el Land van Hensden en Altena, de Langstraat en de Bommeierwaard. EEKSTE BLAD. Wij groeien. Ken arm Meisje Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2948. Zaterdag 28 Jfiei. FEUILLETON. 1910. tAND VAN ALTEH^ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/, ct- Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Het is een zeer belangrijke en in- terressante studie die prof. L. Bolk, hoogleeraar in de ontleedkunde aan de Amsterdamscbe Universiteit, heeft ge publiceerd in het „Tijdschrift voor Ge neeskunde. Hij deelt op grond van de statistiek onzer militie mede dat het Nederlandsche volk in lichaamslengte snel toeneemt, en dat die groei zich niet tot enkele streken bepaalt, maar voor het geheele land geldt. Zoo is van 1894 tot 1903 het aantal recruten beneden de 1.55 M. vermin derd met 1 percent, en het aantal boven de 1.70 M. vermeerderd met 7.5 per cent. Dit merkwaardig verschijnsel doet zich weliswaar ook voor in Noord- Duitschlaud, maar lang zoo sterk niet als bij ons, immers het percentage van de ondermaatschen is daar verminderd met slechts 0.2 percent, van de lange recruten vermeerderd met 1.5 percent. Zelfs onze in dit opzicht achterlijkste provincie, Limburg, vertoont gunstiger cijfers dan Noord Duitechland. Vergeleken bij een halve eeuw gele den, toen in hetzelfde bovengenoemde tijdschrift prof. Zeeman weeklaagde over het voortdurend kleiner worden van ons geslacht, is er zegt prof. Bolk een bijkans ongeloofelijke verbetering in het physiek gehalte onzer bevolking aan te toonen. Verbeterde hygiënische en sociale om standigheden kunnen z.i. dat buitenge wone verschijnsel slechts ten deele ver klaren. Na lang en dikwijls nadenken is prof. Bolk tot de slotsom gekomen dat met ons volk iets gebeurd is en misschien nog bezig is te gebeuren, wat men bij herstellende zieken verneemteen tijde lijke krachtige verhooging der levens kracht en groeikracht. Is een ziekte, die over korter of langer tijdperk het lichaam in de meeste onderdeelen sloopte, tot staan gekomen, dan ziet men dat binnen onbegrijpelijk korten tijd de zieke zijn oorspronkelijk gewicht en krachten weer terugkrijgt. Hetzelfde is nu, naar de Amsterdam- sche hoogleeraar het inziet, met ons WILHELMINA HEIMBURG. Beste Bernardi! 37) Gij hebt mij het pistool op de borst gezet, en hoewel ik zeer ongaarne brieven schrijf, het allerminst brieven van sen ti men teelen aard wil ik het toch probeeren, omdat ik u gerust kan stellen, gelijk gij beweert Wat u betreft, moet ik echter zeggen, dat er voor u weinig geruststellends in de geheele zaak gelegen is. Ik beken dat mijn soldatenhart wel een weinig ontroerd werd, toen ik dacht aan een zekeren balavond, waarop ik mij geroepen ge voelde u een verstandigen raad te geven. Het is wezenlijk zoo de kleine Elze van Hegebach verliet op zekeren morgen heel in de vroegte haar warm nestje op het kasteel, de beste van alle tantes en een vaderlijke verloofde, om in de stilte van een klooster over ik weet niet wat, misschien weet gij het te gaan uitschreien. Alle verstandige menschen hier, en gij weet wel hoevelen er binnen deze muren wonen, halen natuurlijk de schouders op en lachen. Het behoort tegen woordig niet meer tot den goeden toon, een rijken vrijer te laten schietenthans begint de roman eerst na het trouwen, en wordt er des te pikanter om. Natuurlijk heeft zich de arme, resolute jonge dame de allerhoogste ongenade van hare aris tocratische tante op den hals gehaald, die met haar practische levensopvatting aan het gezond verstand van haar pleeg volk geschied. Vóór 1860 misschien reeds in de 18e eeuw onwaartmen ten ontzeilt een onregelmatige vermin dering van de lichaamslengte. Na 1860 komt die tot staan en in da laatste 40 jaar is er een snelle vermeerdering. Er is geen tijdperk in ons volksbe staan, zegt prof. Bolk, waarin de Neder landsche natie zoo weinig geschiedenis heeft gemaakt, zoo arm is geweest aan hooger geestesleven, als in de eerste helft der 19e eeuw. Nooit is Nederland armer geweest aan op den grond tre dende mannen, nooit is het in zijn ge heel aphatischer (lusteloozer) geweest. Onze handel kwijnde, de handelsvloot verminderde gestadig. In letteren en kunst verhief zich niets boven het mid delmatige, hetgeen aan schoons uit onze bloeiperiode nog bestond, werd door het buitenland tot zich getrokken of ge sloopt, kunstzin had plaats gemaakt voor vandalisme (vernielzucht). Alle geestkracht, scheen gedoofd. Maar in de laatste dertig jaren van de vorige eeuw komt de ommekeer. Da geestkracht herleeft, in kunsten en wetenschappen herovert Nederland zich een eerste plaats, er ontwikkelen zich energieke handelssteden aan Maas en Zaan, Amsterdam ontwaakt uit den dut. De binnenlandsche politiek wordt leven dig, kortom, er komt een aigemeene groei. „Ons volk groeit" dat beteekent dus dat wij onze oude gezondheid uit de goudeu eeuw, van 250 jaar geleden, herwinnen. Wij zijn bezig weer nor maal te worden, onze hoofden worden helderder, onze handen vlugger, weldra gaat de Nederlandsche geleerde, han delaar, industrieel en werkman voor geen buitenlander meer op zij. Zoo althans leert prof. Bolk, en wij doen 't best hem te gelooven. Heeft Potgieter echte dicht r die hij was deze schoone toekomst met zijn geestes oog niet gezien? Het was in 1841 dat hjj zijn „Jan, Jannetje en hun jongste kind" schreef, in een tijd dus dat wij nog klein, nog zwak, nog ziek waren. Toen Jan nog zat met zijn jongste kind „Jan Salie", en zich verweet dat hij al toekomstplannen voor den suffer maakte: „Jan Salie poëet, Jan Salie professor, Jan Salie diplomaat, Jan Salie lid van de Tweede Kamer, Jan Salie minister. Ik verbeeldde mij waarachtig, dat hij het al was. Ik meende overal zijn geest te zienfmmers, ik die weleer kind is gaan twijfelen. Zij zelve is dood ziek van haar reis teruggekeerd en men heeft haar uit het. rijtuig in bed moeten dragen. Volgens de laatste tijdingen, gaat het nog in lang niet goed met haar. Dat onze kringen en voornamelijk onze dames voldoende stof hebben tot kwaad spreken, behoef ik u niet te verzekeren dat de naam „Bernardi'', nog al eens in het gesprek gemengd wordt, zult gij ook wel willen aannemen. En helaas, ook terecht. „Dat is het wat mijn ziele bedroeft," zegt een dichter. Want wat nu? Het is is erg jammer van het lieve meisje, wien yalt hiei echter iets te verwijten. Het is noch uwe, noch hare schuld. Aan geld hangt; tot geld dringt bijna alles Waarom zijt gij ook geen baron geboren meteen half dozijn landgoederen? Waarom heeft de mensch ook zooveel noodig voor zijn ellendig bestaan? Ja, waarom? Ik houd maar op met vragen, want ik zou wezelijk mijn aanleg verloochenen en ook nog sentimenteel gaan worden. Het slanke meisje, met de mooie bruine kinderoogen wil mij maar niet uit de gedachten; gij hadt haar eens op den dag der begrafenis moeten zien. Denk niet dat ik er spijt van heb, u toen de waarheid onder het oog gebracht te hebben, volstrekt niet, want het was mijn plicht. Hopen wij maar, dat zij de zaak eens vergeten zal, alles slijt toch doer den tijd, maar ik geloof, dat zij moeilijker vergeten zal dan zoovele an deren. En gij, laat uw hoofd niet hangen, gij kunt haar niet helpen, slaaf der om standigheden die gij ook al zijt. Vaarwel Bernardi, Uw VAN ROST. Hoe vaak had hij dien brief reeds gelezen 1 Een menigte plannen kruisten zijn brein, een vloed van vreemdelingen naar de werkplaatsen van mijn kunstenaars zag stroomen, om er de wonderen te hul digen door hun genie geschapen, ik teerde tientallen van jaren op den roem van het voorgeslacht, ik nam het middelmatige voor lief Maar in de toekomst ziet Jan de veerkracht, den ondernemingsgeest her leven, dèj steekt hem een riem onder het hart.. En thans zou de tijd daar zijn om het middelmatige niet langer voor lief te nemen. Wij zijn weer ge zond geworden en kunnen de handen frisch uit de mouwen gaan steken als ons voorgeslacht in zijn besten tijd. Er is voor Nederland inderdaad veel te doen. Onze onafhankelijkheid is on voldoende bevestigdvan de vredes beweging konden wij het centrum zijn, doch zijn het niet; de welvaart is nog niet algemeen genoeg, de werkman is onvoldoende beschermd, voor Indië doen wij te weinig, onze handel en industrie dienen uitgebreid. Dat kan niet alleen de Regeering doen, wij moeten zelf de banden aan den ploeg slaan, zelf de nieuwe wegen zoeken, die ons zullen leiden tot hooger ontwikkeling van volkskracht. Nu de ziekte wijkt, of misschien reeds geweken is, nu kunnen we „ons zelf' weer zijn. Potgieter had gelijk: zichzelf zijn, dat beteekent nog altijdeen hoeveel heid geduld, bekwaamheid, volharding, intellect en kalme zelfbewustheid, die moeten doen slagen, zoowel in het leven van den enkelen mensch als van een geheel volk. llulteniasid. Omtrent Taborelli, den man, die te Madrid een bom geworpen heeft en daarna zichzelf van kant gemaakt heeft, lezen wij nog, dat het een Cataloniër is, van 27 jaar. Hij heeft geruimen tijd in Argentinië geleefd en stond in het armoedige kosthuis, waar hij woonde, bekend als zenuwachtig en overspan nen. Op den dag, dat hij den dood vond was hij herhaaldelijk naar het noorder- station gegaan, waar koning Alfons aan moest komen. In de kamer van Taborelli zijn nog twee helsche machines ge vonden en allerlei benoodigdheden om ze te maken. Op de schede van een groot mes, dat ook in Taborelli's kamer lag, stond geschreven leve de anarchie, weg met de tyrannen. Een offiieier heeft het scheen alsof hij in machtelooze woede op de tanden knarste, „hij, slaaf der om standigheden „Elze zal zich niet troosten," fluisterde hem een inwendige stem in. „Zij zal hare jeugd in droefheid slijten en een eenzame, verbitterde oude vrijster worden, dat lieve, bekoorlijke schepseltje." En hij dacht verder bijna koortsig, zooals hij alle dagen tot nu toe gedaan had, of hij geen ander beroep, zou kiezen? Ja, maar wat dan Koopman kapitaal? Landhuishoudkundige om levenslang opzichter te blijven? Kunstenaar om het leger van middelmatigheidjes nog te vergrooten. Onbarmhartig, ja, maar toch waar! Vaartwel gij droomen, vaarwel Elze! De slaaf der omstandigheden wat kan een slaaf? „Hij is nog wreveliger teruggekomen dan hij is heengegaan," zeiden zijn kameraden den anderen dag. „Dwaze vent! Hij houdt waarachtig nog altijd vast aan zijn onge lukkige liefde," voegde er een lachend aan toe; „ongelooflijk in den tegenwoordigen tijd!" Wederom was het herfst geworden. In het vertrek der oude mevrouw Van Ratenow vlamt een prettig haardvuur, de bewoonster zat even rechtop als vroeger bij het venster te breien. Zij was zichtbaar verouderddie fatale ziekte in het voorjaar had haar sporen nagelaten. Langzaam, erg langzaam slechts was zij hersteld. Vergezeld van Frieda en Lili, had zij daarop den zomer te Baden Baden doorgebracht; om daar echter weer het heimwee naar huis te krijgen. Tehuis ging het beter. Tante Lotte was weer terug en onvermoeid in het aanroeren van het thema: Elze. „Gij moet mij toch op dat eene punt gelijk geven, Lotte; in zondigen overmoed heeft het kind haar geluk met voeten ge treden." aan den rechter van instructie gezegd, dat hij in Taborelli den persoon meent te herkennen, met wien Morral, korten tijd voor hij op 31 Mei 1906 zijn aanslag pleegde, samen gezien is. Van Kreta wordt gemeld, dat men daar met de aigemeene wapening van het volk is begonnen. Het nieuwe drie manschap onder Veniselos verklaart, dat het in geen geval van zijne laatste besluiten terug zal komen. Het is van plan, tien voorname Kretenzers naar Europa te zenden, die tot taak zullen hebben, de politici en de kranten te overtuigen, dat de gedane zaken niet te veranderen zijn. Verder zal de Kre tenzer regeering alle betrekkingen met Turkije afbreken en alle wapens en verdere Tursche onderscheidingsteeke nen verwijderen. De Kretenzer Bank zal in de Nationale Bank van Grieken land opgaan en daarvan een bijbank worden. In Athene heeft het bericht, dat de beschermende mogendheden den toe stand van voor 1908 zullen herstellen, weinig geloof en instemming gevonden. Men voert er tegen aan, dat de Kre tenzers er zich uit alle macht tegen zullen verzetten, want de mogendheden hebben in hun antwoord op het besluit van de Kretenzer Kamer tot vereeniging met Griekenland in October 1908 stil zwijgend de afschaffing van het toen malige stelsel erkend, en beloofd de kwestie van de vereeniging welwillend te zullen onderzoeken onder voorwaarde, dat de orde op het eiland niet verstoord zou worden en men rekening zou houden met de Muzelmansche minderheid. De Kretenzers meenen zich daar stipt aan gehouden te hebben en de mogend heden hebben dit erkend door hunne bezettingen van het eiland terug te halen. De Kretenzers zouden zich nu wel eens ontslagen kunnen rekenen van de verplichting om de orde te handhaven en de Muzelmannen te be schermen. In de jongste nota aan de mogend heden neemt de Porte een zeer krach- tigen toon aan en zegt met ronde woorden, dat de tegenwoordige toestand onhoudbaar is. De Turksche regeering verklaart niet langer onverschillig te kunnen blijven tegenover de roepstem van de Mohammedanen op Kreta en verzoekt daarom de mogendheden drin gend dat zij aan den tegenwoordigen toestand een einde zullen maken. Intusschen wordt de toestand op Kreta als met den dag meer verward. Volgens berichten uit Konstantinopel heeft de Kretenzer regeering nu besloten de „Ja, maar „Maar? Hier bestaat geen „maar" dunkt mij laat zij het maal nu eten, dat z:j zichzelve gekookt heeft. Zichzelve en ons allen zoo infaam te compromitteeren „Hoe kunt gij nu zoo spreken?" ant woordde tante Lotte daarop schreiend, hoe kunt gij blijven weigeren haar brieven te lezen! Zij schrijft zoo, dat mij de tranen er van in de oogen komen, als ik de letters maar aanzie." Mevrouw Van Ratenow antwoordde niet, het gesprek was weder op het doode punt gekomen, en zoo begon en eindigde het bijna iederen dag. Natuurlijk dat tante Lotte een drukke correspondentie met haar lieve ling voerde en haar de minste kleinigheid overbriefde, die op het kasteel plaats had. Tante Ratenow was nog zeer boos, maar van den Bennewitzer kon zij niet met ze kerheid gewaar worden of ook deze boos was. Hij kwam als vroeger op het kasteel, rookte bedaard zijn sigaar en verraste eens de oude dame met de mededeeling, dat hij zich nu tehuis als een echte grootvader een chambercloack en een lange pijp had aan geschaft. „Maar beste Hegebach!" riep ongeloovig mevrouw Van Ratenow. In haar oogen was hij nog zoo jong en zoo knap, hoewel zich aan zijn slapen reeds heel wat grijze haren vertoonden. Naar Elze had hij nooit weder gevraagd. Als echter tante Lotte, op verzoek van Elze nu en dan een bezoek bracht aan de graven harer ouders, vond zij ze altijd met de schoonste bloemen versierd, en de dood graversvrouw vertelde, dat dit geschiedde op last van den heer Van Bennewitz. Voor het overige bleef alles bij het oude op het kasteel en heden was het bijzonder stil in huis, want Frieda en Lili waren uit. Heden toch trouwde Annie Cramm. Het huwelijk zou om drie uur plaats kadi's en andere Mohammedaansche rechterlijke ambtenaren, wegens hun weigering om den eed van trouw aan den Griekschen koning af ts leggen, eenvoudig te ontslaan. Al wordt de door de Kamerleden afgelegde eed van trouw aan den Griek schen koning door de Porte en de mogendheden als van rul en geener waarde beschouwd, daarmee is de kwes tie dus nog niet uit. Want diezelfde eed, dien de volksvertegenwoordigers hebben afgelegd, wordt nn ook van alle ambtenaren gevergd. De Christenen doen het, maar de Mohammedanen weigeren ingevolge de bevelen uit Kon stantinopel. Zoo wordt de verhouding tusschen het Christelijke en het Moham medaansche element op Kreta steeds meer gespannen. De verbittering over en weer is groot en als er niet spoedig door de mogendheden krachtig wordt ingegrepen, zijn er wellicht ernstige troebelen op het eiland te verwachten. Een aardverschuiving heeft een deel van het Zwitsersche dorp Fontenay verwoest. Vijf huizen met drie gezin nen zijn geheel bedolven. Donderdag had men vijf lijken gevonden. Donderdagmorgen, 7 uur, is in een groot aantal Zwitsersche plaatsen een sterke aardschok waargenomen. Het verschijnsel is het hevigst geweest in Choindiz (Bern). Het ging gepaard met onderaardsch gerommelruiten werden gebroken, meubelen tegen elkaar gebotst. De richting van de aardbeving was van het Noorden naar het Zuiden. De groote warmte van de laatste dagen heeft in Noorwegen de sneeuw ongewoon snel doen smelten en overstroomingen veroorzaakt. Alle meren en rivieren zijn tot een peil gestegen als men sedert I860 niet meer beleefd heeft. In de fabrieks stad Lillestiömmen staat het water tot aan de tweede verdieping der huizen. De minister van openbare werken heeft, in een motorboot door de straten varende, het hooge water in oogenschouw ge nomen. Op vele plaatsen zijn bruggen en dijken zwaar bedreigd, daar het vlot hout, dat voor de houtzaagmolens be stemd is, er tegen opkruit. De schade op akkers en in tuinen is zeer groot. Er is geen kans, dat het water snel zal zakken. Weretennikof, de gouverneur van het Russische gouvernement Kostroma, heeft plotseling ontslag gekregen. De reden voor dit ontslag is zeer koddig. Weretennikof liet alle werk aan zijne ondergeschikten over en teekende alle hebben, het diner om vier, en de geheele stad was op de been om de bruid te gaan zien. Fabelachtige dingen vertelde men van de pracht die er in de kerk te zien zou zijn en tante Lotte zat er dan ook reeds om half twee. De oude mevrouw Van Ratenow verbleef geheel alleen op het kasteel; zij dacht aan het bruidspaar dat nu getrouwd werd, en wat jammerlijk vrouwtje die Annie toch was, aJ was zij ook nog zoo in zijde en kant gehuld. Weer een koele verbintenis, maar zij konden zich het leven gemakkelijk inrichten, zorgen waren er niet. Toe» zag zij in haar verbeelding Elz»naast Bernardi staan, zij hoorde hun lachen en onwille keurig stelde zij dit paar in de plaats van het andere, dat nu voor het altaar traden „Maar wat een onzin!" zij kuchte luid en begon te breien, maar het beeld was zoo liefelijk, het kwam telkens terug en was er dan ook wel iets schooners op aarde, dan zulk een jeugdig, pas gehuwd paar, dat elkander hartelijk lief heeft. „Ja, ja, Elze was toch eigenlijk niet slechter dan Annie Cramm zij had alleen geen geld. Onzin! Men moest alleen reke ning houden met de omstandigheden. De avond begon reeds te vallen, toen er een rijtuig het voorplein opreed. „De Bennewitzer? Wel, ik dacht dat hij aan het diner deelnam Maar hij trad reeds binnen en kuste haar de hand. „Hoe nu?" vroeg zij. „Is het reeds af- geloopen „O, neen, mevrouw, maar ik wenschte gaarne eens met u te spreken, mijn hart voor u uit te storten." Plotseling was zij geheel gehoor einde lijk zou bij dus spreken! Zij zou Elze kin nen verontschuldigen, zij kon 4 Naar het Duitsch VAN (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1910 | | pagina 1