Moerende bij bet NieuwsM voor bet Land m Hensden ei Altera Tra Zaterdai 19 Febr. 1910, No. 2920. BUITENLAND. Het volgend schrikwekkend staaltje van afschuwelijke ontaarding en den verderfelijkeu invloed van sommige kinema-stukken op kinderharten, wordt uit Milaan gemeld Drie jongens, twee van tien en een van elf jaar, waren naar een kinema- tograaf-voorstelling gaan kijken. Onder de verheffende tafereelen als „De min naar onder het bed" en „De moorde naar", was er een, dat hen bijzonder getroffen had: „Bij de kanibalen". Men zag er een troep zwarte menscheneters een blankgezicht gevangen nemen, vuur maken, den blanke braden en veror beren. De jongens begaven zich na afloop buiten de stad, verzamelden droog hout en gingen op de loer lig gen om te zien of er geen kind voorbij kwam, dat ze gevangen konden nemen. Een klein jongetje kwam eindelijk aan. De drie jonge kanibalen wierpen zich op hem, bonden hem, legden hem op het houtstapeltje en staken dit aan Gelukkig werden de angstkreten van het arme kind gehoord en kon men het van een vreeselijken dood redden. Prof. Lowell, de bekende waarnemer van de planeet Mars, in de Vereen. Staten, heeft nu weer een bericht over een reusachtig nieuw „kanaal", dat naar hij met zekerheid meent te mogen verklaren in enkele maanden tijds door de „Mars-bewoners" moet zijn aangelegd voor irrigatie-doeleinden. Ja, Lowell gaat nog verder en beweert dat het bedoelde kanaal een uitgestrekte woestijnvlakte heeft vruchtbaar gemaakt en er een weelderigen plantengroei heeft doen ontstaan. Lowell baseert zijn conclusies op fotografieën. Er zijn in de V. St. geleerden van beteekenis, die deze verklaring voor zekerheid aannemen. De meosten ech ter houden den Mars-waarnemer voor het slachtoffer van optische dwalingen. De „kanalen" zijn er in werkelijk niet, meenen die laatsten. Een der directeuren van de Bristol Tramweg Maatschappij zal zich voor eigen rekening eenige vliegtuigen aan schaffen. Binnen twee of drie weken worden ze geleverd. Hij gelooft het ver voer in de toekomst door de lucht te kunnen leiden. Nu de algemeene verkiezingen in Engeland zijn afgeloopen blijkt, dat het Lagerhuis thans bestaat uit 275 liberalen, 40 arbeiders, 82 nationalisten (van wie 72 Redmondisten), tezamen 397, en 273 unionisten, van wie 48 liberale unionisten. Meerderheid voor de regeering tegen het Hoogerhun 124. In het vorige Lagerhuis telden de liberalen 373, de arbeiders 46, de na tionalisten 83, de unionisten 168. De bekende sterrenkundige Sir David Gill heeft Dinsdagmiddag in Westmin ster een populaire lezing over sterren kundige vraagstukken gehouden. Hij had het ook over de komeet van Halley, die in 1835 te zien is geweest en zich nu weer zal vertoonen. Op den 21sten Mei zal zij het mooist te zien zijn. Bijgeloovige menschen zullen haar als een politieke komeet beschouwen, om dat de sterkste van de twee voornaam ste partijen in het Lagerhuis in 1910 ongeveer dezelfde is als in 1835. In 1835 was er een ontbinding van het parlement en in 1910 was er een ont binding. In 1835 werden er 385 libe ralen en in 1910 393 regeeringsaan- hangers gekozen en de oppositie was toen en nu precies gelijk: 273. De bevolking van Turijn leeft in schrik en angst voor een steker. Eer gisterenavond liepen in een straat in een buitenwijk twee meisjes. Plotseliug naderde een man, die de meisjes rake lings passeerde. Beide meisjes werden door dien man met een scherp voor werp in het onderlijf gestoken. De po litie zoekt vergeefs naar den dader. Hij was na zijn laffe misdaad in een war net van stegen verdwenen. De toestand der getroffen meisjes is bedenkelijk. Men wanhoopt aan hun behoud. Er heerscht in de stad een zenuwachtige opwinding, welke door de machteloos heid der politie verhoogd wordt. De moordenaar van prins Ito is te Port Arthur ter dood veroordeeld. Van zijne twee medeplichtigen is de een tot drie jaar, de ander tot achttien maanden harden arbeid veroordeeld. Het oproer te Kanton (China) breidt zich uit. Zesduizend door Japanners ge oefende soldaten zijn thans in opstand. In een hevig gevecht dat Maandag bij de oostelijke poort plaats had, werden 500 muiters gedood. Een aantal politie posten werden vernield. De onderkoning moet verklaard hebben, dat hij in de wijken, welke door d6 muiters bezet worden gehouden, niet langer voor de veiligheid der vreemdelingen kon in staan. De zendelingen met hun gezinnen en de spoorwegbeambten hebben daarna een schuilplaats gezocht in de Europee- sche wijk. De Engelsche bladen melden, dat de Perzische regeering Rusland formeel heeft gesommeerd om zijn troepen uit Perzië terug te roepen. Anders is het betoogt de Persische regeering on mogelijk voor haar, om de rust en orde in Perzië te herstellen en te handhaven. Bij de kiesreehtopstootjes in Duitsch- land heeft het er nergens zoo dreigend uitgezien als te Neumünster in Sleeu- wijk. Reeds Zondag had de politie daar eenige betoogers in hechtenis genomen. Dinsdag was er een nieuwe optocht. Volgens berichten van verschillende kanten, schoten de sociaal-democraten of wie er dan anders aan de betooging deelnamen, met revolvers op de politie. Het scheelde maar een haar, of een van de kogels had den commissaris van po litie getroffen. Een sergeant van de poli tie werd door een steen uit de derde verdieping van een huis zwaar gekwetst. Pas toen de politie de met wapens op dringende menigte niet meer kon keeren, werd een compagnie van het 163ste regiment ontboden. De kapitein liet de geweren laden en onder het roeren van de trom de menigte aanmanen, de straat te ontruimen. Toen pas ging de menigt6 er in wilde vlucht van door. De troepen hebben gelukkig geen schot gelost. Volgens een bericht uit Luik, heeft er Woensdagnacht een instorting plaats gehad in de kolenmijn Corbeau teGrace- Berleur, waardoor alle mijnwerkers, die in den mijn aan 't werk waren, bedolven werden. Er zouden vier dooden en drie gewonden zijn. Het Fransche ministerie van kolo niën maakt aangaande een overval in Wadai bekend, dat een colonne Fran- schen den 4en Januari in Abir Tawil in een hinderlaag viel. In de engte, waarin de Franschen zich bevonden, maaide de vijand er velen neer. Een kapitein, twee luitenants, twee sergean ten en 101 tirailleurs alsmede een on bekend aantal inlandsche volgelingen sneuvelden. Verschillende Fransche kranten schrij ven over deze overrompeling en uitten daarbij de vrees, dat zij ernstige gevol gen zal hebben. De Gaulois denkt, dat de inboorlingen waarschijnlijk van het behaalde voordeel, dat zij aan de onvoorzichtigheid van de Fransche overheid te danken hebben, partij willen trekken, en de heerschappij van Frankrijk over het gebied dienten gevolge misschien opnieuw in gevaar gebracht zal worden. De Eclair verlangt, dat het parlement zich zal haasten, de noodige credieten voor de oprichting van een corps van 20,000 Senegaleesche fuseliers toe te staan. Anders zou Frankrijk in twintig jaren tijds al zijne Afrikaansche bezit tingen kwijt kunnen raken. Boertsel, Russische rechter van in structie voor bijzonder gewichtige aan gelegenheden, om de verduisteringen bij de intendance daar na te gaan, is plotseling overleden. Een gerucht wil, dat men hem vergeven heeft. Koscinski, de achtvoudige moorde naar van Boguslawice, (zie ons vorig no.) heeft nu bekend. Hij vertelt, dat hij den moord in een half uur tijds alleen heeft gepleegd. Daarna trok hij de kleeren van den man aan en stopte zijne eigen met bloed bevlekte uniform in een koren schuur weg. Volgens een bericht uit Parijs is daar, op verzoek van de douane te H&vre, de firmant van een groot exporthuis gearresteerd. Ook te H&vre hadden twee arrestaties plaats. De drie in hechtenis genomen personen, onder wie zich ook een douane-beambte bevindt, worden beschuldigd 7an groote belastingont duikingen. De ontduikingen moeten reeds jaren lang hebben plaats gevon den en bedragen, naar de geruchten willen, verscheidene millioenen. In de kringen van het Russische hof is er, volgens den Peteisburgschen cor respondent van de Daily Mail, groote opschudding over het geheime huwelijk van grootvorst Michael Alexandrowitsj, den eenigen broer van den Tsaar, met een vrouw, die een veelbewogen levens loop achter den rug heeft en niet min der dan drie malen gescheiden is. De grootvorst, die chef van een ruiter- regiment te Orel is, heeft zich met zijne morganatische vrouw in verschillende deftige eetgelegenheden te Moskou ver toond. Te St. Petersburg wist men, dat de grootvorst de vrouw zeer genegen was, maar pas Maandag werd bekend, dat hij metterdaad met haar getrouwd is. De Tsaar moet woedend zijn, en kei zerin Marie heeft, toen zij onlangs uit Kopenhagen terugkwam, haren zoon niet willen ontmoeten. De grootvorst is 32 jaar. Voor Tatjana Leontiëf, de moorde nares van Müller (dien zij voor een Russisch bewindsman aanzag) in het hotel Victoria te Interlaken, zal in Augustus haar straftijd ran drie jaar voorbij zijn. Men weet, dat zij sedert lang in een krankzinnigengesticht ver pleegd wordt. Hare geestvermogens nemen snel af, zoodat zij voor niets meer belangstelling toont en met kin derlijk spel den tijd doorslaat. Tot wer ken is zij niet bekwaam. Onlangs is medegedeeld, dat Tatjana na hare invrijheidstelling naar Rusland gezonden zou worden. De Russische revolutionairen hebben tegen dat plan een levendige protestbeweging op touw gezet. De ziel van deze beweging is de schrijver Bernhard Taft. Deze heeft aan Parijsche kranten een brief gestuurd, waarin hij de bewering uitspreekt, dat een Russische politie-spion Tatjana aan gestookt heeft om den moord op Mul ler te plegen, met het opzet, om voor de revolutionairen hun veiligste wijk plaats, Zwitserland te slditen. Het zou daarom een barbaarschheid zijn, het meisje aan Rusland uit te leveren. Uit vertrouwbare bron verluidt echter, dat Zwitserland niet aan een uitleve ring denkt, indien Tatjana's te Bern wonende ouders de zorg voor haar op zich willen nemen, waaraan geen twij fel schijnt te bestaan. Men zal zich de berooving van het wonderdadige Maria-beeld teCzentokau, Polen, eenige maanden geleden, herin neren. Op een goeden dag was het beeld van de schatten ter waarde van vele millioenen ontdaan, die er in den loop der eeuwen bij opgestapeld waren. De politie in de heele wereld is in de weer geweest om de dieven te zoeken. Nu heeft de Russische politie de schul dige eindelijk gevat. Het is een non uit Jekaterinoslaf, die door haren vro men levenswandel tot nu toe boven alle verdenking verheven leek. De vrome vrouw stond aan het hoofd van een bende kerkdieven, die op be wonderenswaardige wijze georganiseerd was. In hare kamer heeft men het grootste gedeelte der geroofde kostbaar heden gevonden. Ook een medeplichtige van de dief egge is in hechtenis genomsn. In het Jildis-paleis zijn, naar uit Kon- stantinopel gemeld wordt, zaken ge vonden, waaruit onwederlegbaar blijkt dat sultan Abdoel Azis indertijd zelf moord heeft gepleegd door zich de pols aderen te openen. O.a. zijn twee nagel- scharen gevonden, waarmede de zelf moord is gepleegd. Verder papieren, die geen twijfel laten. In het onlangs verbrande Tsjeragar-paleis heeft zich den 4den Juni 1876 de bewuste trage die afgespeeld. Abdoel Azis, die eenige dagen te voren tot aftreden gedwongen was, werd badend in zijn bloed gevon den. Het heette, dat hij vermoord was geworden op last der ministers en vijf jaren later werd Midhat pasja, de groote hervormer, wegens medeplichtigheid aan den zoogenaamden moord ter dood veroordeeld, welke straf veranderd werd in levenslange verbanning naarTaifin Arabië (waar hij later gewurgd is). Zijn zoon Ali Haidar was reeds lang doende met pogingen om de nagedachtenis zijns vaders in eer te herstellen en hij trachtte een herziening van het proces te be werken. De thans op Jildis gedane vondst heeft Midhat pasja bevrijd van den smet, dien men hem had aange wreven. Een Amerikaansch gerechtshof heeft zijdelings te verstaan gegeven, dat een man verplicht is, een echtbreker te dooden. Voor een hof te New-York diende een zaak wegens echtscheiding, waarin de man als eischer optrad. Zijn eisch werd afgewezen, omdat hij den echtbreker niet gedood had. De voor zitter verklaarde bij de toelichting van de afwijzing, dat de eischer een buiten gewoon pootig man leek. Daarom scheen zijne gemoedsrust tegenover een on recht, dat de meeste mannen niet alleen gelegenheid, maar ook het recht tot doodslag zou geven, hoogst onverklaar baar. De echtgenoot had namelijk verklaard, en die verklaring was door een getuige gestaafd, dat hij toen hij zijne vrouw verraste geen woord tegen haar of den echtbreker gezegd had. De uitspraak wekt te New-York groot opzien. Te Bormes, een klein plaatsje bij Toulon, is groote opschudding veroor zaakt door het volgende voorval. Een man meldde er zich aan het gemeen tehuis aan. Hij droeg een zak, die ta melijk zwaar leek. Hij zette den zak op den grond, maakte hem open en haalde er een voorwerp uit in den vorm van een bom. Het was inderdaad een bom, waarvan de buitenzijde met ijzerdraad omwonden was. De man nam de bom in de hand en plaatste hem rustig op een tafel. Zonder eenige overhaasting haalde de man lucifers uit zijn zak, streek een vlammetje en stak de lont aan. Toen wilde hij kalmpjes weggaan, maar juist kwamen de gemeente-secre taris en den veldwachter binnen, die, hevig verschrikt, op de bom aanvlogen en de brandende lont doofden. Toen haalde de onbekende een revolver te voorschijn, mikte op den secretaris en den veldwachter, trok af en miste. Daar op het wapen op zichzelf richtende loste hij twee schoten in zijn mond en viel neer in een bad van bloed. Kort daarna stierf hij, maar vóór de dood intrad deelde hij nog mede, dat hij zich had willen wreken over een vonnis, dat de kantonrechter tegen hem had uit gesproken. De bom bleek na onderzoek een al lergevaarlijkste helsche machine te zijn. Een ontploffing zou zeker verschillende huizen hebben doen instorten. BINNENLAND. Het Eerste Kamerlid baron Van Heeckeren van Keil heeft Dinsdag den volgenden brief gericht tot den voor zitter der Eerste Kamer: „HoogWelGeboren Heer! Aan het einde van de zitting dezer Kamer van 10 dezer heeft de minister van buitenlandsche zaken gemeend te moeten terugkomen op woorden door mij bij de behandeling der begrooting van zijn departement reeds vóór de pauze den vorigen dag gesproken. Niet aanwezig zijnde, ter onmiddel lijke beantwoording van deze, blijkbaar lang overdachte rede des ministers, heb ik daarop in de laatste zitting dezer Kamer, op 11 Februari, welke op dien dag zou uiteengaan, over deze zaak een nota aangekondigd, die ik mij voorstelde aan de Kamer te zullen inzenden. Ik nam mij voor in die nota nogmaals uitvoerig mijn standpunt in deze zaak uiteen te zetten en niet alleen te mijner rechtvaardiging eene korte mededeeling te doen betreffende de bronnen, waaruit ik mijne wetenschap in deze heb geput, maar ook te treden in eene uiteraard meer uitvoerige en meer tijd vorderende beantwoording van het door den mi nister wiens goede trouw ik overi gens nimmer in twijfel heb getrokken bijgebrachte. Ik wensch toch slechts aansprakelijk te worden gesteld voor mijne eigen woorden en meening en niet voor allerlei gevolgtrekkingen, die de minister daaruit gelieft te trekken. Zoo zeide de minister o. a., dat de heer Van Heeckeren eene beschuldiging had geuit tegen eene bevriende natie en tegen het hoofd van die bevriende natie. De Minister moge weten, hoe hij die geheel onjuiste gevolgtrekking zal moti- veeren, maar de ondergeteekende pro testeert nu reeds met de meeste klem tegen dergelijke onjuiste verdachtma- kende conclusie. Van bevriende zijde maakt men mij echter opmerkzaam dat het groote belang mijner nota alleen kan gelegen zijn in het eerste der beide genoemde punten het noemen nl. der bron, waaruit ik mijne mededeeling put en de ontwik keling van het tweede punt immers op dit oogenblik slechts van zeer secundair belang is. Ik ben daarom te rade geworden om de door mij toegezegde nota alleen te doen loopen over het eerste der beide genoemde punten, maar deze dan ook terstond aan de Kamer in te zenden. Nu merk ik dienaangaande op, dat de minister het wil doen voorkomen alsof ik mijn critiek op zijn beleid heb gegrond op een los gerucht, en dit als een feit zou hebben voorgesteld. Met den meesten nadruk moet ik tegen deze voorstelling opkomen. De gebeurtenis waarop ik doelde, is mij destijds mede"- gedeeld door den toenmaligen minister president, met wien ik over den aard en de beteekenis er van niet eens, maar herhaaldelijk van gedachten heb gewis seld en dat ik niet de eenige ben, met wien er over gesproken is, maar dat deze ook werd medegedeeld aan andere hooggeplaatste personen, minis ters, ministers van staat, Kamerleden, is destijds, later en ook in de jongste dagen gebleken. Daaruit meen ik deze tweeledige condusie te mogen trekken lo. dat het mij, in voege voormeld, medegedeelde mocht en zelfs behoorde te beschouwen als een vaststaand feit, en 2o. dat dit feit niet in die mate geheim was gebleven, dat het aan den tegenwoordigen minister van buiten landsche zaken kon onbekend zijn, zoo min als het onbekend is aan andere zijner collega's. Het is toch duidelijk, dat dergelijke mededeelingen van mi nisters betrekkelijk gestelde, positieve feiten, geheel in afwijking van mede deelingen omtrent negatieve feiten, waarvan wordt gezegd, dat zij niet heb ben plaats gehad, als voldoenden grond moeten worden beschouwd om deze voor waar aan te nemen. Naar dien regel heb ik mij gedragen. Intusschen geef ik toe de mogelijk heid, dat ook mededeelingen of ver klaringen zelfs van ministers soms on waarheid zouden kunnen bevatten. Indien het nu mijnerzijds lichtvaardig is geweest van de mij gedane mede deelingen onder de bestaande omstan digheden als volkomen juist en gegrond aan te nemen, dan wil ik wel erkennen in deze lichtvaardig te hebben gehan deld. Ten slotte veroorloof ik mij de op merking, dat wanneer de minister van buitenlandsche zaken had kunnen goed vinden om deze gewichtige zaak, die mij zwaar op het hart weegt, en die ik ten vorige jare als lid der Staten- Generaal op geheel objectieve wijze heb ter sprake gebracht, op even objectieve en onpersoonlijke wijze te behandelen in stee van dit te doen in den onheu- schen vorm, toen daarvoor door hem uitgekozen, of had kunnen goedvinden, zelfs nog de vorige week, de zaak in comité-generaal te doen bespreken, deze niet den onverkwikkelijken loop zou hebben genomen, welke zij tengevolge van de agressieve houding des ministers nu dreigt te nemen. U H.W.Geb. gelieve inmiddels de vernieuwde verzekering mijner meeste hoogachting aan te nenen. (w. g.) CAREL VAN HEECKEREN". Tot zoover de brief van baron Van Heeckeren. Het spreekt van zelf, dat dr. Kuyper het antwoord hierop niet schuldig zal blijven. Het Hbl. maakt erop opmerkzaam, dat Dr. Kuyper, door den heer Van Heeckeren aangewezen als zijn bron van kennis omtrent den vermeenden brief van den Duitschen Keizer aan Onze Koningin, reeds vroeger de juist heid van het gerucht ontkend heeft. Eerst in een interview in de Temps, waarin hij het „de la fantaisie pure" noemde, later in een verklaring in De Standaard. Volgens deze heeft dr. A. Kuyper, „daartoe door H. M. de Koningin gemachtigd, aan den Duitschen Chargé d'Affaires, die inlichting verzocht, me degedeeld, dat door de Koningin nim mer met hem over een brief, die van den Duitschen keizer ontvangen zou zijn, ook maar met één woord gespro ken is, en dat hem veel minder nog van zulk een brief inzage is gegeven." Nu de heer Van Heeckeren Dr. Kuy per als zijn bron aangewezen heeft, is het ook niet onaardig alsnog kennis te nemen, wat de Standaard van eergis terenavond vertelde omtrent de „on- heuschheid", waarmee 's keizers naam hier te lande in het geding was ge bracht „Al wat dienaangaande was rondge bazuind, rustte op pure verzinning, en ook van een tusschenpersoon, dien de Duitsche Keizer gebruikt zou hebben, is geen oogenblik sprake geweest. Het was dan ook volkomen naar eisch van internationale courtoisie, dat de minis ter de onheuschheid, waarmee 's Keizers naam hier te lande in het geding was gebracht, poogde uit te wisschen door een zeer bijzondere betuiging van hoog achting en eerbied voor den machtigen vorst." In de vergadering der Tweede Kamer van Dinsdagmiddag was ingekomen een schrijven van dr. Kuyper, waarin hij bericht, dat hij zich, zoolang het enquête-voorstel aanhangig is, zal ont trekken aan de werkzaamheden der Kamer. Volgens het Utr. Dbld. is sedert Vrijdag /an de vorige week de 14-jarige Jan van der Wiel, van den Dolder- schenweg, onder Zeist, vermist. Het is een allerzonderlingste geschiedenis. Jan is gaan spelen op het z. g. „Zand, een zandvlakte lings van de spoorbaanhij is daar gezien met andere kinderen en omstreeks 11 uur naar huis gegaan. Hij heeft gezegd, dat dit zijn plan was; z'n speelvriendjes zijn tot den overweg van de halte met hem meegeloopen en toen huns weegs gegaan. Jan was vlak bij zijn huis, want zijn woning staat langs den spoorbaan, nog geen dertig pas van de halte „Doldersche weg". De knaap is nadien nog even gezien in tegenwoordigheid van een mijnheer, ook al weer vlak bij de halte en toen verdwenen. Men miste hem bij het eten te 12 uur. Vast staat dus, dat de jongen te 12 uur al zoek was. Maar dat is dan ook het eenige, wat men weet. Natuurlijk loopen er vele geruchten. Twee daarvan komen meer op den voorgrond. Men beweert, dat de vreemde mijnheer ook al den dag tevoren aan den Dolderschenweg is geweest. Toen sprak hij een schoolgaanden jongen aan, en deze heeft aau de politie mede gedeeld, dat de mijnheer hem vroeg of hij meeging naar Amerika, dan zou hij een gulden kunnen verdienen. Toen de jongen doorliep en deed alsof hij niets hoorde, ging de vreemdeling ver der, hardop vloekende. De menschen, die Jan van der Wiel het laatst hebben gezien, houden vol, dat hij toen in gezelschap was van dienzelfden heer. Men houdt dat zeer pertinent vol. Ook andeie personen hebben dien vreem deling gezien; maar nu is het frappant te hooren, hoezeer de verschillende verklaringen van al die personen uit- eenloopen. De een noemt dien mijnheer een chique man, met een prettig uiter-

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1910 | | pagina 5