Del Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. Hen ami Meisje Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2920. Zaterdag 12 Haart. DÏÏREJTIJDEN. FEUILLETON. 1910. £r ünd VAN ALTEH/^ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7l/t ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Er wordt in onze dagen weer vrij wat geklaagd over de zoogenaamde duurte van den tijd. Geheel ongegrond is die klacht niet. Werkelijk zijn zeer vele artikelen, waaronder ook van nood zakelijke behoefte, vrij duur. Het ver schil met enkele jaren geleden bedraagt op elk artikel afzonderlijk, misschien maar heel weinig, maar al de kleintjes maken één groot verschil, waarvan zij, die van een beperkt en niet voor toe neming vatbaar inkomen moeten leven, maar al te zeer den invloed ondervinden. Beleven wij een reeks van overvloedige jaren, dan wordt dat in den regel weer beter; maar over't algemeen verkeeren wij in een periode van magerheid en het laatste jaar was vrij slecht. Wel werkten steeds verschillende oorzaken te zamen, maar de opgenoemde is stellig de voor naamste en ook de meest voor de hand liggende. Intusschen mag men, om der waar heid getrouw te blijven, niet vergeten dat wel is waar af en toe de prijzen der behoeften een onaangename stijging ondergaan, maar dat wij menschen in onzen tijd ook minder koopkracht be zitten, dat wil zeggen, dat ods geld spoediger op is. Langzamerhand toch is onze levenswijze samengestelder en weelderiger geworden. Er wordt, veel gebiuikt, waar vroeger niet aan gedacht, werd. Men gaat veel uit en heeft aller lei amusementende mode stelt hooge eiechen, enz. enz. Leefden wij matiger en eenvoudiger, wat ons lichaam meer goed dan kwaad zou doen, dat zou onze koopkracht grooter zijn en zouden over 't algemeen de dure tijden vrij wat minder gevoeld worden. Te meer klemt dit, wanneer men be denkt, dat van zeer groote schaarschte nijpend gebrek, hongersnood, in het hart der beschaafde wereld nimmer sprake is; want wanneer wij iets niet in voldoende mate bezitten, dan wordt het van elders ingevoerdde geheele zaak is een geldquestie. Nu kan dat op zich zelf erg genoeg wezen, hoe veel erger was het in vroegere tijden! De geschiedenis leert ons dat wij juist oordeelen, wanneer wij magere jaren als de hoofdzaak van stijging van prijzen aanmerkenwaarbij nog moet worden opgemerkt, wat wel eens de verwonde ring der menschen opwekt, maar voor een econoom zoo klaar als de dag is, dat schaarschte in sommige artikelen ook wel den prijs doet stijgen van an dere, waaraan volstrekt geen gebrek is. Droge en natte zomers zijn er altijd voorgekomen. In de eerste jaren der zeventiende eeuw schijnt dat al heel erg te zijn geweest en toen stegen de boterprijzen tot negentig en honderd twaalf gulden per ton waarbij men niet vergeten mag dat de waarde van het geld destijds veel hooger was dan tegen woordig; m.a.w. dat men in den regel voor dezelfde hoeveelheid geld veel meer kocht dan tegenwoordig. Dat de oorlog, waarvan wij nu reeds zoo lang gelukkig verschoond bleven, vroeger dikwijls zijn gewicht in de schaal legde behoeven wij niet te zeggen. Vermelde of verbrande oogsten, onbe bouwde akkers en velden, waren geen zeldzaamheid. Hoe vreeselijk hebben or.ze Duitsche naburen niet geleden in den ontzettenden dertigjarigen oorlog. Volgens sommige kroniekschrijvers moet toen zelfs het vleesch van menschen gegeten zijn. De vrede van 164-8 maakte aan al die ellende een einde en tegelijkertijd eindigde bij ons de tachtigjarige oor log, maar tevens hadden we toen eerst een buitengewoon nat en daarna een buitengewoon droog jaar, waardoor de prijzen weer bijzonder hoog waren. Binu<n de twintig jaren deden zich dezelfde verschijnselen voor en in 1662 plunderde het volk in's-Hertogenbosch een bakkerswinkel, omdat men het brood niet meer betalen kon. De men8ch evenwel had ook vaak schuld. Dat men alles opkocht om de prijzen maar op te drijven, was niets vreemd, Men kocht b.v. den geheelen oogst, waarvan men niet wist, hoe hij zou uitvallen, 't Was dus een soort van spel en daaruit ontstonden zoovele bankroeten en processen, dat de over heid, ook omdat de graanprijzen zoo gruwelijk hoog liepen, tusschen*beide moest komen door het maken van plak katen. Nu en dan moesten de stede lijke besturen op andere wijze helpen. Men kreeg dan „lootjens", waarop men bij zekeren bakker brood kon krijgen, dat echter vaak in drank werd omge zet; waaruit we leeren dat we onver stan 1ig handelen, door van den goeden, ouden tijd te spreken en dien terug te wenschen. We zouden er waarschijnlijk vrij spoedig genoeg van hebbenwant het is niet te ontkennen dat er veel van WILHELMINA HEIMBURG. 15) Annie Cramm liet zich overhalen om te zingen; Elze nam stil plaats in de breede vensterbank en Bernardi had zich naar de tegenovergestelde zijde van het vertrek be geven, waar hij leunde tegen Frieda's boe kenkast, juist tegenover Elze. „Een bijzonder knappe jongen," zeide mevrouw Van Ratenow tot zich zelve, „zoo slank en rank en zulke goede manieren geen wonder als Daar viel Annie Cramm met haar hooge sopraan in, een stem, die een beklemmen- den indruk veroorzaakte bij de smalle,, hoogschouderige figuur der zangeres. „Zeer fraai, lieve!" luidde de lofspraak der oude dame; maar ik begrijp het niet goed; 't is mij te hoog." „Mama, o, mama, welk een majesteits schennis! Dat was van Wagner!" riep Frieda. „Dien ken ik niet," was het met onver stoorbare kalmte gegeven antwoord. „Ja, dat komt, omdat gij nooit met ons naar de opera wilt gaan, mama, wanneer wij te Berlijn vertoeven," klaagde de jonge vrouw. „Kind, ik laat mij wezenlijk iets op mijn sterke zenuwen voorstaan, maar tegenwoor dig in de opera, moet ik altijd tot mij zelf zeggen: neen, het hedendaagsch geslacht is ons toch de baas! Na het eerste bedrijf sidder ik reeds over al mijn leden en heb dan slechts ééne gedachte: „zouden zij nu haast uitscheiden?" en gij, die altijd over uw zenuwen praat, kunt zoo iets uren lang uithoudenElze, wilt gij niet eens een eenvoudig lied voor mij zingen?" Het jonge meisje ging sterk blozende naar den vleugel. „Wij kunnen dat nieuw gecomponeerde oude lied probeeren," stelde Frieda voor zij gevoelde zich nooit recht op haar gemak als de critiek van haar schoonmoeder te verwachten was, en onder de akkoorden van het voorspel hoorde men eenige dis sonanten. Maar nu viel eene weeke, volle altstem in: „Wie is zoo verlaten, als ik, hier op aard? Geen vader, geen moeder toch bleef mij [gespaard, Niets rest mij, waarheen ik mijn schreden [ook wend, Mijn oogen, zij schreien om al mijn ellend. Daar giert over het reld zoo herfstig e«n [wind, Mijn lief schond zijn trouw aan't hulp'loos [kind Hoe treurt er mijn harte om 't groote ge- [mis. Ach, weet er wel iemand, wat liefdesmart is? Daar ginds ruischt het water, zoo diep en [zoo zwart; Och, kon ik maar sterven, tot rust kwam [mijn hart. Drie bloemkens, drie roosjes, een hagelwit [kleed, Dan sliep ik zoo zacht, zonder kommer of [leed." „Bravo, Elze!" riep de oude dame en stak het meisje de hand toe. De anderen zwegen. Bernardi had zijn viool genomen en be gon de eenvoudige, klagelijke melodie na verbetering en veel vooruitgang is in alles, en wanneer we daar niet genoeg van profiteeren, wanneer we bij den minsten tegenslag dadelijk gaan klagen, dan iff dat voor een groot deel eigen schuld. We klagen over de duurte van levensmiddelen, die noodzakelijk zijn; maar waarom klagen we zelden over duurte van amusementen, die we heel goed kunnen missen, van mode-artike len, waarin ontzettend veel overdrijving heerscht, en van andere luxe-zaken, die absoluut overbodig zijn? In oude tijden hadden de menschen het dikwijls heel slecht, maar we heb ben ons altijd verbeeld, dat hun weer standsvermogen ook veel grooter moet geweest zijn. Wanneer wij van onze over 't algemeen tamelijk weelderige levenswijze plotseling afstand moesten doen, we zouden ons hoogst waarschijn lijk diep ongelukkig gevoelen, vermoe delijk ongelukkiger dan de menschen die in vroegere tijden door zware al- gemeene rampen werden getroffen. Zij waren aan minder gewoon, stelden veel lager eischen en misten dus minder. De geschiedenis verhaalt ons menig voorbeeld van volken die eeuwen lang een weelderig bestaan hadden geleid en geen rampen kenden. Zij teerden op vroeger verkregen rijkdommen. Bij die volkeren verminderde van lieverlede de zin voor en de geschiktheid tot den arbeid; hunne Lvenseischen werden steeds hooger, hunpe krachten daaren tegen steeds zwakker en het einde was dat zij, zonder weerstandsvermogen, een gemakkelijke prooi voor den overwin naar werden. Op dergelijke wijze zouden wij waar schijnlijk een gemakkelijke prooi wor den van groote nationale rampen, b.v. van een wezenlijken hongersnood, in dien zoodanige ramp ons nog treffen kon. Toch handelen wij verkeerd, door nu om zoo te zeggen maar te gaan slapen. Wanneer ons weerstandsvermogen sterk afneemt, een natuurlijk gevolg van het zich meer en meer overgeven aan een weelderig, zenuwachtig leven, dan komt er ten slotte een periode, waarin men de kleine klappen evenmin verdragen kan als de groote. Voorheen was er hongersnood, toen kwamen er dure tijden, nu is er al leen maar sprake meer van schomme lingen in de prijzen. Toch, als we niet matig leeren zijn, niet weinig eischen, te spelen; dan volgde een wilde stroom, een betooverende chaos van tonen, waar tusschendoor altijd de hoofdmelodie weer klonk en eindelijk de smartelijke verzuch ting van het slotcouplet. De blikken der beide jonge menschen hingen gedurende het spel aan elkander; nu sloeg het meisje de vochtige oogen neder en een teere bleekheid had den blos ver vangen stil nam zij weder plaats naast tante Lotte. Bernardi had de viool neerge legd en sloeg geen acht op al de lofuitingen tante Ratenow zweeg. „Het is een oud lied," zeide zij eindelijk, „op nieuwe melodie, zeidet gij dat niet Frieda?" „Elze," riep zij daarop, toen men in de eetzaal zijn plaats aan tafel in nam en het meisje haar plaats naast den jongen officier wilde innemen. „Elze, laat Moritz of tante Lotte daar zitten en help mij hier een weinig, ik heb weder rheu- matiek in mijn arm." Elze was aanstonds bereid, maar Moritz keek zijn moeder verwonderd aanhij had een afschuw van dergelijke vrouwelijke listen. En dat alles was onnoodig, meende hij. Daar zat hij, de gevaarlijke minnaar, en sprak zoo levendig met zijn bleeke buur dame, maakte een sina'sappel voor Frieda gereed en verhaalde eenige manoeuvre-ge schiedenissen. Er heerschte over het algemeen een zeer levendig gesprek aan tafel, nu eens ernstig, dan weer schertsendMoritz begon van den veldtocht te spreken en de heeren geraakten daar zeer over in vuur. Het was reeds laat toen men van tafel opstond; het rijtuig had lang in storm en regen buiten moeten wachten op Annie Cramm; nu hulde zij zich in haar zijden, met bont gevoerden mantel en nam afscheid in de voorzaal. „Mijnheer de luitenant, mag ik u een plaats in mijn rijtuig aanbieden vroeg zij. Luitenant Bernardi stond juist met Elze niet spaarzaam, dan kunnen die schom melingen ons meer dan genoeg hinde ren en kan een beetje tijdelijke duürte thans nog erger zijn dan een hongers nood voorheen. Klagen moeteD we niet; maar we moeten zorg dragen dat het kleine beetje duurte ons niet hindert. Dkn zullen we kunnen juichen zelfs, wan neer de prijzen weer gaan dalen. Buitenland. Volgens een bericht uit Weenen zijn velen aldaar teleurgesteld omdat zij hun geloof aan de onschuld van Hofrichter op hebben moeten geven, want de mili taire instructie heeft het noodig geacht den sluier op te lichten die de poging tot het vergiftigen van stafofficieren tot dusver bedekte en de beschuldiging te raotiveeren waardoor Hofrichter, niet tegenstaande zijn gunstig verleden, tot een lagen moordenaar -gemaakt wordt. Nog is niet alles opgehelderd, nog is de aankoop van het vergift niet bewezen maar al de overige aanwijzingen zijn verpletterend. De instructie is afgeloopen, de akte van beschuldig is gepubliceerd en het einde van het drama is nabij. Toen op 17 November de luitenant Mader plotseling stierf, bracht de sectie vergiftiging aan den dag en 10 andere officieren gaven aan capsules gekregen te hebben als die waarmee Mader ver giftigd was en die door een zekeren Charles Francis als een zenuwstillend middel waren aanbevolen. Er werd een onderzoek ingesteld en spoedig bleek dat een officii r in Linz aan een van zijn kameraden bij diens verjaardag een aardigheidje cadeau had gedaan, dat in een doosje zat hetwelk overeen kwam met de doosjes waarin het zoogenaamde zenuwstillend middel was verzonden. De gever van dat cadeautje was Hof richter en bij een huiszoeking werd, met uitzondering van het vergift, alles gevonden wat voor de verzending der capsules gediend had, zooals het papier, de couverten, de gom, de doosjes, de capsules, de inkt voorden multiplicator of hectograaf en het toestel zelf. Des kundigen verklaarden dat zijn schrift hetzelfde was als dat van de adressen op het pakje. Om al die redenen werd Hofrichter in hechtenis genomen en zit sinds 28 November achter slot. In den beginne ontkende Hofrichter doosjes gekocht te hebben, maar toen dit bewezen werd, zei hij, dat ze gediend hadden voor een naainecessaire van zijn vrouw. Zoo stond de zaak en nu is de acte te praten. Het vertrek was slechts flauw verlicht, maar Annie bemerkte toch, dat hij een kleine, maar half weerstrevende meisjeshand aan de lippen bracht. „Wilt gij met mij rijden, luitenant Ber nardi vroeg zij nogmaals ongeduldig, „het is reeds laat en ik heb haast!" „Ik dank u, mejuffrouw, de lucht zal mij goed doen, ik prefereer vanavond een wan deling," zeide hij met een ridderlijke buiging. Annie Cramm trok plotseling de voile over haar gezicht en vergat Elze goeden- nacht te zeggen, Moritz bracht haar naar het rijtuig en schudde den jongen officier, die juist de stoep afkwam, de hand. Toen keek hij hem nog een poos na, liet toen zijn oogen over het voorplein gaan en be schouwde den hemel, tot eindelijk zijn blikken bleven rusten op twee vensters der bovenste verdieping, waarachter juist licht werd ontstoken. Opeens floot hij zacht een paar maten uit „Bocaccio" en ging naar binnen. „Frieda," zeide hij tot zijn mooi vrouwtje, dat juist het klavier in het salon sloot, „is er niet iets aan de hand „Hebt gij al weder een ontdekking ge daan, Moritz?" vroeg zij lachend. „Ja, met Bernardi en „Ach, mallepraat, zij is veel te leelijk," viel zij hem in de rede. „Neen, neenIk bedoel Elze." „Och, lieve hemel," antwoordde zij op onverschilligen toon, „wanneer gij niets anders weet hij denkt er niet aan.'' „Maar als zij, Elze?" „Och, komVóór u had ik toch ook twee minnaars, Moritz, en ik leef nog." De laatste woorden zijner vrouw hoorde hij niet meer, maar plotseling schoten hem de woorden te binnen: „Daar giert over het veld zoo herfstig een wind,] van beschuldiging met opzienbarende onthullingen gekomen. De eene onthulling bestaat daarin, dat een van de zendingen geadresseerd was aan een officier in Bilek, een stad in Bohemen. De instructie begreep niet hoe de afzender aan dat adres gekomen was, omdat die officier niet in Bilek maar in Arad in garnizoen lag. Bij on derzoek is nu gebleken, dat de lijst van de officieren, die met Hofrichter voor den generalen staf gestudeerd hadden, in zijn bezit is geweest. Die lijst is in rubrieken verdeeld waarin de conduite staat van den officier vermeld is en tevens de garnizoenplaats. De lijst be staat uit losse bladen die met draadjes aan elkaar zitten. De lijst van dien officier met het verkeerde adres bestond uit 2 bladen die door een vergissing niet precies aan elkaar gehecht waren, waardoor het hokje met den conduite staat iets hooger te recht kwam, met dit gevolg, dat de lijn, waarop de naam van den officier stond, niet klopte met het hokje waarin de garnizoenplaats Arad stond. En Hofrichter, die daarop niet gelet had, zond het pakje aan het verkeerde adres. Op die lijst waren daarenboven twee inktvlekken, die vol gens de deskundigen gemaakt zijn in den tijd dat Hofrichter de lijst in zijn bezit had en die afkomstig waren van dezelfde inkt waarmee Charles Francis zijn middelen had aangeprezen. Dat is dus een zeer zware grond tot verden king. Maar er is meer. Men heeft zooge naamde „marschrouten" gevonden, dat zijn door het commando verstrekte le gitimaties tot reizen. Een er van was echt. Twee er van waren valsch met valsche onderteekening. De valsche luidden voor de lijn Linz-Salzburg en moesten, volgens de acte van beschul diging, dienen om ergens bij een dorps apotheker vergift te erlangen. Zeer bezwarend is verder het feit, dat Hofrichter getracht heeft briefjes uit de gevangenis te smokkelen door een van zijn bewakers, dien hij daarvoor trachtte om te koopen. Dit briefje kreeg de instructie in handen. Daarin schreef Hofrichter aan zijn vrouw, hoe de ge tuigen hun getuigenis zouden moeten afleggen, opdat hunne uitlatingen zou den kloppen met wat hij, Hofrichter, gezegd had. Dat gold vooral voor een bloedverwant, dien Hofrichter met de letters O. A. in W. aanduidde en dien hij verzocht zich, op grond van zijn verwantschap met den beklaagde als getuige te willen verontschuldigen. De aldus aangeduide is een oom van Hof richter, die drogist is en tot voor kort geleden cyankalium in zijn winkel had. Mijn lief schond zijn trouw aan't hulp'loos kind."] „Dat zou schandelijk zijn," mompelde hij en streek zich over de oogen. Daar boven echter zat een meisje in de breede vensterbank en hield de handen over haar kloppend hart gevouwen. Zij was niet arm, zij was zoo rijk, dat zij met geen koning ter wereld zou willen ruilen. Was het dan mogelijk, dat het leven zoo schoon kon zijn? Was het mogelijk, dat iemand zoo lief kon hebben, zóó lief als zijn oogen het duidelijk zeiden? Langen tijd zat zij daar en staarde naar de lichten van het stadje, tot het eene na het andere uitging. Men kon de rustige ademhaling van tante Lotte vernemenzij sliep zoo kalm en zoo vast en vergat geheel om op te staan en haar te vermanen, zooals zij tot nog toe steeds vergeten had, dat zij maar droomde en toch maar een arm meisje was!" De winter heerschte in het land en tegen - Kerstmis lag de sneeuw voeten dik en dekte met een maagdelijk wit het eenzame veld en de daken der huizen; het sneeuwde aanhoudend door, zelfs tot Nieuwjaar. De strateo en landwegen waren zoo hard en glad als de best gepolitoerde parketvloer. Moritz liet de paarden ep scherp zetten, daar men een zeer groote partij wilde houden, natuurlijk met een sledevaart. De jeugdige mevrouw Von Ratenow, in een donkerblauw, met bont afgezet costuum, trok juist haar handschoenen aan voor den grooten spiegel in de slaapkamer. Zij zag er keurig uit, beweerde Moritz, en hij zou zich van gan- scher harte verheugen, als nu maar niet die ongelukkige Bernardi met Elze zou rijden. Zijn vrouw trok op deze verklaring maar even de schouders op. Naar het Duitsch (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1910 | | pagina 1