Het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bomraelerwaard. Tuchtbonden. L e v e n s s t r ij d. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3Q7S. Zaterdag 20 Augustus FEUILLETON. 1911. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel tneer 77i ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag, middag 12 uur ingewacht. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Wij Nederlanders staan in den reuk van, van huis uit, een beetje tuchtloos te wezen. Bijzonder wordt geklaagd over de tuchtloosheid der schooljeugd en men wil daar eens achterheen gaan trekken, met het oog op het groote belang voor ons land, van het vreem delingenverkeer. We willen voor 't oogenblik daarlaten, of de beweegreden, het eigenbelang, zoo bijzonder fraai is; maar wij kunnen niet ontkennen, dat het bezoek van vreemdelingen veel voor deel aan een land kan brengen en dat het, uit dit oogpunt, wel gewenscht is om te verhinderen dat de vreemdelingen, door de onbescheidenheid der straat jeugd, worden afgeschrikt. Eerlijk ge zegd, kan men het overigens aan de straatjeugd niet zoo kwalijk nemen, dat zij voor het vreemdelingenbezoek weinig gevoelt. Zij profiteert er zeker het allerminst van; en dan, het doet ons inderdaad leed, maar wij kunnen niet zeggen dat de meer beschaafde lieden aan de straatjeugd altijd en in alles het goede voorbeeld geven. Dat het gioote publiek op straat netter en ingetogener ware, dat ieder stil zijn weg ging en tegenover ieder behoorlijke manieren in acht nam, ja dat zouden wij ook wel gaarne wenschen niet zoozeer om de dubbeltjes van den vreemdeling, maar omdat het nu een maal in een beschaafd land, in een welgeordende maatschappy, zoo behoort. Doch waar zal de zoogenaamde straat jeugd dat leeren? Aan de opvoeding in huis ontbreekt nog veelop school maakt men van die dingen ook nog veel te weinig werk, en het voorbeeld der meer beschaafden is ook al niet zeer krachtig. Een vernuftig Nederlander heeft nu het denkbeeld aan de hand gedaan, om een tuchlbond op te richten voor die volwassen personen, die zich van „hooger stand" wanen. Met die kleine terechtwijzing aan het adres van de „hoogere standen" kunnen we ons wel vereenigen en het ontbreekt aan de goede vormen bij de meer beschaafden juist maar al te veel. Daar heeft de vernuftige Nederlander waarvan wij spreken volkomen gelijk in. Het is niet erg beschaafd (we hebben het nu eens meer speciaal over de „heeren") als men voor een vrouw van zijn stand (30 „Daar gaat wat om," liet zich een stem naast Tobias hooren. Het was een boer van Weiier,, met een melkemmer op den rug, die hem achterop was gekomen en nu even zoo stil was blijven staan. Tobias knikte. „En geld dat er verdiend wordt, van geweld!" ging de praatvaar voort. „Russi is rijk als een prins en toch loopt hij nog even eenvoudig over den weg als iemand van onzen stand." „Hij schijnt verstand van zijn vak te heb ben," liet Tobias hooren, om ook iets te zeggen. Dit gezegde gaf den man met de melk emmer aanleiding tot een breedvoerige lof rede op Russi's goede hoedanigheden, zijn vlijt onknapheid en goedhartigheid, waaraan Tobias, na een poosje te hebben toegeluisterd, kortaf een einde maakte door een„Zoo zoo! Ja, nu weet ik het!" en den man met open mond liet staan. Hij had naar Russi uitgekeken op het terrein van de groeve, maar hem niet gevondenhij zou hem dus in huis moeten zoeken. Het station voorbijgaande en de brug over de Rafisrug gepasseerd zijnde, kwam hij ten laatste aan het huis van den steen houwer. Toen hij de drie treden, die naar de voornaam uitziende huisdeur leidde, besteeg, overviel den anders zoo beslisten en zekeren man iets als schroom en linksch- heid. Met bevende hand drukte hij op den klink en toefde noch even in het voorhuis om zijn jas recht te trekken en zijn schoenen op straat uitwijkt en een vrouw uit de volksklasse van het trottoir loopt; het is niet zeer fijn als men obbekende menschen, die men naar het uitwen dige van minder stand acht, daarom met jij en jou aanspreekt en, doods benauwd om een vrouw te veel te geven, een fijnen neus heeft voor de onderscheiding tusschen mevrouw, juf frouw en vrouw, in plaats vafi gewoon weg beleefd te wezen en zijn sociaal gevoel te laten spreken. Is het geen feit, dat veel menschen van beschaving en stand, van wie men dat het allerminst zou verwachten, na laten om de bevelen der politie op te volgen of in 't algemeen te voldoen aan de verzoeken der overheid? Dat wordt, meent men, alleen gedaan voor den minderen man, en daarom neemt men een houding aan alsof men boven de wet staat en van meening is dat men een uitzondering op den regel vormt. Natuurlijk, wanneer dan een enkele maal een politiebeambte een opmerking maakt tegen zoo'n Neder lander die zijn groote waardigheid ge voelt, dan wordt bij dien grooten Ne derlander onmiddellijk een trek van verontwaardiging en van gekrenkte majesteit opgemerkt. Menschen, die meenen dat ze niet tot den „grooten hoop" behooren, moes ten daarom doon wat de groote hoop behoort te doen, want juist d^n kan verwacht worden dat de groote hoop dat ook zal doen. Maar, niets daarvan. Als een trein op het punt staat van vertrekken, zoeken een paar deftige heeren met een dame nog een plaats, en in plaats van doordrongen te zijn van het besef, dat ze zich in 't alge meen belang hebben te haasten, doen ze alsof ze thuis zijn en zien er hoe genaamd geen been in om, door alle mogelijke rekmiddelen, den trein nog een paar minuten op te houden. Of ergens wordt een straat opgebroken en er is alleen een smal pad vrij, vol van voetgangers. Er komt een heer aan fietsen, van wien merf, in verband met zijn gedistingeerde betrekking, wel ver wachten zal, dat hij het goede voor beeld zal geven en het smalle pad met de fiets aan de hand zal passeeren. 't Mocht watMeneer belt, hindert de menschen en rijdt gemoedelijk voort, alsof hij er zich niet van bewust is, dat een beschaafd man van zijn stand zulke dingen niet behoort te doen. die wit van het stof waren, met zijn rood gebloemde zakdoek af te slaan; het bloed steeg hem naar de wangen, terwijl hij dit deed. Toen eerst ging hij binnen, stapte de eenvoudige gang door en wilde juist aan kloppen aan een der deuren, toen deze van binnen geopend werd door een der meisjes. Tobias groette. „Goeden dag!" groette de donkerharige Pia terug en opende de deur geheel, als om hem uit te noodigen binnen te treden. Hij veegde zijn voeten af aan een stroomat en trad binnen. Toen hij het groote, helder- verlichte vertrek betrad werd het hem lichter te moede. Het was een hoerenkamer precies als alle anderen, maar hooger van verdieping en in lichtere kleuren. De groote, zware tafel, de krukjes, de withouten glazenkast, het met gebloemd satinet overtrokken rustbed, alles was eenvoudig, huiselijk, landelijk, juist als Russi zelf. Alleen het kleine nieuw modische naaitafeltje bij het raam, waaraan het jongste der meisjes zat te werken, paste niet goed bij het overige meubilair. Maar de meisjes dan? Het werd Tobias warm om het hart. Pia, die hem de deur geopend had, droeg een bonten boezelaar en had de mouwen opge stroopt, zoodat haar blanke armen zichtbaar waren. Zij had een doek in de hand en scheen juist 8tof afgenomen te hebben. Marie, de jongste droeg een net, maar dikwijls versteld rokje, groffe wollen kousen en sterke rijg laarzen. Alleen de oudste, Josepha, in haar zwarte japon, waarbij de blanke hals en handen sterk uitkwamen, zag er meer dames achtig uit. Zij was opgestaan toen Tobias binnen kwam. Voor haar, op de tafel, lag een boek, waarin zij geschreven had; blijkbaar een rekeningboek, dat zij voor haar vader bij hield. Tobias wist zelf niet hoe het kwam, dat hij Pia voorbij zag en direct tot haar het woord richtte. Natuurlijk moet dat alles en nog veel meer verandereu, wil er in Neder land ooit sprake wezen van een be schaafd zoogenaamd straatpubliekmaar we kunnen niet inzien, dat daarvoor weer een bond noodig is. Al die bonden bewijzen, dat men zich zwak gevoelt en steun noodig heeft om het goede niet alleen te willen, maar ook te doen. Wij vreezen dat on willigen, die voor de zaak niets gevoelen, geen lid van den bond zullen worden en dat zij, die wel lid worden, vergeten zullen, dat het houden van vergaderingen, het op maken van reglementen, enz. enz., niet datgene is waar het op aankomt, maar wel het individueel vóórgaan en het goede voorbeeld geven. De nette Nederlanders moeten eens tot het inzicht komen, dat zij niet alleen in kleeren, maar ook in manieren de Engelsche mode moeten volgen, die als heer alleen erkent- den man die de goede vormen in alle levensomstandig heden in acht neemt tegen ieder, en niet „heer" noemt ieder, die zyn heer- achtigheid alleen vertoont tegen een bepaald soort van menschen en die heerachtigheid terstond aflegt, als hij te doen krijgt met menschen die hij minder „net" acht. Deze heeren behoeven niet bepaald voor een bond gewonnen te worden wanneer ze maar eenvoudig voor zich zelf gewonnen worden, m.a. w. wanneer ieder door nadenken en opmerken tot een beter inzicht komt, dan kan men met eenige hoop op succes de straat jongetjes uitnoodigen het goede voor beeld te volgen en op hun beurt goede manieren te vertoonen tegen iedereen. Niets zal echter ooit eenig succes hebben, als men van de gezegde straat jongetjes wil eischen wat men mist bij zoovele „heeren" en „dames". Zulk een eisch is, op zijn zachtst uitgedrukt, schromelijk onbillijk. Buitenland. Na de felle hitte zijn over Zuidwest- Europa de stormen komen woeden en hebben vooral in Frankrijk, Italië en Portugal groote verwoestingen aange richt. Ook op den Atlantischen Oceaan en in het Kanaal heeft een geweldige storm geheerscht, die in Houlgate zijn hoogtepunt bereikte. In Puy-de-Dome heeft het hemelvuur verscheiden huizen in de asch gelegd, ook komen er berichten over menschen „Ik zou graag mijnheer Russi gesproken hebben," liet hij hooren. Pia had hem zijn geringschatting kwalijk genomen, maar toen het haar inviel, dat haar kostuum er niet naar was om bezoek te ontvangen, kreeg zij een kleur en liep vlug de kamer uit. Ook Marie pakte haar naaiwerk snel bijeen en verdween meteen kleur als bloed; zij was altijd verlegen in het bijzijn van vreemden. „Vader is naar Intschi," had Josepha gezegd, „maar met een blik op de aan de wand hangende klok „maar hij kan elk oogenblik terug zijn. Neemt u plaats, als u tijd hebt om te kunnen wachten." Zij had Tobias een stoel toegeschoven, waarop deze, zijn verlegenheid onderdrukkende, zich nederzette. „Een oogenblik kan ik wel wachten." Josepha nam weer plaats, tegenover hem. Wat was zij kalm en beslist in al haar doen en laten; hoe wel was het hem, in haar nabijheid te mogen zijn. Hij was er volstrekt niet rouwig om, dat Russi nog niet kwam opdagen. Toch vlotte het gesprek aanvankelijk niet. Tobias wist niet, hoe hij het meisje zou toespreken. „Waar komt u vandaan?" vroeg eindelijk Josepha; en tegelijkertijd keek zij hem aan, vol en open en met een zonnige warmte in haar blik. Tobias oogen glansden, alsof hem een groot genoegen was bereid. „Van Fruttnellen," gaf hij ten antwoord op de vraag van het meisje. Het was, alsof een lichte schaduw over Josepha's gezicht vloog. Zij zweeg. Maar Tobias was nu op eens spraakzaam geworden. „Ik ben Tobias Furrer van den Hochfluh- hof," zeide hij. „Zool?" was het wederwoord, maar min of m9er stroef klonk dat woordje. „Is u is u graag hier, hier in de bergen?" begon Tobias opnieuw. en vee, die zijn doodgeslagen. De storm ging daar met een geweldige hagelbui gepaard, die alle fruitboomen onttakeld heeft. Een wolkbreuk heeft zich uitgestort over la Lozère. De benedenstad is over stroomd. Op sommige plaatsen stond 2 m. 50 water. In de kantons Saujon en Jonzac in Beneden-Charente heeft de hagel groote schade aangericht. Ook in de kantons Orthez en Morlanne in de Neder-Pyre- neeën heeft de storm huisgehouden; de burgemeester van Gabaston is door den bliksem getroffen. Te Boscommat sloeg de bliksem in een bosch, dat daar door in vlammen opging. Uit de om streken van Metz komen ook ongeluks tijdingen, o. a. zijn in Melsdoy twee mannen en drie paarden door den blik sem doodgeslagen. Nog erger heeft de storm zich over Italië verbreid. In Noord-Italië zijn verscheidene rivieren buiten hare oevers getreden. Een cycloon, die te Como en te Sondrio woedde, heeft behalve groote stoffelijke schade aan de te veld staande gewassen en vruchtboomen, ook men- schenlevens geëischt. De schade bedraagt millioenen. De regeering heeft karabi- niers en werklieden naar de bezochte plaatsen gezonden om er hulp te ver- leenen, die dringend noodig was.- Te Varese sloeg tijdens een begrafenis de bliksem in de menigte. Tien personen werden gewond, waarvanzeven doodelijk. In Portugal heeft vooral het kustland erg te lijden gehad. Van verscheidene kanten komen berichten van schipbreu ken. Te Setubal zijn de lijken van vijf matrozen van de Izaura aan land ge spoeld. In Noord-Tirol hebben zware wolk breuken plaats gehad. Tusschen Fran- zensfeste en Mittewald zijn drie bruggen weggeslagen. In hét Oetz-dal gaat de Ache zoo hoog, dat in verschillende plaatsen reeds huizen ouder water staan, zoodat de bewoners gevlucht zijn. De jongste berichten over hethooge water in het Oetz-dal luiden bedroevend. De schade is aanzienlijk, het verkeer staat stil omdat de meeste bruggen weggespoeld en de wegen vernield zijn. Het dorp Ulmhausen is zonder drink water. In het Rotbach-dal in Oost-Tirol zijn gelijke verwoestingen aangericht. De proviandeering der Alpenhotels is zeer bemoelijkt. Militairen zijn te hulp geroepen. Ook de bliksem heeft hier en daar verwoestingen aangericht en slacht offers gemaakt. Het Valtellinadal is ook overstroomd. De wegen zijn over heele kilometers weggeslagen. De rotsdam bij Sondrio is „O, ja! En waarom ook niet? Overal waar men zijn tehuis heeft kan het goed zijn," gaf zij terug. Tobias vond die toestemming wat koel. Hij dweepte met zijn bergland. „Wacht maar, tot u het land goed hebt leeren kennen," zeide hij, „over een jaar of wat, als u eens op Gwuest geweest zult zijn, of bij de Zevenspits, of op de Seelialp, hoog, heel hoog, zoodat men zou denken, dat men den blauwen Hemel met de hand zou kunnen grijpen. O, dat is zoo heerlijk mooiAlles is daar licht en groot en helder de zon lijkt van goud en de bergen ver heffen zich als kathedralen van den eeuwigen God. 't Hart wordt daar ruim en groot en men is blij, dat Onze Lieve Heer ons een plaatsje gegund heeft in zijn mooie wereld Eensklaps brak hij af. „Ja, als u onze bergen eerst eens goed bezien hebt, dan zult u erkennen, dat ik gelijk heb," aldus besloot hij nuchter. Josepha had hem vol verwondering aan gekeken. Hij had zich laten meeslepen door zijn geestdrift. Zijn groffe boersche trekken waren hoog gekleurd en zijn oogen schit terden. Josepha scheen vergeten, dat hij een Fruttneller was. „U houdt veel van dit land," zeide zij, „dat is licht te zien." „O, ja," knikte- Tobias, maar nu droog en stug. „Maar vergeet niet, dat u in een bijzonder gunstige positie verkeert; bijna de helft van alle grond in den omtrek van Fruttnellen behoort u toe." „Niet aan mij, aan mijn grootvader," antwoordde hij. „Ik heb van hem hooren spreken," zeide Josepha op scherperen toon, waardoor Tobias eensklaps bet hoofd oprichtte. „Praeses Furrer is sinds vele jaren heer en meester van Fruttnellen geweest, niet waar „Wie zou het anders hebben moeten zijn? door de Mallero doorgebroken en zes steenen huizen zijn geheel weggesleurd. Verscheiden menschen zijn daarbij ge dood, andere zijn spoorloos verdwenen. Op vele plaatsen ziet men niets dan steenen, zand en slijk. Vele rotsblokken zijn naar beneden gestort. Het post- en spoorwegverkeer tusschen Milaan en de Oostelijke Zwitsersche en Oostenrijksch# passen is afgebroken. Sondrio is zonder licht en drinkwater. Slechts de Afrika- pas naar Brescia is vrij. Langs de Zuidgrens der Alpen hebben geweldige onweders, gepaard met wolk breuken, gewoed. Door het zwellen van de bergatroomen zijn op verschillende plaatsen in den omtrek van Locarno, Lugano en Milaan spoorwegbruggen weggeslagen of zoodanig beschadigd, dat het verkeer moest worden afgebroken. Hier en daar zijn huizen weggesleurd. De velden zijn beschadigd en er zijn menschenlevens te betreuren. Het niveau van het meer van Lugano moet binnen 12 uren 70 centimeters zijn gestegen. Den bekenden handelaar in edelge steenten, Hopton, die met zijn broeder, als deelgenoot, ook te Antwerpen en Amsterdam groote zaken drijft, is Don derdag op klaarlichten dag in den om trek van zijn woning in Noord-Londen van losse diamanten, robijnen en een paar sieraden, tot een gezamenlijke waarde van 5000 pond sterling, ontroofd door een paar mannen, die onmiddellijk daarna in een gereedgehouden motor- cab sprongen, waarvan de bestuurder als bondgenoot meedeed. De drie schur ken reden ijlings weg en zijn spoorloos verdwenen. Hopton, die bijna geworgd was, verklaarde naderhand, dat de roo- vers zijn gouden horloge, zijn horloge ketting en zijn zakgeld onaangeroerd hebben gelaten. Eenige omstanders woonden de berooving bij, maar waren zoo onder den indruk, dat zij niets konden doen, om Hopton bij te staan bij het achterhalen van de brutale dieven. De Daily Mail ontving Woensdag uit Lissabon bericht, dat twee groote kurk- fabrieken te Caramujo en te Sido aan den Taag, tegenover Lissabon, door de stakende werklieden van die onder nemingen in brand zijn gestoken en totaal zijn afgebrand. Doordat de fabrieken omgeven waren met stapels kurk breidde de brand zich zeer snel uit en zeven daarbij gelegen gebouwen werden door het vuur aan getast. In een daarbij gelegen pakhuis, dat aan een Engelschman behoorde, werd de Engelsche vlag geheschen. Er is bij ons niemand anders, die het zou hebben kunnen wezen," antwoordde Tobias en eerlijke bewondering voor zijn grootvader klonk door in zijn woorden. Toen zweeg Josepha en keek hem onder zoekend aan. Een pooslang bleef het stil tusschen hen. Toen zij weer opkeken troffen hun blikken elkander en zij wisten niet, waarom hun harten daarbij sneller begonnen te kloppen. „Vader blijft lang uit," liet Josepha ein delijk hooren en stond op. Zij trad aan het venster en keek den weg op, die naar Itschi leidde. „Wil ik liever een ander maal terug komen?" vroeg Tobias. „Zooals u wilt," luidde het wederwoord van het meisje. „Daar komt hij aan," liet zij hooren, toen Tobias al opgestaan was. Beide ademden op. Zij stonden naast elkander, zoo ver trouwelijk, alsof zij elkander jarenlang ge kend hadden en keken naar buiten, naar Russi, die het huis naderde. Toen deze kort daarop binnentrad, stond Tobias kaarsrecht achter de tafelhet meisje verliet de kamer, om de beide mannen alleen te laten. „Ik ben Tobias Furrer van den Hoch- fiuhhof," zeide de Fruttneller, na de eerst® begroeting. Russi had geen spier op zijn gelaat ver trokken en door niets laten blijken, dat dit bezoek hem verraste. Alleen had hij den jongen man scherp aangekeken, een stoel gegrepen, waarop hij zich nederzette en Tobias een anderen aangewezen. Toen de gast zijn naam genoemd had, sloeg hij er geen acht op, alsof hij wilde zeggen: „dat wist ik al." „En?" vroeg hij kortaf. Roman naar het Duitsch. (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1911 | | pagina 1