur een veraf gelegen werk zoo dikwijls als noodig was kon gaan bezoeken en eurveilleeren dat de planter zijn anders moeilijk aan de markt te brengen producten naar de naastbijgelegen stad kon transportneren, enz. We kennen de autobussen, de auto-taxi's, de ziekenwagens, zooals die van „het Roode Kruis", de motorbe stelwagens van groote magazijnen. We kennen dit alles en nog veel meer, en niemand zal de nuttigheid van de auto betwisten. Maar behalve dit practisch nut, is de auto nog van een groot, hoewel indirect nut voor dengeen, die aan het stuur zit, en die goed zijn motor in alle onderdeelen heeft leeren kennen en begrijpen. Tijdens de opleiding tot bekwaam chauffeur en ook later in de chauffeurs loopbaan, wordt er, buiten ons bewust weten om, voortdurend gewerkt aan ons karakter, en eigenschappen worden ont wikkeld en aangekweekt, die ons als mensch rijper en sterker maken. We leeren snel handelen; we leeren zelf standig optreden; we leeren rustig blij ven in moeilijke oogenblikkenwe leeren verantwoordelijkheid kalm en fier dra gen; onze tegenwoordigheid van geest wordt geoefend; snel combineeren wordt ons een tweede natuur. Het oog ook wordt opgevoed. We schatten afstanden we woekeren met ruimte. Al ODze fa culteiten worden geëischt op drukke wegenmet de eene hand aan het stuur, Het koude angstzweet parelde Reichen- berg in groote druppels op zijn voorhoofd. Waar was hij eigenlijk? Hij tastte met sid derende vingers over de leuning van zijn armstoel en bekeek met verdwaasde oogen de schilderijen. En plotseling bedacht hij, dat hij op het porceleinen naambord voor de deur een naam had gelezenwelken naam ook weer? De oude brak het gesprek af en zeide toen plotseling op onverschilligen toon: „Waarom bevalt het u eigenlijk aan de universiteit niet meer?" Reichenberg sprong op. „Waarom..." „Het juristen beroep heeft toch stellig veel moois. Intusschen, als u daarin geen bevrediging vindt, doet u beter, een andere carrière te kiezen; daarvoor is het nooit te laat. U kunt bijvoorbeeld medicijnen of philosofie kiezen. Maar ik zou u niet aan raden, de universiteit geheel te verlaten. Uw zuster maakt zich zeer bezorgd over u." De jonge man zette onnatuurlijk groote oogen op. Hij mompelde als in een droom twee-, driemaal achter elkander„Reichen berg, firma Wechsler en Co." Hij voelde, dat de oude heer hem nog steeds strak aankeek en zag toen, dat er de andere aan een der hefboomen, de voeten op de pedalen, de oogen borend in de ruimte vooruit, zijn wo klaar om op het eerste telegram, van onze hersens uitgaand, te ageeren, te remmen, te keeren, uittewijken. Alles in ons is aandacht, intensief leven. De oogen ziende ooren luisteren. Het minste vreemde geluid van den motor dringt tot ons door. Wij zijn steeds bezig met regelen der carburatiewe denken aan het smeren telkens even het oliepompje verzorgen. De motor ja de motor, dat kloppende hart van onzen wagen, we bestudeeren hem doorloopend, we beluis teren hem zooals de moeder luistert naar de rustige ademhaling van haar slapend kind en we worden opmerkzamer, zoo gauw als iets daarin anders klinkt dan gewoonlijk, evenals die moeder doen zou wanneer haar wicht door de een of andere stoornis of ziekte onrustiger, gejaagder of flauwer zou ademhalen. En ook dit is, van onze moderne tijden, zoo'n goed iets. Het automobi lisme maakt vertrouwd met den motor! Wie een motor geheel, ten volle be- heerscht, is niet alleen practisch bruik baar voor de automobiel maar ook op elk ander terrein, waar thans de motor een rol speelt. Let eens op. Zij die zich thans vooral in Frankrijk onderscheiden in de aviatie, (vliegkunst) hebben veelal hun kennis van den motor opgedaan in het auto mobilisme, en daardoor alleen hebben ze een grooten stap voor op aviators, die nog nooit met een motor omgegaan hebben. Zoo bijv. Sommer, die onlangs de tijds-records van Wilbur Wright met zijn Farman-vlieger sloeg. Hij was een bekwaam motorist, en had vooral veel bekwaamheid in 't bedienen van motor- cyclettes. En ziet, bij zijn eerste proef, den eersten dag dat hij een aeroplane bezat, voerde hij reeds een welgeslaagde vlucht uit. Natuurlijk zullen d;e aviators het meeste succes hebben, die goed op de hoogte zijn van een motor en in de practijk geleerd hebben op alle kleinig heden, welke zich voor kunnen doen, acht te slaan, want de machine is en blijft het voornaamste deel vaneen vlieg toestel. Een aeroplane valt hulpeloos omlaag wanneer de motor weigert, en ook een bestuurbaar luchtschip is in een gevaarlijke positie, wanneer de motoren ophouden te werken, zoodat den aero naut, die zijn motor goed kan onder houden, veel moeilijkheden bespaard zullen blijven. Dan nog de motorbooten. Ook voor deze is de kundige automobilist vrijwel klaar. En wie weet wat de toekomst ons een glimp van medelijden over het gelaat van den oude gleed. „Jawel, maar dat zal u niet beletten, de colleges te bezoeken of te studeeren." „Aan de universiteit?" „Ja, waar anders?" „Maar ik ben juwelier!" „Hm!" „Ik ben" en op dat oogenblik zag Reichenberg duidelijk weer bet porceleinen naambord voor zich „ik ben immers niet krankzinnig ik ben niet krankzinnig!" Hij begreep het; men hield hem voor krankzinnig en bad hem naar den gekken- dokter gebracht! Zijn chef wilde hem in een gesticht laten opsluiten. Hij sprong op den dokter af. De oude heer had met een vlugge beweging den stoel tusschen zichzelf en den jongen man gebracht. Nu liep hij naar een tafeltje bij den muur en legde zijn vinger op een verborgen knop, met de woorden: „Schreeuwt u toch niet zoo Wie zegt toch, dat u krankzinnig is? Wij willen alleen uw hoofdpijn en maagziekte genezen." „Ja u is krankzinnigen dokter en dit is de kamer waar u uw patiënten onder zoekt daar is dat gat Hij wees naar de plaats naast de lijst, waar de don kere opening weer zichtbaar was geworden. „Maar ik ben zenuwdokter, begrijp mij wèl. En uw ziekte wordt door uw zenuwen veroorzaakt. Laat mij mijn gang maar gaan." „Ik ben niet ziek ik ben niet ziek Reichenberg, van de firma Wechsler en Co. Ik heb een garnituur voor mevrouw ge bracht. Ik ben niet ziek!" nog brengt, en wat voor toepassingen van den motor wij nog in de komende jaren zullen beleven, roept de schrijver uit. Is het niet aardig zoo'n modern mensch te hooren spreken over eene uitvinding van zijn tijd en den invloed daarvan op ons karakter? En treft het vooral niet, hoe duidelijk er uit blijkt dat het in den aard van de ontwikkeling der maatschappij lag, dat het vliegen eerst kwam toen het tuf-tuifen wat volmaakt was. Zoo ziet men, dat men voortdurend voortbouwt op elkanders werk en de eene verbetering de andere snel opvolgt. lluitesiilaiid. Te Luik is Woensdagavond op een zolderkamertje een in staat van ont binding verkeerend vrouwenlijk in een koffer gevonden. Uit het onderzoek is ge bleken, dat dit kamertje het laatst is be woond door zekeren Rothenburg, die twee maanden geleden met zijn 6-jarig doch tertje naar Bergen is vertrokken. Hij werd daar gearresteerd en heeft bekend, dat hij eenigen tijd geleden te Ant werpen zijne vrouw na een hevigen twist gewurgd en haar lijk in stukken gesneden en in 'n koffer verborgen had. Met dien koffer was hij eerst naar Brusel gereisd, waar hij enkele dagen bij zijn broeder en vervolgens bij zijne moeder woonde. Hij vertelde hun dat zijn vrouw te Antwerpen was gebleven en hij haar zou gaan halen. Hij bracht den koffer echter naar Luik, waar hij een kamertje huurde en den hinderlijken koffer neer zette en achterliet. Volgens een bericht uit Luik deed Rothenburg bij den rechter van instructie de volgende schrikkelijke bekentenis: „Eenen Zondag in October, te Ant werpen in de Scheldestraat wonende, was ik met mijne vrouw en mijn dochtertje naar eenen cinema gegaan. Onder de vertooning kreeg ik twist met mijne vrouwzij verweet mij dat ik een luiaard was en niet genoeg verdiende. Ik had 5 fr. per dag, en daarvan konden wij, spaarzaam levend, goed rondkomen. Na de vertooning zette zij hare ver wijtingen voort. Ik zegde niets, maar hare ontevredenheid had mij opgewon den. Ik deed de lamp uit en wij gingen te bed; maar, daar mijne vrouw voort ging met verwijten, verloor ik mijn geduld en gaf haar een vuistslag. Dat wond mij nog meer op en ik greep haar bij de keel. „Wat er toen gebeurde, weet ik niet, maar toen ik haar losliet, was mijne vrouw dood. Vruchteloos poogde ik haar tot spreken te brengen. Ik vatte toen het voornemen op, het lijk te verber gen. Ik had een grooten koffer; daar wilde ik het inleggen. Hij was <e klein en ik moest het hoofd van het lichaam „Ik zal u eens iets zeggen," zeide de arts, terwijl hij Reichenberg naderde. „Er is hier geen mevrouw, ik ben heelemaal niet getrouwd!" „Niet getrouwd! En de dame, met wie ik hier kwam „Och wat, tracht u nu eens kalm te be zinnen! Uw zuster „Mijn zuster En Reichenberg zakte in elkaar en viel in een leunstoel neer. Nu was alles hem onverschillig ge worden. Dicht in zijn nabijheid hoorde hij vlug spreken, maar hij begreep den zin van het gesprokene niet. Hij had niet de kracht om de dingen kalm te overdenken. Zijn zuster was een zwak meisje geweest heelemaal niet zoo'n mooie, gezonde vrouw als die ja wie? En dan zijn zuster was voor driejaar gestorven. Hij mompelde: „Ik heb geen zuster". „Uw zuster is een mooi jong meisje". „Ik heb geen zuster!" Maar plotse ling overviel hem een schrikkelijke angst. „Mijn garnituur met kostbaarheden!" gilde hij, wanhopig om zich heenkijkend. De dokter ging weer naar het tafeltje, en naast het schilderij werd weer de don kere opening zichtbaar. „Weg weg gilde Reichenberg, terwijl hij de handen voor het gezicht hield om het vreeselijke oog niet te zien. En toen folterde de angst hem weerhet garnituur diamanten twintigduizend kronen „Waar zijn de diamanten?" vroeg de dokter plotseling op luiden toon, terwijl hg hem naderde. scheiden om het er in te krijgen. En zoo leefde ik drie dagen in ééne kamer met het lijk, tot eindelijk de stank mij verplichtte den koffer naar den zolder te brengen. Eenige dagen later ging ik naar mijnen broeder te Etterbeek, waar ik een dag doorbracht. Van daar ging ik naar Luik, huurde er eene zolder kamer, bracht er den koffer naar toe en plaatste dien tusschen oude voor werpen. „De wroeging vervolgt mij overal; nergens heb ik rust en ik ben tevreden, door eene volledige bekentenis mijn gemoed te kunnen ontlasten. „Ik heb gedood, zonder te weten wat ik deed. Mijn vrouw is nu dood en ik betreur het". De moordenaar had zijn gruwelijk verhaal gedaan al weenend en snikkend. Volgens algemeen oordeel zijner vroe gere patroons en n^sdewerklieden was Rothenburg een voortreffelijk werkman en zeer zacht van aard. Ook hield hij zich met niemand bezig of deed ook geen moeite om met de andere werk lieden in nauwere aanraking te komen. Zijne vrouw (het slachtoffer), vergezeld van hun kind, kwam hem zeer dikwijls aan zijn werk afhalen en zeker zou niemand in die oogenblikken gedacht hebben, dat in dit gezin zulk vreeselijk drama zou afgespeeld worden. Het hof van appel te Santiago heeft het doodvonnis, dat over Beckert, den vroegeren kanselier van het Duitsche gezantschap, geveld is, bekrachtigd. Men herinnert zich, dat Beckert den Chi- leensche bediende van dat gezantschap vermoord, hem in zijne eigen kleeren gestoken en brand gesticht had, om zijne eigen verduisteringen te bedekken. De veroordeelde zal nu van het von nis bij het hof van cassatie in beroep gaan. Volgens een bij het departement van openbare werken te Weenen Zaterdag 1.1. ingekomen bericht van het bestuur der staatsmijnen in Raibi (Karinthië) is daar het tot het mijngebied behoo- rende ziekenhuis ingestort en in den grond verzonken. Zeven personen zijn gedood, o. a. de arts met zijn vrouw en zijn kind. Verscheidene huizen in de buurt moesten ontruimd worden, daar ze ook gevaar liepen in te storten. Het ziekenhuis was slechts een klein hulp-ziekenhuis, daar ernstige zieken naar Klagenfurt worden gebracht. Het terrein, waar het gebouw stond, is eigen dom van graaf Henckel. Op de plaats, waar het ziekenhuis is weggezakt, heeft zich een trechtervormig gat gevormd, dat langzaam vol water loopt. Aan po gingen tot redding der verongelukten kan niet gedacht worden. Over Riga heeft een geduchte storm gewoed, 2 dagen achtereen. Het tram en stoombootverkeer moest gestaakt worden. De Duna is 5 voet boven haar „Daar, in die kamer Uw vrouw heeft ze meegenomen. „Hardnekkig, zeer hardnekkig," mom pelde de dokter. Toen zeide hij heel zacht „Wij zullen verstandig met elkaar spreken beste vriend. U is dus bij Wechsler en Co. in betrekking. Goed. En u heeft mij van daag kostbaarheden gebracht." „Mevrouw heeft ze self uitgezocht. Iets meer dan twintigduizend kronen! En zij wilde ze u eerst even laten zien.' „U is dus met haar hierheen gereden „Zij ging met de juweelen in die kanier, en ik wachtte hier Reichenberg sprong op. Hij greep den dokter in de borst en gilde: „Geef mij die kostbaarheden terug!" Op dat moment ging een deur open en stormden twee sterke kerels de kamer binnen, en eer Reichenberg tot bezinning kwam, lag hij stevig gebonden op den grond. De dokter streek even over zijn ver kreukelde jas en zeide op zakelijken toon tot de verplegers: „Ik heb dadelijk aan zijn oogen gezien, dat hij zou willen losbreken." „Heer in den hemel, ik ben toch niet gek!" schreeuwde Reichenberg. „Telefoneert u toch even aan Wechsler en Co. 1" Dr. Landsteiner keek verbaasd op. Dat klonk zoo verstandig als hij na zoo'n aanval van razernij niet had verwacht. Maar dade lijk daarna glimlachte hij weer het zachte, eenigszins ironische lachje van den krank zinnigendokter: „Ik zal het doen, als u het verlangt." Hij opende de deur van de aangrenzende kamer. normalen stand gestegen. Ook het spoor wegverkeer ondervond veel belemme ring. In de stad zijn 2 menschen door vallende schoorsteenen gedood. Op de kust van Nieuw-Schotland heeft 't vree selijk gestormd. Men maakte zich ern stig ongerust over 17 visscherschepen met 76 man, die op zee zijn en waar van men geen tijding vernomen heeft. Van 25 andere schepen, die door den storm in zee gedreven werden, zijn er nog slechts 8 teruggekeerd. Oorlogsche pen zijn uitgezonden om naar de ver miste schepen te zoeken. Na den storm en overstrooming wordt Spanje thans door felle koude gekweld. Uit Asturië meldt men dat overal troe pen verhongerde wolven rondom de dorpen zwerven en het vee verslinden. De haven van Ferrol ligt toegevroren, iets wat nog nooit gebeurd is. Alweder heeft de Berlijnsche zelf moord-kroniek, die in het pas begon nen jaar reeds een schrikwekkenden omvang heeft bereikt (twaalf personen pleegden aldaar van 1 tot en met 4 Januari zelfmoord), een nieuw geval te vermelden. Een zekere Hans Polte, een 22-jarige klerk op een handelskantoor, schoot dezer dagen eerst zijn geliefde, de 20- jarige Frida Thurow, en vervolgens zich zelf dood. Polte betoonde, toen hij pas in dienst was, veel vlijt en bekwaamheid en was zeer gezien bij zijn chefs. In den laat- sten tijd echter verwaarloosde hij zijn betrekking dermate, dat die hem op oudejaarsdag tegen 1 Febr. werd opge zegd. Sinds nieuwjaarsdag liet Polte zich nu in 't geheel niet meer opzijn kantoor zien, en noch zijn ouders noch zijn collega's wisten waar hij was, daar hij 's nachts slechts enkele uren op zijn gemeubileerde kamer kwam. De noodlottige verandering, die in de levenswijze van den jongeman had plaats gegrepen, moest ongetwijfeld ge weten worden aan den omgang dien hij sinds eenigen tijd had met een buiten gewoon mooi, maar niet onbesproken meisje. Men zag het paartje gansche avonden en nachten van café naar café trekken, waardoor Polte's werk zeer leed. Nadat beiden er alles doorgebracht hadden, besloten ze gemeenschappelijk den dood te zoeken. Toen Polte's moeder op een middag haar zoon kwam opzoeken, vond zij de kamerdeur gesloten. Spoedig na herhaald kloppen, klonken twee schoten, die de rampzalige moeder deden begrijpen, wat er voorviel. De deur werd nu met geweld geopend maar de vreeselijke daad was reeds volvoerd. Polte had zijn geliefde een doodelijke wonde in het hoofd toegebracht en zich zelf levensgevaarlijk gewond. Het meisje was reeds dood. Hij zelf ademde nog flauw, maar stierf in het ziekenhuis, waarheen de politie hem had laten vervoeren. „Komt u maar mee naar de telefoon." De oppassers leidden Reichenberg naar de telefoon, terwijl zij zijn ellebogen op ijn rug vasthielden. De arts sloeg het lijstje der telefoon nummers op. „2314," zeide Reichenberg. Dr. Landsteiner riep glimlachend het nummer. „Neemt u even de andere ge hoorbuis," zeide hij, en een der oppassers hield Reichenberg de buis tegen het oor. „U spreekt met dr. Landsteiner!" „Wechsler en Co.!" „Is bij u een meneer Reichenberg in betrekking en kan ik dien even spreken?" „Het spijt mij, meneer Reichenberg is juist met een dame vertrokken, die hem over zaken moest spreken." De arm van den dokter viel machteloos neer. „Meneer!" schreeuwde hij, „meneer, heet u Reichenberg?" „Om u te dienen „U ia bij Wechsler en Co. in betrekking?" „Ja!" „U is geen jurist?" „Neen!" „Die dame was niet uw zuster?" „Neen... maar uw vrouw!" „Neen, en nog eens neen 1" „Heere God... en mijn garnituur!" De dokter stormde de werkkamer binnen. Maar het was te laat. De dame met ds kostbaarheden was reeds een uur geleden verdwenen. Naar het Duitsch. (Slot.) (2

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1910 | | pagina 1