liet Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Ikninelerwaard.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 20SO. Zaterdag 17 September.
Hoe men oordeelt.
FEUILLETON.
mks
fM\
<-ftuD VAN
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
191Q.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Tn den laatsten winter beleefde ik
bet volgende, dat ik hier gaarne wil
mededeelen.
Op een morgen vroeg ik „Wie belde
daar, Mina?"
„Och, mevrouw", antwoordde mijn
oude dienstbode, terwijl zij haaroogen
afwischte, „'t was een boodschap van
mijn zuster, dat haar kind gestorven
is. 't Is eigenlijk maar gelukkig ook;
waDt, ziet u, 't was een erg miserabel
schaapje".
„Wel, dat is treurig, 't Is al het
derde, geloof ik. Is 't niet zoo? Was
het lang ziek?"
„Al een paar maanden, de bloed!
En zorg dat het noodig had Elk uur
moest het kind geholpen worden. En
dan heeft ze nog dien ongelukkigen
man mevrouw weet wel die voor
zijn longen altijd voor 't open raam
moet liggen en niks kan doen voorde
kost! Ik zeg maar, Miet heeft een el-
lendigen huwelijksdag. Gelukkig dat
haar oudste nu wat inbrengt. Want
Miet heeft zoo weinig tijd om nog wat
te naaien voor de lui. Ze kan het
anders maar wat best
Vol innerlijke ergernis herinnerde ik
mij, dat ik Mina's zuster, juist in de
voorafgegane week, vuil en slordig
aangekleed op straat had zien staan,
babbelende met buurvrouwen. Ook had
ik haar dikwijls in mijn keuken ge
hoord, en dat wel op oogenblikken,
waarin het werk van Mina er onder
lijden moest. Ik kon dan ook niet na
laten te zeggen: „Ja, Mina, dat is
alles waar; tnaar nu wij toch over
Miet spreken, moet ik je eens zeggen,
dat het mij voorkomt, dat je zuster
toch als moeder, kostwinshr en zorg
voor een groot gezin, waar de vader
ziek van is, veel te veel op straat en
bij de buren loopt en op die manier
man en kinderen verwaarloost."
„Grut, mevrouw, wat zegt u? Zult
u dan die arme ziel niet eens een
uurtje verzet en een kommetje koffie
gunnen Ze hoeft den ganschen dag
toch niet in ellende te zitten."
Juist wilde ik antwoorden, toen de
bel Mina weer naar voren riep. Hard
wierp zij de deur toe, en brommend
kwam zij we Ier terug. Op mijn vraag
wie daar was, antwoordde ze kribbig:
„Och mevrouw, dat ellendige bedel
volk! Mevrouw is er te go d voor.
'k Heb ze maar weggestuurd."
i „Hoor eens, Mina, dat mag niet meer
gebeuren. Je weet heel goed dat ze
altijd brood krijgen. Wie weet hoe
hongerig 'die menschen zijn
't Is kenalje, mevrouw. Geloof me!
'k Heb het van den veldwachter ge
hoord. Allemaal dronkaards en slechte
vrouwen, ze hebben geen menschelijk
gevoel in der lijf, zegt ie. Ze bennen
net als beesten
„Foei, Mina wat ben je weer hard
in je oordeel! Beklaag ze liever, die
ongelukkigen, die in koude en regen
hun brood moeten bedelen en geene
vaste woonplaats hebben. Vergelijk er
je eigen onbezorgd leven eens mee.
'k Geef toe, van velen is het eigen
schuldwie weet, welke opvoeding ze
gt had hebben Wanneer je eens in hun
plaats was geweest zou je dan anders
zijn? En die arme kinderen kunnen
het in geen geval heipen. Hoogstwaar
schijnlijk hebben velen van hen even
veel gevoel, als gij of ik en een ander."
„Mevrouw is veel te teer!" zei Mina,
zich verwijderende.
's Middags deed ik, niettegenstaande
den harden wind en de vinnige koude,
mijn gewone wandeling en bemerkte
buiten het doip twee hondenwagens,
blijkbaar deel uitmakende van de familie
karavaan, die ons dorp doortrok. Have
loos en armoedig zag het boeltje ei
uit. Op den eersten wagen, door een
rnageren hond getrokken en etn on
gunstig uitzienden man geleid, zat een
jonge, vuile vrouw met een afstootend
uiterlijk. Op haar schoot had ze een
morsig kind, terwijl een ander wicht
luid schreeuwend zijn broertje een stuk
brood uit het vuile mondje zocht te
trekken. Vinnig deelde de moeder eenige
klappen uit en sloeg tegelijk ook on
barmhartig op het arme trekdier.
De achterste wagen reed langzamer.
Een kind van ongeveer twee jaar, blijk
baar doodziek, lag opeen hoop vodden,
toegedekt met een ouden, zwarten om
slagdoek. Een magere man, bleek en
ziekelijk, liep naast de kar, met de eene
hand de lijn van den hond vasthoudend,
terwijl hij met de andere het kind
trachtte te ondersteunen. „Moeke, moe
ke", boorde ik het kind (de kar was
een eindje voor mij) gedurig roepen.
Toen hieid de man de kar stil, verlegde
de kleine en zeide met aandoening:
„Moeke is er niet meer, mijn arm
kleintje, mijn lievePietermanneke; vader
zal je naar tante brengt stil maar!"
't Kind was even rustig, de hond
zette zich weer in beweging en ik
i)
„Kom, boer! Als ge niet voortmaokt,
heeft Bart de beesten al verkocht, nog
voordat gij er bij zijt. Ik kan hem al heel
niet meer zien."
Met een spottend lachje om den frisschen
mond wendde de spreekster, die, met de
armen over den boezem gekruist, in de
deur van de ruime boerenwoning stond,
zich om en keek naar binnen.
„Zeur niet, Greet. Laat ik toch eerst
rustig aan pij pen. Bart zal de wereld niet
uitloopen", klonk een mannenstem uit het
woonvertrek.
Terstond daarop verscheen een forsch
gespierde boer met een donkeren kroeskop
en een blozend gezicht in den gang en trad
naar de voordeur.
„Jij hebt vanmorgen, zou ik zoo zeggen,
zaterdagsveel haast om me het huis uit te
krijgen! Wacht je je vrijer soms?"
„Mijn vrijer? Je weet, dat ik me met
geen vrijers ophoud, niet?"
„Dat zeg je en dat schijnt ook wel zoowat.
Ben je dan van steen, Greet?"
De zwarte oogen van de jonge vrouw
kregen heel in de diepte een flikkering,
die de boer niet zag.
„Van steen? Omdat ik geen verkeering
heb? Daarvoor behoef je niet van steen
te zijn."
„Waarom verkeer jij dan niet met mij?"
klonk het driftig.
„Met jou, boer? Hier samen in één huis?
Daar zou 't dorp nogal knapjes schande
van spreken, denk ik."
„Als 't eerlijk gemeend was ook?"
Een bliksemstraal kwam in 't oog van
de vrouw. Ze fronste het voorhoofd.
„Dat zoude niet eerlijk künnen meenen,
boer. Daarvoor zijdde veel te groot met
Mient uit de Roskam."
„Hoe weet jij dat zoo? Ik dacht, dat jij
nooit praatte met de buren?"
„Dat doe ik ook niet, maar daarom weet
ik toch wel zoo ten naastenbij wat er hier
omgaat. Daarvoor behoef ik de ooren maar
open te zetten."
„En als ik je nu eens vertel, dat ik die
Mient voor den gek houd, en dat ik alleen
zin, veel zin heb in jou."
Op 't door de zon verbrande gelaat der
jonge vrouw kwam een flauw blosje.
„Dan zou ik zeggen: Dü, zijn leugens,
boer."
„Wat?"
„Dan zou ik zeggen: Dü zijn leugens,
boer," want als je 't meendet met mij,
zaagde naar een ander niet om."
De jonkman zweeg en keek half beslui
teloos voor zich.
„Wil je dan het bewijs hebben, dat ik
waarheid spreek, dat ik veel houd van
jou en dat ik jou wil tot vrouw?"
Een lichte huivering voer Greet door de
leden. Zij knipoogde, en haar stem klonk
niet zoo vast als gewoonlijk, toen zij ant
woordde
„Tot vrouw?"
„Ja, Greet!"
De vrouw keek den spreker strak aan.
Twijfel sprak nu uit haar oog.
„Nu gelooft ze me nög niet. Dat is om
duivels te worden!"
Nog zweeg Greet.
„Dwingen zal ik oe om me te gelooven."
Toornig liep de boer de huiskamer binnen,
rukte het kabinet open, deed er een greep
volgde op gelijken afstand. Hevig begon
het kind te snikkeft de wagen hield
weer stil, en vol wanhoop veegde de
vader zich, niettegenstaande de scherpe
koude, het zweet van het gezicht, bukte
zich over de kleine en vroeg: „Wat is
'r, mijn manneke?" Toen schreide het
schepseltje: „Koü, koü, koü! en trok
met zijn blauw-roode magere beentjes,
die hij uit den doek had gewoeld.
In een oogenblik had de man zijn
jas uitgetrokken, zoodat hij nog maar
door een dun, gelapt en vuil hemd tegen
de felle koude werd beschut. Zorgvuldig
wikkelde hij zijn zoontje in zijn jas en
stopte het geheel, onder het fluisteren
van zoete naampjes, warm toe.
Wat had ik toen Mina gaarne eens
bij mij gehad Natuurlijk sprak ik den
armen man aan en vroeg naar het kind
en zijn omstandigheden. Ik vernam zijn
treurige geschiedenis en had de vol
doening dat ik hem en het kind kon
helpen. Die hulp en de ondersteuning
van anderen heeft hij niet beschaamd.
Er zijn dus ook nog goede karakters
in de omgevingen, waar men ze niet
zoeken zou Laat ons daarom voor
zichtig zijn in ons oordeelen
De verdediger van Crippen zeide,
volkomen overtuigd te zijn, dat het lijk
of lievor de menschelijke overblijfselen
die gronden waren in den grond on
der den kelder van het huis in de
Hilldrop Crescent, niet die waren van
mevrouw Crippen. We zullen mogelijk
eens te weten komen, zoo zeide hij ten
slotte, wiens of wier lijk het zoo af
zichtelijk verminkte stoffelijk overschot,
dat men in de woning van Dr. Crippen
ontdekt heeft, geweest is. Maar thans'
staat vast dat het niet dat is geweest
van mevrouw Crippen, die op't oogen
blik op haar gemak onder een milder
hemel van het leven geniet.
Het boycottcomité te Saloniki heeft
besloten den anti-Griekschen boycott
zoo scherp mogelijk door te voeren. In
geen enkel geval zullen verzachtende
omstandigheden worden toegestaan.
Zelfs in geval van diplomatieke in
menging zal geen enkel Grieksch schip
';oegestaan worden te lossen. De andere
Turksche havens zijn van dit besluit
op de hoogte gesteld.
IBuiteiilttiid.
Dezer dagen heeft de te Londen
woonachtige schatrijke Griek Korelianos
een millioen geschonken voor den aan
koop van het Italiaansche slagschip
Pi sa.
Hij heeft thans zijn wettigen erfge
namen medegedeeld, dat hij den
Griekschen staat bij testamentaire be
schikking 8,400,000 gulden heeft ver
maakt. Hij merkt tevens op, dat hij
een jaar geleden den Koning een half
millioen voor legerdoeleinden heeft
doen toekomen, zonder dat het geld
tot dusver voor dat doel is besteed. Hij
legt dus zijn erfgenamen de verplich
ting op te zorgen, dat aan de bepa
lingen van zijn testament gevolg wordt
gegeven.
De zaak Crippen is Woensdag voor
de politierechtbank in Bowstreet her
vat. De voornaamste getuige, Dr. Pepper,
in dienst van het ministerie van bin-
nenlandsche zaken, verklaarde dat het
in het huis van Crippen gevonden
stoffelijk overschot dat was van een
volwassen persoon van middelbaren
leeftijd, dat het kort na den dood moest
zijn begraven en dat zulks moest ge
beurd zijn op zijn langst 8 en op zijn
kortst 4 maanden vóór de ontdekking.
Tot welk geslacht de betrokken per
soon had behoord, kon niet worden
uitgemaakt.
in en kwam met een doosje in de hand
naar Greet terug.
„Hier, meid! Hier hedde 'tgranatenslot
van mijn moeder zaliger. Da's voor jou.
Da meugde gij dragen. D& geef' ik jou te
pand. Nou is 't toch gemeend, he? Die
Mient uit de Roskam, ba!" vervolgde hij,
terwijl Greet den zwaren ketting met het
massieve, gouden slot in verwarring bekeek.
„Die Mient uit de Roskam, ha! Ik zoü ze
niet willen, al was 't voor nög zooveel nie.
Die is best, opperbest om voor de klanten
een borreltje in te schenken en eens met
ze te pruven, maar voor de rest, fut!"
Hij knipte met de vingers. „Wat weet
die Mient van de beesten en de melkerij
en 'tbotteren, zooals gij? En zijdde gij al
niet ruim vier jaar bij me geweest, eerst
toen moeder nog leefde en later bij mijn
alleen en hebben we al ooit samen een kwaad
woord gehad?"
„Nee, boer. Dat is zoo! Nog nooit!"
„Zoo zal bet blijven dus ook, en met
Augustus trouwen we, Greet. Met Augustus.
Dus nog drie maanden meid. En krijg ik
nou van jou ook een pand?"
„Wk minde?"
„Dit witte best, Greet. Een zoen, een dikker."
„Een zoen? Als we samen getrouwd zijn,
boer, dan zooveel ge maar wilt, allemaal
dikke, maar nou niet."
Teleurstelling stond op 't gelaat van den
boer duidelijk te lezen.
„En ik heb je nog wel zoo'n sehoonen
ketting gegeven."
„Dk hedde, en ik dank oe daor wel voor,
en dragen zal ik 'm ook. Maar d£ zoenen
komt later."
„Dus niks ook te pand?"
„Neeje! Maak nu maar, dè ge wegkomt.
Ik wensoh oe een bovenste markt."
Half laohend, half geërgerd hief de boet'
Dezer dagen werd te Havre een ar
beider, die het werk voortzette, door
een 20-tal stakers overvallen en zoo
ernstig mishandeld, dat hij tijdens zijn
vervoer naar het ziekenhuis bezweek.
Blijkens het onderzoek der justitie was
in een vergadering der stakers tot
s mans dood besloten en werden 20 j
arbeiders aangewezen om dat vonnis
ten uitvoer te leggen, met de belofte
dat, wanneer de justitie hen mocht
arresteeren, de vakvereenigingen hunne
gezinnen zal onderhouden. Drie der
moordenaars alsmede de leiders der
vergadering zijn thans gevangen ge
nomen.
Volgens een bericht uit Athene heeft
de koning, de Nationale Vergadering,
welke door den Griekschen kroonprins
werd bijgewoond, openend, gezegd, dat
men algemeen er op uit was den con-
stitutioneelen regeeringsvorm te hand
haven; hij dankte de kiezers voor de
vredelievende wijze, waarop zij, zoowel
liberalen als conservatieven, van hun
rechten gebruik gemaakt en zoodoeude
de nieuwe Kamer gevormd hebben tot
een basis voor de politieke orde, die
beter geschikt is tot verwezenlijking
van het nationale ideaal.
Zorbas, de minister van oorlog, vroe
ger leider van den, naar het heet, ont
bonden ofïicierenbond, heeft de opening
van de nationale vergadering in Grie
kenland niet bijgewoond. De jongere
officieren hadden nl. den eisch gesteld,
dat de Kroonprins niet bij de plech
tige opening aanwezig zou zijn. Zorbas
had dezen eisch tot den zijnen gemaakt
en toen de regeering er geen gevolg
den doornenstok, die aan een riempje om
zijn pols hing, tegen haar op.
„O, ge zijt er zoo één, Greet, zoo slim en
zoo sluw. Maar mijn vrouw zulde worden.
Dè, zeg ik oe nog eens."
aan wilde geven verklaard, dat hij dan
niet bij de opening tegenwoordig zou zijn.
In het departement Mehedinta (Roe
menië) zijn bij de jongste overstroomin
gen 23 menschenlevens verloren gegaan.
De oogst is vernield en een aantal huizen
zijn ingestort.
Het luchtschip „Zeppeliu VI" is, ten
gevolge eener ontploffing, bij Oos, in
Baden, geheel verbrand.
Een open blik met benzine, dat dienst
moet doen bij de reiniging van de ma
chinerie, heeft door een nog onbekende
oorzaak vlam gevat, en van het achterste
schuitje uit, waar de brand ontstaan was,
hebben de vlammen binnen enkele mi
nuten het hulsel omvademd en verteerd
en het metalen geraamte tot een verward
kluwen versmolten en ineengedraaid.
Van het trotsche luchtschip, dat bij alle
wind en weer in het geheel 3100 K.M.
afgelegd en 300 reizigers vervoerd had,
is niets behouden gebleven dan de mo
toren. De loods, die het borg, is alleen
licht beschadigd.
De L Z VI was eigendom van de
maatschappij van Zeppelin, die haar
voor 'n groote som aan de maatschappij,
die de luchtreizen op touw zette, ver
huurd had. Op de werf van Zeppelin
staat op het oogenblik een nieuw lucht*
schip, de Deutschland, op stapel, dat
begin October voltooid zal zijn en dan
naar Dusseldorp zal gaan. Van Baden-
Baden uit zullen dit jaar geen passa
giersluclitreizen meer ondernomen kun
nen worden.
Het ongeluk te Oos is de derde ernstige
ramp, die een Zeppeliu in dit jaar ge
troffen heeft. Op 25 April verging het
militaire luchtschip Z II hij den Wevers
berg te Weilburg, op 28 Juni werd de
L Z VII, kort nadat zij te Dusseldorp
gestationeerd was, in het Teutoburger
Woud vernield en nu is de L Z VI
verbrand, na enkele weken dienst ge
daan te hebben. Ook bij de eerste ramp
bij Echterdingen, op 5 Augustus 1908,
is een Zeppelin na een groote reis langs
den Rijn in vlammen opgegaan.
De L Z VI, die 600.000 mk. gekos
had, was bij 12 Duitsche maatschappijen
voor 480.000 mk. verzekerd.
In Apulië (Italië), dat reeds zoo zwaar
geteisterd wordt door cholera en aard
bevingen, hebben thans overstroomin
gen groote verwoestiugeu aangericht.
Te Capurso stond het water Maandag
3 meter hoog in de laag gelegen wijken,
zoodat de m< nschen een schuilplaats
moesten zoeken op de daken. Te Trig-
giano zijn een groot aantal huizen inge
stort. Barletta staat geheel onder water.
Op verschillende spoorwegen is het ver
keer gestremd.
Peinzend oogde Greet de kloeke figuur
van Jan van Bergen een tijdlang na.
„Ja, hij had het uitgesproken! Vier jaar
lang had zij met hem samen in' één huis
gewoond, eerst een poos met zijn oude
moeder en daarna met hem alleen, eerst
als melkmeid en later als huishoudster, en
nooit was een kwaad woord tusschen hen
beiden gevallen.
Maar ook nog nooit had hij met haar
gesproken als daareven. In den eersten tijd
had hij met haar gekheid willen maken
en met haar stoeien, doch zij had hem-zoo
hardhandig ontvangen, dat de lust om nog
maals te beginnen hem ras was vergaan.
Toen had hij haar een pooslang boos
aangekeken, denkende haar zóó baas te i
wordendoch ziende, dat zij niet toegaf, j
was hij langzamerhand bijgedraaid en was
van dien tijd af met haar omgegaan als een
kameraad, als een vriend. Van vrijen was
nooit meer gesproken. Zoo was het tijden
gebleven. En nu op eens had hij haar
gevraagd om met hem te trouwen en had
hij haar het halssnoer gegeven.
Greet hing den ouderwetschen, zwaren
ketting om en ging in de woonkamer voor
den spiegel staan.
„Wat een kostbaar slot't Had zeker wel
vijftig gulden gekost, en 't was van zijn
moeder geweest. En toch De boer was
zoo'n rare. In den laatsten tijd hadden er
over hem en die Mient uit de Roskam zulke
rare praatjes geloopen. Ze kon 't haast niet
gelooven.
Hoofdschuddend als iemand, die het met
zich zeiven omtrent een gewichtig punt niet
kan eens worden, ging Greet naar 't achter
huis, naar de melkkamer, stroopte de mou
wen van 't jak op, zoodat de blanke, ronde
armen tot aan den elleboog zichtbaar wer
den, zette de karn vast, lichtte het deksel
op, schepte de versche boter uit en begon
deze te bewerken.
Een toonbeeld van kracht en van jeugd
en gezondheid, alleen wat groot voor een
vrouw, met gitzwarte oogen en gitzwart
haar, en met tanden, gelijk en klein, doch
blank en scherp als die van een jongen
hond, zoo was Greet.
Rustig aan 't werk blij ven was haar dien
morgen niet mogelijk. Er ging te veel om
in haar hoofd. Visioenen van toekomstige
grootheid en rijkdom streden in haar bin
nenste om den voorrang met twijfel en
onzekerheid. Zij schoof den houten bak
terug, richtte zich op uit haar gebogen
houding en streek met den arm over h«-t
voorhoofd, 't Werd haar te benauwd daar
in die melkkamer. Zij liep naar 't kleine
tralievenster, wierp het open, staarde een
poosje in gedachten naar buiten naar h t
zomerlandschap, haalde een paar maal diep
adem en speelde peinzend met de kralen
van Van Bergen's geschenk.
Wat was dat alles opeens gegaan en on
verwacht! Zij de vrouw worden van bijna
den rijksten boer van 't dorp, zij, Greet
van Dis, de dochter van den scheper, die
door den bliksem was neergeveld in de
heide, zij, de doodarme wees, die vrouw
Van Bergen indertijd uit medelijden had
in huis genomen en gevoed en gekleed
en nu dit
(Wordt vervolgd).