el Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3027, Woensdag 1 Maart.
Van een onschuldig noodwetje.
FEUILLETON.
DE BOETELING.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1911.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 77j ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Het is reeds eenige jaren geleden,
sedert wij in dit blad het een en ander
schreven over „het vraagstuk van den
eed."
Toch zou er geen aanleiding zijn om
thans nog eens op dit onderwerp terug
te komen, ware het niet, dat er thans
in die zaak iets gebeurd is. Er is na
melijk een noodwetje ingediend, hetwelk
op dit onderwerp betrekking heeft.
't Geval is dat, tengevolge van eenige
rechterlijke «uitspraken, Leiden in last
verkeert. Dat wij nog al veel aan eeden
doen is algemeen bekend. In de rechts
zaal, speciaal in de zittingeu voor straf
zaken, hoort men haast niet anders en
tallooze ambtenaren en particulieren, in
allerlei omstandigheden, moeten een eed
afleggen.
Voorheen, toen het aantal ambtenaren
niet zoo groot was en er niet zoo tal
loos vele 8trafovertredingen waren, zoo
dat veel minder eeden werden afgelegd,
hoorde men wemig van bezwaren.
Thans is dat anders, gedeeltelijk ook
als een gevolg van geheel verouderde
begrippen en denkwijzen en omdat men
telkens meer gaat inzien, dat de eed
altijd maar een vermoedn van waar
heid en oprechtheid oplevert, maar geen
zekerheid kan geven. Meineed is vol
strekt niet uitgefloten en dikwijls ook
bewezen.
Wat de getuigenis in strafzaken be
treft, is in rechten aangenomen, dat de
doopsgezinden van den eed zijn vrij
gesteld, omdat het beginsel van hun
kerkgenootschap ermee in strijd is. Bij
de jongste grondwet-herziening zijn
voorts de zoogenaamde politieke eeden
(voor Kamerleden enz.) door een be
lofte vervangen. Overigens bleef tot
voor korten tijd de eeds dw mg bestaan.
Langzamerhand evenwel kwam er
verzet van de zijde van hen, die tot
het afleggeD van een eed verplicht
waren en toen is bij een arrest van
het Hof te Amsterdam aangenomen,
dat een getuige de vrije keus heeft
tusschen een eed en een belofte, ter
wijl een arrest van den Hoogen Raad
aan ieder de vrijheid geeft zich aan
het afleggen van den eed te onttrekken
met een beroep op het feit, dat geen
bepaalde vorm van eedsaflegging is
voorgeschreven. Inderdaad is dit zoo
en het is zonderling genoeg. Alles be
rust in deze op overlevering en gebruik,
maar niet op de wet.
Tegen de bovengemelde leer van den
10)
Dt rest van den tijd ging als op vleugelen
voorbij. Veel vroeger dan zij verwacht
hadden, kwam Tilde met een tuiltje Edel-
weis terug. Zij bleven nog een poos bij
elkaar, maar de zon stond nog boven het
dal, toen Tilde al waarschuwde dat het
tijd was om naar huis terug te keeren.
„Ik ga mee een eind mee," zei
Jozef. Nu, daar hadden zij niets tegen 1 Zoo
ging het bergaf, eerst met hun drieën bij
elkaar, maar langzamerhand raakte Tilde
een eind vooruit. Jozef en Felici liepen
hand aan hand en letten nauwelijks op haar
noch op den weg, dien zij gingen.
De hemel geleek een donkerblauw gewelf,
wolkenloos en schitterend. Boven de neer
dalenden zweefde een zwart punt, van den
Solbite zoo even neergestreken en nu al
hooger en hooger stijgend, als wilde het
trachten de zon te bereiken.
Het was een gier. Berghofer's lammeren
daarboven tusschen de rotsen, waren ver
moedelijk hun leven niet heel zeker, maar
hun herder was op weg naar het dal en
bekommerde zich weinig om den roover
boven zijn hoofd.
Ongeveer een uur waren zij gedaald. Tilde
zag reeds de zwarte dennen opduiken aan
haar voeten en hoorde het wilde geloei van
de beek tusschen de rotsen. Bij het Loch-
wald zou Jozef omkeeren, zoodat Tilde
besloot hen hier af te wachten. Juist wilde
zy aan den kant van het pad wat uitrusten,
Hoogen Raad heeft de regeering veel
bezwaar en daarom heeft zij, in af
wachting eener geheele regeling van
het eedsvraagstuk, die nog wel een
tijdje op zich zal laten wachten, een
noodwetje ingediend, luidende als volgt
Art. 1. Wanneer iemand ter nako
ming van een wettig voorschrift een
eed moet afleggen, zal hij, onder het
opsteken van de voorste twee vingers
van de rechterhand, uitspreken de woor
den „Zoo waarlijk helpe mij God Al
machtig", tenzij hy aan zyne gods
dienstige gezindheden den plicht ont
leent, om dit op andere wijze te doen.
Art. 2. Waar het geldt getuigen in
burgerlijke en strafgedingen treedt voor
den in art. 1 voorgeschreven eed in
de plaats eene belofte, wanneer de tot
eedsaflegging geroepene
a. behoort tot een kerk of kerkge
nootschap, hetwelk het afleggen vaD
den eed verbiedt of
b. niet behoort tot een kerk of kerk
genootschap en redelijke gronden op
geeft waarom hy -tegen het afleggen
van den eed bezwaar heeft.
De woorden in art. 1„Tenzij hij
aan zyne godsdienstige gezindheid den
plicht ontleent om dit op andere wijze
te doen", hebben niet veel beteekenis.
De kerkgenootschappen in Nederland
geven omtrent hetafleggen van den
eed geen voorschriften. Alleen bestaat
by de Israëlieten het gebruik om den
eed met gedekten hoofde te doen en
de vrijheid daartoe behouden zy dus.
Het tweede artikel bevat een zeer
onaangename beperking voor hen die
tot het doopsgezinde kerkgenootschap
behooren. Zy konden tot dusver in alle
gevallen den eed door eene btlofte ver
vangen. Wel was dit alleen voor ge
tuigenis in strafzaken door den rechter
aangenomen maar de reden ervoor was
van algemeenen aard: het eedzweren
is in stryd met het beginsel van het
kerkgenootschap: „laat uw ja zyn ja
en uw neen neen".
Het artikel spreekt verkeerdelijk van
kerken of kerkgenootschappen die het
afleggen van den eed verbiedenwant
die zyn er niet en een kerkgenootschap
heeft bovendien op burgerlyk terrein
niets te gebieden of te verbieden.
Hoe dit zy, de eed zal dan door
eene belofte kunnen worden vervangen,
wanneer de tot eedsaflegging geroepene
behoort tot een kerkgenootschap, welks
beginselen met den eed strijdenhet
doopsgezinde dus; maar, aangezien dit
toen zij eenige passen verder iemand zag
zitten. Zij ontstelde zoo hevig, dat al het
bloed uit haar wangen verdween. Die daar
zat was Lori. Het geweer lag over zijn knieen
en hij staarde in gepeins verloren naar één
en hetzelfde punt.
Reeds wilde Tilde omkeeren, ten einde
haar broer terug te sturen, maar een steen
die losraakte onder haar voet en naar bene
den rolde deed Lori omkijken. Met saam
geknepen lippen liep zij door; ofschoon zij
zelve Jozef en Felici tot elkander gebracht
had, joeg het denkbeeld, dat Lori hen samen
zou zien, haar angst aan. Toen zij Lori was
genaderd, merkte zij op, dat zijn gelaat
vermagerd was in de weinige weken, sinds
zij hem voor 't eerst had gezien, en hij
keek haar zoo somber en dreigend aan,
alsof hij haar en aller menschen bitterste
vijand geworden was. Zij wist echter hoe
moeilijk 't hem gemaakt werd in zijn be
trekking en dat men in het dorp niets dan
slechts van hem vertelde. En weer voelde
zij diep medelijden met hem.
„Dag", zeide zij en peinsde ovei een
vriendelijk woord, dat zij hem zou kunnen
toevoegen.
„Dag, meisje", antwoordde hij koel.
Nu bleef zij voor hem staan. „Gaat u ook
naar huis?" vroeg hij.
„Ja later!"
Te gelijkertijd keerde hij zich om. Tilde
beefde inwendig; zij voelde toorn in zich
opkomen en te gelijk angst voor de beide
anderen.
„Lori begon zij, zonder te weten
wat zij zeggen wilde.
Hij keek haar verbaasd aan. Wat wilde
dat meisje van hem?"
Daar weerklonk luid geroep uit de hoogte.
„Tilde 1" klonk het eerst dat was een
nu alleen geldt voor het afleggen van
getuigenis, zullen de doopsgezinden dus
voortaan in andere gevallen wel degelijk
moeten zweren. Dit bevat voor hen eene
onaangename verrassing en schijnt ons
toe een stap achteruit te zyn.
Behalve de doopsgezinden zullen
verder de getuigen in burgerlijke en
strafgedingen den eed door eene belofte
kunnen vervangen, wanneer zij niet
behooren tot een kerk of kerkgenoot
schap en redelijke gronden opgeven,
waarom zy. tegen het afleggen van den
eed bezwaar hebben.
Over het behooren tot een kerkge
nootschap bestaat echter nog al veel
verschil van gevoelen en het zal de
vraag wezen of de rechter op de ver
klaring van den belanghebbende, dat
hy niet tot een kerkgenootschap be
hoort, zoo maar zal ingaan. Dat ware
misschien wel gewenscht, maar of het
de bedoeling is, dit ligt in het duister.
Een kerkgenootschap kan wel, volgens
zijne beginselen, iemand als lidmaat
beschouwen, die het niet is en het ook
niet wezen wil.
En wat nu betreft de bezwaren tegen
den eed, die de belanghebbende zal
opperen, bezwaren alleen helpen hem
niet. Hy moet zyn gronden opgeven
en de rechter zal beoordeelen of die
gronden redelijk zyn. De taak van den
rechter zal, door het onderzoek of iemand
al of niet tot een kerkgenootschap be
hoort en of zijne gronden van bezwaar
tegen den eed al of niet redelijk zijn,
zeer worden verzwaard. Erger is het
dat de meening des rechters op die
wijze in de plaats treedt van die van
den belanghebbende. Het komt ons ook
allesbehalve stichtelijk voor, om in de
rechtzaal eene discussie te houden over
de waarde en de beteekenis van den
eed, vooral tegenover minder ontwik
kelde personen. De meening van den
rechter zal vooral op hen een over
wegenden invloed hpbben.
Men verbeelde zich een jong rechter,
man van den nieuweren tijd en zeer
vooruitstrevend, die de waarde van den
eed niet inziet. Hy zal gaarne zich
neerleggen bij de verklaring van den
belanghebbende, dat deze bezwaren
tegen het afleggen van den eed heeft,
fly zal dus de zaak niet al te zwaar
opnemen en het misschien even als
wij, niet bijzonder stichtelijk vinden,
iemand op die manier te dwingen om
zijn particuliere gevoelens op die plaats
aan den dag te leggen.
heldere, juichende vrouwenstem en
„Tilde!" nog eens uit den mond van een
man.
Die eerste stem herkende Lori onmid
dellijk; zijn harde gelaatstrekken trilden.
„Wie wie komt daaraan?" vroeg hij.
De vraag was echter meer tot zich zelf
gericht dan tot Tilde.
„Felici en ik hebben mijn broeder een
bezoek gebracht en nu brengt hij ons een
eind weg."
Lori keerde zich driftig om.
„Wat zeg je?" vroeg hij.
Daar werd het verliefde paartje zicht
baar, nog steeds hand aan hand, alsof zij
dat voor de heele wereld konden verant
woorden.
Lori hoorde hen aankomen en zag juist
dat Felici verschrikt Jozefs hand losliet
en hem toewenkte terug te keeren. Zijn
gelaat werd een en al hardheid en vaat-
beradenheid; het leek als uit een steen
gehouwen.
Toen zij zich ontdekt zagen naderde het
paartje en hij liet ze heel dichtbij komen.
Toen stond hij op en keek den jongen
Berghofer zoo lang in de oogen tot deze
ze neersloeg.
„Het is goed, dat ik dit gezien heb," zei
hij kalm en koud. „Maar luister nu goed
naar hetgeen ik zeg: Wij zijn arme men
schen, maar die" hij wees op zijn zuster
„is niet bestemd om tot speelgoed te dienen
van den rijken Berghofer. Neem je in acht,
Hofer's SepLaat dat meisje met rust, anders
zal ik weten waar ik recht moet halen. Ik
zal van nu af mijn oogen goed open houden
versta je dat?"
Jozef was bleek geworden tot in zijn
lippen en vond geen antwoord.
Plotseling plaatste Tilde zich tusschen
Korten tyd daarna echter, komt de
zelfde getuige in een andere zaak voor;
maar nu zit er een andere rechter,
meer een man van den ouden stempel,
in elk geval iemand die veel hecht aan
den eed. Wanneer deze rechter al mocht
kunnen heenstappen over de verklaring
van den getuige, dat deze niet tot een
kerk of kerkgenootschap behoort, dan
zal hij toch niet zoo gemakkelyk de
redelijkheid aannemen der bezwaren,
die getuige tegen het afleggen van den
eed aanvoert en, wanneer hy de rede
lijkheid der gronden ten slotte ver
werpen mocht, dan zal getuige moeten
zweren.
Maar op die manier wordt dan toch
met meer dan één maat gemeten en
komt de zoo gewenschte eenheid van
rechtspraak in 't gedrang.
Het wil ons daarom toeschijnen, dat
wij met dit noodwetje niet hard vooruit
komen en dat het wel aangewezen zou
zijn om hen, die bezwaren tegen het
afleggen van den eed hebben, wat meer
tegemoet te komen. Zy zullen er onge
twijfeld niet minder te goeder trouw
om handelen en hun geweten of ge
moedelijke overtuiging geen geweld be
hoeven aan te doen.
Het congres stelt voor de Joden on
voorwaardelijk van alle staatsambten
uit te sluiten, en wil dit verbod ook
toegepast zien op gedoopte Joden tot
in het vierde geslacht. Verder acht het
congres het ongewenscht, dat een Jood
onderwijzer, arts, advocaat of hoogleeraar
zou worden. In het leger, in openbare
scholen en aan de universiteiten wil
het congres geen Joden. Zij moeten in
afzouderlijke inrichtingen van onder
wijs opgeleid worden. Iedere bestuurs
ambtenaar, die een Jood in de gelegen
heid stelt buiten het hem aangewezen
rayon te gaan wonen, moet ontslagen
worden. De regeering moet alle wetten
op de Joden, en meer in het bizonder
die betreffende de vestigingsrayons zeer
streng toepassen. Is het Jodendom een
maal tot deze rayons beperkt, dan moet
het langzamerhand uit het land ver
dreven worden, want de Joden zijn de
dragers der revolutie.
Het klinkt middeleeuwsch.
Buitenland. i
Volgens een telegram uit Kristiania
heeft de Noorsche regeering besloten,
het Storting voor te stellen, alle staats
ambten voor vrouwen open te stellen,
behalve die van minister en geestelijke
bij de staatskerk, en diplomatieke, con
sulaire, militaire en burgerlijk-militaire
ambten.
Een der groote Fransche beursmake
laars, Erhard, heeft zich te Quincam-
poix, in het Noorder departement, van
kant gemaakt. Hij laat een tekort van
8 mil'ioen francs achter, als gevolg
van mislukte speculation.
De Times bericht, dat de stakende
Russische studenten onder de wapenen
geroepen zullen worden.
Het congres van de Russische adels-
vereenigingen vergadert te St. Peters
burg. Men heeft zich met het Joden
vraagstuk bezig gehouden. De conclusies
die het congres heeft getrokken, zijn
niet bepaald opwekkend voor de 4 mil-
lioen Joden die binnen de Russische
landsgrenzen wonen, en dit te minder,
waarde adel in Rusland over een grooten
invloed beschikt. De opvattingen die
in het adelcongres op den voorgrond
komen, vinden maar dl te dikwijls
steun in den Rijksraad.
de beide mannen en zei met schitterende
oogen: „Wat praat je toch, LoriHij meent
het eerlijk. Zoodra het herfst is zal hij met
vader spreken en die
„Die zal hem uitlachen," viel Lori haar
met trillende lippen in de rede. „Denk aan
het planken huisje, waarin wij wonen, en
aan het mooiste huis in het dorp, dat je
vader toebehoort! Bedenk toch welke plaats
je vader in het dorp inneemt en wat"
hij kon de woorden er bijna niet uitbrengen
„wat men van onzen vader vertelt. Haha!
eerder zullen de Anderganders wat goeds
van mij vertellen, dan dat je vader de
dochter van Steiner in zijn huis toelaat!
Het moet uit zijn tusschen jullie! En jou,
Hofer's Tilde, ben ik niet dankbaar voor
den vriendendienst, dien je Lici bewezen
hebt!"
Zijn toon werd hoe langer hoe heftiger
en sneed alle tegenspraak af. Toen hij uit
gesproken was, nam hij zijne zuster bij de
hand, zoo stevig alsof hij haar nimmer
meer zou loslaten, en trok haar met zich
mee, het steile pad af.
Tilde keek haar na, alsof zij hun nog een
antwoord wilde naroepen. Hij had haar
bitter gegriefd.
Jozef beefde van toorn. „Wees maar ge
rust, Liciriep hij haar met luide stem
achterna, „ik blijf je trouwEn dat gaat
niemand aan!"
Geen van beiden keek om, maar die
woorden hadden 'Lici diep getroffen. Zij
waagde het haar broer van ter zijde aan
te kijken, maar hij liep zwijgend voort,
doodsbleek, maar overtuigd, dat hij deed
wat goed was. De uitdrukking op zijn gelaat
deed Felici al haar moed verliezen en lang
zamerhand begonnen de tranen voor den
dag te komen.
Iemand maakt in de Westminster
Gazette de opmerking, dat de pest in
Mantsjoerije wel erg is, maar toch in
het niet zinkt bij de pest in Indië.
Volgens de laatste berekening waren
er in Mantsjoerije in de vier maanden,
dat de ziekte er duurt, in het geheel
19,000 menschen aan de pest bezweken.
In Engelsch-Indië waren 't er, volgens
de laatste mailberichten, in Januari in
één week tijds meer dan 20,000 In
enkele streken van Opper-Indië stierven
er in Januari evenveel menschen aan
de pest, als er nieuwe gevallen waren
een sterfte dus van 100 pet.over heel
Indië was de sterfte 81 pet. van d©
aangetasten. In 1904, 1905 en 1907 zijn
er jaarlijks in Indië meer dan een
millioen menschen aan de pest gestor
ven. Na 1907 zijn er twee seizoenen
van een goeden oogst geweest, waarbij
de ziekte grootendeels ophield Nu neemt
ze weer toe, en vóór de goede warmte
begint, in April of Mei, is er geen groote
vermindering te verwachten. De schrij
ver begrijpt zich niet die paniek over
de ziekte in Mantsjoerije, waar ze, vol
gens hem, waarschijnlijk kort zal duren,
terwijl men kalm blijft bij de verschrik
kingen in Indië.
De voorzitter van den Finschen
Landdag heeft geweigerd een smeek
schrift van de socialistische fractie aan
den Tsaar in behandeling te geven,
omdat het in te krasse termen was ge
steld. De Russische ambtenaren worden
in dit geschrift als dieven, gespuis,
moordenaars enz. betiteld.
De vergadering heeft met een meer
derheid van 4 stemmen de handelwijze
van den voorzitter goedgekeurd. De
socialisten verlieten daarop de verga
dering en verklaarden gedurende deze
Jozef en Tilde namen afscheid van elkan
der en het meisje ging langzaam het tweetal
achterna. De jonge man keerde naar zijn
Alp terug, waar intusschen de g'er zijn
prooi had weggehaald.
VII.
Wanneer ze in een dorp op iemand ge
beten zijn, blijft er ook geen stuk vau hem
heel. Had men de Anderganders willen ge-
looven, dat was Steiner's Lori de slechtste
mensch van de geheele wereld. De vrouwen
gaven op hem af waar zij er maar de ge
legenheid toe vonden, en de mannen spuw
den nog meer venijn op hem dan hunne
wederhelften. Alle zonden van den overleden
Steiner werden zijn zoon aangerekend, omdat
zij van hem zelf niets konden vertellen, dan
de breed uitgemeten geschiedenis van den
diefstal. Wanneer de jachtopziener het dorp
binnenkwam, werden de hoofden bij elkaar
gestoken, werd hij met den vinger nage
wezen, zoodat het bloed hem meermalen
naar het hoofd steeg. Toch bleef hij uiter
lijk kalm, want Berghofer steunde hem en
toonde hem openlijk zijne tevredenheid
over de wijze waarop hij zijn ambt waarnam.
Inderdaad gunde hij zich geen dag rust;
stroopers en houtdieven hadden een slechten
tijd. Tot nu toe had hij er nog geen aan
gegeven, maar na twee waarschuwingen be
gon hij er ernst van te maken en dat toen
de straffen niet te licht waren daarvoor
droeg Berghofer zorg. Nu ging er echter
een storm van verontwaardiging door An-
dergand. Lori werd van alles de schuld
gegeven. De vrome Nolier begon in te zien,
dat de fortuin hem nu gunstig werd, en
blies den pastoor in het oor den algemeen
gehaten mensch den genadeslag te geven.
(Wordt vervolgd).
Naar het Duitsch.