el Land van flensden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. Men zegt. JEen arm Meisje, Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. flfo. 2925. Woensdag 9 Haart. FEUILLETON. Unb van ali^ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 191Q. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7Vi ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Uit de dagen onzer jeugd kunnen we ons zeer flauw herinneren, dat ergens in Nederland, laat ons zeggen, te Ner- genshuizen, een blaadje werd uitgegeven waarin geregeld een rubriek voorkwam, met het opschrift „Men zegt". Die ru briek maakte zich voortdurend tot tolk van boosaardige geruchten, welke van sommige personen verspreid werden,op zoodanige wijze dat nimmer namen werden genoemd en toch ieder begrijpen kon, wie in deze kolom zooal aan de kaak werden gesteld, 't Geheel vormde een schier ongelooflijk samenraapsel van laster, waardoor de eer en de goede naam, soms van de meest achtenswaar dige penonen, op de schandelijkste wijze door het slijk werden gesleurd. En wij meenen ons ook te herinneren wat wel het allertreurigst was in deze treurige geschiedenis, dat de beruchte kolom met graagte werd gelezen en dat het venijn van den laster op die manier jaren lang zijn uitwerking kon doen. Naar wij meenen, is de Nergensbui- zensche geschiedenis al lang uit, hetgeen wij gaarne willen aannemen als bewijs, dat de menschen op dit punt beter zijn dan ze een halve eeuw geleden waren. Overigens zou men zich ten zeerste vergissen, indien men meende dat „men zegt" niet van Nergenshuizen zijn do micilie naar elders zou hebben overge bracht. Integendeel meenen wij goed te weten dat er een heele familie van dat soort bestaan, die hun tenten overal hebben opgeslagen, maar misschien op een beetje andere manier werken dan in onze jeugd het geval was. Wie of wat is toch eigenlijk „men zegt?" Ja, dat is een wonderlijk en zonderling iets; half persoonlijk, half onpersoonlijk; een combinatie van het persoonlijk voornaamwoord „men" met den derden persoon enkelvoud in den tegenwoordigen tijd van het werkwoord „zeggen". Die twee hebben een soort van naamlooze vennootschap aangegaan, want de aandeelhouders blijven op den achtergrond; een vennootschap die wel is waar geen koninklijke en alleen maar een duivelsche goedkeuring bezit, maar toch zeer goede zaken doet, en waarvan het doel in hoofdzaak is: zoo veel mogelijk praatjes en lasterlijke ge ruchten te verzamelen, te verspreiden en te exploiteereD. De vennootschap werkt, om eerst een beeld te gebruiken, op de manier van de lieve straatjeugd, die, in een WILHELMINA HEIMBURG. 14) Het begin van Elze's werkzaamheden als gouvernante was nog uitgesteld gewor den. Zij wist echter niet, dat Moritz in stilte tot zijn vrouw had gezegd: „Frieda, hoor eens! gij wilt volstrekt niet, dat de kinderen voor Januari met het inspannend onderwijs beginnen!" En Frieda had, toen Elze de jonge vrouw ver zocht, of zij bepalen wilde, wanneer het onderwijs beginnen zou, zeer bedaard ge antwoord: dat men nog wel den tijd had, dit eens te besprekenvoor Januari mocht zij er echter niet aan denken, de kinderen op te sluiten; Moritz moest ook eerst een onder wijskamer laten inrichten met banken volgens de eischen der hygiëne de oudste groeide zoo sterk en bovendien, vóór het Kerstfeest voorbij was, zouden de kin deren toch geen aandacht aan het onderwijs kunnen schenken. Op dit stuk hielp ook geen redeneeren van mevrouw van Ratenow, want Frieda's meening moest zoo goed als die der grootmoeder geëerbiedigd worden; bovendien was het de jonge vrouw veel te aangenaam, in den nog steeds durenden stillen rouwtijd iemand tot gezelschap te hebben, dan dat zij aan een verstandig voorstel van haar schoonmoeder gehoor zou hebben gegeven. En Moritz? Nu, die stond, als altijd, onder den pantoffel, zooals de sneeuwrijken winter, er vermaak in schept om wat sneeuw tot een bal saam te persen en dien bal langzaam voort te rollen, zoodat hij schier onopgemerkt maar voortdurend, grooter wordt en eindelijk zoo groot dat men hem niet meer kan voortbewegen, zoodat hij hin derlijk en gevaarlijk wordt voor de pas sage en niet dan met de grootste moeite weer uit elkander kan worden gewerkt. Wat het feitelijke betreft, het gaat b. v. zoo: de krantenbezorger komt 's avonds aan de deur en zegt: „de lucht ziet zoo rood aan dien kant, waar boer Willemsen woont; 't lijkt wel of er brand is." De werkmeid komt verrukt in de keuken en deelt aan de tweede meid mede, dat er brand is, aan de kant waar boer Willemsen woont. Do tweede meid, al even ver rukt, deelt mevrouw mede dat er brand is bij boer Willemsen. Mijnheer gaat er op uit, deelt terloops het nieuws aan een paar kennisson mee; politie en brandweer worden daardoor ook op de hoogte van de zaak gesteld en nemen alvast maatregelen, terwijl spoe dig de eerste schare nieuwsgierigen ter plaatse des onheils verschijnt, juist op het oogenblik dat boer Willemsen, in zalige onwetendheid van 's werelds woelen, zijn muts over de ooren trekt en heil gaat zoeken in de armen van Morpheus. Men zal zeggen: „dat is een vrij grappig en onschuldig geval". Wel zeker: het bewijst alleen maar, hoe veel de menschen van een babbeltje houden, hoe weinig ze daarbij hun ooren den kost geven en hoe weinig ze letten op oorzaak en gevolg. Maar in negen van de tien gevallen is de zaak lang zoo onschuldig niet. Wan neer de een meent dat deze of gene dit of dat heeft gedaan, en dan bij voorkeur iets wat niet goed is, dan wordt dit in zeer omzichtige termen medegedeeldmaar van dat oogenblik af gaat de bal aan 't groeien. Nommer 1 van de napraters zegt al iets meer no. 2 noemt een naam, no. 3 het feit zelf; no. 4 zegt dat het stellig waar ismen heeft het van die en van die. Van de onderstelling dat iets mogelijk zou zijn komt men iu een oogenblik tot de meest absolute zekerheid dat het werkelijk waar is en de man of de vrouw, die 's morgens vrij uit ging, ziet 's avords zwart in de oogen der menigte, die toch niets anders ge daan heeft danop onnadenkende wijze aan den lust tot babbelen bot vieren. oude dame onder vier oogen halfluid tot tante Lotte zeide. Elze had in Frieda's elegant, blauw salon ook haar vroegere schoolvriendin, Annie Cramm, teruggevonden. Deze was natuurlijk onmiddellijk na haar bevestiging in het ouderlijk huis teruggekeerd en verkeerde reeds twee jaar lang in de wereld. „Zij is een gans", zeide Frieda dikwijls openhartiger dan beleefd. „Maar met gouden veeren, lieve kind!" voegde tante Ratenow er aan toe; „en dat vergoedt veel." Elze praatte recht naar hartelust met Annie Cramm over de kostschool; de jonge dame kwam soms zelfs boven bij tante Lotte en tusschenbeide kon zij dan buiten gewoon zuchten en er jammerlijk uitzien; daarbij hield zij nauwkeurig boek van elk bal en van allen, met wie zij gedanst had. Daar zij een sopraan-stemmetje bezat, kwam zij dikwijls op Frieda's muziekavondjes. Zij zong het liefst solo en verscheen steeds in een uitgezocht toilet, al kwam het ook niet altijd overeen met haar persoontje en po sitie, waardoor zij niet zelden den spotlust opwekte der jonge huisvrouw, die voor alles wat niet bijzonder „chic" was, een bijna ziekelijke gevoeligheid bezat. Elze's eenvoudig, zwart cachemiren japon, noemde zij „nogal fatsoenlijk." Wat kon Frieda er ook aan doen? In het begin was zij voornemens geweest de wel wat al te simpele garderobe van het meisje met eenige van haar eigen klee- dingstukken aan te vullen, maar was daarbij gestuit op den krachtigen tegenstand van haar anders zoo toegevenden man. „Als Elze iets noodig heeft", verklaarde hij, „zal mama het haar wel verschaffen, evenals vroeger; bovendien, wat kan zij Zóó komen onwaarheden, blaam en laster in de wereldzóó worden on schuldige menschen in het ongeluk gestort; zóó worden de beste vrienden de bitterste vijandenzóó ontneemt men iemands vertrouwen, eer, goeden naam en crediet; zóó benadeelt men iemand in zpn belangen! Zeker, het wordt nog vrij wat erger wanneer er opzet in het spel is. De Franschen hebben een spreekwoord: „spreekt maar kwaad, er blijft altijd wel wat van hangen". Wel zeker, zóó heeft men de grootste reputaties vermoordmaar zóó wordt ook dagelijks in 't klein heel wat kwaad gesticht. Door met een fijn lachje te zeggen, wat men gehoord heeft, terwijl men er inderdaad nooit iets van vernam door op de mogelijkheid te zinspelen van iets waaraan men zelf niet gelooft, zaait men haat en tweedracht, ver scheurt familiebanden, trekt vrienden en gelieven van elkander af en sticht nog onnoemlijk veel ander kwaad. Yan dat duivelswerk, dat de bedrij vers, wanneer ze tot duidelijk besef kwamen van hetgeen zij gedaan hadden, dikwijls met heete tranen hebben be weend, terwijl ze de gevolgen van hun heilloos gedoe toch niet meer konden wegnemen of goedmaken, daarover zullen we nu verder maar zwijgen, in het vertrouwen dat niet velen onder ons zich aan die afschuwelijk zonde zullen schuldig maken. Maar overigens? Wij struikelen allen in vele gevallen en de meesten onzer hebben wel een klein aandeeltje in de naamlooze vennootschap „men zegt". Ach, vrienden; laat ons dat aan deeltje maar wegdoenhet geeft toch geen dividend Wij hebben ooren om te hooren; maar wanneer iemand ods mededeelt dat hij dit of dat heeft vernomen, of wel waar kon zijn, laat ons dan maar beginnen met er vijf en zeventig per cent af te doen. En wat de overige vijf en twintig percent betreft, laat ons die voor kennisgeving aannemen en ter griffie deponeeren. Of, als we dat niet doen, laat ons dan ten minste een wacht voor de lippen zetten en ons in elk geval be palen tot den kring van intieme vrien den en verwanten. De mensch moet altijd en onder alle omstandigheden diep zijn verantwoordelijkheid gevoelen voor de woorden, die hij spreekt en de gedachten die hij bij anderen opwekt. Want, men mag zeggen wat men met uw afgelegde kleeren uitrichten, daar zij wel een hoofd grooter ia dan gij? Ik wil in geen geval, Frieda, dat zij uw oude kleeren draagtWaartoe voor de oogen van iedereen den stempel der armoede op haar te drukken?" En zoo verscheen de slanke, blonde Elze stteeds in haar eenvoudige, zwarte japon, een kleeding, die haar bekoorlijkheden ech ter dubbel deed uitkomen. Men was nu reeds zoover dat tweemaal in de week, op bepaalde dagen, de waslichten feestelijk op den vleugel brandden en van af 's namiddags vier uur dikwijls tot mid dernacht toe, muziek werd gemaakt. „Ik kan helaas niets anders dan op den jachthoorn blazen", verklaarde Moritz op zekeren namiddag, toen Elze met een muziek boek in de hand de trappen afkwam en hem in het voorportaal aantrof, „maar ik kom prompt aan tafel en als later een paar liederen gezongen worden, luister ik heel gaarne. Van uwe symphonieën begrijp ik echter niets. Nu, adieu, Elze, bewaar een paar liederen voor mij." Daar hij toevallig juist buiten niets te doen had, begaf hij zich naar zijn moeder en nam plaats in den leunstoel van zijn overleden vader. Om een gesprek waren moeder en zoon nimmer verlegen; de uit gebreide administratie bracht dit mede en zij waren gewoon, alles wat het bestuur van het landgoed betrof, met elkander te bespreken. De oude praktische dame had altijd een goeden raad bij de hand en zoo zoo waren zij dan ook nu weldra in een landbouwkundig gesprek gewikkeld. Daarop volgden eenige onbeteekenende stads-praat- jes en ten slotte vertelde Moritz, dat hij eenige dagen geleden den Bennewitzer ge sproken had, die hem mededeelde, dat zijn wilmaar men zegt is een leugenaar en een lasteraar; en 't is verweg het beste als we daar niets mee te maken willen hebben. Buitenland. In Essegg (Kroatië) is een Servische vrouw in hechtenis genomen, onder verdenking van betrokken te zijn in de vergiftigingszaak, waarin luitenant Hofrichter totdusver de geheimzinnige hoofdpersoon is. Genoemde vrouw heeft te Boedapest herhaaldelijk bij fotografen cyankalium gekooht en tot onbekende doeleinden aangewend. Ze is in den tijd, dat de misdaad gepleegd is, in Linz en Weenen gezien en verkeerde met officieren. Een later bericht zegt, dat door som migen wordt geloofd, dat deze vrouw niets met de zaak-Hofrichter te maken heeft. De verdachte heet Anka Maria- nowits. De politie in Agram, die haar verboord heeft, gelooft daarentegen wel dat Anka in die zaak gemoeid is. Al lerlei omstandigheden en hare eigen gesprekken maken haar verdacht en de politie vermoedt dat Anka als Servi sche, uit haat tegen de Oostenrijksche officieren, aan dezen vergift heeft toe gezonden. Bij haar verhoor heeft zij gezegd dat Hofrichter onschuldig is en dat in diens capsules geen vergift ge zeten heeft. Hij mag niet doodgescho ten worden, zegt ze, dat zou een mis daad zijn. De politie in Agram gelooft, dat zij tengevolge van gewetenswroe gingen tot die halve bskentenissen ge noopt is. De openbare meening in Agram wordt door dit alles in hevige beroe ring gebracht. Men heeft brieven ge vonden, door Anka geschreven, waar van het handsahrift zeer lijkt op dat van de adressen op de doosjes met de capsules. Te Kansas City, in Missouri, staat thans een Amerikaansche dokter, Hyde genaamd, terecht, beschuldigd van moord door vergiftiging. De aanklacht luidt, dat hij kolonel Swope alsmede twee van diens neven vermoord heeft, twee hunner met vergif en een door hem te laten doodbloeden. Verder luidt de beschuldiging, dat dr. Hyde acht andere leden van de familie Swope, o.a. zijn eigen vrouw, een nicht van kolonel Swope, naar het leven heeft gestaan door ze typhusbacillen te bezorgen. Hij zou dat alles gedaan hebben om in het bezit te komen van de nalatenschap van kolonel Swope, welke op vijf mil- lioen dollar wordt geschat. Te Darlington in Engeland is voor het hof van den lijkschouwer een merk waardig geval van onverschilligheid gebleken. Donderdagavond werd een neef toch een proces tegen hem begonnen was. „Enfin, mijnentwege", zeide mevrouw van Ratenow. „De stijfkop moet zich eerst maar het hoold ten bloede stooten, eerder gelooft hij niet dat er granieten muren zijn. Ik heb mij een half verlamde tong gepraat en mij een stijve hand geschreven, maar hij hield aan zijn vermeend goed recht vast, met eon halstarrigheid een betere zaak waardig." Zij zweeg, maar in haar drift klapperden de breinaalden luider dan gewoonlijk. Niets kon de oude dame verdrietiger stemmen, dan wanneer men niet gediend scheen van haar goede raadgevingen. „Zeg eens, mijn jongen", vroeg zy op eens, „is het waarlijk alleen die muziekrage, die den zwarten luitenant met zijn viool, zoo dikwijls naar hier doet komen „Vermoedelijk wel", antwoordde Moritz, „zij doen immers niet anders, en vergeten eten en drinken daarbij." „Nu Moritz, ik moet u toch zeggen, dat ik in deze uwe meening niet volkomen deel, in zulke zaken zij t gij op de hand der jeugd; ik zal de zaak zelve maar eens onderzoeken." „Komaan, moederTante Lotte zit er immers bij breit haar kous en is gewoon in de wolken. „Ja, tante Lotte is de rechte," zeide mevr. Van Ratenow, nog altijd half schertsend, „een goede ziel zeker; maar ondanks haar leeftijd zie ik haar er nog op aan, dat zij juist de eerste zijn zou, om op Bernardi verliefd te worden." Moritz schoot in schaterlach. „Het is wezenlijk niet om te lachen, jongen. Gij zijt immers ook smoorlijk ver liefd geworden, dat weet gij wel? En an- man van 47 jaar, een dief, op het politie bureau, in een cel opgesloten, waarin zich reeds een jongeman bevond. Eeni- gen tijd later bleek de dief zich opge hangen te hebben. De jongeman getuig de voor het hof, dat hij den ander den strop zag maken uit de voering van zijn jas. Wie eerst? had de dief toen gevraagd. Ik niet had getuige geantwoord. Toen had de dief het zich aangedaan. Waarom het hem niet belet vroeg de lijkschou wer, of alarm gemaakt? Het kon me niet schelen, wat hij deed, zei getuige. Ik wou me er niet mee bemoeien. Toen de dief zich opgehangen had, dacht getuige er niet verder over na en was gaan slapen. Hij is niet recht wijs, be sloot de lijkschouwer. Naar verzekerd wordt, zullen na den Koning van Servië ook de Vorst van Montenegro en de Koning van Rumenië een bezoek brengen aan het Russische hof, in verband met de plannen tot vorming van een Balkanbond. De Courrier de Russie meldt, dat Montenegro, na het bezoek van Vorst Nicolaas aan St. Petersburg, tot een koninkrijk verklaaid zal worden. In Sveuska Dagbladet zegt dr. Sven Hedin, die van Tibet meer weet dan de meeste Europeanen, dat China ge lijk heeft de Dalai Lama zoo te behan delen als het doet. De Dalai Lama trachtte toch China's gezag te onder mijnen en kuipte daartoe met Rusland. Hedin betwijfelt of de Dalai Lama nog naar Peking zal gaan; hij zal wel in Eugelsch-Indië blijven en de Tasji Lama in zijn plaats worden aangesteld. De boerenknecht Michailowitsj, die pas te Björkö, in Finland, een gezin van zes menschen uitgemoord en een groote som gestolen had, is te Helsing- fors in hechtenis genomen. Hij bekende zijn misdaad en zeide het geld in een huis verstopt te hebben, waar men hem heen bracht. In een onbewaakt oogen blik sprong hij daar uit de vijfde ver dieping en was op slag dood. Bij het Meidling in Oostenrijk heeft een muziekale inbreker zijn slag gesla gen. Al spelende heeft hij ongehinderd het zijne meegenomen uit een huis, terwijl de menschen buiten naar zijn mooie muziek stonden te luisteren, in de meening dat de musicus de heer des huizes was. De algemeene staking, geproclameerd door de Centrale organisatie der vak bonden in Philadelphia is Zaterdag begonnen. 75,000 Vakbonders en vele niet-vak- bonders nemen aan de beweging deel. deren hebben ook oogen in hun hoofd en frisch, jong bloed in de aderen!" Bij deze woorden had zij haar mutsje afgezet en zich over het spiegelgladde, nog bruine haar strijkend, voegde zij er aan toe„Geef mij de muts met lila banden daar uit mijn lade eens aan, Moritz. Die is het, ik dank u; nu zullen wij ons ook eens in de muziek gaan verdiepen." De groote man had de lade weder ge sloten en zeide nu „Ja, mamaatje, als gij soms Elze bedoelt." „Ik bedoel volstrekt niets, Moritz, gaat gij mede?" „Heel graagal was het alleen maar dat gij ziet, dat daar geen minnepijlen worden verschoten, mijn al te angstig moedertje." In het salon waren de kaarsen en lampen reeds aangestoken; men had juist een mu ziekstuk geëindigd en sprak er op levendi- gen toon over, toen moeder en zoon bin nentraden Frieda zat voor den vleugel en herhaalde nog eens eenige zeer moeilijke maten; luitenant Bernardi had zijn viool terzijde gelegd en stond naast Elze, die in een muziekboek bladerde. Annie Cramm en tante Lotte zaten bij het venster; zij hadden allen een kleur van inspanning. „Wij wenschen ook wel eens een paar liederen te hooren,'' zeide Moritz om hun onverwacht verschijnen te verklaren en tante Ratenow nam met een opgewekt „goeden avond dames, goeden avond beste Bernardi!" aan het venster naast tante Lotte plaats. Moritz moest in zichzelf lachen; een diplomate was zij niet, zijn brave, beste moederdaartoe ging zij steeds te recht op het doel af. Hij vond er echter een onuitsprekelijk genoegen in haar dor- gade te slaan. Naar het Duitsch VAN Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1910 | | pagina 1