et Land van iieusdeii en Alleiia, de Langstraat en de Boiomeierwaard. L e v e n s s t r ij d. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. FEUILLETON. Q: Uld VAN ALTEN/ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijsverbooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. No3 O SI. W oensdag O September. 1911. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7Vi ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. In de Tweede Kamer werd de nood- zakelykheid van een wet tot vogelbe scherming in den laatsten tijd meer malen ter sprake gebracht. Reeds in 1905 werd een wet tot bescherming van deze bijzonder nuttige diersoort toegezegd in 1907 had een ontwerp hiertoe het Departement van Landbouw reeds verlaten't gaat boven ons begrip waarom het jaren en jaren inoet duren eer zoo'n nuttige zaak zijn beslag krygt; 't gaat er mee als met zooveel wettenonderzoek en nog eens onderzoek, wat telkens tot ander in zicht leidt, en als de wet eenmaal af gekondigd wordt, is 't wellicht te laat, ol althans is er veel meer bedorven dan noodig was, en moeilijk of wellicht nooit herstel kan vinden. De thans bestaande wet op de vogel bescherming ziet in alle bewoners van Nederland, van den grootsten tot den kleinsten, een vogelkenner. Het is ver boden nuttige vogels (dat zijn vogels die volgens den wetgever nuttig zijn) aan te tastenmet al de anderen kun nen al die „kenners" doen wat ze willen. Alsof niet alle vogels op hun tijd nuttig waren, en ieder voldoende op de hoogte hiervan was. Over 't algemeen weten de meesten niet veel van vogels af, en omdat men niet ten volle het groote voordeel be grijpt van het nut dat in doelmatig toegepaste vogelbescherming gelegen is, geeft men zich veelal nog te weinig moeite de vogels te leeren kennen, zoo als men ze daarvoor feitelijk kennen moet. Meer dan 80 soorten vogels komen in ons land voor, die den mensch meer nut dan schade berokkenen slechts een enkele soort is er, waarvan men getuigen kan dat zij schadelijk is, en misschien doen wij nog verstandiger door te zeggen, dat wij tot nog toe niet weten in welk opzicht zij nuttig is. In de laatste jaren wordt van de leefwijze der vogels ernstig studie ge maakt; dit mag bij dieren in 't alge meen reeds niet gemakkelijk zijn, bij vogels, die een waar zigeunerleven lyden, is dit het allerminst. De vogels verplaatsen zich gemak kelijk. Wat beteekent ons tegenwoor dige snel-verkeer, bij de snelheid en onvermoeibaarheid b.v.b. van de roeken, die midden in den winter even voor 6 uur eiken morgen uit Engeland ver trekken, reeds ten 8 uur in Amsterdam aankomen en een paar uur later weer wegvliegen, zoodat ze 's middags weer thuis zijn. Daarbij komt nu nog, dat niemand weet hoe hoog in de lucht de vogels vliegen kunnen, en wat ze daar uit voeren. De Engelsche geleerde Robert H. Werth deelt mede, dat hij eens te Bei- zuth in Syrië trekvogels heeft zien voorbyvliegen op 8 tot 15 duizend meter hoogte. Onwillekeurig rijst de vraag: Wat zoeken ze daarZijn daar ook insecten? Het is ook daarom niet zoo eenvoudig uit te maken, of een vogel schadelijk of nuttig is. Wat men van nut of schade, door de vogels aangericht, weet, heeft overi gens doen zien, dat de schade haast niet noemenswaard is in verhouding tot het voordeel. En zoodra men dit goed begrijpt zal men voortaan de han den wel van de vogels afhouden en ook zijn best doen om te maken, dat anderen hen ongemoeid laten. Het is een bewezen zaak, dat by elk millioen vogels er 990.000 zijn die onberekenbaar meer nut dan nadeel aanbrengen en men kan gerust zeggen dat van die overige 10000 wel de schade maar niet het voordeel bekend is. Men vergete ook niet: het zijn heel goedkoope arbeiders, maar die niet heelemaal voor niets werken Er zijn menschen, die een vogel dooden welke dagelijks 2000 rupsen verslindt, omdat hij tot dessert 20 kersen eet! Landbouwers en tuiniers leven het heele jaar door op voet van oorlog met ontelbare legers van millioenen rupsen, kevers en allerlei ander schadelijk ge dierte. Wanneer zij alleen en zonder hulp daartegen moeten vechten, is de zaak spoedig beslistdan loopt het uit op algemeene hongersnood. De bondge- nooten, die in troepen van honderddui zenden de landbouwers komeD helpen, zijn de vogels van allerlei soort. Nu is 't wel waar, dat de een daar meer last van heeft dan de ander; de eigenaar van den kersenboomgaard scheldt op de spreeuwen, die door den boschbouwer gezegend worden. Om 't voor- en nadeel te bepalen, moe ten we de leefwijze der vogels kennen. Het is zeer moeilijk, in vele gevallen XX £11. (33 Inmiddels had Felix den terugtocht aan vaard. Reeds aanstonds nadat hij het logement verlaten had en de nachtlucht hem om het hoofd waaide, was zijn drift gestild gewor den. Op de brug over de Rafisbach dacht hij er aan terug te gaan, maar na eenig overleg ging hij toch verder. De hartstocht brandde in zijn binnenste en verwarde hem het hoofd. Hij was altijd een meisjesgek geweest en een paar malen had hij bij zijn vrijerijen aan ernstiger dingen gedacht dan aan bloote hofmakerij, maar ditmaal, dat voelde hij, gold het zijn geluk. Ditmaal, nu de hinderpalen onoverkomenlijk schenen. Met een hoofd zwaar van wijn en ver liefdheid vond Felix met moeite den weg naar zijn woning. De kerkklok, die nooit het juiste uur aangaf, sloeg ééD, toen hij de huisdeur binnenging. Zou er nog iemand wakker zijn? Hij trok zijn schoenen uit en sloop als een dief de trap op naar zijn kamer. Behoedzaam opende hij de deur en terwijl hij dit deed, luister de hij scherp, of Tobias, die in het andere bed sliep, hem misschien had hooren komen. Hij trad binnen, ontdeed zich van zijn jas en keek toen nogmaals naar het bed, waarin Tobias sliep. Deze zat rechtop, groette en voegde hem kalm en vriendelijk toe: „Zool Ben je al terug?" Min of meer stuursch beantwoordde Felix den groet en vroeg op zijn beurt: „Ben jij nog wakker?" Een lucifer werd aangestoken en Tobias stak een kaars aan, die naast zijn bed stond. „Ik heb op je gewacht," liet hij hooren. Felix deed een paar passen naar de deur. Hij beefde van drift. „Als je weer begint te preeken loop ik de kamer uit!" „Tobias keek hem vreemd aan. „Ik zal geen zedepreeken meer houden," zeide hij. Het klonk alsof hij met zichzelf te rade was gegaan en een vast besluit had genomen, dat zijn vroegere inzichten wijzigde. „Alleen wil ik je iets vragen," aldus besloot hij. „Vraag op," bromde Felix. „Heb je met de dochter van Russi ge danst?" „Wat gaat jou dat aan?" „Of je me antwoorden wilt, of niet, ik weet, dat je haar gezien hebt. Is is het je ernst met Pia?" „Zeker," beaamde Felix volmondig. „Maar eerst moet ik weten of zij mij hebben wil," vroegde hij er bedachtzaam bij. „Dat is niet de hoofdzaak," liet Tobias hooren op ernstigen toon. „Een knappe jongen, als jij, zal ze niet afwijzen. Maar Felix, als er iets van komen zal, dan moet je geduld hebben, en veel geduld ook, anders bederf je alles. En, zie je, dat heb ik je willen zeggen: Wees voorzichtigDoe niets overijlds I En en dan wil ik je helpen, als ik kan." „Ik dacht, dat je er tegen waart," liet Felix wantrouwend hooren. „Als ik mijn verstand raadpleeg, dan zou lik het ook zijn moeten," gaf Tobias lang zaam terug, „maar het meisje heeft zich niets te verwijten, en kan toch niet helpen, dat haar vader en jouw grootvader met elkander niet overweg kunnen. Dat is heel ongelukkig, zeker, en je zult veel geduld en veel moed noodig hebben, om je doel te bereiken. En ala ik je in iets kan wellicht onmogelijk, precies te bepalen hoe by dezelfde vogelsoort voor- en nadeel tegenover elkander staan. Een groote troost is 't, dat de meeste soorten, die voor schadelijk gehouden worden, in geringer aantal voorkomen dan de nuttige soorten. Uit de leefwijze van onze vogels zien we, dat zij, bij elkander genomen, on- noemelyk meer goed dan kwaad doen, te meer, als men bedenkt dat 't b. v. b. beter is dat de vogels van elke 100 kersen er 5 opeten, dan dat de rupsen er voor zorgen dat er in 't geheel geen kersen groeien of overblyven. Ook zijn er verscheidene vogels die behalve door 't geen zij eten, nuttig zijn, doordat zij zelf of hunne eieren door ons gegeten kunnen worden. Tegenover vogels, die voornamelijk van visch leven, behoeven we nog minder vijandig op te treden. Die soorten zijn niet veel in getal en bovendien niet zoo sterk vertegenwoordigd als de andere. En daar komt nog bij, dat de voort- teeling van vogels niet in verhouding staat tot die van de visschen, en dat lang niet alle vogels paren verscheidene mannetjes blijven hun leven lang „alleen loopende personen." Alleen op plaatsen waar zij gevaar voor uitroeiing van de visch opleveren, zou optreden noodig zijn. Door het uitroeien der bosschen, het droogleggen van plassen enz., worden de vogels niet alleen gestoord, doch op vele plaatsen geheel verdreven, waarom 't zijn nut heeft, hierin tegemoet te komen door te zorgen, dat ze een ge schikte woonplaats krijgen door het aanbrengen van kunstmatige nesten. Vooral bij langdurige kou hebben de vogels 't hard te verantwoorden; zij kunnen nog beter een maal eten dan drinken missen, zoodat, als men des winters, liefst in den tuin, doch bij ge brek daaraan, aan een muur uwer woning, een voederhuisje en wat water aanbrengt, gij al spoedig daarvan ge noegen zult hebben en bijna kosteloos veel goed doet. Vóór alles moet een eind komen aan het doelloos dooden der vogels; deze moord zou al heel wat verminderen, wanneer de dames zoo verstandig willen zijn te begrijp n, dat één koolmees op den hoed beteekent het in 't leven houden van 6 honderdduizend rupsen, zoodat zij besluiten konden van deze wrecde en schadelijke versiering af te zien, en wanneer den jongens op 't hart gedrukt werd, dat zij in 't voor jaar geen nesten verstoren. Met samenwerking kan in deze ook zonder wet, nog veel kwaad voorkomen worden. Buitenland. De trotsche vreugde over het prach tige resultaat, dat er bij de Fransche legeroefeningen rond Verdun door de militaire vliegers behaald werd, is ver stoord door den wreeden dood van twee hunner kapitein Camine en luitenant de Crailly. Kapitein Camine was Zater dagochtend in de vroegte op zijn een dekker uit Versailles vertrokken op weg naar Toul. Boven de gemeente Vauville gekomen, is hij met zijn vliegtuig neer- 1 gestort. De ongelukkige vlieger moet onmiddellijk dood zijn geweest. Een cfer 9tangen van de vliegmachine was hem in het hoofd gedrongen. Luitenant Crailly, het tweede slacht- offer, heeft in de buurt van Troyes, te Vigny-la Nonneuse, den dood gevonden. Het vliegtuig van Crailly vatte vuur, zoodat men van hem slechts het ver koolde lijk gevonden heeft. Landbou wers, die bij Vigny-la-Nonneuse in het veld aan het werk waren, vertellen, dat zij een ontploffing hoorden en toen een vliegtuig naar omlaag zagen storten, in zijn val eenige keeren ronddraaiend. Op het oogenblik, waarop de machine op den grond neerkwam, sloegen de vlammen er uit. Toen de boeren bij het toestel kwamen, vonden zij het lijk van den vlieger, half verkoold, onder den motor liggen. Maar het zou bij deze dooden niet blijven. Uit Chartres wordt n.l. gemeld, dat ook de vlieger Marron, die Zondag boven die stad gevlogen had, neerge stort is bij een dorpje in de buurt. Ook van Marron heeft men niet anders dan het verkoolde lijk teruggevonden. De Duitsche pers wijdt beschouwingen aan de aangekondigde bezetting van Santa Cruz door de Spanjaarden. De Germania vindt het verwonderlijk, dat Spanje 51 jaar gewacht heeft, om zich het tractaat te herinneren dat haar het recht van bezetting toekende. De Kreuzzeitung doet tusschen de regels door de volgende onthulling: Eenige maanden geleden, hebben wij Spanje aangeraden met ons een verdrag te sluiten, opdat de twee volken zich in hun staatkunde ten opzichte van Marokko tegen Engeland en Frankrijk zouden verstaan. Spanje heeft toen onze aanbiedingen met verontwaardiging van de hand gewezen. Nu de gedachten- helpen, dan wil ik het doen. Maar doe niets overhaast, Felix, en laat de zaak tijd, om rijp te worden." Felix zou wel lust gehad hebben om den spreker zijn beide armen om den hals te slaan, maar hij deed het niet. „Geduld zal ik hebben," liet hij hooren, „en jou bedank ik wel voor je goede woor den, maar, o, als je eens wist hoe lief en hoe mooi zij is!" Terwijl hij zich uit kleedde en in bed stapte, stond zijn mond niet stil over de deugden en voortreffelijk heden van Pia Russi. Tobias liet hem pratenhij had de kaars uitgeblazen en lag stil, met de oogen wijd open, in zijn bed. Alleen vroeg hij eenmaal, op onverschilligen toon: „Was het andere meisje, die blonde, ook in de zaal?" En toen Felix bevestigend had geantwoord, zweeg hij weder. Een oogenblik later sliep de jongste der Furrers rustig, maar de oudere lag nog langen tijd wakker, pein zende over alles, wat hij dien ganschen dag en den langen avond, al wel honderdmaal overdacht had. Sedert zijn bezoek bij Russi was hij het met zichzelven oneens geworden. Hij wist wel, wat hij zijn grootvader beloofd had, maar die belofte drukte hem zwaar, sinds hij Russi van nabij gezien had. De gedachte, dat Russi een fatsoenlijk mensch was, had vasten wortel gevat in zijn hoofd, en de overtuiging dat niet alle ongelijk aan zijn kant was in de oude veete tusschen den Praeses en hem, kon hij evenmin van zich afzetten. Meer nog, er was iets, dat hem aantrok tot dien Russi, waarvan hij zich geen rekenschap kon geven. Was het natuur lijke sympathie? Of achting voor den wer ker, die zichzelf gevormd en opgevoerd had? En er kwam nog iets bij. Toen hij destijds Josepha Russi had ont moet, had hij aan dit samenzijn geen bij zondere waarde gehecht. Haar bijzin had hem verkwikt als de zon. Een oogenblik lang, bij het heengaan, had hij haar hand gedrukt en dit doende een zonderlingen gloed in zijn binnenste bespeurd, maar zijn blik had toen meer gezegd, dan hij zelf wist. Zijn trouw jegens zijn grootvader was even wel te groot, dan dat hij zijn gevoelens niet zou hebben beteugeld,en zijn aard te ernstig, dat hij zich door een plotseling ontvlamde hartstocht zou hebben laten in de war brengen. Dus had hij zich het meisje uit het hoofd gezet en zich in alle ernst voor genomen, ook Felix te genezen van zijn dwaasheid. Maar de jongen was zieker geweest, dan hij gemeend had. Hij was verward, deed zijn werk maar half en met tegenzin en liep in een week meer naar Weiier dan anders in een jaar. En alle spot en alle barschheid, die hij aan hem verspild had was geweest als olie in het vuur. Toen was hij gaan nadenken, en het slot van zijn beschouwing was geweest, dat hij Felix gelijk moest geven, meer nog, dat hij verplicht was zijn broer te helpen, om de hemelhooge bezwaren te overwinnen, die zich op diens pad opstapelden. En zoo was ook, als vanzelf, het beeld van Josepha weder voor zijn oogen verschenen en bij die verteedering des harten had zich, als logisch gevolg, de gedachte opgedaan, dat hij zyn trouw aan zijn grootvader kon toonen op andere wijze, dan door hem blindelings te volgen en te steunen in zijn vijandschap. Hij zou het daartoe zien te leiden, dat de genegenheid der kinderen samenbond, wat haat en vijandschap ver scheurd hadden. Verzoening tusschen Furrer en Russi? Wel, het lag immers in de rede, dat twee mannen, als dezen, zoo stoer, zoo geestkrachtig, vrienden moesten worden, wanneer zij opgehouden hadden vijanden te zijn. Dagen en weken gingen voorbij, zonder wisselingen tusschen Frankrijk en Duitschland op hun einde loopen, zeg- gsn wijHet is te laat, en wanneer de overeenkomst eenmaal gesloten zal zijn, zal het ons volstrekt onmogelijk zijn, om Spanje op welke manier ook tegen Frankrijk te steunen. De Fransche pers is natuurlijk nog korzeliger. Officieus wordt gedreigd, dat de on vriendelijke houding van Spanje ernstige afbreuk zal doen aan de voordeelen, welke de Spaansche regeering uit de eerlang met Frankrijk aan te knoopen onderhandelingen wenscht te trekken. De Figaro schrijft: Terwijl Frankrijk in moeielijke onderhandelingen gewik keld is, .wil Spanje, zijn deelgenoot in Marokko, eigengerechtigd en ten eigen bate alle kwesties regelen. Spanje bezet en verovert onophoudelijk en doet den Marokkaanschen staat geweld aan. Frankrijk heeft daarbij toch een woord mee te spreken, en men kan verzekerd zijn, dat het zich tegen Spanje vastbe raden zal toonen. De Excelsior merkt op: Spanje meent zich alles te kunnen veroorloven. Mis schien zal de dag komen, dat het in zal zien, dat de goede wil van Frankrijk zijne grenzen heeft. Vrijdagnacht is te Berlijn een ware veldslag tusschen een afdeeliug politie en een bende inbrekers geleverd. De politie was er achter gekomen, dat vijf gevaarlijke inbrekers plan hadden, dien nacht in te breken in de kantoren van een groote bouwonderneming. Een com missaris van politie met acht van de beste speurders bezetten daarom om 1 uur het gebouw. Een uur later zagen zij de vijf dieven voorzichtig het kan toor binnenklimmen. In alle stilte be zetten nu de speurders de toegangen tot de woning. De commisaris ging zelf op de binnenplaats staan, waar hij kon waarnemen, hoe de dieven met onge looflijke handigheid en snelheid de brandkasten openbraken. Van tijd tot tijd keek er een uit het raam. Daarbij kreeg hij den commissarris in het oog. Hij waarschuwde zijn makkers en nu openden zij alle vijf uit de vensters een snelvuur op den commissaris. Deze en zijn mannen stonden in het donkeren waren daarom nietgemakkelijk te raken. Zij daarentegen openden nu ook het vuur op de dieven, die tegen de ver lichte vensters een goed mikpunt boden. Men zag er twee vallen, die echter on- middelijk weer opstonden en voortgingen met vuren. Intusschen waren eenige agenten in het kantoor gedrongen, waar zij de dieven in het nauw dreven. Deze sprongen door de ruiten op de binnen- dat er iets bijzonders gebeurde. Tobias deed zijn plicht en die omvatte veel, Felix oefende geduld, maar deed dit door bijna eiken avond naar Weiier te gaan, wat hij gemakkelijk kon doen, zonder dat dit te veel in het oog liep. Alleen zijn broer wist het en van tijd tot tijd moest deze een waarschuwend woord laten hooren om den vurigen minnaar in toom te houden. De herfst was tot winter geworden. Op een dag waren de dalnevels grauw en koud opgetrokken naar de bergen en hadden woud en rotsen en hutten gehuld in een vloed van ondoorzichtbaar grauw. En toen waren de plooien dier sombere bedekking vaneen gescheurd en myriaden van witte vlokken waren daaruit neergevallen op het landschap; drie dagen en drie nachten lang duurde dit sneeuwen. Toen op den ochtend van den vierden dag de Praeses zijn huis wilde verlaten, om een bezoek te gaan afleggen bij den Pastoor, toen reikte de sneeuw hem tot aan de breede borst. De oude man rekte zich en zijn oogen schoten stralen. Het gedwongen stilzitten van de laatste dagen had hem uit zijn humeur gebracht en een gevoel van gedruktheid, dat hij niet thuis kon brengen, had hem tegen zichzelf en tegen de heele wereld in opstand gebracht. Vandaar, dat hij met een gevoel van welbehagen den strijd aanvaardde, die de geweldige sneeuw massa's hem schenen aan te bieden. Hij zette zijn zware lichaam in beweging, als een krachtig zwemmer, die de golven tege moet ijlt. De wind floot over de verblindend witte muren en droeg het koude witte stof hoog de lucht in; hij wierp de scherpe naalden den ouden man in het gezicht en zweepte hem voorhoofd en wangen, maar Furrer waadde krachtig verder en baande zich een pad, de tanden krachtig op elkan der geklemd. Roman naar het Dv/itsch. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1911 | | pagina 1