Het Land van Heusdea en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
Keu arm Meisje,
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2928. Zaterdag 19 Haart
Het doel des levens.
FEUILLETON.
191Ü.
unö van alt^5
voor
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
„Het doel des levens is volslagen on
bekend, en voorshands lijkt het nog al
waarschijn lijk, dat het leven, als geheel
beschouwd, geen doel heeft, of het moest
dan zijn de zelfvernietiging als uitkomst
van het tot inzicht komen, dat de smart
het genot overtreft."
Zoo heeft enkele jaren geleden een ge
vierd schrijver zich uitgelaten.
Zoo'n woord van een man, wiens pen
nevruchten veel gelezen worden, brengt
ontroering teweeg. Vooral bij jonge men-
schen, die gewoon zijn voor krachtige
uitspraken te buigen.
Er zijn dan ook die praten, terwijl zij
in de jongelingsjaren verkeeren, over
het treurige leven, waarbij men wordt
voortgedreven door het ijzeren noodlot
en waarin meer smart dan vreugde voor
den mensch is weggelegd.
Maar niet alleen de jeugd heft dien
klaagzang aanook ouderen betuigen
met zulk een uitdrukking instemming
en heerlijke geestdrift, hoog zelf
gevoel, blij vertrouwen zijn de kostelijke
goederen, welke geheel te loor gaan.
Nu is het wel mogelijk, dat velen,
door deze uitspraak als waarheid aan
te nemen, daarmede slechts een leer
hebben omhelsd, dat bij hen geheel
buiten het leven omgaat. Wellicht dat
als men den vinger hield bij verschil
lende hunner gedragingen, woorden of
stemmingen, het aanstonds zou blijken,
dat er tusschen leer en leven geen over
eenstemming bestaat, dat zij beter zijn
dan hun leer, dat de natuur zich nooit
verloochent, 't kon wel zijn, maar
reeds het symphathiebetuigen met eene
dergelijke uitspraak, het als waarheid
aannemen van zulk eene opvatting, zal
toch oorzaak zijn dat heerlijke levens
uitingen niet tot haar recht komen of
althans schromelijk worden onderdrukt.
Zoo'n pessimistische opvatting kan al
licht er toe leiden dal het„Laat ons
eten en drinken, want morgen sterven
wij!" grooten invloed begint te krijgen,
dat in allen gevalle het oppervlakkig
geloof in de hand wordt gewerkt.
Een dergelijke uitspraak is naar onze
meening onwaar en dus eene sympathie
betuiging daarmede den mensch onwaar
dig.
Zou het levensdoel geheel onbe
kend zijn?
Neen.
O, men moet wel blind zijn om niet
zoo nu en dan bij ernstige ervaring, bij
het vernemen van het klokje van schei
den, tot zichzelven in te keeren en de
WILHELMINA HEIMBURG.
17)
In Frieda's slaapkamer lag de sierlijke,
lichtblauwe zijden japon gereed voor het
avondfeest en daarnaast ieder strikje, dat
de jonge vrouw voor haar toilet noodig had.
Boven in Elze's kamertje hadden de bei
de handen van een oude dame haar een
voudig wit neteldoeksch kleedje gereed ge
legd, dat zij met Kerstmis ten geschenke
gekregen had; de twee goudleeren schoen
tjes, smal als die van een kind, stonden op
de tafel voor de oude dame. Met welgeval
len had zij hier en daar een rosekleurige
strik op vastgenaaid; want het was ook
geen kleinigheid, haar pleegkind voor het
eerst ten dans te geleiden. Daarna had zij
zelf haar grijs zijden japon aangetrokken
en een roman van Hacklander te voorschijn
gehaald. Nu wachtte zij op Elze om haar
te helpen kleeden, want het werd tijd voor
het toilet.
Langzamerhand werd het rustiger bene
den, daar men met de toebereidselen voor
het feest gereed was gekomen. Buiten hoor
de men ook reeds de schellen der sleden.
Ja, daar waren ze*: Moritz, Frieda, Elze
en het geheele gezelschap. Het duurde maar
een paar minuten en tante Lotte hoorde
de lichte voetstappen van het geliefde meisje
de trap opkomen, de deur werd geopend
en daar stond zij op den drempel, blo
zend en by na geheel buiten adem.
gedachte aan onze kleinheid te voelen
rijzen, de vraag te hooren Wie ben ik
In dien machtigen stroom van het
komen en gaan, dien wij voortdurend
hooren bruisen om ons heen, is de en
kele zoo iets van weinig beteekenis.
Een enkele kleine golfslag, niet
meer. Hoe vele duizenden zijn op deze
planeet geweest en zijn heengegaan,
zonder dat iemand zich nog om hun
naam, hun zijn bekommert. Enkele
namen worden in de geschiedenis met
vette letters geschreven, maar, wanneer
eeuwen zijn voorbijgegaan, dan weet
men niet meer hoeveel van hetgeen er
omtrent hen verteld wordt, hoeveel van
hetgeen zij heeten gedaan te hebben,
behoort tot de werkelijkheid of tot de
dichtende verbeelding. Maar toch,
hoe klein is het aantal dier mannen of
vrouwen, vergeleken bij dat millioenen-
tal, dat geheel onbekend daarheen ging.
En ja, men'geen, die van het leven
een gewone rekensom maakt, doordat
hij aan de eene zijde van het boek zet
de vreügde, het genot, door de omstan
digheden voor hem bereid, en aan de
andere zijde de smart, het leed, dat
over hem kwam, zal tot een sombere
uitkomst geraken. Maar het komt ons
voor dat wie alzoo handelt, het al te
gemakkelijk opneemt, het belangrijkste
voorbijziet. Want alleen de omstandig
heden om ons op te tellen, met een
lagen maatstaf die te beoordeelen, zoo
goedkoop een slotsom te trekken, die
tot zoo'n hoog veroordeelen leidt, moet.
den denkenden, den zelfoewusten mensch
onwaardig genoemd worden. Het is in
één woord eene levensbeschouwing op
maken, zonder nwt het leven zelf, dat
in ons golft, rekening te houden.
Wij durven dit goedkoope pessimisme
van enkele woordvoerders en van vele
onnadenkend hen volgenden, kloek te
woord staan.
Het menschelijk leven ontleent zijne
waarde niet aan hetgeeu men al onder
vonden heeft, maar aan het antwoord,
dat men geeft op de vraag: wat zijt
gij geweest en wat hebt gij met het
leven gedaan?
Als wij in de zomerdagen zoovele
rozen heerlijk zien bloeien, dan zeggen
zij ons: Krachtens de wet der natuur
is dat bloeien voor u plicht, hoog le
vensdoel.
Als wij aan den vruchtboom, of op
het korenveld langzamerhand den oogst
zien rijpen, dan is het of die boomen,
die akkers ons toeroepen Zie, vrucht-
„Goeden avond, lieve tante I" riep zij en
sloeg beide armen om den hals der oude
dame. Met haar kwam een krachtige stroom
van frissche, koele lucht in het vertrek.
„Was het prettig, lieve; hebt gij u
braaf geamuseerd? Kom, drink eerst uw
thee uit."
Maar het jonge meisje bedankte schielijk,
haastig liep zij naar hare slaapkamer, stond
daar een poosje in het duister en vergat
geheel hoed en mantel s.f te leggen.
Tante Lotte kwam reeds om haar te hel
pen.
„Maar Elze, staat gij daar nu nog, het
is hoog tijd om u te kleeden!" Zij haalde
licht en hielp haar van haar japon ontdoen.
„Wat scheelt u toch Elze, schreit gij
Elze gaf geen antwoord, doch begon zich
te kleeden. Het wilde echter niet al te best
vlotten met haar kapsel; de trillende vin
gers moesten wel driemaal de zware vlech
ten opnieuw opmaken en de roos in het
haar kon maar geen geschikte plaats vinden.
„Het is zoo immers goedhet is best
verzekerde tante L >tte. „Anders zijt gij toch
niet zoo ijdel, kind!"
„Ja, lieve tante, zoo zit het goed," stemde
het meisje eindelijk toe, „maar ik ben van
daag zoo angstig en zenuwachtig."
„Zoo, ja, dat merk ik, maar wat scheelt
u eigenlijk kind? Hebt gij misschien in de
slede koude gevat?"
„Neen, neenkom maar, tante
„Neem eerst een paar druppels Eau de
Cologne, Elze?"
Elze antwoordde niet, maar staarde on
bewegelijk in de ledige ruimte als doemde
daar voor haar oogen een heerlijk visioen
op. Zij meende opnieuw haar naam uit zijn
mond te hooren en nog een paar eenvou
dige woorden.
dragen, dat is het doel van ons leven.
Is dat ook niet het gebod door de
natuur den mensch gegeven, schoon
bloeien en vruchtdragen naar onzen
aard
Naar onzen aard.
Leeft in ons niet het gevoel van
kracht naar hoofd en hand. Trilt in
den jongen man en de vrouw, die ge
zond voelt en denkt, niet het verlangen
om die kracht te openbaren? Komt er
geen ontevredenheid in ons, als men
denkt aan verloren uren, verspilde krach
ten? Geeft 't geen voldoening iets goeds
tot stand te hebben gebracht
Ilultenland.
De Westminster Gazette bevat oen
artikel van Leo Tolstoj, over Rusland,
waaraan we een en andor ontleenen.
Tolstoj begint met een herinnering
aan bet woord van Amiel, dat een re
geering die gegrond is op eigenbelang
en die in stand wordt gehouden door
vrees, een onstandvastig gebouw is. Die
overtuiging is doorgedrongen tot de
groote meerderheid van Rusland's 150
millioen inwoners. De groote meerder
heid van het Russische volk voelt het
gansche regeeringsgebouw als iets on-
noodigs niet alleen, doch als een aan
hem vijandige macht. De ontwikkelde
en ook de onontwikkelde komt in op
stand tegen de raeedoogenlooze wreed
heid en de onnoodige martelingen,
waaraan de regeering zich schuldig
maakt, als men zich niet aansluit bij
de minderheid die de rest onderdrukt.
De regeering hangt op, zet gevangen,
verbant allen die haar durven weer
staan. Het desj)otisme der regeering
neemt dagelijks toe en heeft schier zijn
hoogtepunt bereikt. Hoe kan er despo
tisme zijn? zoo vragen sommigen
we hebben toch een parlement, par
lementaire partijen, een minister-presi-
denl, interpellaties; we hebben toch
wetboeken en een kerk met een gees
telijkheid; we hebben toch onze uni
versiteiten. Dat alles is slechts een
uiterlijke schijn, waarmede net volk
wordt bedrogen. Er worden drie tot
zeven doodvonnissen per dag voltrokken.
De gevangenissen zijn overvol. De ge
vangenen begaan meermalen uit wan
hoop zelfmoord. En hoevele zuchten
niet in de gevangenissen, zonder dat
ze iets misdaan hebben, enkel op ver
moeden. Ze zouden iets kunnen misdoen
Daarom is 't maar veiliger ze op te
bergen. Kwaad kan dat in geen geval.
Terwijl de gevangenissen slechts 70,000
raenschen kunnen herbergen, worden
er meer dan 100,000 bannelingen in
opgesloten. En dan de verbanningen.
Er zijn ongeveer 100,000 bannelingen,
wier lot duizenden verbittert.
Wat nog 't meest de aandacht ver
dient is wat gedaan wordt in de pers
en op school. Alles wat er toe zou
kunnen strekken de oogen van het
volk te openen is verboden. Alles wat
er toe strekken kan het volk te ver
blinden wordt aangemoedigd in de
pers en op school.
Dat verschrikkelijke bedrog wordt
gepleegd jegens volwassenen en met
bijzonderen ijver en schaamteloosheid
jegens het opkomend geslacht, in de
bedriegelijke vermomming van het
godsdienstig onderwijs. Bij elk examen
wordt het volgende gevraagd:
Leeraar: Wordt het dooden van men
schen door de christelijke wet toege
staan
Leerling: Neen.
Leeraar: Is het altijd verboden?
Leerling: Neen, niet altijd.
Leeraar: Wanneer is het veroorloofd?
Leerling: Hat is veroorloofd als een
straf voor misdaad en ter bescherming
van het vaderland.
Dit geschiedt op alle examens en er
is geen ontwikkelde in heel Rusland
wien die laster tegen God, Christus en
de menschelijke rede niet geleerd wordt
op een leeftijd waarop hij nog niet kan
redeneeren.
Zoo wordt het Russische volk licha
melijk en geestelijk onderdrukt.
De jongste reis van den Tsaar naar
het Zuiden was een welsprekend ge
tuigenis van zijn nutteloosheid en dien
tengevolge van zijn schadelijkheid. Er
worden drie of vier rijen van bewakers
langs den geheelen weg geplaatst. Men-
schen worden uit hun werk geroepen, om
den Tsaar tegen mogelijke aanslagen
te beschermen. Verscheidene keizerlijke
treinen rijden achtereenvolgens en nie
mand weet in welken de Tsaar zit.
Niemand ziet hem behalve zijn ver
trouwde dienaren. Waartoe dient een
gezag, dat niet gegrond is op de goed
keuring van het volk, maar op geweld,
op kanonnen en bajonetten, terwijl de
heerscher zelf zich schuil houdt
De meerderheid van het volk is dit
gaan inzien.
Er zijn sommigen die den ongeluk-
kigen Tsaar bedriegen door hem te
verzekeren, dat het geheele volk hem
aanhangt, maar dezulken gelooven zei
ven niet wat zij den Tsaar wijs maken.
Het artikel besluit met de voorspel
ling dat het Russische regeerstclsel zal
komen te vallen, van zelf, zonder wor
steling, daar het sinds lang niet meer
in overeenstemming is met de zedelijke
behoeften van het volk.
„Elze! Geluk! Wat is geluk, zoo'niet dit
oogenblik
Zijn stem had daarbij zoo zonderling ge
haperd.
Óp den rit huiswaarts had hij haar ver
teld van zijn ouders, hoe lief en goed zijn
moeder was, hoe gaarne zij hem hoorde
viool spelen, hetzelfde instrument, dat zijn
vader ook eens bespeeld had. Hij herin
nerde zich zeer goed, hoe hij als kleine
jongen op zijn moeders schoot gezeten had,
aandachtig luisterend, terwijl zijn v*der
de kamer op en neer liep. Tusschenbeide
had hij dan den strijkstok laten zinken,
om moeder en kind een kus te geven. Ach
ja, die heeft reeds zooveel geluk gezien,
daarom zingt zij ook zoo liefelijk. Geluk
ElzeWat is geluk, zoo dit oogenblik het
niet is?"
Opeens lagen hunne handen in elkander,
en Elze had moeten schreien, maar onder
hare tranen lachtte toch blijde haar jeugdig
hart, het bad en jubelde, en boven hunne
hoofden spreidde zich de fonkelende star
renhemel uit.
„Elze, kom toch," smeekte tante Lotte,
„ik geloof haast, dat wij de laatsten zullen
zijn."
Als droomend volgde zij den grijzen sleep
harer tante en voelde zich bijna beklemd,
bij de gedachte hem weer te zien daar be
neden bij het heldere licht. Haar hart vras
tot berstens toe vol.
In de schitterend verlichte voorzaal en
aangrenzende vertrekken dwarrelde men
reeds druk door elkander. In Moritz' kamer
had men speeltafeltjes geplaatst en mevrouw
van Ratenow hield reeds de whistkaarten
in de hand. Zij sprak met een oudeu heer,
toen Elze naderde om haar de hand te
kussen. Een oogenblik staarde haar de oude
In New York dreigt een niet onver
makelijk geding. Men herinnert zich
dat Cook de man van de Pool-ge-
schiedenis in New York geloof vond
voor zijn verhaal en dat hij met het
dame als door een zeker iets getroffen, aan.
Het meisje zag er van avond ook zoo
beeldschoon uit! Eenigszins achterdochtig
streelde de oude dame haar pleegdochter
de wangen en volgde haar met de oogen,
toen zij zich tusschen het gezelschap voort
bewoog, het hoofd een weinig gebogen en
toch zoo fier, die prachtige gestalte in het
nauwsluitend witte costuum, waar hals en
armen rooskleurig doorheen schemerden.
Naast Annie Cram bleef zij staan, welke
jonge dame er bijzonder droevig uitzag,
met haar krans van madeliefjes. In haar
leliekleurig toilet, overladen met kant en
bloemen, geleek zij een wassen pop, door
een modiste tentoongesteld, om reclame te
maken voor een nieuw modetoilet.
„Wat een opschik en takelage is toch de
hedendaagsche mode," mompelde mevrouw
van Ratenow; „het zal mij eens benieuwen
of Annie Cramm in die nauwsluitende
japon dansen kan. En wat ziet zij er uit 1'"
De eerste tonen der wals klonken door
de zaalals geëlectriseerd hadden de paren
elkander gevonden; de zaal geleek een
schitterend tableau door een prachtigen
lijst omgeven.
„Waar is Elze, Lotte? Ik zie haar niet
meer," vroeg mevrouw van Ratenow.
„Daar, daar," riep de aangesprokene oude
dame, die juist binnen getreden was.
„Lieve nicht, het kind danst niet, zij
vliegt!" riep zij opgewonden, terwijl zij
haar lieveling met schitterende oogen door
haar lorgnet nakeek.
„Ja, ja, dat meisje vindt er nog een waar
genot in, mevrouw,*' merkte de oude heer
met den gouden bril op; „ach ja,achttien
jaar!"
„Zeg eens, beste justitieraad", vroeg me
vrouw van Ratenow, „zijt gij niet de ad-
eereburgerschap der stad werd begiftigd.
Daarbij had de gebruikelijke plechtig
heid plaats, bestaande in de aanbieding
van gouden sleutels en een gecalligra-
feerde oorkonde. Een en ander heeft 8
900 gulden gekost, welk bedrag nog
niet betaald is. Het stedelijk bestuur
zit met deze zaak wel wat verlegen,
want het vindt het, na hetgeen er al
zoo over Cook aan het licht is gekomen,
wel wat al te mal den belastingbetaler
voor de kosten te laten opkomen. En
de leverancier der sleutels zoowel als
de ontwerper en uitvoerder der oor
konde willen de hun toekomende be
looning niet derven. De vraag is nu,
wi© er nu wèl zal moeten betalen.
In een steengroeve bij Hardheim in
Baden zijn vonken uit een veldsmidse
in een ongedekte opslagplaats van ont
plofbare stoffen gewaaid. Er ontplofte
een hoeveelheid kruit, tengevolge waar
van zeven steenhouwers zwaargewond
werden. Een van hen is al bezweken.
Eenigen tijd geleden heeft de Ber-
lijnsche Slagersvereeniging aan de Duit-
sche regeering verzocht om, met het oog
op het gebrek aan slachtvee onder be
hoorlijke waarborgen tegen de overbren
ging van besmettelijke ziekten de gren
zen open te stellen voor den invoer van
levend slachtvee en de rechten voor
zekeren tijd geheel op te heffen of terug
te brengen tot het tarief van voor 1
Maart 1906. Dit verzoek werd door den
Rijksdag gesteld in handen der commis
sie voor de verzoekschriften, welke thans
geadviseerd heeft, dat er bij inwilliging
gevaar bestaat voor den invoer van
besmettelijke veeziekten en van het feit
dat de handelsverdragen eene verlaging
der rechten niet toelaten. Bovendien
ontkent de commissie dat er gebrek aan
slachtvee bestaat; h. i. is er veeleer
overproductie, maar zijn de hooge prij
zen te wijten niet aan den landbouw,
maar aan de slagers en de tusschenhan-
delaars, die de prijzen kunstmatig op
drijven.
Men zoekt te Parijs nog altijd naar
den moordenaar van Elisa Vandamme,
het ongelukkige schepsel, welks hoofd
eenigen tijd geleden in lappen en kran
ten gewikkeld in de Batzaris straat ge
vonden werd. Dinsdagochtend nu heeft
een werkman van zes-eu-twiDtig jaar
gepoogd zelfmoord te plegen door zich
van de Alexander III-brug in de Seine
te werpen. Hij werd echter gered en
in een van zijn zakken stak een papier,
waarop geschreven stond: „zoek niet
langer naar den moordenaar van Elisa
Vandamme; hij heeft zich zelf gerech
tigheid gedaan." Toen de man genoeg
zaam bijgekomen was om ondervraagd*
te worden, verklaarde hij, dat hij dat
wel geschreven had, maar dat men er
vocaat van mijnheer van Hegebach van
Bennewitz?"
„Jawel, mevrouw, ik heb die eer."
„Nu, en
„Wel, de eisch van den majoor is na
tuurlijk afgewezen."
„Dat spreekt van zelf," knikte zij, „weet
hij het al?"
„De tijding zal hem heden wel zijn toe
gezonden mevrouw. Ik ben overigens zeer
nieuwsgierig naar de uitwerking die deze
uitspraak op hem zal hebben."
Mevrouw van Ratenow keek den spreker
pletseling strak aan.
„Denkt gij, dat hij er zich bij neerlegt
„O, neen," antwoordde hij. „Zoolang hij
adem haalt nooit."
De dans was geëindigd en men trok zich
terug in de verschillende vertrekken of
begaf zich naar de bekoorlijke plekjes onder
de laurierboschjes in de oranjerie. Bernardi
had Elze naar Frieda's kleine boudoir ge
leid; het meisje zocht de vrouw des huizes
om haar een weinig in haar plichten als
gastvrouw te ondersteunen.
Er was echter niemand in het boudoir
dan de beide kleine, blonde meisjes, die in
korte, witte jurkjes op de sofa gezeten over
een massa prenteboeken gebogen waren.
Frieda's groote dog zat er zeer verstandig
by te kijken.
Elze, ging naast de kinderen zitten en
begon met hen te praten. De oudste legde
het boek op hare knieën. Het was een al
lerliefst tafereel, en zij voelde, dat zijn
blikken bewonderend op haar rustten. Zij
keek op, hun oogen ontmoetten elkander,
tot zij diep blozend de hare weder nedersloeg
iuijwsbim
Naar het Duitsch
VAN
(Wordt vervolgd).