lel Land van ileusden en Allena, de Langstraat en de Bominelerwaard.
INKWARTIERING!
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 300S. Zaterdag 24 December.
DE KERSTROOS.
FEUILLETON.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7lft et. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag,
middag 12 uur ingewacht.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
191Ü.
Als de nevelen over alles liggen uit
gespreid, het licht van den hemel bijna
gedoofd en daarbuiten alles somber en
grauw is, dan bloeit de geneeskrachtige
plant, die wij Kerstroos noemen. De
kleine, witte bloem, ontplooit zich in
hare nederige gedaante, een liefelijke
gave, dubbel welkom, waar alles zoo
kleurloos is en zoo neerdrukkend in de
donkere dagen, die ons nog scheiden
van den dag, waarop we de taak van
een levensjaar zullen neerleggen, om
een nieuwe, nog onbekende op te vatten.
Er is ontegenzeggelijks iets, dat tot
somberheid stemt in die donkere d igen.
En, alles werkt daartoe mee. Het is
geen winter, die vaak licht en opge
wektheid met zich brengt. Het is kil
en geen zonnestraaltje tracht door te
dringen. Ook wordt het bijna geen dag
meer en tobben we met onzen arbeid,
juist nu, in deze dagen, waarin het
ons aan tijd het meest ontbreekt.
't Zal er nu op aan komen, ot we
eenig licht in ons zei ven hebben, dat
glans genoeg verspreidt om althans de
nederige rol van het Kerstroosje te
vervullen. Waar het helder is iu het
gemoed, daar verschijnt ook allicht, aan
's levens uitspansel een sterretje, dat
zoo goed mogelijk de taak van het
zonlicht vervangt en helpt, om de don
kere dagen wat gemak kelijker te door
worstelen. Ontbreekt het buiten aan
geur en kleur, binnen bloeit het Kerst-
roosje en kunnen we er misschien toe
komen een dubbel genot te vinden in
de genoegens van den gezelligen huise-
lijken haard.
Een beetje licht en een beetje warmte
moeten er toch zijn want, we gaan
ons voorbereiden voor de viering van
een heerlijk feest, een huiselijk feest
bij uitnemendheid, het laatste van den
welhaast scheidenden jaarkring, maar
zeker niet het minst welkome en stellig
ook niet dat, welk den minsten invloed
op ons gemoedsleven oefent.
Wat zijn die verloopen maanden weer
spoedig vervlogenTrouwens, zelfs de
eeuwen vervliegen en de geslachten der
menschen volgen elkander op met eene
snelheid, die inderdaad verbazing wekt
en ons toeschijnt als een snelvlietende
stroom, die alles meesleurt wat hij op
zyn weg ontmoet. Bijna niets ontkomt
aan dien algemeenen regel, bijna niets
weerstaat de tand van den tijd. Het is
als een oceaan van vernieling, waarin
IV. 41 El 11UHlift.
21)
„Een warme kamer!" beveelt de jonge
officier een der gerokte, met een servet
wuivende bedienden.
„Nummer één I" roept de dikke „ober".
„Nummer één!" herhaalt een ander, en een
derde springt de trappen op, terwijl de
„ober" den heer, dien hij op goed geluk
aanspreekt als kapitein, daar de onder
scheidingsteekenen door den dikken pels
kraag niet te zien zijn, verzoekt een oogen-
blik in de groote zaal te vertoeven. Het
bestelde „salon" is spoedig tot zijne be
schikking.
„Vóór alles een flinke grog!" komman-
deert de gast, die nu zijn reisgewaad aflegt
en 't zich in 't warme vertrek op de zachte
sofa zoo gemakkelijk mogelijk maakt.
Met belangstelling beschouwt hij de om
geving, brengt zijn glanzende lokken met
een zakborsteltje behoorlijk in orde, draait
het sierlijke kneveltje op en zegt halfluid:
„Ziezoo, daar zijn we. Maar wat nu?
Woont majoor Von Seiffert hier ver van
daan?" vraagt hij den kellner, die juist
met het verlangde grogje binnentreedt en
het glas met bewonderenswaardige vaar
digheid over de tafel reikt.
„Wat blieft u?" antwoordt deze, meer uit
gewoonte dan omdat hij 't niet verstaan heeft.
„Woont majoor Seiffert ver van hier?"
„Ik kan het u tot mijn spijt niet zeggen,"
antwoordt de gedienstige. „Maar ik zal er
dadelyk naar informeeren. De majoor komt
slechts nu en dan een rots wordt aan
getroffen, die onwrikbaar vast staat te
midden vau de kokende zee.
Ja, er is zeer weinig, dat ontkomt
aan de wet van vergaan, en dan nog
alleen maar io het zedelijk leven. Het
Kers!feest mag men onder dat weinige
wel een eerste plaats toekennen
het Kerstfeest in zijn grootscbe en eenige
beteekenis, een beteekenis die, in plaats
van af te nemen, voortdurend in om
vang toeneemt; het Kerstfeest, zoo
majestueus als het zich aankondigt en
zon aangrijpend als het inwerkt op ons
gemoed.
En toch is het niet de overweldi
gende majesteit van het heerlijkste
christenfeest, die ons hart het meest
aantrekt. Veeleer zijn het de lieflijke
herinneringen die er mee gepaard gaan
het stille, vreedzame, huiselijke karakter
ervan de eigenaardige, weeke stemming
wairin het ons brengt.
Waren dat niet de grootste eigen
aardigheden der liefelijke Kerstdagen,
d.in zoudeu er wellicht velen zijn, die
niet onder hun bekoring kwamen. Thans
kunnen wij ons bezwaarlijk aan hun
invloed onttrekken. Het zijn volstrekt
geen nieuwe dingen die zij ons komen
zeggen en het zijn ook geen verras
sende ontdekkingen waarvan zij ons
deelgenoot maken. De welluidende to
nen van den Kerstnacht klonken ons
reeds iu de prille jeugd in de ooren
en zeker zullen zy de edelste aandoe
ningen in ons doen trillen tot het einde
des levens. Er zijn er zoo velen onder
ons, voor wie die vreedzame en toch
blijde feeststonden aan het einde des
jaars, eene gelukkige herinnering be
vatten aan het oude, lieve thuis, en
wij wenschen niets vuriger, dan dat
ze eens voor ons zei ven waren in de
eerste lente van het leveneen tijd
van vereeniging en van hereeniging.
Dan komen de jongen het oude nest
weer opzoekendan vereenigen zich
bloedverwanten, vrienden en bekenden,
die elkander slechts nu en dan ont-
maeten; dan branden de lichtjes van
den Kerstboom ook voor het arme
kind en wordt niemand vergeten, om
dat Hij, die den Kerstboom voor ons
maakte tot een levende en lichtende
boom ook niemand vergat, omdat Hy
allen lief had,
H 't teneinde spoedende jaar had zijn
zorgen, zijn teleurstellingen en zijn
strijd; dat stemde ons wel eens tot
verdriet en moedeloosheidmaar als
iederen avond hierop de eerste verdieping,
in het club-lokaal. Wenscht u hem te spre
ken, mijnheer de de luitenant?"
„Neen, antwoordt deze met een lichten
blos. Ik zal er later wel heengaan. Inior-
meer maar eerst waar de majoor woont."
De kellner verwijdert zich en stuit in
de deur op een heer die, klein en breed,
in een dikken pels gehuld, letterlijk de
kamer binnenrolt. Achter deze komt een
knecht in rijke livrei met tallooze doozen
en pakjes, die hij zoo haastig mogelijk op
een tafel legt en daarop toesnelt om zijn
meester behulpzaam te zijn. Hij neemt dezen
den kostbaren pels af en nu ziet de jonge
officier een klein gezet heertje in elegant
reiscostuum, dat met 'n rood, rond gezicht
met twee lichtblauwe, uitpuilende oogen,
door een rosachtigen bakkebaard omgeven,
tamelijk verdrietig om zich heen kijkt.
„Louis, grog!" beveelt hij met luide stem
en richt, terwijl hij zich de handen wrijft,
zijn schreden naar de kachel. Maar halver
wege blijft hij staan en staart verwonderd
naar den jongen officier, die van zijn kant
eveneens verbaasd, en toch als iemand die
qog in 't onzekere is, van de sofa opstaat.
„Wel, alle duivels, Krosky, bent u 't of
bent u 't niet?"
„Is 't mogelijk kapiteinHoe ter wereld
komt u hier?"
„En u? riep Von Brennenberg uit, terwijl
hij de aangeboden hand greep en die hartelijk
schudde. Ja, bergen en dalen ontmoeten
elkaar niet menschen welIk had nooit
kunnen denken, dat ik den levenslustigsten
en beminnelijksten luitenant van het Keizer
lijk Duitsch leger hier in dit nest op Kerst
avond zou aantreffen."
„Het doet mij werkelijk van ganscher
harte genoegen," antwoordde Krosky.
„Woont u hier, kapitein, of in de buurt?"
„In de buurt, en wel heel dicht bij. Ik
de lichtjes van den Kerstboom in 't
mehschelijk leven worden ontstoken,
dan is er in dit leven op nieuw wel
behagen en als wij ons neerzetten nan
zijn voet, dan gevoelen wij dat onze
moed zich hernieuwt, dat onze levens
opvatting breeder wordt, dat wij het
goede weer beter kunnen waardeeren
en meer berusting kunnen betoonen
tegenover zorgen en tegenspoeden, Dan
wordt ook onze blik in de toekomst
helderder, en die betere levensbeschou
wing, die ons dan bezielt, spiegelt
zich af in tal van dingen, die ons
brengen in de stemming, aan het feest
de ware wijding geven.
Heerlijk Kerstfeést, middelaar tus-
schen het goede en de menscheid! Nu
gaan wij hen weer opzoeken, van wie
wij ons te kwader ure hebben geschei
den en hereenigen ons. Nu vereenigen
wij ons het liefst met hen, met wie
wij hoopten in nauwere betrekking te
komen. Nu nemen wij de toegestoken
hand aan en steken de onze hot eerst
uit. Nu willen wij vrede en recht,
om lat we het hart weer op de rechte
plaats voelen en gaarne luisteren naar
de stem uit den houge, die wil dat
vrede en recht op aarde heetschen zuL-
leu in de harten der menschen.
Zoo zien wij dat er lichtpunten ge
noeg overblijven in deze dagen vau
duisternis; lichtpunten, die het zonnetje
van binnen wel zullen opwekken. Het
zijn de lichten van deu giuuieu Kerst
boom met kostbare geschenken beladen.
Met blijdschap in het hart scharen we
ons op ieuw om hem en vangen gretig
de stralen op van het licht, dat den
menschelijken geest veredelt, zoowel
als het hart verwarmt.
Er is ontzeLend veel waan in de
wereld en onze uitzichten en verwach
tingen, we zien ze wegvallen, de een
voor en de ander na; maar de vrede
van het hart, met ons zeiven, met
anderen, met het lot en het leven, die
vrede, die ons toestraalt uit het licht
van den Kerstboom, die is g e e n illusie.
En daarom hebben wij U lief, U
lieflijk feest des vredes, en wij heeten
U van ganscher harte welkomO, breng
ons we ier in de oude stemming, spreek
op nieuw tot ons van vrede en ge
luk; stem ons tot vergeten en verge
ven, tot liefde en vriendschap onder
uw licht, in waarheid een Hemelsch
ben reeds sedert eenige jaren gepensionneerd,
mijn waarde. Mijn oom heeft na lang uitstel
mij eindelijk het genoegen gedaan den
kraaienmarsch te blazen, nadat hij mij zijn
aardsch slijk vermaakt had. En nu ben
ik een eerzaam heereboer geworden."
„U waart altijd de eerzaamste onder de
eerzamen, Von Brennenberg!"
„Hm! Ja, ja, solide was ik altijd!
hernam de gepensionneerde. „Dat lag zoo
in mijn karakter maar u Hoe
is 't eigenlijk met u, driftkop en meisjes
liefhebber eerste klas? Nog minstens alle
acht dagen een duel, wat?"
Hij lachte en klopte den jongeman ver
trouwelijk op den schouder.
„O, ik ben de bedaardheid in eigen per
soon geworden," antwoordd e Krosky lachend.
„Als 'tniet volstrekt noodig
„Nu,, nu, ik denk nog met schrik aan
alle avontuurtjes, waarmede „Zijner Majes-
teits knapste luitenant" altijd nieuwe stof gaf
aan de opzienbarende praatjes van onze gar-
nizoenstad. Ik moet er nog altijd om lachen
als ik er aan denk. 't Is toch aangenaam als
men van zijn jeugd kan zeggen„Ik heb haar
genoten". Zooiets blijft steeds een schoone
herinnering ik heb 't nooit gekund."
„U waart altijd een toonbeeld van solidi
teit, kapitein!"
„Ik moest wel, Krosky, ik moest. Denkt
ge, dat ook ik mij niet dikwijls gaarne had
gestort in den maalstroom om van dat
bedwelmende leven te genieten De Hemel
weet hoe graag Maar de dubbeltjes
kwestie Dan moet men het wel laten.
Eerst nu leef ik op. Maar nu ben ik den leef
tijd voorbij, waarin men slechts denkt aan
stoffelijke genietingen. Nu denk ik mij een
ander, steviger geluk te bereiden
Hij streek met de hand over de oogen
en zeide, na een kleine pauze, op geheel
veranderden toon:
licht, dat heerlijk en helder van boven
straalt op aarde.
BuiteiiSand.
Donderdag zijn te Philadelphia eenige
personen, voor het meerendeel brand
weerlieden, omgekomen door het instor
ten van de muren van een brandende
leerfabriek, toebehoorende aan D. Fried-
lander.
De stoffelijke schade is gering. De
voorloopige doodenlijst bevat 23 namen,
van wie 16 brandweerlieden en drie
politieagenten zijn.
In de bouwvallen, die met een ijskorst
bedekt zijn, wordt het zoeken naar
lijken voortgezet.
Te Chicago zijn 20 brandweermannen
gedood door het invallen van een ijze
ren overkapping bij een brand in de
vleeschpakhuizen van Morris Co. De
schade bedraagt een half millioen dollar.
Voor het rijksgerecht te Leipzig heeft
het proces gediend van de twee Ëngel-
sche zeeofficieren kapitein-ter-zee
Trensch en luitenant-ter-zee Brandon
die einde Augustus gevangen zijn
genomen, de een op Borkum, de ander
te Emden, beschuldigd zich Duitsche
militaire geheimen te hebben verschaft
met het doel die aan een vreemde
mogendheid uit te leveren. Men zal
zich herinneren, dat de twee gesnapt
werden, terwijl zij 's avonds uit een
zeilboot, bij bliksemlicht foto's namen
van de versterkingswerken op Borkum.
Het vonnis luidt, dat kapitein Trench
en luitenant ttrandón ieder tot 4 ja,»*
gevangenisstraf, met aftrek van de twee
maanden preventief, worden veroor
deeld.
Het blijft in verschillende deelen van
Frankrijk boos weer. De Kanaal-kusten
worden geteisterd door stormen. Nauwe
lijks beginnen sommige rivieren te dalen
of andere stijgen weer. Te Comps zijn
de laaggelegen stadswijken weer onder-
geloopen. Vallabrègues ondervindt weer
grooten overlast van het water. Tenge
volge van dijk braak staat de weg van
Tarascon naar Monterin en een groote
vlakte rond de beide plaatsen opnieuw
blank. De gemeenschap tnsschen Nimes
en Arles en verschillende andere plaat
sen is gestoord.
Prof. Milne van de aardbevingswacht
op het eiland Wight schrijft in een der
Engelsche bladen het volgende:
„Na een langdurige rustperiode heb
ben wij een opeenvolging gehad van
hevige aardbevingen. Den 13den is er
een geweest ter westkust van Afrika,
„Maar wat ik zeggen wil, Krosky, ik
weet nog steeds niet, waarom u hier
bent. Of is 't soms een geheim? Misschien
zoo'n klein zoet avontuurtje, dat u naar
dit afgelegen nest lokt."
„Zoet? zeker! Maar'n klein avontuurtje?
wel neen! Veeleer een groote, gebeurtenis.
Avontuurtjes zooals u bedoelt, bestaan niet
meer voor mij. Ik denk ook mij een duur
zaam, steviger geluk te bereiden, kapitein
„Watblief?!" riep Brennenberg verwon
derd uit. „Hier, in dit gat? Mij dunkt, hier
is weinig te halen."
„U schijnt hier niet bizonder goed bekend
te zijn, kapitein!"
„Slechts met eenige families. Intusschen
ken ik zoo tamelijk al het merkwaardige.
Inderdaad, ik wist niet
„Als ik 't maar weet," antwoordde Krosky
lachend.
En inwendig voegde hij er met een
zucht bij
„En als ik maar eerst alles wistl"
„Hebt u de dame in-quastie elders leeren
kennen?" vroeg de kapitein, die nu regel
recht op het doel afging.
„Ja, gedurende de herfstmanoeuvres. Ik
wil vertrouwen in u stellen, kapitein, want
wij beiden schijnen in hetzelfde geval te
verkeeren, zooals mij dat kleine kartonnen
doosje bewijst met het opschrift: „E.
Schmidt. Erfurt. Hofleverancier."
Brennenberg werd verlegen.
„Die ezel," mompelde hij, „laat mij flat
ding hier in de warme kamer staan
A propos, waar werden de herfstmanoeuvres
gehouden?"
„In den omtrek van Giensberg. Er was
niet veelweinig groote landgoederen, meest
boerenhoeven."
„Zoo zoo! En daar waart u natuurlijk
in een van de weinige landgoederen inge
kwartierd, en daar was een lieve dochter
welke verscheiden telegraafkabels heeft
gebroken. Den 14den was er een in
Schotland. Den 16den kwam er een
voor in Nieuw-Guinea. Op den 17den,
's morgens half acht (tijd van Gr.)
registreerden wij er een, die haar haard
ergens in West-Indië had. Den volgen
den dag, 's ochtend 4 uur, was er een
in Java en nog geen twee uur later
kondigde zich een beving aan uit de
West, terwijl er 's middags om 5.49 nog
een derde beving plaatsgreep.
De beving in Schotland uitgezonderd,
waren al die seismische storingen zeer
hevigzij werden over de hal /e wereld
gevoeld."
Geleidelijk weg, zonder dat er zoo heel
veel van verluidt in de groote Euro-
peesche pers, ontwikkelt zich in Grie
kenland een intendance-schandaal. De
regeering heeft een lijst van 238 per
sonen, intendance-officieren, afgevaar
digden enz. opgemaakt, die den staat
voor het niet onbelangrijke bedrag van
12 millioen drachmen hebben benadeeld.
Intusschen worden nog aanhoudingen
verwacht en de leiders enquête zullen
Theotokis ontbieden om nadere ophel
dering te verkrijgen over zijn houding
als minister van oorlog, toen hij ten-
eenenmale heeft verzuimd tegen de
schuldige intendance-officieren op te
treden.
De berichten uit Thessalië zijn vol
gens den Atheenschen correspondent
van de Vossische Zeitung allesbehalve
gunstig, voorzoover, en dat is niet ver,
de censuur ze door laat.
Het blad Akropolis verzekert, dat de
afgevaardigde Schliemann zich aan het
nooia van jluuu uoeren neen gesieia,
die in de Thessalische districten de
instellingen van de koninklijke land-
bouwmaatschappij bezet hebben. Nadere
bijzonderheden ontbreken vooralsnog,
en zullen voorloopig door de goede
zorgen der censuur ook wel niet bekend
worden.
Een patrouille militaire skiloopers is
in fle buurt van Innsbrück door een
lawine verrast; 6 manschappen zijn be
dolven. .Men vreest, dat ze dood zijn.
De 17-jarige student Ernst Josephson
uit Barmen, flie eenigen tijd men
meent van omstreeks half October tot
ongeveer 20 Nov. in de bosschen bij
Dinxperlo en Gaanderen heeft rond
gedoold, en daarna weer de grens is
overgetrokken, is eindelijk gegrepen.
Een boschwachter vond hem te Selm,
in de kreits Lüdinghausen.
De «ongelukkige jongen heeft sedert
18 Juni j.l. in krankzinnigen toestand
rondgezworven.
„Juist geraden," lachte Krosky.
„Maar verduiveld nog toe, wat voert ge
dan hier uit?" vroeg Brennenberg, die zijn
nieuwsgierigheid niet langer kon bedwingen.
„Hoe heet dan dat landgoed?" liet hij er
zeer opgewonden op volgen.
Krosky neuriede, op een bekend wijsje:
„De dame, die ik liefheb, noem ik niet
Daarop, ernstig geworden ging hij voort:
„Ik ben werkelijk niet in staat u deze
vraag te beantwoorden, kapitein. Ik ben
nog zoo onzeker; ik tast nog in het duister
rond. Ik geef u mijn woord van eer dat,
zoodra ik goede tijding heb, u de eerste
zult zijn, die het verneemt. Ik ben u ove
rigens zeer dankbaar, dat u mij om zoo te
zeggen eenigszins uit de pijnlijke stemming,
waarin men altijd verkeert als men zulk
een gewichtige boodschap voor de borst
heeft, geholpen hebt."
- Toen stond hij op.
„Ik ga nu naar mijn kamer om mij te
kleeden, en veroorloof mij, u bij uw voor
nemen mijn hartelijkste wenschen voor een
goed succes aan te bieden. Mij dunkt, wij
houden elkaar de hand boven het hoofd
„Topl" riep Brennenberg uit, terwijl hij
in de hem toegestoken hand sloeg. „En
ingeval ik morgen een gelukkige verl
u weet wel, fluisterde hij zacht, want
juist trad de kellner binnen om het gaslicht
aan te steken dan drinken wij een paar
flesschen champagne, tenminste
„Als wij het jawoord krijgen," vulde de
jonge officier aan.
„Majoor Von Seiffert woont in de Kleine
Kronenstraat No. 84, eerste étage," berichtte
de argelooze kellner tot Krosky. „U behoeft
slechts rechtuit te gaan en dan links den
hoek om, het vierde huis
DOOR
(Wordt vervolgd).