et Land van Beusden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3045. W oensdag 3 Jflei, Beloven en doen. FEUILLETON. DE GOEDHARTIGE. *a-UD VAM ALTEN/ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. „Beloven en doen is twee", zegt men wel eens. Zeer zekerbeloven en doen is twee. Er wordt menigmaal veel be loofd, maar ach, wat wordt van wat men belooft, vaak weinig, bitter weinig, uitgevoerd. Dit zal dan waarschijnlijk ook de reden zijn waarom men wel zegt: beloven en doen is twee. Maar beloven èn beloven is óók twee; tusschen beloven en beloven is óók onderscheid, zoo goed als tusschen be loven en doen. Wat? hoor en we een onzer lezers vragen, is tusschen beloven en beloven onderscheid? Een belofte-is toch een belofte? Zeer zeker, een belofte is een belofte, maar toch kan er onder scheid zijn tusschen twee beloften. Kom, we zullen dit met voorbeelden eens trachten duidelijk te maken. Ge treft een kennis op straat, iemand dien ge in langen tijd niet gezien hebt. Ge knoopt een gesprek met hem aan, ge informeert er naar waar hij den laatsten tijd heeft doorgebracht, enz 't Blijkt dat uw kennis niet heel ruim bij kas is. Hij vraagt u om tien pop ter leen bij belooft u ze zoo spoedig mo gelijk terug te geven, morgen, over morgen, of de volgende week, althans zoo spoedig mogelijk, direct nadat hij geld zal hebben verdiend. Ge gelooft hem en leent hem de gevraagde tien gulden en ook neemt ge er genoegen mede dat hij direct het geleende zal terug betalen, zoodra hij het geld zal hebben verdiend. Zoo scheidt ge van uw kennis, steeds gelovende dat hij zijn gelofte zal nakomen. Er verloopen een paar weken, zonder dat ge iets van hem hebt gehoord, maar nóg twijfelt ge niet aan zijn eerlijkheid. Eindelijk ontmoet ge hem eens weer op straat. Ge houdt hem staande en vraagt hem of 't hem gelukt is werk te vinden, waarop hij ontkennend antwoord. Nu begint ge aan de oprechtheid van uw keunis te twijfelen, maar ge laat hem dit niet blijken. Ge informeert er naar en komt tot de ontdekking dat hij reeds heel lang werk heeft gevonden en dat hij goed verdient ook. Het verdiende loon evenwel brengt hij zoek in de kroeg, bij spel en glas. Steeds blijft hij on willig in 't betalen. Ge begrijpt dat hij niet terugbetalen wil uw kennis heeft zijn woord gebroken. Hij had beloofd direct na verdienste te zullen betalen, nóg wacht ge op betaling 9) De blik van den schout richtte zich op den zuidelijken horizon, naar den Rotglet scher, die met zijn eigenaardig vaalroode kleur nog steeds zichtbaar bleef, ofschoon er dichte nevelsluiers om de bergen hingen. Achter den gletscher verrees een zwart wolk gevaarte de nog stralende hemel werd ver duisterd en overal pakten de wolken zich samen. De Föhn suisde door Metter's vollen baard en het ontbloote hoofdhaar. Een zucht ontsnapte er aan zijn borst. „Voor vandaag genoeg gewerkt!" riep hij den boeren aan den overkant toe „De dam zal het water nu wel tegenhouden. Maar wanneer onze lieve God ons storm zendt hij wees naar de wolken dan helpt de zwaarste dam niet, dan kan Hij zelf alleen helpen. Jullie kunt naar huis gaan en uit rusten, maar als het gaat regenen, komt dan terug dan gaat het om leven en dood De gereedschappen laten liggen! Jij, Lori, gaat fakkels halen, een kar vol en brengt ze in de schuur van Sepptoni, ginds dan zijn wij vanavond of vannacht dadelijk klaar. Twee blijven er hier; de anderen kunnen gaan!" Op twee na gingen de boeren naar huis. Niemand sprak, geen woord, veel minder een schertsend woord werd er vernomen. Het dreigende geyaar lag als een Alp op aller borst. Metter was aan den oever gaan zitten en staarde in den bruinen vloed. In het Zuiden werden de wolken al zwarter en zwaarder. En de dreigende storm ging niet voorby aeloven en doen is twee, zegt een spreekwoord. Nog veel meer wordt er beloofd. Denk maar eens aan de verkiezingstijd De eene candidaat belooft u dit, de andere dat, en nóg wacht ge op na koming der belofte beloven en doen is twee, zegt ge in u zelf. Wij hebben nu aangetoond dat „doen" lang niet altijd op beloven volgt, dat dus beloven en doen twee is, maar nu zullen we ook bewijzen dat beloven en beloven twee is. Ge hebt een jongen van een jaar of tien, een echte jongen, een deugniet zeggen sommigen. Eens op een dag heeft hij weer een streek uitgehaald, die u minder goed aanstaat. Ge neemt hem daarover des avonds onder handen. Ge zijt toornig. Met uw eene hand houdt ge den jongen vast en terwijl ge den anderen hand opgeheven hebt, net alsof ge hem een tik zult geven, schreeuwt ge hem toe: „Zul je 't ook weer doen?" De jongen is bang dat de schijn werkelijkheid zal worden, ais hij niet zegt dat hij 't niet weer zal doen, en dus antwoordt hij vlug: ,,Neen vader, ik zal 't nooit weer doen Uw jongen heeft dus beloofd 't niet weer te zullen doen, maar den volgen den dag hoort ge er toch weer van. Nu zijt ge nóg woedender, temeer, om dat hij den vorigen dag nog juist be loofd had 't niet weer te zullen doen. Maar, zoo mag gevraagd worden, was dat wel een belofte, die van uw jongen? Hebt ge hem de belofte niet afge dwongen en kan dus wol van een be lofte worden gesproken? Ons dunkt van niet, en velen uwer zeker met ons denken er zoo over. Gij allen herinneit u zeker de ge schiedenis wel van Albrecht Beiling, de dappere verdediger van 't kasteel van Schoonhoven, die terug kwam in 't kamp van den vijand, om levend begraven te worden, daar hij zijn woord had gegeven? Zou men Albrecht Beiling van woordbreuk hebben durven be schuldigen, als hij niet weer terug was gekomen? En wanneer een roover u op een avond aanhoudt en u uws weegs laat gaan, nadat ge de belofte hebt moeten afleggen hem den volgenden dag 25 gulden ter hand te stellen, en ge doet dit dan niet, ge stelt er integen deel de politie mede in kennis, zal dan iemand u van woordbreuk durven beschuldigen, van niet nakoming uwer gedane belofte? Neen, waarschijnlijk. We zien dusóók beloven en beloven is twee. Een belofte, die afgedwongen wordt, achten wij niet een belofte, pre cies gelijk als eene, die uit eigen be weging wordt afgelegd. De laatste be lofte moet wel worden nagekomen, maar voor een afgedwongen belofte geldt dit niet. met al de kracht van een voorjaarsstorm in het hooggebergte teisterde hij het land. Er was geen geraas in de lucht; bliksem en donder bleven achterwege, maar regen en wind hielden ontzaglijk huis. Het was avond geworden. De eerste scha duwen van den nacht zweefden over het dorp. De mannen bij den dam, waar de arbeiders en met hen een groot aantal nieuwsgierigen zich al lang weer verzameld hadden, staken hunne fakkels aan. De wind slceg de vlam neer, alsof hij haar wilde uitblazen, en wat hem slechts half gelukte, voltooiden de woedende regenvlagen. De fakkels bleken nutteloos. „Lantarens! Zooveel lantarens als er te vinden zijn Het ruischen van het water was tot een zinverdoovend rumoer aangegroeid en de storm huilde er tusschen door en zweepte de onafgebroken neervallende droppelen voort. Maar toch waren de bevelen van den dalschout nog verneembaar in den woeden den strijd der elementen. Hij stond op den buitensten rand van den nieuwen dam, een stormlantaren in de hand, een groven grijzen mantel om de schouders, en trotseerde het noodweer. Reeds van 's middags af had hij daar de wacht gehouden, nu en dun een bode naar het dorp zendende. Aan zijn voeten bruiste de beek en trachtte het water den aarden dam te ondermijnen. In het laatste uur sleurde het stuk voor stuk met zich voort. De boeren werkten met koortsachtigen ijver. Elke bres, die het water maakte, werd door den schout bekeken, alles werd in het werk gesteld om de doorbraak te beletten, maar de kracht van het water nam met elke minuut toe hier was niet meer te helpen! Een uur nog wellicht twee dan moest de dam doorbreken en zou de vernieling beginnen. „De boeren daar beneden moeten vlucji- Bnitenland. Aan de Daily Mail wordt uit Hong kong gemeld, dat een Chineezenoproer in Kanton Donderdagavond een gewel dige afmeting heeft aangenomen. De opstandelingen staken het huis van den Onderkoning in brand, maar het oproer was toch snel bedwongen, vermoedelijk, omdat het voorbarig was uitgebroken. Er zijn vele oproerlingen neergeschoten en in hechtenis genomen. Honderden mannen, die uitgezonden zijn door den revolutionair Soen-sja- tsjen, denzelfden man dien de Chineesche gezant te Londen in 1896 vruchteloos in handen heeft trachten te krijgen, zijn te Hong kong aangekomen. Uit Kanton wordt geseind, dat de troebelen zijn ontstaan naar aanleiding van de arrestratie van een revolutionair. Zijn makkers kwamen in beweging en staken de ambtswoning van den onder koning in brand. In enkele uren was het paleis totaal vernield. De troepen kwamen er aan te pas en er werd met scherp op de menigte geschoten. Velen verlaten Kanton er zijn 300 dooden en gekwetsten. De Daily Press heeft een telegram uit Kanton, waarin gemeld wordt, dat de revolutionaire beweging zich uit breidt. Men verwacht, dat te Kanton gevochten zal worden. Er zijn zeven kanonneerbooten heengegaan. Niet bevestigde berichten uit Chi neesche bron melden, dat opstandelingen met hulp T^an roovers Woechon hebben genomen. Bij Sam-sjoei heeft een hevig gevecht tusschen regeeringstroepen en opstande lingen plaats gehad. Bij Fat-sjan heeft een Chineesche kanonneerboot de op standelingen verdreven en 200 hunner gedood. Het is moeilijk betrouwbare inlich tingen te krijgen, de telegraphische gemeenschap is verbroken. Zondag en Maandag zijn te St. Peters burg vier ziektegevallen voorgekomen, die aan cholera doen denken. De overstrooming te Buenos Ayres is gedaan. Bij de Argentijnsche Kamers zal een voorstel worden ingediend tot het verleenen van een crediet van 500,000 piasters om de noodlijdenden te onder steunen. De drie leiders der arbeiderspartij, die gevangen genomen zijn wegens den dynamiet aanslag, op het gebouw der „Los Angeles Times" in October van i verleden jaar, worden beschuldigd te i behooren tot een georganiseerde nihi- i listen-bende, welke gedurende de laatste jaren een 70-tal fabrieksgebouwen met dynamiet in de lucht heeft laten sprin gen, waarbij meer dan 100 menschen om het leven zijn gekomen. En dat alles zou, volgens de geheime politie, nog maar een klein deel zijn van de moordzuchtige plannen der bende, wie het er alleen om te doen is, den werk gevers vrees aan te jagen en hen te dwingen alleen georganiseerde arbei ders te gebruiken. Nog 20 arrestaties zijn op til. De politie heeft te Tiffin, in Ohio 400 pond dynamiet ontdekt, welke daar opgeslagen waren in een tent, die aan den vader van een der gevangenen toebehoorde, terwijl verder ook ontplofbare stoffen en e^ctrische batterijen zijn gevonden in een gebouw te Indianapolis. Ook vond de politie een aantal helsche machines als in de vernielde gebouwen gevonden werden, in het bezit van een der gevangenen. Een dezer moet een volledige bekente nis hebben afgelegd, maar volgens be weren zijner partijgenooten zou die hem door pijniging zijn afgeperst en dus in rechten waardeloos zijn. Een ander bezwaar is, dat de gevangenneming van een van het drietal, Mc. Namara, te Indianapolis, en zijne overbrenging naar Los Angeles op onwettige wijze is ge schied en de rechtbank deswege de gevangenneming heeft gelast van den substituut officier te Los Angeles, den advocaat eener patroonsvereeniging, die in de zaak betrokken is, en den chauffeur der automobiel, met welke Mc. Namara ontvoerd werd. De Daily Chronicle verneemt uit New York opziendbarend nieuws over de dynamietactie, die in zekere Ameri- kaansche vakvereenigingskringen wordt gevoerd. Een zekere Otis Mc Manigal heeft, naar men zegt, een uitvoerige bekentenis afgelegd. McManigal erkent, dat hij zoowel het werktuig der vakvereenigingen als dat van da politie is geweest. Hij heeft in de afgeloopen twee jaar 69 dynamiet- ontploffingen, die voor een bedrag van 9,600,000 gulden schade hebben aange richt, veroorzaakt. Hij handelde in over leg en in opdracht van mannen der ten," klonk plotseling het bevel van den schout. Doodsche stilte volgde er op dit bevel onder de werkers. Een hunner slechts wierp zijn gereedschap weg en snelde de helling af naar de vier hutten. Metter verliet den dam. Zijn gelaat was doodsbleek, maar zijn oogen fonkelden als karbonkels. Het viel hem moeilijk te wijken. Plotseling gleed zijn oog langs den muur aan den overkant, die wit afstak tegen den donkeren achtergrond. Daar kwam er een gedachte in hem op „Rudi!" Rudi Tanner kwam op dien roep naar hem toe. „Hoe lang heb je noodig van hier naar het dorp, wanneer je loopt zoo hard je kunt?" vroeg Metter gejaagd. „Tien minuten, over de vonder!" Metter dacht na: tien en vijftien dat is vijfentwintig! Misschien net ge noeg! „Maar niet langer, hoor je!" ging hij luider voort. „Loop alsof je leven of beter nog alsof Beate er mee ge moeid was!" In deze woorden lag een zwijgende belofte. Tanner greep de hand van den schout en drukte die. „Wat moet ik doen?" vroeg hij zenuw achtig. „Haai uit het schuttershuis de kist met kruit en breng lont mee!" Rudi begreep op eenmaal wat de schout van plan was te üoen. „Watu wiltbegon hij stotterend, maar Metter sneed hem het woord af. „Loop wat je loopen kunt!" En Rudi snelde heen in den duisteren nacht. De schout kwam tusschen de boeren staan. „Werkt", zei hij met zonderling klinkende stem, „werkt, zoolang en zoo hard je kunt en houdt het water tegen! Wanneer ik van de overzij hij wees naar zijn eigen waterkeering „Halt!" roep, dan is er er gevaar. Loopt dan naar de hutten op de helling daar ben je veilig! Kom, Lori, ga met mij mee!" Een toestemmend gemompel was het antwoord en toen verdween hij met Lori in de duisternis. Na eenigen tijd dook zijn gestalte aan den tegenoverliggenden oever weer op. Hij stond op zijn muur en scheen met zijn blik de geheimen van het voortstuwende water te willen doorgronden. „Doorwerken!" klonk zijn bevel eenige malen aanmoedigend, boven het geweld van den storm uit. Nu had hij den muur verlaten. De ar beiders werkten zonder ophouden voort, maar het gevaar wies met elk oogenblik. Telkens weer nam de beek stukken van den dam met zich mee. Daar stond de schout weer boven op den muur. Hij hield de handen als een roeper voor den mond. „Halt!" klonk het donderend over de kokende, schuimende watermassa heen. En toen keek hij toe, hoe de arbeiders de helling opstoven. Eerst toen hij het laatste licht had zien verdwijnen verliet hij zijn standplaats. Nog eenige tijd ging er voorbij. Het geraas van de golven, het gebrul van den storm nam nog steeds toe en de regen bleef in stroomen neervallen. Maar het geluid van ijzer op steen, zoo even nog verneembaar, had opgehouden. Daar plotseling een hevige knal, rondvliegende steen en puin, opbrui sende watermassa's! In de waterkeering van den schout gaapte een reusachtige bres en daarin stortten zich de golven met op nieuw ontketende woede. De bres werd al wijder en wijder. De beek had een nieuw bed gevonden, dat haar op grooten afstand vakvereenigingen. Een dier heeren had een vernuftige machine samengesteld, waardoor de ontploffing plaats vond 4 uur nadat de bom was gelegdhij had dan gelegenheid om te ontsnappen en zoo noodig om zijn alibi te bewijzen. Een speurder, Burns geheeten, kreeg McManigal eindelijk in de gaten. Hij arresteerde hem, maar gebruikte hem verder als spion, hetgeen niet wegnam, dat McMaginal kalm voortging in over leg met zijn vroegere kameraden, bom men te laten ontploffen. De leiders van de vakvereenigingen zijn over deze mededeelingen maar matig gesticht. Zij blijven echter volhouden, dat de beide Mc Namara's onschuldig zijn. Wanneer Mc Manigal's verhaal waar blijkt te zijn, verzekeren zij verder, heeft hij niet anders dan op eigen initiatief gehandeld of op dat van mis dadigers, die zich in de vakvereenigingen hebben ingedrongen. Zij zelf weten van zijn misdaden niets af. Ongeveer een vierde part van de stad Bangor (in den staat Maine V. St.) en daar onder de geheele zakenwijk is door brand vernield. De schade wordt geschat op 6,000,000 dollars. De Lokal Anzeiger bericht, dat in Transbaikalië hongersnood heerscht onder de nomadische Kirgiezenstammen. Er zijn veel ziekte- en sterfgevallen. In de administratie van den Siberi- schen spoorweg zijn verduisteringen ontdekt, ten bedrage van niet minder dan 1,800,000 gulden. De regeerende vorst George van Schaumburg-Lippe kreeg Zaterdagmid dag te Bückeburg plotseling eeu aanval van hartzwakte. De aanval herhaalde zich nog een paar keer, ofschoon de dokters hem middelen toedienden, om het hart op te wekken. Tegen den avond geraakte hij buiten kennis en 's avonds om half tien bezweek vorst George, zonder zwaren doodstrijd. Vorst Steven Albert George was den lOden October 1846 geboren en in 1893 zijn vader opgevolgd. In 1882 was hij met prinses Marie Anne van Saksen- Altenburg getrouwd. Zijn oudste zoon Prins Adolf volgt hem op. Hij is in 1883 geboren. Te Aveiron zijn een aantal personen die beschuldigd worden van samenzwe ring tegen het republikeinsche regime in Portugal, in hechtenis genomen. Ten huize van graaf Agueda zouden com- promitteerende stukken in beslag geno men zijn. Agueda is gevlucht. benedenwaarts in het oude, diepere zal voeren. Dat bed leidt door het eigendom van den dalschout. Wanneer overal het weiland groen wordt, zal daar een woestenij zijn, een onvruchtbare kiezelgrondjaren achtereen Maar de „Goedhartige" heeft voor het dorp de armenweide en voor een paar behoeftige boeren de hutten gered! VIII. Metter's Marti, de dalschout, liep met zware, bijna onvaste schreden langs den grooten weg op het dorp toe. De nacht was voorbij. Boven de nevelen, waaruit nog steeds de regen neerviel, begon het te sche meren. In het Oosten lichtte het vaal en grijs. Eerst nu keerde hij van den nachtelijken arbeid aan het water terug. Zoodra de beek een nieuw bed had gevonden, had hij de boeren naar zijn eigen land ontboden, opdat de stroom daar ingedamd en het verlaten van den nieuwen-weg onmogelijk gemaakt zou worden. Hard arbeidende waren de uren voorbij gesneld en had hij de boeren naar huis gezonden. Hij was niet dadelijk met hen meegegaan, want hij wilde zich onttrekken aan alle dankbetuigingen en lof tuitingen, waarmede men hem overstelpte. Hij was doodmoe; zelfs een ijzeren lichaam als het zijne had onder den inspannenden arbeid van dezen nacht geleden. Zijn kleede deren waren doortrokken van den regen, maar daar lette hij niet op. Ook dacht hij niet meer aan den gevoerden strijd met het water en trok hij zich op dit oogenblik weinig aan van zijn vernielde weilanden. Hij had een gansch anderen strijd te voeren, een strijd, waarin de overwinning niet zoo gemakkelijk te behalen was. 1911. Naar het Duitsch. Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1911 | | pagina 1