Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden
No. 3041, fJ7oensdag 10 April.
FEUILLETON
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 et. Elke rege
meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
veel" beeft gehad. D&t mag niet. Zijn
„vrienden" hebben het goed met hem
voor en besloten wordt samen nog wat
te zitten kletsen of, om den tijd te
korten, een spelletje kaart te spelen,
tot dat hij weer „bij zijn positieven"
zal zijn, zooals ze het noemen. De
kaarten gaan rond. Men speelt om
kleine bedragen, want och, 't is niet
om het geld dat men gpeelt, 't is maar
om het spel, 't is maar om den tijd
te korten; straks zal bij dan nuchter
naar huis kunnen gaan en zijn ouders
zullen van niets weten.
Hij is gelukkig in het spel, want
aanhoudend wiot hij. Nog verhit in
het hoofd door het overmatig alcohol
gebruik dien avond, stelt hij voor om
hooger bedragen te spelen't geluk i3
hern immers gunstig. Zijn „vrienden"
willen hiervan aanvankelijk niets weten,
om dat hij toch telkens wint, naar zij
zeggen, maar ten slotte geven ze toe.
Nóg wint hij een poosje, maar eindelijk
keert het geluk zich tegen hemhij
verliest, steeds meer verliest hij. Geld
heeft hij niet, maar wat nood, een
schuldbekentenis is spoedig geteekend
eo dan speelt hij weer, verliest hij weer.
Eindelijk wordt het spel gestaakt en
gaat men naar huis. Den volgenden
morgen is hij ongerust. Hoe aan bet
verschuldigde geld te komenZijn
ouders vragen dat durft hij niet, want.
dan zou hij een volledige bekentenis
moeten doen. Hij raadpleegt zijn vrien
den en deze raden hem naar een zekere
mijnheer X te gaan, die gaarne geld
leent aan jongelieden uit den gegoeden
stand en dan nog wel op zeer schap
pelijke voorwaarden: hij kan terugbe
talen, wanneer hij geld heeft. Die mijn
heer X is niet zelden de houder van
het clublokaal, en om door dezen niet
tot betaling der schuld te worden ge
dwongen gaat hij voort op den inge
slagen weg, verschijnt hij altijd weer
met zijn „vrienden" in het clublokaal,
speelt hij altijd door, verliest hij altijd
meer geld, en zijn schuld wordt dus
hoe langer hoe grooter. Dan plot
seling, als de schuld naar het inzien
van den leener hoog genoeg is gestegen,
wordt op betaling aangedrongen. Nóg
durft hij thuis niets te zeggen, en zoo
valt hij in handen van een woekeraar,
die hem het geld leent tegen een hooge
rente.
Dkn is zijn lot beslist.
Verscheidene duizenden guldens be
draagt de schuldsom en de hooge rente
Dr. Koewada, een lid van den Japan-
acben Senaat, beeft pijnlijke onthul
lingen gedaan over het lot van de wer
kers en werksters in vele takken van
nijverheid in Japan. Er zijn volgeus
zijn zeggen in het land 10,000 fabrie
ken en werkplaatsen, waar 1,000,000
arbeiders (w. o. 700,000 vrouwen) ar
beiden.
Daar er in Japan geen wettelijke
voorschriften omtrent een minimum-
arbeidsduur bestaan, zijn van de vrou
welijke werkkrachten bijna 10 pet. onder
de 14 jaar.
20 pet. van de meisjes, die in luci
fersfabrieken werken en 1 pet. van de
vrouwelijke arbeidskrachten in glas- en
tabaksfabrieken, zijn onder de 10 jaar.
Wel bestaat in Japan leerplicht; maar
vraagt dr. Koewada hoe kan de
leerplichtwet wórden toegepast, zoolang
zoolang er geen verbodsbepalingen be
staan op het tewerkstellen van kinderen
in werkplaatsen en fabrieken. Dr. Koe
wada deelt droevige staaltjes mee over
de gewetenlooze wijze, waarop zeer velen
van deze 700,000 vrouwelijke werk
krachten door agenten van de werkge
vers uit de ouderlijke woning zijn weg
gelokt. De behandeling (of liever mis
handeling) die deze vrouwen en kinderen
in de fabrieken ondervinden wordt door
dr. Koewada in de zwartste kleuren
geschilderd. Feitelijk zijn de meisjes
slavinnendikwijls worden zij met de
zweep bewerkt, krijgen te weinig eten,
moeten te lang werken, worden voor
nietigheden zwaar beboet, enz.
In Japan wordt toegegeven dat het
bestaande fabriekssysteem tot misbrui
ken aanleiding geeft; maar toch worden
de beschuldigingen van dr. Koewada
overdreven genoemd.
De Neue Freie Presse verneemt uit
Boedapest, dat in de gemeente Vizvar
in het comitaat Somogy een brand heeft
gewoed, die 20 gebouwen totaal heeft
vernield. Verschillende kinderen zijn
levend verbrand. Door den heftigen
storm stond het geheele plaatsje spoedig
in vlammen en bleken alle pogingen
tot blusschen ijdel.
Is er iets wat men in een volk een
groot kwaad kan noemen, dan is dit
zeer zeker de woeker. De gevolgen
voor hen, die in handen vallen van
woekeraars, zijn soms, om niet te
spreken van bijna altijd, verschrikkelijk.
Tegen den woeker moet dus worden
gestreden en het is daarom dat met
vreugde kan worden geconstateerd dat
op de onlangs te 's Gravenhage ge
houden jaarvergadering van de Nationale
Vereeniging tot Bestrijding van den
Woeker werd medegedeeld dat de ver
eeniging in hare bestrijding van vele
zijden steun ontvangt. Maar, zoo werd
gezegd, er moet nóg veel gedaan worden
om 't bestaan der woekeraars den kop
in te drukken.
Ja, zeker, er moet nog veel gedaan
worden om den woeker uit te roeien,
want nóg tiert, ze welig in ons land.
Hij, die zoo gelukkig is nog niet in
handen van een woekeraar te zijn ge
vallen, dus eigenlijk onbekend is met
de practijken van dit slag menschen,
bemerkt zoo zeer niet wat een groot
kwaad de woeker is, maar de anderen,
die zoo gelukkig niet zijn, zullen 't u
kunnen vertellen.
Wat worden er vele gelukkige levens
door den woeker van anderen verwoest,
en mhg men zoo'n verwoesting nu laten
voortduren? Moet men niet met alle
mogelijke middelen trachten het kwaad
te stuiten Is het niet de plicht van
ieder mensch, die het wèl meent met
zijn medemenschen, om méde te helpen
het kwaad Ie stuiten, uit te roeien?
Geen enkele, die aanspraak zal durven
maken op den naam van „mensch",
zal deze vragen ontkennend mogen
beantwoorden.
Een voorbeeld uit het leven, waarin
de woekeraar zijn verfoeilijke rol speelt,
volgt hier.
Een jongmensch in een groote stad
staat aan vele govaren bloot en één
dezer gevaren is het spel. Met zijn
„vrienden", veelal vrienden, die zich
aan hem opdringen, gaat hij 's avonds
naar de club. Er wordt gedronken,
eerst weinig doch langzamerhand meer,
en spoedig is het den jongeling, die
niet gewend is aan alcoholische dranken,
roezig in zijn hoofd. Dón is het tijdstip
gekomen. Men besluit niet meer te
drinken, want anders zouden zijn ouders
lieden uit den deftigen stand
kunnen te weten komen dat hij „te
Buitenland
de bezetting vau het paleis van den wordt gepost om de verzendig van
Sultan verraderlijk hebben overvallen j goederen te beletten, terwijl de Griek
en daarna gedeeltelijk met de tenten, gche stoom vaartmaatschappijen de vaart
Naar uit Milaan aan de Echo de Paris
wordt geseind, blijkt uit het verslag
van het bureau der statisHek, dat bij de
groote aardbeving van Mesina 317,000
menschen bet leven hebben verloren.
de uitrustingstukken en levensmiddelen, oj) Smyrna hebben moeten staken om-
die de Sultan hun had verstrekt, de dat zij geen arbeiders en geen sleep-
vlucht hadden genomen. Dit geschiedde booten kunnen krijgen. Het centraal
op 1 April. Op 12 April trokken de agentschap der Grieksche bladen is
troepen, die in het gebied der Sjirardas verwoest. In Anatolië is het nog erger
gelegerd waren, de hoofdstad binnen, gesteld. Te Nimfi begoten Turken de
Hooggeplaatste inlanders schrijven zeer olijven-plantages der Grieken met pe-
pessimistische brieven. troleum en staken die in brand, terwijl
Te Toulon heeft een transportschip zij ook de wijnbergen verwoestten Een
order ontvangen zich gereed te houden,1 groot deel der pers wakkert door op-
naar men zegt om versterking naar ruiende artikelen de haat der Turken
Marokko te zenden. tegen de Grieken aan.
Een heftige brand heeft Maandag,
avond het gemeentehuis van Schaer-
beek, een voorstad van Brussel, ver
nield. Het gemeentehuis had een zeer
groote waarde. Een persoon is gewond.
Er gaan geruchten, dat de brand aan
boos opzet te wijten zou zijn.
voorgaan en nu zaten ze een goed oind van
elkander.
Maar zij mocht hare volle aandacht
bij den heiligen diénst hebben, hem be
stormden zooveel herinneringen, dat hij
bijna vergat waar hij was; als uit de verte
klonken hem de tonen van het orgel in de
ooren, als een onduidelijk gezoem van
vreemde stemmen de preek van den pastoor,
waarmee deze nu begon.
Daar was Sepha teruggekomen! Plotseling
had zij voor hem gestaan en aangekeken!
Zij had nog dezelfde diepe, vragende oogen,
maar er lag nu een droeve uitdrukking in.
En om den mond een bittere trek! Dat
was zijn schuldWat zou er wel in haar
omgegaan zijn bij die ontmoeting? Zou zij
nog wel eens aan dien heerlijken tijd denken
De oude, onderdrukte lielde bruiste wild
en hartstochtelijk op in de borst van den
schout. Hij perste de handen tegen elkaar,
dat de vingers dreigden té breken. Waar
was nu de kracht, waarmede hij zich anders
in toom hield Hij had wel luid in lachen
willen uitbarsten, nu hij zijn gedachten
niet kon afhouden van het meisje, dat hij
niet zien kon en toch zag met duizend
oogen.
Zou zij hem haten Zouden zouden
zij elkander eens mogen toebehooren?
Deze vragen welden op in de ziel van
den sterken boer en hoe hij er ook tegen
streed hij kon ze niet onderdrukken.
Eindelijk was de dienst afgeloopen. Metter
stond op, waggelend als een beschonkene.
Niet voor hij aan de deur was, kwam hij
tot bezinning. En toen was hij zich zelf
ook weer meester. Hij rekte zich uit en de
eerste koele tocht, die langs zijn voorhoofd
streek, nam het beklemmende gevoel weg.
Beate ging uit in den stralenden morgen.
Het dorp lag reeds achter haar. Over het
berijpte weiland ging zij bergopwaarts naar
den reeds geel wordenden rand van loofhout,
waarachter het dunne, donkere dennenbosch
oprees. Blootshoofds, met schitterende oogen,
met een kleur van den morgenwind, wan
delde zij den berg op. Een eenvoudige
blauwe japon omsloot haar jeugdige gestalte.
Zij had de handen gevouwen, want nu zij
den morgendienst verzuimde, bad zij onder
het gaan. Het gelui der klokken trilde boven
haar in de ijle morgenlucht.
„Beate!"
Haar eigen naam klonk haar als een juich
kreet in de ooren.
Aan den rechterkant van den weg lag op
een heuvel een welvarende hofstee, een
groote, door weer en wind gebruinde boeren
woning met drie stallen. Zindelijk en voor
naam stond „de Reinhofop de hoogte en
beheerschte het dorp. Daar woonde Tanner,
met zij» vrouw en drie kinderen, de rijkste
man van het dorp na den eigenaar van
Stalden en een, die een woord meepraatte
in den dorpsraad. Zijn jongste, Rudi, een
jongen die een goede school had gehad,
was schrijver in Imboden. Eiken dag zat
hij op het gemeentehuis. De broers hielpen
den vader bij het beheer van zijn bezit
tingen.
Het meisje had zich omgewend naar den
hof, waaruit die roep geklonken had. Rudi
in zijn Zondagsche pak, den ronden hoed
ov>LiQ ouvujxi vaai uuiaavou/uajjpijuu uu vaan
(Wordt vervolgd
Naar het Duitsch,