et Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommeierwaard. INKWARTIERING! Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. Dient elkander. FEUILLETON. VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. No. 3007 Woensdag 21 December 191Ü. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7Vi et. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Dienen, wordt tegenwoordig door het gros der menschen beschouwd als iets minder eervol, waarvoor men zich eigen lijk moest schamen. Niet alleen knechten en dienstmeisjes denken er zoo over, maar helaas ook zij die door anderen gediend worden. Hoeveel heeren en mevrouwen zien minachtend neer op hun dienstboden en behandelen hen uit de hoogte. En toch, hoe vaak staan zij, die dienen, zedelijk hooger dan zij die ge diend worden. Een dienaar, die zijn taak met liefde en ijver vervult is meer te eeren dan een heer die nalaat de belangen zijner ondergeschikten te behartigen. Niet onze maatschappelijke positie bewijst onze waarde als mensch. Dat begreep de bekende Spanjaard Pizarro. Op een zijner reizen moest hij met zijn gezelschap eene rivier door waden. De sterke stroom sleepte een zijner dienaren mee, die hij kende als zeer trouw en aanhankelijk. Terstond zwom hij hem na en met gevaar van zijn eigen leven redde hij hem. Men maakte, toen beiden behouden aan wal waren, hem er een verwijt vaa dat hij zijn leven gewaagd had voor een knecht- Maar zijn eenvoudig antwoord luidde Gij kent niet de waarde van een trouwen dienaar. Dienen is geen schande. Integendeel, het is een eer. Want door dienen maakt men z:ch nuttig en krijgt het leven waarde. Een nutteloos leven is een ver loren leven. Hoe meer men nut sticht door anderen te dienen, des te meer ontplooit zich het leven in velerlei richting, des te rijker wordt het in zegening. Niemand ia zoo hoog ge plaatst, dat hij zich van dienen ont houden mag. Juist die het hoogste staat, moet het meest dienen, omdat de gelegenheden er toe zich hem in de grootste mate aanbieden. Er was eens een vorst, die een wapen voerde met een brandende kaars er in en daaronder het deviesIn dienst van anderen verteer ik. Dat was schoon gedacht en als die vorst ook handelde overeenkomstig zijn devies, dan wa3 het ook schoon gedaan. Maar dan deed toch ook al weer niets meer dan zijn roeping vervullen. Een. kaars is er om te branden. En als zij niet brandt en licht verspreidt, doet zij geen dienst, is zij nutteloos. Maar als zij brandt, verteert zij tevens. En als zij verteert is, dan heeft de kaars aan haar bestem ming voldaan. Eerder niet. Zoo is des menschen wegsnellend leven ook dan eerst welbesteed, als het doorgebracht is in zegenend dienen. In dienen ligt dan ook geen ver dienste, al is het een eer en al brengt het zijn loon met zich. D enen is een voudig plicht. Maar evenals elke plicht kan ook deze alleen op de rechte wijze vervuld worden, als het voldoen er aan geschiedt met liefde, omdat men in dienen zijn roeping gezien en zijn lust g( vonden heeft. Maar voorwaarde tot het met liefde dienen, is het dienen uit liefde. i Wie zijn naasten niet lief heeft, kan ben niet dienen, en als hij, door om standigheden gedwongen, hen toch die nen moet, dan doet hij het met tegen zin, vaak met wrok in het hart, dan kan hij het niet goed doen, maar zijn dienen wordt loon- of oogendienst. Slechts wie liefheeft en den drang der liefde in zich voelt, kan zich zeiven verloochenen om de minste te zijn, kan niet anders dan dienen, dit is: helpen, raden, weldoen, zegenen dien, dien hij liefheeft. Een oude overlevering verhaalt van twee broeders, die in het Joodsche land leefden in de dagen voor Koning Salomo. De een was getrouwd en had kinderen, de ander was ongehuwd en zwak van gestel. Beiden waren land bouwers en hadden koren op hunne akkers gezaaid. Van de opbrengst van hun land moesten zfj leven. Toen de tijd van oogst gekomen en het koren gemaaid was, plaatsten zij ieder een handmolen op het veld om het ge maaide en gedorschte graan te malen. Op een avond zeide de oudste broe der tot zijne vrouw: „Mijn broeder is zwak en niet sterk genoeg om den last en de hitte des daags te dragen. Ik zal dezen nacht, zonder dat hij het weet, een deel van mijn koren bren gen in zijn molen. En gelijk hij ge zegd had, deed hij. De jongere broeder had een dergelijke gedachte en sprak bij zich zeiven: „Mijn broeder heeft een huisgezin en ik ben maar alleen op de wereld. Ik zal dezen nacht on- gemeikt een deel van mijn koren bren gen in zijn molen." Ook hij deed zoo als hij bij zich zei ven had voorgeno men. Hoe verwonderd waren beiden, toen hun des morgens bleek, dat zij, niet tegenstaande zij des nachts van hun li. iiiiiïiiiiiu;. 20) Hier werd tante Stanze door een zacht lachen van Klara in de rede gevallen. De gedachte, dat de oude, dikke roode heer, die bestendig aan asthma leed, de kleine eerbare tante zou schaken, had dan ook zoo iets onbeschrijfelijks kluchtigs, dat zelfs die tante in eigen persoon haar toorn over Hedwig's oneerbiedigheid vergat en mee- lachte, zij 't dan ook uit blijdschap, dat haar lieveling weer den kleinen bleeken mond tot lachen vertrok. „Ik kan mij zoo levendig Treben's gezicht voorstellen als hij dat hoort, tante. Hij heeft zoo'n eigenaardige manier zijn linkeroog dicht te knijpen en zijn monocle uit het andere te laten vallen, als hij zich over iets verbaast. O, 't moet o ver kluchtig zijn 1 Ik benijd Hedwig haar kostelijken humor." „Die komt bij jou ook terug, mijn schatjel Wacht maar; Overmorgen mag je 'n paar uurtjes opstaan, zegt de dokter, en over acht dagen, op Kerstavond, ben je bijna weer heelemaal gezond. Dadelijk na de feestdagen pakken wij je dan warmpjes in, gaan op reis en op Hermsdorf zal je spoedig weer roode wangen en een opgeruimd humeur krijgen. Laat mij daarvoor maar zorgen!" „Och, tantelief 1" fluisterde het meisje met een diepen zucht. „Laat het hoofdje maar niet hangen, mijn lieveling," vermaande tante, terwijl zij liefde vol de kleine hand in de hare drukte. „Je bent nog jong en het leven heeft nog veel van je te verwachten, veel schoons. Geen leven is zóó arm, of een paar vreugdebloemen bloeien er altijd op 's menschen wegen, en al vervult onze Hemeleche Vader ook niet al onze wenschen, al zendt Hij ons dikwijls lijden toe, toch brengt Hij alles tot een heerlijk einde en moeten wij, achteraf be schouwd, nog recht dankbaar zijn, dat Hij ons dwaas verlangen niet bevredigde." Het jongemeisje schudde zacht het hoofd en in de oogen, die zij wijd geopend naar de zoldering gericht had, blonken een paar tranen. Zij dacht aan al het leed, dat zij verduurd had, en plotseling, als een bliksemstraal, stonden de laatste uren, die onmiddellijk het uitbreken van haar ziekte hadden vooraf gegaan, haar voor den geest. De man met dat vrijmoedige voorkomen, die helder blauwe, uitpuilende oogen, die verlangde immers binnenkort een beslissend antwoord van haar! Dat was het spook, hetwelk haar in de lange, donkere nachten der laatste weken voor de oogen gezweefd en in haar koorts- droomen gekweld had. Het beeld, dat de heer Von Brennenberg daar in het eenzame park, op dien mistigen winternamiddag, haar geschetst had, dook weder duidelijk op in haar herinnering. „Het is niet zoo gemakkelijk, had hij gezegd, voor zichzelf te zorgen. De ont beringen des levens, de strijd om het be staan, laten zich in een roman gemakkelijker lezen, dan zij in werkelijkheid zijn." Het arme meisje dacht aan dezen strijd, aan die ontberingen, die onvermijdelijk haar lot moesten worden. Want een anderen weg koren een deel weggebracht hadden, nog evenveel hadden als den vorigen avond. Zoo ging het eenige nachten achter elkander. Het gevolg was, dat beiden, onafhankelijk van elkander, besloten op een nacht de wacht te houdeD, ten einde achter het geheim te komen. Juist in dien nacht ont moetten zij elkander halverwegen ter wijl zij weer bezig waren koren naar elkanders molen te brengen. Op die plaats der ontmoeting, waar de dienende liefde openbaar geworden was, heeft naar men zegt Salomo zijn tempel gebouwd. Liefdeloosheid verhinderd te dienen. Maar niet liefdeloosheid alleen. Ook zelfzucht, eerzucht, gemakzucht en allerlei andere booze zuchten meer. Wie heeft ooit gehoord, dat door lief deloosheid iets goeds is tot stand ge bracht, dat de zelfzuchtige zich ernstig bekommert om het welzijn van den naaste, dat eerzucht het hart vertee dert zoodat het zich ontfermt over don hulpbehoevende, en dat men uit ge makzucht iets doet wat moeite kost en inspanning eischt en zelfverlooche ningen vraagt? Want het echte dienen, het zich zeiven geven ten behoeve van an leren is geen slavernij, maar leidt tot de ware vrijheid, tot het vrij worden van allerlei neiging en hartstocht, tot het zich-zelf zijn in de openbaring van wat er goddelijks is in den mensch. Eens in den winter reisde iemand over de Alpen. Het was snerpend koud en de sneeuw maakte het gaan moeilijk. Bijna uitgeput door de felle koude wilde de reiziger een oogenblik gaan rusten. Dat zou zijn dood zijn geweest. Maar daar raakt hij, terwijl hij zich nederzet, met zijn voet een menschelijk lichaam aan. Met medelijden bevangen, begint hij de verstijfde leden van den ongelukkige te wrijven, tot eindelijk de bijna gestorvene de oogen opslaat. De man is gered. Maar ook de redder is warm geworden en ontkomen aan den dood. Bulten land. Een vreemde zelfmoord wordt uit Auxerre, Frankrijk, bericht. Twee oude juffrouwen uit St. Fargeau, Pauline Reboulleau, oud zeven-en zestig jaar en Stefanie Reboulleau, vier-en-vijftig jaar, linnen werksters, hebben zich op gehangen. De twee zusters hielden heel veel van elkaar. Met bijzondere zorg hebben ze voor het laatst toilet gemaakt. kon zij niet bewandelen, al zou ook iedereen tegen haar samenspannen. O, was het Kerstfeest toch maar al voorbij Zij zuchtte diep bij deze gedachte. Zou zij wel ooit weder vroolijk het leven kunnen aanschouwen? „Je zult alles overwinnen, mijn kind, en ik zal je trouw bijstaan met raad en daad zei tante Stanze bemoedigend, terwijl zij haar nogmaals de hand drukte. Toen stond de oude freule op en zocht bij het venster een of andere bezigheid, opdat het meisje niet zou kunnen zien, hoe haar de tranen in de oogen stonden! Het arme kind, dat in haar eerste liefde op zoo lichtzinnige wijze bedrogen was, boezemde haar diep medelijden in. Een zeker gevoel van haat kwam in haar goed hart op tegen dien knappen officier, die het jonge wezentje met zijn beminnelijke vlei taal verstrikt en zich toen vrij en zorgeloos van haar had afgewend, alsof hij slechts een roosje had geplukt om er zich een korte poos mee te tooien en het dan achte loos te verliezen. „Och, had ik toch mijn oogen beter open gehouden en den raad gevolgd van mijn jongen, van Otfo, die mij dikwijls genoeg te verstaan had gegeven, dat ik haar moest wegzenden maar wie denkt ook aan zóó iets? Het moet geweldig diep bij het kind zijn ingeworteld," redeneerde zij verder, „want Brennenbeig is, naar ik van mijn zwager heb gehoord, een braaf, achtens waardig mensch en schatrijk. Ik zou mijzelf een oorveeg kunnen geven, dat ik haar deze droeve ervaring niet bespaard heb Ik ben toch nieuwsgierig, of zij mij in haar vertrouwen zal nemen, of dat zij ook tegen over mij haar droef geheim in het hart zal smoren. Toen zijn ze naar den zolder geklommen en daar zijn ze gevonden, hangende, rug aan rug. In een brief aan den burgemeester van St. Fargeau, die tevens schrijnwerker is, vragen ze of hij hun doodkisten wil maken. De Saksische regeering heeft een vleeschnoodconferentie bijeengeroepen. Het resultaat wordt door het Berliner Tageblatt gelijk nul geschat. De minis ter bedankte voor het te waardeeren materiaal en de heeren konden naar huis gaan. Intusschen is vastgesteld, dat er in geheel Saksen gebrek heerscht aan vee, dat geschikt is voor de slacht bank. Maar niemand schijnt op eenigs- zins afdoende maatregelen te durven hopen. Er is dezer dagen oproer geweest in het armhuis te Belmont. De mannen beklaagden zich over het voedsel, en zetten hun protest kracht bij door tafel gerei te vernielen en ongehoorzaamheid. De politierechter heeft er 80 tot drie maanden gevangenisstraf veroordeeld. Dit is harder dan het lijkt, want ver scheiden oproerlingen hadden gezegd, dat zij liever de gevangenis verkozen boven het armhuis. Ze hadden er blijk baar ervaring van. Twee hunner, die ook een bewaker hadden aangevallen, zullen voor den strafrechter verschijnen. In Maidstone, 'n voorstad van Londen, heeft weer een zware brand gewoed. De lakenwinkel van Dennis Payne and Company is totaal afgebrand. Het per soneel is uit de ramen gesprongen of over het dak gevlucht. Persoonlijke ongelukken zijn niet te betreuren. De stoffelijke schade beloopt echter eenige honderdduizenden. Tijdens de voorstelling in een mena gerie te Badajoz, Portugal, brak een luipaard los uit zijn kooi en sprong onder de toeschouwers, waar hij een hevige paniek veroorzaakte. Het dier doodde twee menschen en verwondde er 4, waarop het naar buiten vluchtte. De gendarmes zetten het gevaarlijke wild achterna en slaagden er in het neer te schieten. Naar de Times uit Konstantinopel verneemt, zijn de berichten uit Syrië ongunstig. Terwijl de troepen Kerak bezetten, deed een strijdmacht der Bedoeïenen een aanval op alle stations ten noorden van Maan. Alle spoorwegbeambten, die in handen der Bedoeïenen vielen, zijn gedood. Een gedeelte van de Turksche strijd macht in Hauran rukt in zuidwestelijke richting tegen de oproerlingen op en Daar klonk opeens een zacht stemmetje uit het bed. „Tante, kom even hier bij mij, heel dicht, zoo maar u moet mij niet aanzien Zeg eens, tante, hebt u ooit iemand lief gehad, zoo recht, innig liefgehad fluisterde nu het lieve stemmetje dicht aan haar oor. Nu hield tante het meisje omvat en beiden bloosden; het jonge, schier kinderlijke meisje en de vijftigjarige oude vrijster. „Ja?" vroeg Klaartje nog eens. Tante Stanze knikte, terwijl zij nog rooder werd. „En hebt u hem ooit kunnen vergeten?" „Vergeten? Dè,t neen, kind, maar toch ben ik het te boven gekomen 1" „En bent u dan nu gelukkig?" „Ja, Klaartje, dat ben ik, en daarvoor dank ik den goeden God, want Hij deed mij vrede vinden, vrede naarbuiten en vrede in' mijzelf Maar nu moet je daarover niet meer nadenken!" voegde zij er schielijk bij. „Later zal ik je alles vertellen; laten wij nu liever over de Kerstdagen spreken." „Lieve, goede tante!" fluisterde het meisje op innigen toon, terwijl zij de hand der oude freule aan haar lippen trok. Zij had haar nu nóg meer lief gekregen zij wist thans immers dat ook over dit goede oude hart eenmaal de storm des lijdens was heengetrokken. Maar tante Stanze ging schielijk uit het slaapvertrek naar de zitkamer van Klara, en droogde een stroom van tranen. Toen zij een poos later weder bij het bed kwam, genoot het vermoeide kind weder van den rustigen verkwikkenden slaap der genezing. XX. De vierentwinstigste December was ge komen met strenge kou en veel sneeuw; de geheele divisie redifs in Adana is onder de wapenen geroepen. Tien bataljons nizams en twintig bataljons redifs zijn zoo spoedig moge lijk naar Jemen gezonden. Het aantal Bedoeïenen, dat bij den opstand betrokken is, wordt op 15,000 geschat. Berichten uit Jeruzalem brengen nieuwe bijzonderheden over de gebeur tenissen in de laatste dagen. Een Engelschman, die getuige is ge weest van het ontstaan van den opstand, zegt dat verscheidene compagniën Turksche troepen verdeeld waren onder de stammen ten oosten van de Jordaan, om de Bedoeïenen te ontwapenen. Laatstgenoemden besloten zich tegen die ontwapening te verzetten. Onder leiding van het opperhoofd Majilli werd e«n plan op touw gezet tot een algemeenen aanval op de Turksche troepen. De aanval gelukte in alle op zichten. Er werd een ware slachting aangericht onder de Turksche troepen en 16 kanonnen vielen in handen der Be doeïenen. Daarna deden de Bedoeïenen een aanval op Kerak, waar zij alle ambtenaren, ook de moetessarif, en hun gezinnen vermoordden. Zij plunderden en verbrandden de woning van den gouverneur en de schoolgebouwen. De woningen der Christenen moeten ge spaard zijn. Acht Amerikaansche reizi gers, die in handen der Bedoeïenen vielen, zijn van al het hunne beroofd. Zaterdag werd uit Kopenhagen ge meld Het strafgerecht heeft Alberti, oud minister van justitie, wegens verduis tering van ongeveer vijftien millioen kronen tot acht jaar tuchthuisstraf, bovendien tot betaling van de kosten van verdediger en aanklager, te weten 1500 kronen voor ieder, veroordeeld. De crimineele politie te Altona heeft voorgesteld, de margarinefabriek van Mohr, waarvan, zooals men weet de margarine afkomstig was waardoor verscheidene personen werden vergif tigd, te sluiten. De justitie heeft ver gunning gegeven, om de fabricage onder de nauwkeurigste voorzorgsmaatregelen voort te zetten. De fabriek heeft tenge volge van de vermindering van haar omzet reeds 150 arbeiders gedaan moe ten geven. Het onderzoek naar de ver giftigde stoffen, die in het merk Backa voorkomen, is nog niet geëindigd. Een sleepboot van de Engelsche ma rine, die een hondetd matrozen van Harwich de Theems opbracht, is bij Harwich in aanvaring gekomen met de onderzeesche bool C 8. In vijf minuten tijds zonk de sleepboot. Vijf matrozen zijn verdronken. De onderzeesche boot hielp bij het reddingswerk. fijne, scherpe vlokken dwarrelden onop houdelijk door de lucht, terwijl zij den adem bemoeilijkten, en aan de daken hingen lange ijskegels. Op den bevroren vijver in het stadspark speelde de jeugd onder luid geschreeuw en gejuich. „Die „Zwanenvijver" was het sieraad van het stadje en nog fonkelnieuw, evenals de fraaie villa's midden in het park. Dat wil zeggen, de vijver zelf was eigenlijk oud; hij was slechts van naam veranderd. Voor twee jaar heette hij nog zeer prozaïsch „de Varkenskom". Maar deze benaming paste natuurlij k niet meer voor de elegant moderne omgeving, zooals spoedig het ijverige bestuur der goede stad inzag, en de rijke bierbrou wer-wethouder Meyer deed zijn milde hand open en schonk der gemeente een paar zwanen. Den volgenden morgen bleef ieder een staan voor het kleine waterbekken, over welks gladde oppervlakte de majestueuze vogels zwommen. Zij werden naar behooren bewonderd en weldra prijkte op het grasperk een bord, waarop met groote witte letters op zwarten giond „Zwanenvijver" geschre ven stond. Aan den zuidkant van dit stukje stede lijken trots staat, drie verdiepingen hoog, het voornaamste hotel der plaats. „Hötel de Duitsche Kroonprins" staat met groote letters boven de gewelfde, hooge inrij-poort, waaronder juist een arreslede binnenrijdt, waaruit een heer met officierspet op 't hoofd om zich heen ziet. De huisknecht snelt toe, trekt aan de schel en drie of vier kellners ontvangen den gast met groote voorkomendheid. Met Kerstmis toch is een reiziger een witte raaf, dan blijft ieder liever bij zijn familie. LAIJD VAN ALTKNI DOOR Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1910 | | pagina 1