et Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de liommeierwaard.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No3026 Zaterdag 23 Februari.
FEUILLETON.
DE BOETELING.
ÉjJl
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1911.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7l/t ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Er zijn reeds heel wat woorden
gesproken en geschreven over boven
genoemde zaak. Niet alleen in ons
eigen land, maar ook in het buiten
land. En waarom spreekt en schrijft
men er nu zooveel over? Ten eerste
natuurlijk omdat 't een zaak is van
veel belang, een zaak, die velen belang
inboezemt. In ons eigen land maakt
men er zich zoo druk over, omdat de
er aan verbonden kosten zoo hoog ziju.
Men meent dat de er voor besteed
moeten wordende millioenen guldens
beter gebruikt kunnen worden. In het
buitenland trekt men zich van den
financieelen toestand in ons land niet
zooveel aan. Dó&r is het dit dan ook
niet, waarover men zich zoo opwindt.
D&dr heeft de opwinding een geheel
andere oorzaak. In het buitenland
in Engeland, Frankrijk en België vooral
meent men dat onze regeering het
recht niet heeft, de Schelde te verster
ken. In die landen heeft dus de tegen
kanting tegen het plan onzer regeering
een geheel andere oorzaak. We willen
hier de verschillende redenen niet op
sommen, waarom, naar men in het
buitenland meent, ons land het recht
niet heeft de door onze regeering noo-
dig geoordeelde versterkingen aan te
brengen. Dit zou iets zijn buiten het
doel van dit hoofdartikel om. We wil
len hier alleen bespreken waarom men
er in ons eigen land zoo tegen is.
De voornaamste reden, waarom men
in ons eigen land zoo tegen het kust
verdedigings-ontwerp is, is, zooals we
reeds eerder zeiden, dat men bezwaar
heeft er zooveel millioenen guldens voor
op te offeren. Men haalt er dan bij
aan dat het geld nuttiger en beter
besteed zou zijn als men er in de plaats
een staatspensioen voor gaf, enz. En
nog veel meer dingen zouden nuttiger
en beter zijn, dan onze voorgestelde
verdedigingswerken. Nu erkennen wij
dadelijk, dat staatspensioen een hoog
noodig iets is voor velen en dat er o
zooveel goeds nog bovendien voor die
verscheidene millioenen, die noodig zijn
om de verdedigingswerken uit te voeren,
gedaan zou kunnen worden. Want wer
kelijk, er kan en moet nog veel gedaan
worden voor de verbetering onzer maat
schappij. Onze maatschappij is nog lang
niet zóó ingericht als ze wel zou kun
nen zijn en ze zal waarschijnlijk ook
wel nimmer zoo nog eens worden in
gericht, als men wenscht, want de
eene denkt vaak dat 't al lang goed
is en de andere meent dat er nog veel
verbeterd moet worden. Zoo zal er altijd
nog wel iets over blijven te weDschen.
En dat is goed ook. Want zou 't dan
werkelijk in den haak zijn als ieder
tevreden was, dat men naar niets beters
meer wenschte? Wij gelooven 't niet;
't zou dan juist niet in den haak zijn,
denken we.
't Is een groote som, die de regee
ring van 't land vraagt voor de ten
uitvoerbrenging harer plannen. We
ontkennen dit niet. We stemmen echter
zoo maar niet in met 't gevoelen van
sommigen in ons land; we zeggen zoo
direct niet met hen dat „'t geld weg
gooien" is. We weten ook niet hoeveel
er waar is van 't beweren van som
migen dat de verdedigingsplannen zijn
voorgesteld onder den drang van een
vreemde mogendheid, van Duitschland.
Wij kunnen hierover niet oordeelen.
Van bevoegde zijde is evenwel ver
klaard dat dit geenszins 't geval is,
dat de plannen tot de verdedigings
werken alleen zijn voorgesteld omdat
men de voorgestelde verdedigingswerken
noodig oordeelde voor ons land. Wij
leggen ons bij die verklaring neer, om
dat wij geen reden hebben er aan te
twijfelen. Maar mocht 't waar zijn wat
sommigen vermoeden, dat n.l. Neder
land voor zich de verdedigingswerken
niet noodig heeft, maar dat onze regee
ring door Duitschland gedwongen is
met zulke plannen te komen, omdat
dit land de verdedigingswerken noodig
oordealt, dan ook zouden wij ons ver
klaren tegen de plannen der regeering,
want wij zouden dan immers onze
millioenen uitgeven voor een zaak,
waar een vreemde belang bij heeft, ons
land zelf althans niet zoozeer. En dan
zeggen wij met degenen, die toch nog
aan het doel der verdedigingsmiddelen
twijfelen: wij kunnen ons geld beter
gebruiken, dan het uit te geven voor
iets, waar een ander belang bij heeft.
Maar als 't waar is wat onze re
geering zegt, dat n.l. de plannen alleen
worden voorgesteld omdat de werken
voor ons land noodig worden geoor
deeld, dat de plannen dus niet worden
voorgesteld onder den drang van Duitsch
land, dan verklaren wij ons onder ze
kere voorwaarden vóór de plannen, al
VI.
9)
Een dal hoog in de bergen! Wie uit het
Andergander dal langs het kolossaal steile
pad door het Lochwald naar boven ging,
meende zich bij 't verlaten van het donkere
dennenwoud in een woestenij van steenen
verplaatst. Afgebrokkeld van de aan weers
zijden oprijzende bergreuzen lagen daar de
rotsblokken in wilden chaos dooreen. Hier
en daar nog wat mager gras en aan de
zonzijde alpenrozen tusschen de steenen;
een enkele alleenstaande, kwijnende boom,
maar hoe hooger men kwam, hoe eenzamer
en verlatener het werd. Maar altijd het
schuimen en borrelen van de Vooralp-beek,
die haar weg tusschen het puin door naar
het dal zocht.
Het dal had geen uitgang. Een ijsveld
sloot het af. Waar het eindigde volgde glet-
scher na gletscher. Maar juist daar waar de
breedste, „de doode Firn", uitliep in rood
achtig glinsterend steengruis, lag een oase.
Sappig weiland, een bion, een lage Alpen
hut! Zonderling was de indruk, dien deze
oase maakte in deze steenwereld.
Nog had het morgenrood de steenen niet
bereiktalleen de Firn en de hoogste rots
punten baadden reeds in den glans der
opkomende zon. De anders zoo sombere
Solbite, waar nog gieren huisden, stond daar
als een lichtende fakkel. En zoo gloeiden
alle rotsen in het rond. De „doode Firn"
alleen lag daar nog vaal wit in de schemering.
Om de Alpenhut in de diepte werd het
levendig. Hier en daar stond een der zwart
bruine koeien uit het gras op. Een kudde
schapen en geiten trok den berg op tusschen
de steenen door, een knaap liep er jodelend
achteraan.
Bij de hut stond Berghofers's Jozef met
een verdrietig gelaat te kijken in den schitte
renden morgen. Hij was daar nu al vier
weken en de eenzaamheid kon hem maar
niet behagen. Zoo volop genoeg had hij van
zijn gezelschap het vee, de oude koeknecht
en de geitenjongen dat hij zich in allen
ernst voornam zoo spoedig mogelijk naar
het dorp af te dalen en aan zijn vader te
gaan zeggen, dat hij niet langer blijven kon
daarboven. Niet dat hij het niet uitgehouden
zou hebben, maar het hinderde hem zoo,
dat hij geen enkel bericht uit het dorp
kreeg, ook niet van zeker iemand. Die eene
was eigenlijk oorzaak van al Jozef's heimwee.
Zuchtend en mokkend ging de jonge boer
eindelijk aan het werk. De zon steeg hooger
en hooger en bereikte den Alp nog voor hij
al de koeien gemolken had. Toen hij eindelijk
den laatsten emmer schuimende melk naar
de hut wilde gaan brengen, gleed zijn blik
naar de steenwoestijn, waarin een smal,
zandig pad zichtbaar was. Langs dat pad
kwamen twee vrouwelijke gestalten den
berg op.
Jozef zette den melkemmer neer en vergat
zijn werk. Alsof zijn leven er van afhing,
zoo snel mogelijk te weten wie daar aan
kwamen, staarde hij naar de naderende
gestalten. Ze kwamen hem bekend voor.
Hij kon den blik niet van hen afhouden,
vóór hij de beide meisjes, die de hut na
derden, herkend had. En toen zond hij ze
een luiden juichkreet tegemoet. Een heldere,
vroolijke stem antwoordde.
Een poos later hadden Berghoter's Tilde
en Steiner's Felici den Alp bereikt, de
jeugdige gezichtjes gloeiend warm van het
klimmen en van de zware mand, die zij
samen hadden gedragen. Lachend liepen
zij op den jongen man toe, die haar met
erkennen we dat de uitgaven misschien
wel wat hoog zijn voor ons.
Maar wij hebben onze vrijheid lief
en zullen die ook verdedigen, als 't
moet. Om ons nu te kunnen verdedi
gen, daarvoor zullen wij ons off-rs
moeten getroosten. Onze regeering be
denke evenwel dat die offers ons zwaar
zullen drukken. Zij dient te zorgen dat
we „waar voor ons geld" krijgen, dat
we „geen kat in den zak" koopen, enz.
En mocht dan eens, wat we niet hopen,
de nood komen, mocht de tijd eens
aanbreken dat we onze vrijheid zouden
moeten verdedigen, dan, denken we,
zou ook niemand zich de geldelijke
offers voor de verdedigingswerken be
klagen.
Buitenland.
Volgens bericht uit Parijs, publiceert
een officieel blad een besluit, dat voor
bet oogenblik het verblijf in en de
verzending door Frankrijk van runde
ren, schapen, geiten en varkens uit
België, Luxenburg, Duitschland, Zwit
serland en Italië verbiedt.
Volgens een consulair verslag, te
Washington verschenen, is er kans, dat
eerlang Egypte een der voornaamste
goudvoortbrengende landen zal worden.
In de streek van Assoean, zoo heet het,
en elders zijn goudvelden ontdekt, rijker
dan die van Californië en Australië.
Al in oude tijden is er in Egypte goud
gewonnen, maar eerst de nieuwerwet-
sche ontginning zal den rijkdom aan
den dag brengen. Gelijk altijd, moet
men met dergelijke berichten over goud
vondsten voorzichtig zijn.
Barones Vaughan, de vrouw wier
naam tijdens den dood van koning
Leopold II in België op ieders lippen
was, is, zooals men weet, reeds in Au
gustus van bet vorige jaar hertrouwd.
De barones trouwde te Arrouville, de
gemeente, waarin het door baar bewoon
de, historische kasteel Balincourt, gele
gen was, met een vrij bekenden sports
man, Durrieux geheeten. Het echtpaar
wil thans, na een huwelijk van nauwe
lijks een halfjaar, al weer gaan scheiden.
De noodige stappen om scheiding te
verkrijgen zijn reeds gedaan.
Op vele plaatsen in Engeland heer-
schen sedert een paar maanden de
mazelen. In Sheffield heeft de epidemie
een bizonder kwaadaardig karakter.
Sedert het begin van December is in
nagenoeg driehonderd gevallen de dood
reuzensprongen tegemoet kwam. De knecht
stond in de deur van de hut en keek met
zijn doffe oogen naar het troepje, terwijl
hij zich peinzend achter de ooren krabde.
Hij kon zich geen verklaring geven van
dat bezoek op den berg!
„Waar komen jullie vandaan?" riep Jozef
haar al van verre toe.
„Ja, natuurlijk van huis," antwoordde
Felici overmoedig en de andere bevestigde
haar woorden.
Toen zij elkaar de handen schudden ver
telde Tilde ter nadere verklaring:
„Vader moest drie dagen naar het dal en
toen hebben wij er over gesproken, dat je
hier zoo alleen bent en hebben medelijden
met je gekregen en afgesproken jou een
genoegen te doen en zelf een grapje te hebben
en nu zijn wij hierEn daar" zij wees
op de mand „heb je ook wat te eten,
want de kaas en de melk zullen je wel
vervelen."
„Jullie bent er me een paar," barstte
Jozef uit, omhelsde zijn zuster en gaf haar
een paar klappende kussen. Maar toen hij
Feliei een gelijk lot wilde doen ondergaan,
snelde zij, zoo vlug als een wezeltje, weg.
Hij bedacht zich echter niet lang en ijlde
haar na.
Felici's blonde vlechten gingen los en
woeien achter haar aan, haar oogen schit
terden en de geopende lippen schenen een
kus wel waard. In zijn vurigen ijver hoorde
de vervolger echter het behagelijke knorren
van een in het gras luierend varkentje niet,
zoodat hij er over struikelde en zoo lang
als hij was op den grond viel.
De meisjes lachten, dat haar de tranen,
in de oogen kwamen en door zijn val scheen
Jozef het doel van den wedren vergeten te
zijn, want Felici kreeg geen kus.
Uitstel was ook hier echter geen afstel.
Zij hadden in de hut wat gebruikt en ter
wijl Felici nog in haar dikke melk zat te
gevolgd. Er zijn daar nog een 8000
gevallen.
Te Spangenberg bij Kassei is een
vrouw, een moeder van zeven kinderen
op weg naar huis in een sneeuwstorm
omgekomen.
Te Londen, in East-End, zijn gevallen
van pestpokkeu voorgekomen. Alle
maatregelen zijn getroffen om uitbrei
ding der ziekte te voorkomen.
Twee Grieksche tirailleurs zijn bij
het grensstation Ligaria doorTurksche
soldateh, die ook vier Grieksche sol
daten hebben gevangen genomen, dood
geschoten.
Er komen berichten over een geheele
reeks ongelukken in de Zwarte Zee.
Het Engelsche s s. Adriana is, met een
lading graan aan boord vastgeloopen„
Twee stoomschepen zijn van hun anker
plaatsen weggedreven, een is lek ge
worden en gezonken. Het Grieksche
s.s. Alexander Mechalinos is op het
strand geloopen, twee matrozen zijn
verdronken. Eenige wagens van den
spoorweg, die langs den oever van de
zee loopt, zijn in het water gespoeld.
Volgens een bericht uit Gibraltar
heeft het Engelsche s.s. Momparlo aan
de Spaansche kust schipbreuk geleden.
De bemanning, die 30 koppen telde,
is omgekomen.
De Times-correspondent te Teheran
bevestigt het bericht, dat Russische
troepen uit Ardebil het Perzische grens
dorp Veraroem hebben uitgemoord,
daarbij een 50 tal mannen, vrouwen en
kinderen doodend. Het bloedbad zal
gelukkiggeen nadeeligen invloed hebben
op de betrekkingen tusschen Rusland
en Perzië, want de Russische regeering
heeft zich gehaast haar diep leedwezen
te betuigen over het gebeurde.
Van een Ghineesch dorp in de buurt
van Gharbin zijn alle bewoners aan pest
overleden. De lijken waren onder de
sneeuw bedolven, zoodat men ze eerst
nu heeft ontdekt.
De jury te Montbrison, wordt uit
Parijs bericht, heeft de weduwe Louche,
die een neef van 20 jaar had vermoord,
tot 20 jaar tuchthuis veroordeeld. Op
het oogenblik dat het vonnis werd uit
gesproken, haalde bekl. uit haar zak
een soort lasso te voorschijn, wierp die
den advocaat der tegenpartij over het
hoofd, sleurde hem op den grond en
trachtte haar slachtoffer te wurgen. Men
slaagde er slechts met moeite in den
lepelen, ging Jozef met Tilde naar buiten.
De knecht was hout gaan halen.
Haastig wendde Tilde zich tot haar broeder.
„Ik heb haar meegebracht, Jozef, omdat
ik gemerfct heb, dat het verlangen naar
jou haar plaagt en omdat ik vreesde, dat
je ter wille van haar vader ongehoorzaam
zoudt zijn en heimelijk in het dorp komen.
Maar denk er aan, wat je mij beloofd hebt:
je moogt niet met haar spelen. Je hebt het
nu zoo ver lat9n komen, je moet hair ten
huwelijk vragen. Zij is een braaf en goed
meisje; ik zal je helpen, wanneer je het
met vader moet uitvechten. Als je in den
herfst van den Alp thuis komt, moet je
met hem spreken en je woord houden tegen
over Luci. Haar broer zou het je vermoe
delijk slecht afnemen, wanneer je haar on
recht, deedt!"
Er lag een ernstige uitdrukking op haar
gelaat en haar handje lag op zijn arm pn
drukte dien telkens als om haar woorden
klem bij te zetten.
Hij keek haar lachend aan en stak de
rechterhand naar haar uit.
„Ik herhaal mijn belofte," zei hij. „Wees
er maar zeker van. Ik zou mijn eigen geluk
in den weg staan als ik Felici opgaf."
Op dit oogenblik kwam Felici buiten.
„Mag ik ook luisteren?" vroeg zij on
deugend.
Broer en zuster kregen een kleur, maar
Tilde wees naar een helling in de onmid
dellijke nabijheid.
„Ik ga daar wat Edelweis halen. Over
een half uurtje ben ik weer terug en dan
moeten wij aan naar huis gaan denken."
Zonder een antwoord af t9 wachten ging
zij heen. Felici scheen haar te willen volgen,
maar Jozef nam haar hand in de zijne.
„Ik moet eens met je praten," fluisterde
hij. Een oogenblik later waren zij in de hut
en wisselden een kus. Het was niet de eerste
maal.
advocaat van de furie en haar verrader
lijk wapen te bevrijden.
Karl. Hagenbeek, de eigenaar van den
dierentuin te Stellingen bij Hamburg,
is van plan op het eiland Brioni in de
Adriatische Zee een dierenparadijs te
maken. Hij begint er met een struis
vogelfokkerij. Dan gaat er een groote
bezending antilopen, zeboes, zebra's, een
paar honderd soorten van vogels, apen,
steenbokken, wilde schapen, mormel
dieren, stekelvarkens odz heen, om het
op de wijze van een bosch aange'egde
park te bevolken. Maar leeuwen, tijgers
en andere gevaarlijke dieren zullen tot
het paradijs niet toegelaten worden.
Een ander plan van Hagenbeek is,
om in zuidelijk klimaat met het fokken
van ijsberen een proef te nemen. Hij
hoopt dat het eiland Brioni daar ook
geschikt voor zal blijken.
In een baai van het eiland, Val di
Torre genaamd, zullen allerhande water
dieren krioelen.
1
De welbekende Russische revolutiou-
nair Boertsef, die indertijd zulke opzien
barende dingen omtrentden politie spion
Azef aan 't licht heeft gebracht, heeft
tot den minister van justitie een merk
waardig stuk gericht, waariu hij nog
eens wijst op al wat Azef op zijn geweten
heeft en bij den minister aandringt op
het nemen van maatregelen, waardoor
in 't vervolg dergelijke lage praktijken
als die van Azef voorkomen worden.
Boertsef somt een gansche reeks van
misdaden van Azef op. Tal van aan
slagen waren zijn werk, o. a. die tegen
prins Obolenski, den gouverneur van
Charkof, tegen Plehwe en grootvorst
Sergius. Ook tegen Stolypin was een
moordaanslag beraamd, die had moeten
plaats hebben bij een godsdienstige
plechtigheid, welke echter, tegen de
verwachting in, niet door Stolypin werd
bijgewoond.
Het adres van Boertsef aan den mi
nister is ook aan leden der Doema toe
gezonden, zoodat de zaak wellicht in
de Doema zal ter sprake komen.
De correspondent van de Times te
Peking schat het totaal aantal slacht
offers, dat de pest heeft gemaakt, sedert
het uitbreken van de epidemie, op
19,000.
Uit Londen wordt gemeld:
De politierechter van Gildenhal heeft
Luba Milstein, die van medeplichtig
heid aan den moord in Houndsditch
was beschuldigd, van alle rechtsvervol
ging ontslagen. Bodkins, de ambtenaar
van het O. M., liet in zijn desbetref
fend verzoek doorschijuen, dat Luba
„Ik ben zoo blij dat je gekomen bent,"
zei hij en daarna zwegen beiden en deden
maar alsof zij elkaar in langen tijd niet
gezien hadden.
Plotseling vroeg Felici:
„Weet je al, dat Lori terug is?"
„Ja zeker, hij is al bij mij boven geweest."
Het meisje werd bleek en keek hem wat
ontsteld aan.
„Als als hij nu eens hier kwam
„Wees toch niet zoo angstig 1 Wat steekt
er in dat hij jou met Tilde hier zou vinden?"
Zij boog zich, nog steeds angstig, naar
hem toe en begon heel zacht te spreken.
„Hij is zoo'n zonderlinge jongen, Josi,
zoo ernstig en streng, dat ik bijna bang voor
hem ben! En hij wordt bij den dag som
berder, omdat ze in het dorp een hekel aan
hem hebben. Wij moeten er voor boeten,
dat onze vader geen braaf mensch geweest
is, heeft hij eens tegen me gezegd en: „Ik
heb medelijden met je, meisje," mompelt
hij zoo nu en dan en denkt dat ik het
niet versta. Als ik er aan denk, dat ik
het hem eens zal moeten vertellen van ons
tweeën, dan stokt mij de adem in de keel.
Hij zegt, dat wij geen groot geluk mogen
verwachten, en jij, Jozef" zij hield op,
met een kleur als vuur, en verborg, haar
gezichtje tegen zijn schouder „jij zoudt
toch zeker een groot geluk zijn voor zoo'n
arm meisje als ik!"
De jonge man lachte hartelijk, maar er
kwam toch zoo iets als een floers voor zijn
oogen.
„Geloof me maar, Lici, ik maak dat
allemaal met hem in orde, wanneer de tijd
daar is, en als hij ziet hoe ernstig wij
't meenen, dan zal hij er zich zeker over
verheugen. Wij zijn vroeger immers altijd
goede vrienden geweest, je broer en ik
Nu was Felici tevreden. Haar liefste
was een goede trooster.
'p
Naar het Duitsch.
(Wordt vervolgd).