Hel Land van Hensden eo Allena, de Langstraat en de Boininelerwaard. DE GOEDE OUDE TIJD Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2982. Zaterdag 24 September FEUILLETON. «.AUO VAN ALTf"'" VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 1910. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte. Ad verten den worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. 't Is alsof het van zelf spreekt, zoo geregeld noemen wij den ouden, ook den goeden tijd. Bejaarde menschen vooral plegen met graagte dat onder weip, de goede oude tijd, te behandelen. En wij allen hebben ze zeker meer dan eens hooren vertellen, hoe dit beter was en dht veel gemakkelijker, een verhaal waarbij dan onze tijd er leelijk afkomt. Of daar reden voor is? Wij betwij felen het of die goede oude tijd nu werkelijk zoo goed, zooveel beter was dan de tegenwoordige. De zorg voor den algemeenen gezondheidstoestand, voor het onderwijs en de volksontwikkeling, voor den zwakke en misdeelde, waren ongetwijfeld gebrekkiger, de algemeene welvaart was minder, de kennis onvol lediger, de energie over 't algemeen zwakker. Dat zijn nu juist geen feiten, die ons voor dat verleden zoo bijster innemen. Zeker, het had ook zijn voordeelen op het tegenwoordige. Het leven scheen een gemoedelijker gang te gaan. Vooral op kleine plaatsen leefden de menschen gezelliger, voelden ze zich nauwer aan elkaar verbonden. Het standsverschil was onder de burgerij minder scherp, omdat de weelde minder was. Dit alles kan zeker ten deele de voorliefde van ouden van dagen voor hun jongen tijd verklaren. Maar voor het grootste deel zal die wel haar oorzaak hebben in heel natuur lijke en algemeene menschelijke eigen schappen, n.l. de vaste, innerlijke ge hechtheid aan wat een deel van z'n leven geworden is en het verzet tegen vernieuwing, wat van deze gehechtheid een gevolg is. Wat alleen nog in het verleden leeft, zien we niet meer in zijn werkelijke gedaante. De verre afstand heeft de omtrekken verflauwd. En de scherpe kanten, die toch ook toen het leven voor ons had en die ons toen ook wondden en pijn deden, bespeuren we niet meer. Het is een onzeker, vaag beeld, dat we uit dat verleden met ons mee dragen. Maar er is nog een tweede eigen schap, die ons van een ouden, ook zoo gaarne een goeden tijd doet maken. Wij leven zoo gemakkelijk vast in oude gewoonten. Wanneer we heel jong zijn, gaat het nog, dan schijnt ods nog iedere verandering een verbetering, die wij 3) Dien avond liep het bar druk m de Roskam, door al 't volk, dat terugkwam van de markt en dat eens kwam opsteken. Enkele oogenblikken was de gelagkamer zelfs stampvol met boeren in blauwen kiel of lakensch buis, rookende als schoorsteenen en pratende, of liever schreeuwende om zich verstaanbaar te maken, mét al de drukte en de gebaren van hun zuidelijke naburen, de Belgen. Tusschen al dat manvolk bewoog zich rap en vlug Mientje, de achttienjarige dochter van Haps, met glazen bieren glaasjes klare, al naar 't gecommandeerd werd, en met een lonkje voor den een, een snedig antwo®id voor den ander, met een lach om den mond en een tinteling in 't oog. „En wanneer gaode nou trouwen, Mient?" vroeg een jonge boer, die blijkbaar al rijke lijk wat „knorwater" binnen had. „Trouwen? Ik? Met Sint Juttemis als de kalveren op 't ijs dansen!" „Of as de ossen boer om oe komt." Een donkere blos schoot het meisje naar de wang. „De ossen boer?" „Ja, die! Of denkte, dai ik jelui verleden kermis niet gezien heb achter in den hof bij Bastiaanse?" „Stil, Peer toch! Als vader oe hoorde, sloeg ie me half dood." „Kom ,,'t Is vast. Hij mag den ossen boer niet zien. Die heeft hem immers indertijd in 't hok laoten zetten." met blijdschap begroeten. Maar we be hoeven nog niet zoo heel oud te zijn, om ons een levenswijze en een regel te hebben aangewend, waar we niet zoo gemakkelijk van ziju sf te brengen, begrippen en voorstellingen te hebben vastgezet in ons hoofd, die wij niet gauw weer laten glippen. Wij hechten aan datgene wat met en in ens leven gegroeid is en zoo als een deel van ons zeiven geworden is. En daarom is er haast bij iedereen, die de eerste jeugd achter den rug heeft, een vaak onbewust verzet tegen verandering, die ingrijpt in ons leven. Wij kunnen dat verzet wel door ons verstand, waar dit ons van de meer dere voortreffelijkheid van het nieuwere overtuigt, het zwijgen opleggen. Maar wanneer de verandering al te groot en te veelzijdig is en wij zeiven te lang in vroegere toestanden en ver houdingen hebben geleefd, te oud dus zijn geworden, dan is dat meestal niet meer mogelijk en doen we er ook vaak de moeite niet meer voor. En juist hierom is het te begrijpen, dat de ouderen van onzen tijd zich maar moeilijk meer kunnen aanpassen aan het nieuwere leven. Er is zooveel veranderd en de ver andering is zoo snel gegaan, dat het ook voor de vlugste beeuen moeilijk werd haar bij te houden. Het leven is zwaarder geworden, onevenredig zwaarder. Dat lijkt wat vreemd gezegd misschien. Oude menschen mogen juist graag vertellen van de moeiten hunner jeugd, van de groote lichamelijke vermoeienis bij reizen, van de minder geriefelijke inrichting van huizen en zooveel meer nog. Maar dat is slechts schijn en raag misschien gelden voor wie niet verder kijkt dan de oppervlakte van het leven. De in richting van het leven is in menig opz cht geriefelijker geworden en ge makkelijker, maar het leven zelf aller minst. Dat stelt tegenwoordig veel hooger eischeu aan geest en lichaam dan de goede oude tijd. En dit is juist, hoe vreemd het klinken moge, een ge volg van het gemakkelijker verkeer en de gemakkelijker voortbrenging. Wij reizen thans behaaglijker in de geriefelijk ingerichte treinen en stoom- booten, dan de menschen een 70, 80 jaar geleden in hun diligence of te paard soms over nauw begaanbare klei wegen. Maar terwijl de vroegere zaken man kalmpjes voor zijn reis een w> ek „Nou, ik zal er geen praat over maken, hoor. Wees maar stil." Ook bij de tapkast scheen van Bergen juist het onderwerp van het gesprek. Daar klonken een paar toornige stemmen boven het rumoer uit. „En ik zeg dan, dat ik bij de eerste ver kiezing van den gemeenteraad stem voor onzen Jan," riep een boer. „Vóór van Bergen? Voor dienIk zag hem net zoo gerre een ongeluk krijgen," schreeuwde Haps. „Ja, gij meugt hem niet, Krijn. Dül weten we al lang, en waarom ook." „Als ik hem maar zie, is mijn dag al bedurven. Maar laat hem oppassen. Wij rekenen nog eens samen af." Bij die woorden van haar vader werd Mientje vaalbleek. „Hier, kijk watje doet, meid! Je stort de helft op den grond," riep een boer, wien zij juist een glas brandewijn wilde brengen. Wat scheelde haar toch, dat ze opeens zoo draaierig werd? Met alle macht trachtte zij zich er tegen in te zetten, doch toen haar moeder na 't vertrek van de klaoten in 't keukentje kwam, vond ze Mientje, vaalbleek en met groote kringen om de oogen half bewusteloos op een stoel zitten. Wel vroeg zij naar de oor zaak van die plotselinge ongesteldheid, doch Mientje bleef het hoofd schudden en gaf geen antwoord. Kou gepakt, vast! Ze zond het meisje naar bed. Dien avond zat bij de brug een eind van de herberg Mientje, en naast haar zat Jan. Het meisje had vernomen, dat hij nog niet was gepasseerd, en had hem opgewacht. Met tranen in de oogen en een angstig kloppend hart sprak ze tegen hem, en 't geen ze zeide was geen verblijdend nieuws, want het lachende gezicht van den ossen- boer stond strak en ernstig, en het meisje tijd nam, neemt de tegenwoordige de ochtend-sneltrein, doet vlug zijn zaken en tracht nog tegen den avond opzijn kantoor terug te wezen, om er opnieuw aan den arbeid te gaan. En dat juist is het vermoeiende, hoeveel gemakke lijker men dan moge zitten in onze spoorwegcoupé's. Het leven is sneller geworden, onrustiger, gejaagder. En die gejaagdheid stelt eischen naar lichaam en geest, waaraan ze vaak nauwelijks kunnen voldoen. Maar dat snellere en gemakkelijker verkeer heeft bovendien de concurrentie onevenredig verzwaard. Zij heeft wel is waar ook de welvaart vermeerderd, maar die welvaart is niet gelijkmatig aller deel geworden. En terwijl zij zoo slechts weinigen haar voordeelen heeft doen deelachtig worden, heeft zij haar behoeften en levenseiscben aan allen haast gelijkelijk opgedrongen. Dit ook heeft ons leven moeielijker gemaakt, want een geriefelijker leven zou dan alleen gemakkelijker zijn, wanneer die geriefelijkheid met gelijke krachten te krijgen was. Nu zij alleen ten koste van groote inspanning te verkrijgen is, draagt ze voor de meerderheid slechts bij tot verzwaring van het leven. Of dan dus ook de oude tijd de goede was? Het is maar de vraag wat wij onder het goede, het betere verstaan. De zwaardere eischen mogen aanvan kelijk ons leven drukken, zij zullen onze kracht ongetwijfeld vergrooten, onze energie stalen. Niet bet gemakkelijkst te leven is het beste, maar het volste, het veeloravat- tendste, het krachtigste. En wat we in deze opzichten gewonnen hebben, is voor ieder duidelijk. Het leven heeft naar alle zijden heen zich breeder en krachtiger ontplooid. Dat ouden van dagen in gemakkelijker omstandigheden opgegroeid en vastgegroeid, zich hieraan niet meer kunnen aanpassen is begrij pelijk. Voor hen blijft de oude, ook de goede tijd. Maar wij, die nog de volheid van het leven voor ons hebben, zien in die krachtiger ontplooiing de weg naar het betere. Buitenland. Een ernstig en hoogst eigenaardig ongeval met een vliegtoestel heeft te Maubeuge bij Bergen (Henegouwen) op de vliegmeeting die aldaar gehouden werd, plaats gehad. De vlieger Didier vloog slechts eeuige meters boven den grond, toen hij piot- zweeg reeds lang weer, toen Jan nog stil en somber voor zich zat te kijken. „Dat is een mooie boel," mompelde hij eindelijk, zonder dat de rimpel van zijn voorhoofd verdween. Mientje antwoordde niet. Ze was zachtjes begonnen te schreien. „Kom, huilen geeft niks. Daar word je niet beter van." Weer bleef 'teen poos stil. Toen had de jonge boer blijkbaar een besluit genomen. „Welnou, Mien; maar houd eerst op met dat gejank. Dat geeft toch niks, zeg ik." Het „gejank" verstomde. „Welnu, Mien, als 'ter zoo mee staat, dan zal ik met je trouwen." Bij het meisje waren de tranen als door een tooverslag verdwenen. „Meen je dat waarachtig, Jan?" „Wat dacht je dan?" 't Kostte den boer moeite die woorden uit te spreken. Hij dacht aan de belofte, dienzelfden morgen aan Greet gedaan. Hij hield van deze ook wel tweemaal zooveel als van Mientje, en dat hij dien Haps, dien hem haatte en die door zijn schuld in de gevangenis had gezeten, tot schoonvader zou krijgen, hinderde hem niet minder, maar „Wat krijg ik van je te pand, dat je je woord houdt, Jan?" „Te pand? Is 't dan niet genoeg, als ik zeg, dat ik het doen zal?" „Nee, want thuis weten ze er nog nie mendal van, en als vader er achter komt, begaat hij een ongeluk. Dus moet ik een pand hebben, dat ik hem dan kan toonen." „Hier heb je dan mijn portefeuille. Daar zit zeshonderd gulden in. Als ik mijn woord niet houd, zijn die voor jou. Na moet ik weg, hoor. Ze zullen thuis niet weten waar ik blijf," vervolgde de boer, terwijl hij seling meegesleurd werd door een hevi- gen wind, en met zijn toestel, waarvan hij alle controle eensklaps miste, neer sloeg temidden van het publiek. De schok was hevig en men hoorde over het geheel terrein duidelijk het geluid dat het toestel maakte bij het breken tegen den grond. De vlieger, Didier, zelf kwam er zonder eenig ongeval af, maar een klein meisje van 5 jaar werd ernstig aan het hoofd gekwetst, terwijl een soldaat over een afstand van 15 M. door het toestel werd meegesleurd en zeer zware verwondingen aan het gelaat bekwam. Een derde toeschouwer werd ook nog ernstig gekneusd en moest eveneens naar het hospitaal vervoerd worden. Het vliegcomité besloot, na dit on geluk, de meeting gesloten te verklaren, zoodat er niet meer gevlogen zou worden. Te Folkestone, in Engeland, is weer een ongeluk met vliegen gebeurd. George Barnes, vroeger een motor- fietsrijder bn sedert eenigen tijd lucht- man, is na een korte vlucht, bij het dalen, komen te vallen. Zijn Humber tweedekker ging over den kop, en Bar nes viel van .15 M. hoogte. Hij brak den schedel. Zijn toestand is zeer be denkelijk. Lissabonsche bladen melden, dat de regeering van Portugal sedert eenigen tijd op de hoogte was van het bestaan van ettelijke bommenvoorraden, waar mede de revolutionairen aanslagen ple gen. De politie heeft in een klein huis 171 dynamietbommen ontdekt, die van hetzelfde maaksel bleken te zijn als de projectielen, die ten tijde van den koningsmoord gevonden zijn. Het plan was in geval van oproer, de regeerings gezinde troepen van de daken der dicht bij de kazernen gelegen huizen met deze bommen te bestoken. Een geheele reeks verdachten, waarbij een onder officier, zijn in hechtenis genomen. Men houdt het voor zeker dat een ge deelte van het leger in de samenzwering betrokken is. De Diario Noticias ver zekert dat de regeering nog een bom- menbergplaats ontdekt heeft en dat de geheime vereenigingen over het geheele land vertakt zijn. De officieele Imparcial van Lissabon deelt mede, dat de regeering van vele zijden bericht ontvangen heeft, dat de revolutionairen een goed georganiseer- den aanval op de monarchie voorbe reiden. De regeering zal echter, hce liberaal zij ook is, in geval van oproer niet de minste toegeeflijkheid ten op zichte van de revolutionairen betoonen. Er wordt strenge censuur op de tele grammen uitgeoefend. driftig opstond en de brug opliep. „Ja, Greet mocht anders eens ongerust worden, hè?" De boer antwoordde niet. Hij fronste het voorhoofd. „Wanneer trouwen we, Jan?" vroeg het meisj'e, terwijl ze hem de armen om den hals sloeg en hem een kus gaf. „Trouwen? Met 't dieuwejaar." Pang! Een schot kwam uit de struiken naast de brug. Jan slaakte een doffen gil, sloeg voorover op den grond en bleef roerloos liggen. „Jan! Jan, spreekt eens tegen me. Jan Geen antwoord kwam er. Het meisje boog zich over den gevallene heen. Een lauwe straal vocht begon over haar handen te vloeién, toen zij hem be tastte en nogmaals zijn naam riep. Een hevige schrik beving haar opeens. Zonder een enkele maal zelfs maar om te zien, rende zij naar huis terug, sloop langs de achterdeur naar haar kamertje en kroop rillend van schrik onder de dekens. Hl. „Hier zoo wat is het schot gevallen", zeide een poosje later een marechaussée, terwijl hij, uit de donkere heide opduikende, over den greppel sprong, die de heide van den grindweg scheidde. Hier gekomen keek hij zoekend in 't rond. Een groot, donker voorwerp op de eerste planken van de brug, een voorwerp, dat scherp afstak tegen het wit van den weg, trok zijn oog. Hij liep er heen en bukte. „Wachtmeester!" Deze kwam ijlings aanloopen. „Wat?" „Een lijk!" In een ommezien had de dienaar der wet licht gemaakt. Naar verluidt heeft het bestuur van den bond van Duitsche iudustrieelen in de metaalvakken besloten van 8 October af 60 pet. van de arbeiders, te weten ongeveer 420,000 man, uit te sluiten, teneinde hen te beletten <le nog steeds stakende arbeiders van «le scheepsbouwwerven geldelijk te steunen. Walter Wellmann is van plan met zijn bestuurbaar luchtschip „America" van uit Atlantic City in New Jersey naar Europa te vertrekken en dan ergens in Ierland te landen. De heer Murray Simon, een der officieren van den „Oceanic", een passagiersschip van d<e' „White Star Line" zal het luchtschip als loods dienen. De onder den gondel van het luchtvaartuig aangebrachte reddingboot is van voldoende vleesch- voedsel, scheepsbeschuit en ander pro viand voorzien, om zes man gedurende dertig dagen te voeden, indien de „America" mocht verongelukken. Zoo lang mogelijk zal het luchtschip de route der transatlantische stoomschepen volgen. De stakende modenaaisters te Parijs zijn slaags geweest met de politie. Eerst gingen zij de agenten met hare para- pluies te lijf en vervolgens wierpen zij hun tafels en stoelen van het terras van een koffiehuis naar het hoofd Een aantal betoogsters werden gewond, maar zij weigerden zich in een ziekenhuis te laten verbinden. Een in Hongarije, gehouden land bouwerscongres heeft, na heftige aan vallen van den vroegeren minister van landbouw Daranyi op Oostenrijk en op het pas gesloten handelsverdrag met Servië, besloten zich met alle macht te verzetten tegen den door Oostenrijk voorgenomen invoer van vleesch uit Argentinië en de regeering uit te noo- digen elke onderhandeling daarover te weigeren. Het Japansche blad Hotsji Sjiinboen heeft uitvoerige bijzonderheden gepu bliceerd over een complot tegen het leven van den Keizer van Japan. De samenzweerders bevinden zich in hech tenis. De mededeelingen van de Hotsji hebben enorm veel opzien gewekt. Het uitroepen van den staat van beleg en het toepassen van de wet op het bendewezen in de buurt van Monastir heeft, naar de Kölnische Zeitung meldt, verrassende resultaten opgeleverd. Te Monastir, Perlepe, Fiorina en Kroesjewo zijn door huiszoekingen 2000 geweren, 1300 revolve) s, groote voorraden munitie en veel dynamietbommen gevonden Torghoet Sjefket pasja houdt zelf toe zicht. „Kent u hem?" vroeg de marechaussée, die nog niet lang daar op de brigade was. ,,'t Is van Bergen, de ossenboer; hij is doodgeschoten. De kogel ging achterin en voor uit, dwars door den rug. Wie dat schot heeft gelost, heeft dat meer bij de hand gehad. Jij blijft hier. Ik ga hulp halen. Ginds aan de herberg bij Haps," Daar brandde nog licht. Behoedzaam sloop de wachtmeester naar 't venster en luisterde. Geen geluid werd vernomen. Nu rammelde hij aan de deur Deze was gesloten. „Wie is daar?" vroeg een vrouwenstem. „Ik, Bakker, de wachtmeester van de marechaussée!" „Ach God, daar heb je 't al 1" hoorde deze de vrouw binnen uitroepen. De deur werd ontgrendeld. De wachtmeester trad binnen. „Waar is je man, vrouw Haps?" Mientje's moeder was reeds bekomen van den schrik. „Wel, ik denk in zijn kooi. Waar anders?" klonk het driest. „Ga hem dan roepen." Met één oogopslag had de wachtmeester gezien, dat het geweer niet op zijn gewone plaats hing. „Ga hem dan roepen," herhaalde hij, toen hij zag dat de vrouw draalde. Vrouw Haps verdween in het zijvertrek. „Hij is ziek. Hij kan niet opstaan," kwam ze dadelijk daarop zeggen. „Dan wil ik hem toch wel eens zien." Met de lamp in de hand trad Bakkwr naar de bedstede. Deze was ledig. „Wat lieg jij me voor? Je man is er niet jEn waar is zijn geweer?" Vrouw Haps haalde de schouders op. IIEDWSBIAI» Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1910 | | pagina 1