el Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommeierwaard. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3023. Woensdag 13 Februari FEUILLETON. DE BOETELING. alten; ZINDELIJKHEID. VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 1911. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 77i ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag- middag 12 uur ingewacht. Nu en dan eens te wijzen op voor schriften, die aan nieuwheid eene ge noegzame belangrijkheid paren om meer algemeen bekend te zijn, is zeker hoogst wenschelijk. Onlangs schreven wij uit dat oogpunt iets over de zoogenaamde padvindersbeweging. Thans weer trof onze aandacht een aitikel van een Haag- scbe vrouwelijke arts in het Tijdschrift voor Sociale Hygiëne. Mej. Deutmann, dit is de naam van de genoemde arts, heeft het over de Hollandsche zindelijkheid. Dit is een zeer aantrekkelijk onderwerp. Vooral de oud-Hollandsche zindelijkheid was vrij algemeen bekend en is nog altijd beroemd. Wij hebben over die oud- Hollandsche zindelijkheid heel veel ge lezen en dat heeft den indruk bij ons gevestigd, dat zij vooral werd opge merkt door zekere vreemdelingen, die in hun eigen land niet aan te veel zindelijkheid gewoon waren, of ook wel door Hollanders, die uit het buitenland terugkeerden en dan ondervonden dat het hier toch wat netter toeging dan in den vreemde. Toch werd met de Hollandsche zindelijkheid ook wel eens gespot, om dat zij blijkbaar bestond in het gebruiken van ontzaglijk groote hoeveelheden water, om de huizen en de straten te reinigen en in het voor beeldig doen bliuken en glimmen van dat respectabel getal koperen ketels, pannen, emmers en wat dies meer zij, die de trots waren der echte Holland sche huisvrouw, doch, bij de weinige kennis, die toen omtrent de werking der metalen verspreid was, waarschijn lijk aan een zeer groot aantal menschen het leven of de gezondheid hebben gekost. En dit brengt ons nu juist op het punt waar we wilden wezen. Aan zin delijkheid voor het oog deed men heel veel; maar van het verwijderen of voorkomen van onreinheid, in dien zin, dat niet alleen het oog er door wordt bekoord, maar ook gezondheid en leven er door bevorderd en beveiligd worden, daarvan had men geen begrip en kon het, bij den lagen stand der wetenschap, ook niet hebben. Toch blijft de oud-Hollandsche zin delijkheid prijzenswaardig en navolgens waardig. Uit minder zindelijke kopjes of glazen, of van minder zindelijke borden zou men iemand niet hebben laten eten of drinken. Ook op de bedden was men zeer zindelijk en op de vloeren 6) „En jij, zuster?" vroeg Lori op luiden toon en wierp het meisje een gebiedenden blik toe. Zwijgend kwam zij achter de tafel van daan en toen zij voor hem stond, reikte haar kruin niet veel hooger dan zijn schou der. Hij boog zich voorover en kuste haar op het blonde haar. „Je bent groot geworden, Lici." Dat klonk vriendelijker dan zoo even. Daar trilde liefde in. De moeder verlangde, dat hij wat zou gebruiken, waarop Felici een kom melk met brood en kaas voor hem gereed zette en hij aan de tafel plaats nam. „Vleesch hebben wij niet, jongen," zei vrouw Steiner. Hij sneed zich een stuk brood af en wilde, dat de vrouwen naast hem zouden komen zitten. En toen vroeg hij „Waar leeft u van, moeder?" Het bloed vloog vrouw Steiner naar de wangen. „Felici heeft naaien geleerd en naait nu voor de menschen in het dorp en ik help haar zoo goed als ik kan. Ik ben helaas, dikwijls ziek. Maar er wonen veel goede menschen in het dorp. Berghofer zendt ons nu en d^n eens wat en „Wat? Wie?" Bleek van toorn sprong Lori ophet mes viel kletterend op den vloer. niet minder. Stof was een gruwel. In dat alles is veel te leeren voor ons die, met een goede dosis weten schap toegerust en met oneindig beter hulpmiddelen, o zoo zindelijk konden zijn, als we het maar wilden. Wij kon den den zin voor het uitwendig be koorlijke zoo goed vereenigen met de toepassing der regelen voor de werke lijke, de inwendige reinheid; maar het maakt op ons wel eens den indruk dat, ofschoon het volk beter dan voorheen is onderwezen, ook op het gebie i der gezondheidsleer, de toepassing van be doelde regelen niet alleen veel te wenrchen overlaat, maar ook de uit wendige, de oud-Hollandsche reinheid, verwaarloosd wordt. Daartoe werken verschillende oor zaken mede. Wij verkeeren veel in het buitenland. Mej. Deutmann zegt, dat in het buitenland haast geen burger- of heerenhuis meer gebouwd wordt zonder badkamer. Dat is uitstekend, als men er ten minste gebruik van maakt maar de onzindelijkheid te verdrijven, schijnt zoo'n badkamer toch niet te kuunen; beter gezegd de algemeene zin voor reinheid heeft daar niet veel mee te maken. Als een Hollandsche reiziger naar het buitenland gaat, dan bezoekt hij b.v. de kantoren. Hij wordt zeer jo viaal ontvangen. Mij nheer haalt ter stond flesch en glazen, veegt de zeer stoffige glazen met zijn tnouw of een vuilen doek af en laat zijn bezoeker drinken. Gaat deze in zijn hotel eten, dan ontdekt hij dingen, die hem in het begin een allerzonderlingst gevoel doen krijgen. Inspecteert hij zijn slaap kamer wat al te nauwkeurig, dan is het evenzoo gesteld, enz. enz. Maar wanneer de reiziger dat eerige malen ondervonden heeft, ach dan begint hij er ook alweer aan te gewennen en stelt thuis ook minder hooge eischen. B.ehalve het drukke verkeer met het buitenland, komt de geheel veranderde levenswijze in aanmerking, als juffrouw Deutmann zegt, dat het gebrek aan reidheidszin te schril uitkomt naast den uiterlijken pronk, waarmee men zich gaarne tooit en den glans en de netheid onzer ge bouwen, straten, waters enz. Maar zou het eene juist niet een gevolg van het andere wezen? Juist onze geheel ver anderde levenswijze, onze tooi, ons uitgaan, onze weelde, moeten nood wendig ten gevolge hebben, dat we voor het inwendig reine minder gevoelen, er minder geld voor kunnen uitgeven en er veel minder tijd aan kunnen besteden. Onze schrijfster heeft het in hoofd zaak over de reinheid op eigen lichaam. Men zou, meent zij, hier te lande beter doen, zich desnoods wat minder mooi te kleeden en het daardoor vrijkomende geld te gebruiken om zich een bad kamer te laten inrichten. Nu zijn ook wij groote vrienden van badkamers, maar de schrijfster houde ons de opmerking ten goede, dat men heel goed zindelijk kan wezen zonder badkamer, als men het maar ernstig wil. Het zou al heel ongelukkig wezen, wanneer zoo velen die zich geen bad kamer kunnen veroorloven, d'iarom onzindelijk zouden moeten wezen. Die geen badkamer heeft, behoeft nog geen watervrees te hebben en wanneer de moeder hare kinderen aan de kennis making met het water gewent, dan zullen ze later waarschijnlijk niet zoo lui en onverschillig zijn voor lichame lijke reiuheid. De schrijfster geeft onze onderwijzers een tik op de vingers, die ons niet heel onbillijk voorkomt. Zij meent dat de onderwijzer reinheid niet rangschikt onder de maatschappelijke deugden en het kind niet opvoedt in de deugd, den plicht der zindelijkheid op eigen lichaam. Zooals gezegd, dit komt ons niet billijk voor. Ons althans zijn gevallen in overvloed bekend, waarin de onder wijzer wel degelijk over dergelijke dingen handelde en ook zeer nauw keurig lette op de zindelijkheid der han den en andere lichaamsdeelen. Maar wij kennen ook gevallen van moeders, die gruwelijk verontwaardigd waren, dat meester de kinderen naar huis stuurde, om zich eerst eventjes behoorlijk te reinigen. Zooals gezegd, wij zijn geen tegen standers van de badkamer; het tegen deel is waar. Toch staat het vast, dat ook de badkamer alweer min of meer do weelde van ons leven verhoogt en wij zijn overtuigd, dat niets meer ge schikt is om de algemeene en persoon lijke zindelijkheid te verhoogen, dan het algemeen volgen van een meer een voudige, en meer huiselijke levenswijze. Dit vooropgesteld, kunnen wij de lezing van dergelijke geschriften als van mej. Deutmann wel aanbevelen. Hoe meer over het onderwerp gelezen en geschreven wordt, hoe betermaar dan mag het geschrevene vooral niet een zijdig of onbillijk wezen en daarvan is, dunkt ons, het opstel der schrijfster niet geheel vrij te pleiten. Huitenland. „Nolier," bevestigde de moeder met ang stige stem. Haar zoon vocht tegen een vloek, die hem over de lippen wilde komen. Eenige oogenblikken later was hij zich zelf weer meester. „Dat moet anders worden," zei hij met een zonderlingen klank in zijn stem. „Wij zijn geen bedelaars! Niemand behoeft ons wat te geven en allerminst die Nog voor hij den zin voltooid had, hing Felici aan zijn arm en keek met angst in haar oogen naar hem op. „Ja, nietwaar, die mag ons niets geven. Nietwaar, jij zult wel zorgen, dat hij zijn cadeautjes voor zich houdt?" „Wees maar bedaard," antwoordde hij met een spotlach. „Die zal zich wel wach ten zijn aalmoezen hier te brengen, wanneer ik thuis ben." Hij had den angst in haar gelaat gelezen, maar wilde niet verder vragen. Hij had genoeg aan de bittere pil, dat zij ne moeder en zuster leefden van hetgeen de goedheid van de menschen haar wilde geven. „En nu ben ik jachtopziener geworden, moeder," zei hij op eens, om aan het ge sprek een andere wending te geven. Hij moest toen vertellen, hoe hij bij een boer werk gevonden had, toen hij uit Ander - gand weggeloopen was, hoe hij later bosch werker geworden en met den houtvester in kennis gekomen was en deze hem als leer ling aangenomen had. Eindelijk deelde hij mede, dat Berghofer hem terug had laten roepen. De vrouwen luisterden zwijgend en het duurde niet lang of vrouw Steiner verlangde naar bed. Het praten had haar doodmoe gemaakt. „Felici zal een bed voor je klaarmaken," zeide zij, opstaande. Lori zag hoe moeilijk het loopen haar viel; hij stond op en bracht haar met de grootste zorg naar het slaapkamertje, dat zij met Felici deelde, en terwijl zij zoo voortstrompelde, streelde zij zijn hand. „Je bent een beste jongen," zeide zij zacht en dankbaar. „Goeden nacht, moeder!" Hij kuste haar op het voorhoofd en liet haar alleen. Zijne moeder schaamde zich, dat zij hem van slechtheid had kunnen verdenken. Toen Lori in de kamer terugkwam, was zijn zuster verdwenen. Peinzend ging hij aan tafel zitten en toen Felici terug kwam, nam zij naast hem plaats. Zij wilde haar naaiwerk weer opnemen, maar hij belette het haar door hare hand vast te houden. „Heb je veel moeten werken, Lici?" vroeg hij met iets angstigs in zijn stem. „Ik heb gedaan wat ik kon," was haar antv^pord. „Ja, ja, ik had eerder terug moeten komen," zei hij, meer tot zich zelf dan tot haar. Daarna sloeg hij den arm om haar schouders en trok haar naar zich toe. „Je zult het wel beter krijgen nu ik terug ben," troostte hij haar. En nu begon ze te vertellen. Tot laat in den nacht zaten zij te zamen op de bank en een gelukkig gevoel van „weer thuis te zijn" vervulde Lori's hart. Over Nolier werd door geen van beiden meer gesproken. IV. In den vroegen morgen begaf Lori zich naar Berghofer. Die gang viel hem niet gemakkelijk, maar hij moest zich aanmelden. Op den lichten nacht was een stormachtige morgen gevolgd. Nog prykte de hemel in Naar uit Toulon gemeld wordt, heeft men daar Zaterdag getracht het kruit magazijn, dat in de buurt van het sta tion der P. L. M. ligt, met dynamiet- patronen, die onder de muren van het magazijn gevonden zijn, in de lucht te laten vliegen. De Fransche pers maakt zich, en naar het schijnt met reden, ongerust over verschijnselen, die zich hebben voor gedaan aan boord van de slagschepen Justice en Démocratie na afloop van schietoefeningen met het zware geschut. Deze oefeningen zijn Dinsdag begonnen en onder leiding van admiraal Bellue gehouden. Deze had last gegeven, dat de 305 m.M. stukken paarsgewijze met oorlogsprojectielen over een afstand van 10,000 meter zouden vuren. Het is nu gebleken, dat de vuurmonden en de geschutstorens van de Justitie en de Démocratie beschadigd zijn, zoodat en kele stukken het vuren moesten staken. De schade kan, zelfs betrekkelijk gemak kelijk, hersteld worden, hetgeen natuur lijk niet wegneemt, dat beide schepen in geval van ernst slechts een zeer ondergeschikte -rol hadden kunnen spelen. De Parijsche politie heeft ontdekt dat de vrachtrijders van het station Batignolles in den laatsten tijd voor meer dan f 60,000 aan graan hebben ontvreemd. Ook de opkoopers zijn be kend. Te Pitschen, in den Opper-Silezischen kreits Kreuzburg, is een vrouw van 110 jaar, de weduwe van een schoen maker, gestorven. De sprekende hond van den hout vester Ebers, van wiens kunstvaardig heid wij melding gemaakt hebben, is het eigendom geworden van den Dieren tuin te Hamburg. Donderdag is hij daar aan een vergadering van genees- heeren, physiologen, psychiologen, taal kundigen enz. vertoond. Verschillende geleerden zullen met den hond proeven nemen, om zijne begaafdheid nader te onderzoeken. De justitie te Altona heeft tegen den kunstboterfabrikant Mohr, wiens waar in Duitschland zulke ernstige vergif tigingen veroorzaakt heeft, een vervol ging wegens vervalsching van voedings middelen en het toebrengen van lichame lijk letsel ingesteld. Mohr is van meening, dat alleen de scheikundigen van de fabriek de schuld voor het gebeurde treft. Hun taak was het, de vetten, die voor de bereiding van kunstboter dienen, te onderzoeken. Na het bekend worden van de ver giftigingen, heeft Mohr de z. i. schuldige scheikundigen direct ontslagen. De rechter heeft juffrouw Le Neve erkend als de eenige wettelijke erfge name van Crippen's nalatenschap. Deze wordt in het geheel op een groote f 3000 geschat. Een ander bericht luidt: Het testamentenhof heeft Crippen's testament ten bate van Ethel Le Neve, dat in de gevangenis was opgemaakt, nietig verklaard, overwegende dat mej. Le Neve niet van den moord, dien Crippen heeft gepleegd, kan profiteeren. De officieuze Rossija betoogt in den breede, dat de Chineesche regeering zich herhaaldelijk aan overtredingen van het in 1881 met Rusland gesloten verdrag heeft schuldig gemaakt. Volgens de Rossija geven deze ver schillende feiten aanleiding tot het ver moeden, dat de Chineesche regeering pogingen in het werk stelt, de rechten en voorrechten van Rusland te onder mijnen. En deze houding is vooral zoo verdacht, omdat het verdrag in Augus tus 1911 afloopt, wanneer een der beide partijen herziening verlangt. Blijft de Chineesche regeering doof voor deze en andere waarschuwingen, dan zal de Russische regeering afdoende middelen weten te vinden om haar geschonden rechten en belangen te beschermen. De verantwoordelijkheid is geheel voor China. Het Nowoje Wremja brengt over de verhouding tusschen Rusland en China een bericht, dat uit voortreffelijk inge lichte bron afkomstig heet te zijn. Het blad verzekert, dat de betrekkingen der beide landen in een zeer ernstigen toe stand verkeeren. De nationale beweging in China neemt in omvang toe. China beschuldigt Rusland van het uitbreken der pest. De toestand is dezelfde als in 1900, gedurende den Bokseropstand. Om op alle gebeurlijkheden voorbereid te zijn, moet Rusland thans reeds de troepen in Oost-Azië versterken en bi zonder scherp op den Mantsjoerijschen spoorweg letten, omdat een onverwachte beschadiging van den spoorweg op af zonderlijke plekken het eerste bewijs voor het uitbreken van vijandelijkheden tusschen Rusland en China zou zijn. Te Innsbruck zijn 2 anarchisten uit Meran gearresteerd, die behoorden tot een bende, welke 't op het leveu van den Koning van Italië gemunt had. In de leigroeven van Gourin, nabij Ponticy, in het dep. Morbillan, zijn door het losraken van een steenblok in een 47 meter diepe schacht zes arbei ders verpletterd. al bleeker en bleeker wordend blauw, maar de sterke westenwind joeg er witte wolkjes langs, al meer en meer, alsof het nu, in Juni, nog eens zou gaan sneeuwen. Het was alsof er rook opsteeg uit de bergen, want de storm deed de sneeuw opstuiven, zoodat ze als witte walm tegen den hemel afstak. Lori daalde naar het dorp af. Hij droeg zijn Zondagsche buis. Hij zag er goed uit. Zijn hooge gestalte was een en al kracht; wel was zijn gelaat bleek, maar het had niets ziekelijks. Toen hij het dorp bereikt had, kwam hij een ouden boer tegen. Hij herkende hem terstond en noemde hem bij den naam. De ander deed alsof hij zich moest bedenken wie hij was, ofschoon reeds dagen lang het bericht door het dorp verspreid was, dat Steiner's Lori jachtopziener van Andergand zou worden. Toen hij zich bekend maakte en den ander een hand aanbood, legde deze er even een paar vingers in en ging toen onder een of ander voorwendsel verder. Lori knarste op de tanden. Zou men in het dorp nog zoo krankzinnig zijn te ge- looven, dat hij vroeger gestolen had? De ontvangst van dien ouden boer zou het bijna doen vermoeden. Al voort wandelende werd zijn humeur er niet beter op. Er waren heel wat menschen op straat, maar wie hem zag aankomen ging weer in huis of sloeg een zijstraat in. En achter zich voelde hij de nieuwsgierige oogen op zich gericht. Het kostte hem moeite zijn ergernis te onderdrukken. Hij versnelde zijn gang en toen hij aan de woning van Berg hofer kwam, vroeg bij aan een knecht naar den boer. „Die zal wel boven zijn," was het ant woord. Hy ging de trap op naai: de woonkamer en klopte aan. Een meisjesstem riep hem toe binnen te komen en daar zag hij zich tegenover Tilde Berghofer, die hij als kind van drie jaar gekend had. Zij was niet grooter dan Felici en even blond; haar haren krulden meer, waren weerbarstiger dan die van zijn zuster. Haar gelaatstrekken waren ver van regelmatig, maar er lag groote zachtheid in haar gelaat en haar blauwe oogen spraken een lieve taal. Het waren allereerst trouwe oogen. Hoewel zij zelf niet wisten waarom, werden zij beiden verlegen, toen zij elkaar aankeken. Tilde was de eerste die sprak. „Moet u vader spreken?" Lori knikte bevestigend. „Hij zal zoo komen; hij is naar boven gegaan. Gaat u intusschen zitten." Zij wees hem een stoel bij de tafel aan en hij nam plaats. Zij ging zelf bij het venster zitten. Plotseling scheen er een ge dachte in haar op te komen. „Bent u misschien de nieuwe jachtop ziener?" vroeg zij. I „Ja," antwoordde hij kortaf. „Uw familie heeft heelemaal niet geweten dat u terugkwam. Vader heeft het mij vandaag pas verteld." „Zoo," antwoordde Lori. Hij was nu een maal niet praatlustig. Zij keek hem met iets zonderlings in haar blik aan, voelde behoefte hem iets vriende- i lijks te zeggen. Haar broer had haar de geschiedenis van de gems verteld. „Uw zuster Felici en ik zien elkaar veel," zoo zette zij het weinig vlottende gesprek voort. Nu keek hij haar met groote oogen aan t en voor dien donkeren blik sloeg zij de oogen neer. (Wordt vervolgd). Naar het Duitsch.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1911 | | pagina 1