Het Land van Hensden en Altena, de Langstraat en de Hommelerwaard.
Wet en vrijheid.
L e v e n s s t r ij d.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3061. Woensdag 28 Juni.
1911.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Die twee schijnen met elkaar in on-
verzoenlijken strijd.
Zoo oordeelt reeds de knaap.
De wet, onder welke bij zich buigen
moet, is de tucht, door wijze ouders
gesteld.
Hij moet er zich wel aan onderwer
pen, want bij overtreding der geboden
of bij het nalaten der hem opgelegde
verplichting, komt de straf, gewoonlijk
hierin bestaande, dat eeirg voorrecht,
hem geschonken, voor korter of langer
tijd wordt ontzegd.
Hoe vaak strijdt een en ander met
zijn lust om te doen, wat hij wil, met
zijn vrijheid!
Laat opblijven schijnt hem iets heer
lijks en de tucht zegt, dat te 7 of 8
uur de tijd is gekomen om naar bed
te gaan. Vandaar, dat hij op alle manier
beproeft, of de wet des huizes niet
machteloos gemaakt kan worden: hij
blijft treuzelen, hangen en gehoorzaamt
eerst, als het bevel streng wordt her
haald.
Dat akelige „vroeg naar bed raooten
Zoo staat hij, met een zekere weer
spannigheid, tegenover elk hem opge
legd gebod.
Na de tucht van de ouderlijke woning
komt hetgeen de maatschappij geoor
loofd en niet geoorloofd acht.
De vrijheidszucht zou hem gaarne
eens uit den band doen springen, maar
het „fatsoen" is zoo lastig en dwingt
binnen bepaalde perken te blijven.
Wat zou het heerlijk zijn, er eens
voor geruimen tijd uit te vliegen, reizen
te maken, volop te genieten van wat
zoo velen zich kunnen veroorloven maar
de noodzakelijkheid dwingt op kantoor
of in de werkplaats te blijven, dat
moeien staat vrijheid in den weg.
Zoo staan wij ook tegenover de wet van
den staat, de wetten der gemeente.
Elke wet beveelt, gebiedtzij dwingt,
zij bindt en indien zij de vrijheid niet
geheel en al ontrooft, zij beperkt haar
toch in menig opzicht.
Vrijheid is dan ook naar veler mee
ning leven zonder wet.
Eene niet te verwezenlijken illusie,
want waar ge komt grijnst de wet u
aan. Over de grenzen is het als binnen
de grenzenover de gansche wereld
heerscht de wet, die de vrijheid aan
banden legt.
Is, waar men zoo over de vrijheid
(13
IX.
In stikdonkeren nacht schreed door de
.Fruttneller dorpsstraat, die uitgestorven was,
een sterke vrouw, rechtopgaande, ofschoon
zij een zwaren last op de schouders torschte.
Dat was Kathrine Russi, die haar half-
dooden zoon naar huis bracht. Zij was hem
gevolgd tot aan den Hochfluhhof en toen
zij daar was aangekomen had reeds aanstonds
een verward gedruisch van stemmen haar
noodlottig geschenen. Toen was de deur van
loet huis met kracht opengeworpen en een
"verwarde klomp mannen was zichtbaar
geworden, die alle op één man losgeslagen
Hadden. Die eene was Christiaan geweest.
Hij had als een razende gevochten, maar
Hij was niet tegen de overmacht bestand
geweest en ten slotte hadden zij hem half
«dood naar buiten geworpen en waren lachend
en vloekend teruggekeerd.
Zonder een woord te spreken, zonder een
kreet van schrik of smart was Kathrine
madergetreden. Zij had gezien, hoe het bloed
«den arme uit mond en neus gutste en zij
Had zijn vest opengetrokken, zonder dat
Hij een teeken van leven gaf. Op dit oogen
blik was Furrer buiten gekomen. Het licht
wan zijn vensters had zijn gestalte en zijn
gezicht beschenen. Zij had hem gezien en
zich opgericht en de dorre hand naar hem
«litgestrekt.
„Ellendeling 1" had zij hem toegevoegd,
aaiet wild of luid, maar met de diepste
■verachting.
spreekt als gekant tegen en besnoeid
door elke wet, de opvatting der vrijheid
wel juist? Is zij wel iets anders dan
een zich laten leiden door den lust van
het oogenblik, door de luim, den harts
tocht? Is een mensch, die doet al wat
luim, willekeur, hartstocht hem ingeven,
wel vrij? Moet niet veeleer van hem
getuigd worden, dat een slavenketen
hem bindt? Stel eens voor, dat gij alles
mocht doen, wat zoo bij u als begeer
lijk oprees, dan waart ge toch niet veel
anders dan een dier, dat willoos gedre
ven wordt door den zweepslag eens
geweldigen drijvers, die u nooit ver
oorloofde uzelf te zijn.
Wet en vrijheid staan voor den ern-
stigen, zelfbewusten mensch niet zoo
onverzoenlijk tegenover elkander.
Wat is toch de wet, die èn in huis,
èn in de maatschappij èn in den Staat
is gesteld
Zij is gemaakt door onze ouders, die
wijzer dan wij, ons liefhebben, of in
den Staat door hen, aan wie werd op
gedragen, een vredig samenleven der
burgers mogelijk te maken door de
verplichtingen te omschrijven, die ieder
heeft te vervullen.
Bij het ouder worden zal het kind
dan ook zeggen, dat de tucht der ouder
lijke woning éen flinke breidel is ge
weest voor zijn dwaasheid en onder
werpt hij zich met gevoel van zelf
waarde aan de wet.
Zoo zou er in de maatschappij niet
zooveel wetsovertreding zijn, als ieder
begrijpen wilde, dat zijn verplichtingen
te vervullen tegenover het geheel een
der hoogste uitingen van zelfstandig
heid is.
De zelfbewuste, zelfstandige mensch
alleen is vrij.
Dat geldt bovenal op net gebied des
zedelijken levens.
Geprikkeld door den lust, geleid door
de luim, gejaagd door den hartstocht,
is er van vrijheid geen sprake. Dat is
geen mensch-zijn.
Dat is juist het koninklijke in het
kind der aarde, dat hij zelfbewust zich
een levensideaal voor de oogen stellen
kan, waarvan de lijDen hem worden
aangegeven door wat men geweten, ge
moed, hart noemt.
In dat heiligdom spreekt heilige
macht, een „gij zult". Het wordt niet
gezegd op nórschen toon, mhar met
dien vriendelijken drang waarmede
ouders hun kind pogen te brengen tot
gehoorzaamheid aan de tucht.
Toen was de Praeses op haar toegetreden
en had zijn oog gericht op den bezwijmden
man. „Als hij nog niet dood is, vrouw",
had hij gezegd, „pient hem dan in, dat hij
in het vervolg hier vandaan moet blijven,
nooit, begrijp je, nooit duld ik hem weer
hier. En als hij het toch waagt, dan zal het
niet meer bij slagen alleen blijven!"
Somber en duidelijk had hij het gezegd
en toen was hij heengegaan. Kathrine had
het zware, levenlooze lichaam weggesleept
tot waar een waterspruitje langs den weg
liep. In het donker had zij zijn bloed afge-
wischt. Christiaan had gesteund en toen
zij leven in hem bespeurd had, had zij
zich naast hem neer gezet en gewacht, tot
de Fruttnellers te bed of althans in hun
huizen zouden. En toen de weg eindelijk
leeg was geworden, had zij haar bewuste-
loozen jongen op haar schouders genomen
en was met hem huiswaarts gekeerd.
Zij kende den weg. En dat was goed ook,
want de hemel was al weder met wolken
bedekt en de hutten waren donker, op een
paar na, waaruit nog een lichtschijnseltje
schemerde. De Westewind streek loom en
zwoel door het dorp. Kathrine liep rechtop,
alsof zij haar houtkorf droeg, en een beekje
vloeide uit de wonden van haar zoon haar
in den hals. Toen zij de vensters van de
herberg, waar nog licht op was, voorbijging,
was zij kalm en bleek als altijd. Alleen
haar tanden waren vast op elkaar geklemd
als die van een hond en geen mes zou ze
van elkander kunnen wringen. Ongestoord
en door niemand opgemerkt bereikte zij
haar hut. De schoolmeester scheen naar
haar te hebben uitgezien, want dadelijk was
hij bij haar.
„Is het gebeurd?" vroeg hij.
Zij gaf een kort, bevestigend antwoord.
Toen droegen zij den gewonde naar zijn
[kamer. Hij ontwaakte en blikte star om
Die stem vernemen wij niet altijd in
het bont gewoel van het leven. Daar
voor is afzondering noodig in de stille
binnenkamer.
Dan, bij scherp beluisteren, klinkt
dat „gij zult" geheel anders en wordt
straks beantwoord door een „ik wil",
„ik kan niet anders" van onz& zijde.
Nu is de mensch vrij; hij volbrengt,
wat het geweten, het hart, het gemoed
hem zoo schoon heeft geteekend en aan
alle luim en hartstocht is de macht
ontnomen.
Dat woord des harten is duidelijk,
heeft geen onzekeren klank, het weifelt,
aarzelt nooit, kent geen uitzonderingen,
heeft geen mazen, laat geen onderhan
delingen toe; het gebod is onweerstaan
baar.
Aan de wet te gehoorzamen is geen
last, maar een lust, want het is de
wet der hoogste, persoonlijke vrijheid.
Gebonden en vrijRaadsel voor den
oppervlakkige, heerlijke ervaring voor
den zelfbewuste.
Het gaat met die wet des harten als
met alle andere, die in huis of Staat
worden gegeven.
Naarmate de verstandelijke en zede
lijke levensstandaard rijst, naar die mate
worden de wetten reiner, edeler. Van
daar het groot verschil in tucht en
wetgeving in de verschillende huizen
en staten. Vandaar ook, dat bij niet
allen hetzelfde als hoogste plicht wordt
erkend.
Ieder streven zij dus, die wet der
vrijheid steeds reiner, fijner te verstaan
en daardoor, krachtig gebonden, hoog
te staan in eiken kring!
Buitenland.
Bij de Engelsche kroningsfeesten werd
de koninklijke optocht door Londen
begunstigd door goed weder, en had
daardoor een groot succes. Het was een
der mooiste militaire schouwspelen, en
het duurde meer dan een uur, voordat
de stoet voorbij was.
De koning en de koningin reden in
open staatsiekaros bespannen met acht
roomkleurige paarden. De geestdrift van
het volk was zonder voorbeeld. In den
stoet was ieder regiment van het leger
vertegenwoordigd door een afdeeling
van vijf-en-twintig man en een officier
de koloniale troepen en het Indische
leger zonden ook afdeelingen.
De koning en koningin werden langs
den geheelen weg met geestdrift toe
gejuicht.
De vlootrevue, Zaterdag in de baai
zich heen: Rosimompelde hij en viel
toen opnieuw in onmacht. Kathrine liep
bedrijvig maar zwijgend af en aan. Op haar
trekken lag verdriet, noch angst te lezen.
Alleen toen zij de wonden van den jongen
wiesch en zag hoevelen het er waren, prevelde
zij nog eenmaal met bittere vijandschap,
vlijmend scherp: „Ellendeling 1"
De schoolmeester was Broni Hofer gaan
halen en keerde een poosje later met deze
terug. Haastig kwam de vrouw binnen,
zonder veel te vragen en toen zij de wonden
onderzocht had, zeide zij bedaard: „Mis
schien komt hij er van op, misschien niet.
En als hij het leven er af brengt, dan kan
zijn verstand wel geleden hebben. Ik zou
je raden, Kathrine, den dokter van Neudorf
te laten roepen."
Kathrine stond naast het bed. Haar vingers
deden het houtwerk van het ledikant kra
ken, toen zij Broni's woorden vernam, maar
toch antwoordde zij vast: „Aan de hulp van
dien kwakzalver hecht ik niets. Doe jij
maar, wat je denkt, dat goed is, Broni."
De schoolmeester stond aan het hoofd
einde van het bed en prevelde een gebed.
De ruwe Kathrine geraakte zoodanig onder
den invloed van zijn eenvoudig bidden, dat
zij op de teenen wegsloop.
Een tijdlang had het geschenen, alsof de
hoofdwonden, die Christiaan waren toege
bracht, zijn denkvermogen hadden geschaad.
Hij praatte allerlei wartaal, zijn oogen
spalkte hij somtijds wijd open, keek overal
rond en zag toch niets. Dan drukte Kathrine,
die ternauwernood van zijn bed week, de
lippen vast op elkander en knarste met de
tanden als een roofdier, dat men zijn jong
tracht te ontnemen. Maar klagen deed zij
niet. In haar binnenste scheen voor niets
anders plaats te zijn dan voor grenzelooze
woede en bittere haat.
Inmiddels was het herfst geworden eer
van Spithead tusschen het eiland Wight
en de zuidkust van Engeland gehouden
over een vloot van 195 oorlogsschepen,
heeft een schitterend schouwspel op
geleverd. De schepen lagen daar als
soldaten bij de parade opgesteld. Dicht
bij de kust lagen 36 torpedobooten en
torpedojagers in carré als voorhoede.
Daarachter de kleinste schepen en on
derzeebooten, vervolgens, evenwijdig
aan de kust van Portsmouth en schuinsch
van de zandbanken van de Ryde de
groote schepen in drie liniën, elk van
anderhalve kilometer. Al die zeemon
sters zijn uniform grijs geschilderd,
bijna geen stukje staal of koper blinkt.
In de vierde linie lagen de vreemde
pantserschepen, in hetzelfde donker grijs
geschilderd, behalve die van Duitscb-
land en Argentinië. Te midden van die
file lag het Fransche pantserschip „Dan-
ton", naast hetwelk het Koninklijk
jacht „Victoria and Albert" ligplaats
zou nemen. Tusschen de beide andere
liniën in lagen de jachten en honder
den andere kleinere vaartuigen, meeren-
deels wit geschilderd.
Hoe streng de Russische legerauto-
riteiten optreden tegen het overschrij
den der grens met Duitsche luchtsche
pen is dezer dagen opnieuw gebleken.
Dinsdagavond steeg de ballon „Ber
lin" van de „Berliner Verein fürLuft-
schiffahrt" te Schmargendorf op. I)e
vaart begon om 7 u. 31 en werd gedu
rende den nacht voortgezet.
De ballon vloog in Oostelijke richting
naar de Russische grens en passeerde
tegen den morgen Thorn. Omstreeks 8
uur 's morgens naderde de „Berlin" het
Russische grensplaatsje Lubiez.
Toen de ballon op 800 M. hoogte de
grens passeerde, hoorden de beide inzit
tenden plotseling meerdere geweerscho
ten en eenige kogels vlogen dicht over
de hoofden der beide luchtschippers
heen. Binnen weinige minuten volgde
salvo op salvo; de Russische grens
wachters schoten onophoudelijk en los
ten ongeveer 60 schoten, zoodat de beide
inzittenden diep in bet schuitje weg
kropen en achter de zandzakken dek
king moesten zoeken.
Toen één der heeren zijn hoofd buiten
het schuitje stak, werden er nieuwe
schoten gelost.
Ongelukkigerwijze was de ballon in
een luchtstroom geraakt, die hem dicht
langs de grens voerde, zoodat de twee
luchtschippers niet minder dan vijfmaal
de grens moesten passeeren, waarbij ze
telkens door de grenswachters werden
beschoten.
Ten laatste werden zij door een naar
het Westen voerenden windstroom naar
Duitschland gedreven.
Christiaan aan de beterende hand kwam.
Kathrine zat aan het bed van haar zoon.
Zij zag, hoe hij eensklaps de oogen opende
en lang naar de zoldering staarde. Zijn oogen
hadden een klaren glans en ofschoon hij
niet sprak, lag toch op zijn vermagerd
gezicht een trek van kracht en energie. Hij
sloot de cogen weer, zonder een woord te
spreken en werd niet weder wakker voor
den volgenden dag. Maar toen vond Kathrine
hem rechtop in zijn bed zitten.
Hij keek haar aan en steunde zich, als
een gezond mensch, met de hand in het
beddegoed.
„Hoe lang is het al geleden, moeder?"
vroeg hij, alsof hij zich eiken dag herin
nerde, die sedert den ongeluksdag was ver-
loopen.
„Zes weken ben je ziek geweest," ant
woordde de vrouw.
Hij schrikte, beet zich op de lippen en
zei toen: „Haal mij de kranten eens!"
„Thans niet," was haar wederwoord. „Je
hebt ternauwernood je oogen open. Ga liggen
en wachtje beurt af. Later kan je nog genoeg
lezen."
Hij liet zich in zijn kussens vallen en
vroeg toen weer.
„Hebben zij er al in gestaan?"
„O, ja, al een heelen tijd geleden,"
antwoordde zij, want zij durfde hem het
antwoord niet weigeren. Maar aanstonds had
zij er toch spijt van, want de jongen werd
aschvaal in het gezicht.
„Zijn zijn zijn ze al getrouwd?"
vroeg hij.
Kathrine werd boos. „Schei nu uit met
dat gevraag. Als je weer op bent, kan je
zelf in het dorp gaan vragen naar alles wat
je wilt."
„Heeft heeft zij Tsjarlès moeten
nemen?" vroeg hij niettemin alweder.
Ook dat moest zij hem dus zeggen: „Ja!
In den laatsten tijd zijn te Berlijn
herhaaldelijk politie-agenten mishan
deld. In de Friedrichstrasse is zelfs
onlangs een agent vermoord. De pre
sident van politie heeft daarom de voor
schriften over het gebruik van wapens
gewijzigd. Vroeger mocht een agent pas
schieten, indien zijn sabel naar zijne
plichtmatige overtuiging niet voldoende
was. Maar nu heeft de president bepaald,
dat een agent „in daarvoor geschikte
gevallen", zonder vooraf zijne sabel
getrokken te hebben, dadelijk van zijne
revolver gebruik mag maken.
Het luchtschip „Parseval V" heeft
Maandagmiddag, terwijl men bezig was
met het repareeren der motoren, vuur
gevat en is geheel verbrand.
Een vrij sterke storm noodzaakte de
bestuurders van het luchtschip aan den
scheurlijn te trekken om den ballon
ledig te maken. Toen het luchtschip
grootendeels geledigd was, had plotse
ling in het omhulsel eene ontploffing
plaats.
Zeven personen bekwamen brand
wonden, waaronder twee vrij zwaar ge
kwetst werden.
Omtrent de opening der algemeene
vergadering der Staten in Bulgarije
wordt uit Sofia bericht: Een woester
schouwspel dan deze Kamerzitting bood,
laat zich bijna niet denken. Vierhonderd
personen schreeuwden in de betrekkelijk
kleine zaal tegelijk uit alle macht; het
eene gedeelte gilde protesten uit, het
andere brulde hoera's. De Koningin,
prins Kyrill en de diplomaten rezen
verschrikt van hun zetels op. Koning
Ferdinand echter bewaarde zijn zelfbe-
heersching. Toen hij den grootsten
schreeuwer, den boerenleider Stambo-
linsky, voorbij kwam, keek hij dezen
scherp aan door zijn lorgnet en toen
hij later afscheid nam van minister
president Gesjof, zeide hij„Jammer,
dat ik den man niet kendeik zou hem
gaarne de hand hebben gedrukt, omdat
hij mij van den drukkenden last van
de plechtigheid had willen bevrijden."
De bekende Oostenrijksche professor
in de anatomie aan de universiteit te
Innsbrück, dr. Emanuel von Hibler, is
na eene ziekte van drie dagen overleden
tengevolge van infectie door lij ken gift
bij een onderzoek.
De Temps beweert dat Spanje op 't
oogenblik wel 50.000 man in Marokko
heeft, terwijl in Malaga en Cadix 10.000
man klaar staan om naar Marokko ge
zonden te worden. Het blad verwacht
dat Spanje nog heel wat in den zin
heeft in Marokko.
Vier weken geleden zijn ze getrouwd!"
Nu pas legde Christiaan zich voor goed
neder en keerde het gezicht naar den waad
Maar niettemin beterde hij van toen af
met rassche schreden. Op een dag vond
Kathrine hem bezig met een vreemdsoortig
werkje. Hij zat rechtop in bed. Zijn wollen
hemd was aan de borst open en de mouw
van zijn rechterarm opgestroopt. In de hand
hield hij de eenige stoel, die in de kamer
aanwezig was, recht voor zich uit, liet haar
dalen en rijzen en bespiedde met aandacht
de bewegingen der harde spieren, die zich
als ijzeren scharnieren onder de bruine huid
bewogen.
Maar jongen, wat voer jij uit!"
„De krachten komen terug," zeide hij.
„Als nu maar hier, hij greep naar zijn
voorhoofd dat drukken en kloppen op
hield, zou alles gauw weer in orde kunnen
zijn."
Een paar dagen later stond hij op en
kwam naar beneden. Hij zat een uur of wat
voor het venster en toen Kathrine zich aan
tafel zette, om haar avondeten te gebruiken,
ging hij tegenover haar zitten en schonk
zich een kop geitenmelk in.
„Ben je nog altijd van idee, moeder, dat
ik hier vandaan moet vroeg hij opeens,
terwijl hij de oude vrouw scherp aankeek.
Kathrine beefde van verrassing.
„Denk je dan, dat ik zoo gauw van ge
dachten verander? Natuurlijk moetje weg,
nu met nog meer reden dan vroeger.
Je moet wat leeren en wat worden, daar
ginds, in de groote, ruime wereld."
„En later terugkomen!" vulde hij voor
zichzelven aan, op doffen toon. Toen zette
hij den kop, dien hij geledigd had, hard
neer en vervolgde„Ik heb iets bedacht. Zoo
gauw mogelijk gaan wij Fruttnellen uit."
(Wordt vervolgd).
Roman naar het Duitsch.