Het Laud van Heusden en Altena, de Langstraat en de Botnnielerwaard. Zaaien en Maaien. L e v e n s s t r ij d. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 30S2. Zaterdag 9 September FEUILLETON. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 1911. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/* ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag- middag 12 uur ingewacht. Onder onze vaderlandsche spreek woorden en dat zijn er nogal eenige zijn er vele, die ten deele of in 't ge heel niet waar zijn. Toch 't moet gezegd is er in onze spreekwoorden ook een schat van wijsheid te vinden. Is er één spreekwoord, dat mag bogen op waarheid en juistheid, dan is 't zeer zeker dit: „Wie niet zaait, die zal ook niet maaien". De waarheid, die deze enkele woorden verkondigen, is een waarheid zoo groot als een koe. Als deze vergelijking tenminste ooit en er gens mag gebezigd worden, dan is ze hier op zijn plaats. „Wie niet zaait, die zal ook niet maaien." Wie zou de waarheid hier van in twijfel kunnen en durven trek ken? We gelooven van niemand. De oorsprong van het spreekwoord is gemakkelijk te viuden, dunkt ons. Een landbouwer bijvoorbeeld zou niet kunnen maaien, als hij niet ook ge zaaid had. Zaaien is een eerste ver- eischte, is een noodzakelijk iets, om later te kunnen maaien. Maar 't maaien is nog van een heele groote „maar" afhankelijk, 't Zal bijvoorbeeld kunnen gebeuren dat het gezaaide zaad niet opkomt, omdat 't in verkeerde aarde is gevallen. In verkeerde aarde vraagt ge. Ja, zekerAls de grond niet goed bewerkt is, dan zal veel van 't gezaaide zaad niet opkomen, en er zal dus weinig zijn te maaien. In ge heel ongeschikte grond zal misschien niets van 't gezaaide opkomen en zal er dus ook niets zijn te maaien. Dus om te kunnen maaien is 't noodig in ieder geval dat men zaait en in vele gevallen dat men bovendien nog den grond bewerkt, in sommige gevallen terdege bewerkt. Nietwaar? Er wordt o zooveel gezaaid, maar och, wat is de oogst soms schraal en gering, wat valt er vaak weinig te maaien. Zoo bijvoorbeeld bij de op voeding van het kind. Wat zijn er een regels, die den ouders worden voorge houden, om daarnaar hunne kinderen op te voeden. Dit wordt den ouders aangeraden om het kind af te leeren, men wordt gewaarschuwd om ze voor dat te behoeden, en toch 't is alles om niets. Al die den kinderen voor gehouden wijze(?) lessen, ze zijn tot niets nut. En als de vader of de moeder van dat kind dan later bij den persoon korrP, welke den raad had gegeven zus eu zoo met hunne kinderen te han delen, en hij of zij laat hem dan weten dat zijne raadgevingen, hoe stipt ook volgens zijne aanwijzingen uitgevoerd, niet 't minste succes hadden bij hunne kinderen, dan zal men komen te hooren dat hijwat zijne kinderen betreft, over de uitkomsten tevreden is. I Dat de raadgevingen, welke hij ver strekt had, goed zijn, tracht hij nog mede hierdoor te bewijzen, dat ook anderen dan hij, aan welke hij ze ook verstrekt had, er tevreden over zijn. Er was echter wat uit het oog verlo ren, wat werkelijk van heel veel belang is. Men meende namelijk dat de regels, volgens welke de ééne zijne kinderen opvoedde, en waarmede deze succes had, óók de juiste waren om ze toe te passen op andere kinderen. In vele gevallen mag het waar zijn dat, wat goed is voor den een, óók goed is voor den ander, in alle ge vallen is dit niet zoo. Men had ook rekening moeten houden niet de kin deren zelf, met hun aard. Ook een landbouwer doet dit. Hij zaait maar niet luk raak in den grond. Hij weet wat hij moet zaaien, want op deze soort grond wil dit gewas, op een andere soort groüd wil weer dat gewas het beste groeien. Wil hij nu een rijke oogst van 't een of ander gewas ver wachten, dan moet hij met zulke en nog verschillende andere omstandig heden rekening houden. Dat doet een goede landbouwer ook. Ook een ouder mag maar niet 1 uk-raak over zijn kin deren uitzaaien, wat een ander óók over zijn kinderen uitzaait, 't Kan toch zijn dat de grond, waarin het gezaaide moet ontkiemen, bij den één daarvoor ge schikt is, maar bij den ander niet. Met andere woordende regel, volgens welke de één zijn kinderen opvoedt, is daarom nog niet de juiste regel ook voor andere kinderen, al mag eerstgenoemde met die regel ook gun stige resultaten bereikt hebben. Doordat men maar zaait in een grond, zonder dat men eigenlijk weet dat het gezaaide ook zal ontkiemen, daardoor gaat vaak veel van het gezaaide ver loren, of 't gezaaide komt heele- maal niet op. Ouders, denkt om uw kinderen! Zal uw zaaien een rijken oogst na zich hebben, dan is het noodig dat gij rekening houdt met den aard van uw kind. Naar dien aard moet gij uwe ouderlijke lessen regelen. Zorg verder dat gij het onkruid op tijd uit haalt, met wortel en al, want begint het onkruid te groeien, dan zal dit den groei van het goede belemmeren. Buitenland. (34 Den avond van dienzelfden dag, toen bet al lang donker geworden was, waagde nog een der bewoners van den Hochfluhhof zich naar buiten, maar heimelijk en wel acht gevende, dat niemand hem zag. Dat was Felix, die in het stikdonker den weg naar Weiier volgde, wat een halsbrekend werk was, en een dwaasheid, die geen der andere dorpsbewoners zou zijn ingevallen. De wind had opgehouden, de nevel hing niet meer zoo laag als te voren, maar scheen zich te welven over het dal, als een donkerblauwe koepelhet was doodstil. Eu te midden van die stilte en die sneeuwwildernis baande zich een eenzaam voetganger een weg, waar geen weg te bekennen viel. Hij had een briefje van Pia ontvangen, het eerste, dat tusschen hen gewisseld was, toen hij en zij met zoovele anderen te zamen een bedevaart gedaan hadden naar de Weiier kapel. Felix en Pia hadden zich met elkander verloofd. In stilte weliswaar en zonder dat er be paalde beloften tusschen hen gewisseld waren, want zij konden elkander maar enkele malen en dan nog alleen in vliegende haast ont moeten,, maar toch, zij waren verloofd, en wel nauwelijks acht dagen na de Kerk wijding. Een dag of wat later was Felix te voet naar Neudorf gegaan, om inkoopen te doen, en toen had hij Pia noch in, noch bij het huis gezien. Maar op den straatweg bij Intschi was hij haar tegengekomen. Hij had gegroet en zij waren beiden rood en bleek geworden op 't zelfde oogenblik. De hutten waren te dichtbij en er was te veel op den weg geweest, om bij haar te blijven stilstaan, maar hij had den tijd gevonden, hoe hij op de gedachte kwam wist hijzelf niet, om haar toe te fluisteren„Ik kom van avond pas van Neudorf terug." Nog nooit was hem de weg naar Neudorf zoo- lang gevallen als dien dag, nog nooit dacht hem, had hij een dag beleefd, zoo lang als deze. Lang voor donker was hij al weer in het Intschibosch terug, waar hij wachtte, totdat het stikdonker was geworden en toen pas zijn weg vervolgd. Bij het huis van Russi had hij heel langzaam geloopen en een wijsje gefloten. Dat het meisje dit gefluit hoorde, kon hij toch niet helpen? Maar zij kwam, en een tijdje hadden zij hand in hand gestaan en toen elkaar gekust, ang, vurig, vol hartstocht. Nog een keer of wat hadden zij elkaar ontmoet, en drie dagen geleden had Pia aan Felix geschreven, het was haar eerste briefje „Maandag is vader van huis." Het was Maandag en Felix kwam, door sneeuw en gevaar heen. Hij hijgde van inspanning toen hij einde lijk de Rafisbach bereikt had. In de woonkamer van Russi brandde licht. Felix sloop het huis om, onder het slaap kamervenster der drie meisjes, en floot zachtjes. Hij luisterde een poosje, met in gehouden adem, toen floot hij nogmaals. Een deur werd voorzichtig geopend en er gleed een schaduw langs de muurPia viel hem om den hals. Een tijdlang hielden de gelieven elkander sprakeloos omklemd, van tijd tot tijd een vloed van kussen en liefkoozingen wisse lende, toen richtte het meisje zich op: „Lieve God, Felix, hoe heb je het durven wagen, om bij zulk weer over den bergweg te gaan; heb je dan niet be dacht, dat je zou kunnen verongelukken?" William Burgess heeft bij zijn twaalf de poging om het Kanaal van Dover naar Calais over te zwemmen, succes gehad. Hij verliet Dinsdagmorgen om 10 uur 50 St. Margaret's baai en landde Woensdagmorgen om 10 uur 30 bij kaap Grisnez. Hij heeft dus 23 uur 40 minuten achtereen in 't water geweest. Sedert kapitein Webb er in 1875 in slaagde het stoute stukje te verrichten (in 21 uur 49 min.) zijn er al heel wat beroemde zwemmers, 't zij in Frankrijk, 't zij in Engeland in zee gegaan, maar de tegenoverliggende kust bereikte men niet. Thomas William Burgess komt uit Yorkshire, is geboren in Rotherham; is thans 37 jaar oud. Zwemmen was altijd zijn lust en zijn leven, herhaalde lijk was hij kampioen van Frankrijk. Burgess vertelde van zijn tocht het volgende: Het is me uiterst moeilijk gevallen nadat ik me er de eerste uren over verwonderde, dat alles zoo vlot en naar wensch ging, kreeg ik het weldra met de stroomingen te kwaad. Die hebben me afgetobd, maar door telkens veran dering in mijn stijl te brengen ik zwom dan eens links en dan weer rechts heb ik het kunnen volhouden. De roeiboot die me volgde, was mijn pro viandkamer en 's avonds heb ik me aan een en ander duchtig tegoed gedaan, 's Nachts heb ik kou geleden en was ik bang voor kramp. Loods en oefenmeester waren 't niet eens, wat beter was: staken of volhouden. De loods raadde me d'r uit te komen maar ik zelf en ook de oefenmeester wilde er niet van hooren. Zoo ooit, dan wegen hier de laatste loonjes 't zwaarst. Die branding voor de Fransche kust, die is me bijna te machtig geweest. Het verraderlijke is, dat men die grootste moeilijkheden krijgt na ruim 20 uren gezwommen te hebben. Maar al de kracht en durf, die ik nog had, heb ik aangewend en werd ik tekens door machtige golven teruggezonden, ik bleef volharden. De aanmoedigingen en niet 't minst de muziek die me van de volgboot toe- klonken, hebben me veel goed gedaan en toen ik ten slotte weer land onder de voeten voelde was ik overgelukkig en voldaan. Mijn behaald succes was wel de meest afdoende verkwikking. Felix wilde antwoorden, maar een heldere stem uit de huisdeur deed hem zwijgen. „Pia, waar ben je? Wat doe je toch zoo lang buiten?" Josepha is het!" fluisterde Pia ea beefde als een espenblad. Toen riep zijmet moeite adem halende: „Ik kom ik kom dade lijk!" Zij maakte zich los uit zijn omarming, zij waagde zelfs geen liefkozingen meer. Met onzekeren tred ging zij naar binnen. Josepha stond in de huiskamer, bij de lamp, en keek naar haar uit, door de open staande deur: „Die, die jongen van den Hochfluh hof is buiten geweest," zeide zij, op den man af. Met gevouwen handen trad Pia op haar toe: „Zeg het niet aan vader, Josepha". „Beloof je me dan, dat je het niet weer zult doen?" vroeg Josepha. Pia liet het hoofd hangen, wendde zich af en stamelde toen: „Neen!" Josepha zuchtte en deed een paar passen in de richting van het aangrenzende vertrek. „Ik zal er niet meer over spreken, Pia, je wilt toch niet luisteren, maar, geloof mij, er gebeuren ongelukken". „Vertel je het aan vader?" vroeg Pia, toen haar zuster op den drempel stond. „Ik wil er nog over denken," gaf Josepha langzaan en ernstig terug. Pia beet zich op de lippen; er lag een schijnsel van angst en vertwijfeling in haar blik. Toen wierp zij zich op een stoel bij de tafel neer en verborg haar hoofd in haar armen. Inmiddels bevocht Felix Furrer zich door de sneeuw den terugtocht naar huis. XXIV. Josepha was de trots en de steun van haar vader. Sedert Kathrine, zijn moeder, hem niet meer terzyde stond, was zijn oudste Volgens berichten uit Sjanghai is in alle districten, waarvan Sjanhai en de kusthavens voor den toevoer van levens middelen afhankelijk zijn, de oogst door regen en overstroomingen ver nield. Ook alle provincies in het centrum worden door hongersnood bedreigd. De dijken zijn niet tegen den druk van het water bestand. In sommige distric ten ten zuidwesten van Sjanghai heb ben de landlieden zich bij elkaar aan gesloten om met vereende krachten de dijken op te hoogen en het water te keeren, hoewel het tien voet boven het niveau der velden staat. Hier en daar staan de menschen tot hun hals in liet water om de veldvruchten in het overstroomde land nog binnen te halen, bedorven als het is. In het dal der Jang-tse zijn meer dan 100.000 menschen omgekomen, terwijl millioe- nen uit hun verwoeste huizen verdre ven zijn naar hooger gelegen streken, waar de meesten tegen den neerstroo- menden regen slechts door wat haastig gevlochten matwerk een onvoldoende beschutting vinden. De sterfte neemt dagelijks toe tenge/olge van het uit breken van de pest. De dienst op den Nanking-spoorweg is ontredderd, door dat duizenden menschen kampeeren langs de lijn. Groote troepen van ver armde landlieden trekken plunderend naar de groote steden. Rijstwinkels worden leeggehaald en vele regeerings- gebouwen zijn vernield. De troepen te Nanking zijn opgeroepen om den op- marsck der plunderende landlieden te stuiten. Men vreest, dat, zoodra het water gaat vallen, de duizenden men schen, die thans op de heuvels een toevlucht hebben gezocht, als een hon gerige bende het land onveilig zullen maken. De Engelsch-Amerikaansche tabak maatschappij en het Centrale Chineesche Comité tegen den hongersnood, dat in het voorjaar reeds veel goeds deed, beramen maatregelen tot algemeene hulpverschafiing. Inmiddels verzoekt de pers het buitenlandsche publiek niet roekeloos te geven, als de Chinee sche regeering niet ernstig de taak ter hand neemt om het volk te helpen zooveel in haar macht is. In drie provincies van Mantsjoerije is de uitvoer van graan verboden. De Chineesche pers schat het aantal dooden op 50,000 en de stoffelijke schade op 30 millioen taels. De keizer lijke prinsen vormen een hulpcomité. De rijstprijzen zijn 35 procent gestegen. Het water heeft zijn hoogsten stand sinds 40 jaren bereikt, maar is thans vallende. De familie van Richter te Jena heeft dochter in haar plaats getreden, niet als zijn vertrouwde, want Russi had een bijzonder gesloten aard, maar als helpster in 't huishouden en bij zijn zaken. Zij was stil en bedaard, wat den ruste- loozen man goed deed, evenals schaduw een door de zon geblakerde. Zij begreep snel en goed en was hem van veel nut. Bijna al zijn schrijfwerk deed zij voor hem, en als hij op reis was sprak zij met de werk lieden. Niet, dat zijn twee andere dochters hem minder aan het hart lagen. Hij hield veel van zijn kinderen, alle drie, en Russi's huishouden was altijd een prettig, zonnig huishouden geweest. Als Russi vermoeid en geërgerd thuis kwam, dan wist hij, dat daar drie wezens waren, die hem aanhingen, hem liefhadden, en bereid waren al zijn zorg en verdrietelijk heden weg te wisschen, zoolang hij bij hen was. Het was Josepha bang om het hart, omdat de vrede nu niet meer veilig scheen te zijn. En zij kende haar vader te goed, om niet te beven, voor het oogenblik, waarop alles ontdekt zou zijn. Josepha peinsde er onophoudelijk over, hoe zij het onheil zou kunnen afwenden. Dat zij Pia niet zou kunnen weerhouden, zag zij zeer goed in; alleen de vader had macht over haar. Maar hoe gesloten deze ook was, toch had zij zeer goed opgemerkt, dat de haat tegen den Hochfluhhot bij hem in den laatsten tijd eer grooter dan kleiner was geworden en daarom beefde zij er voor terug hem te vertellen wat zij wist en zoo doende zijn toorn gaande te maken. Het viel haar op, dat Tobias Furrer naar het scheen, niet deelde in den haat, die haar vader koesterde voor alles wat met den Hochfluhhof samenhing. Waaraan dit toe te schrijven was, wist zij niet, maar zij meende, dat de oorzaak van die voorliefde een brief van hem ontvangen, welke gericht was aan zijn moeder. Uit dien brief blijkt, dat de roovers hun ge vangene in den valschen waan gelaten hadden, dat zijn vrouw zich in Grieken land bevond en ook in de macht der roovers was. De omstandigheid, dat Richter zich in dien brief niet uit voeriger uitlaat over zijn gevangenschap, is wellicht hieruit te verklaren, dat hij zich op Turksch gebied blijkbaar nhg niet geheel veilig voelt. Richter zegt in dien brief o.a., dat vijftien bataljons soldaten drie maanden lang onder groote vermoeienissen vergeefs naar hem ge zocht hadden en dat een groot aantal inwoners van Kokineplo hem na zijn bevrijding wel drie of vier uren tege moet waren geloopen. Te Saloniki heeft hij aan vertegen woordigers der pers verklaard, dat hij tijdens zijn gevangenschap doodsangst heeft uitgestaan. Hij moest voortdurend liggen, hetgeen bijna ondragelijk voor hem was en de roovers hadden op 't laatst vast besloten hem te dooden. Zij schenen zelfs moordplannen te hebben, ook in geval het losgeld betaald werd. Waarom die moord niet volvoerd is, blijkt niet. Het was of er een geheim zinnige macht in het spel was, die Richter beschermde. Een jonge roover, aan wien de moord was opgedragen, was gevlucht. Herhaaldelijk waren er patroel- jes iu de buurt geweest van de verblijf plaats der roovers. Eens had Richter de gendarmen zelfs hooren roepen, maar hij had niet durven antwoorden. Ge- ruimen tijd hadden de roovers gewoond in een hol. Richter was ten slotte der mate tot vertwijfeling gebracht, dat hij tot tweemalen vergeefs getracht heeft, zich van het leven te berooven. De roovers waren zes in getal. Toen zij hem op den berg Olympus overvielen, had Richter 2 gendarmen bij zich, die zich flink gehouden hebben, maar zij waren tegen de overmacht niet bestand. De gendarmen hadden, hoewel zij zwaar gewond waren, elk nog vier a vijf schoten gelost, maar zonder resultaat. De roovers maakten de gendarmen af en ontnamen hun geld en wapenen. Zij hadden eerst gedacht dat Richter een Oostenrijker was. Toen zij bemerkten, dat hij Duitsch onderdaan was, waren zij daarmee in hun schik, omdat zij nu op een hooger losgeld hoopten. Toen het losgeld (dat, gelijk men weet, door particuliere bij dragen is bijeengebracht en buiten de Turksche overheden om aan de roovers is ter hand gesteld) betaald was, gaven de roovers aan Richter acht goudstuk ken en drukten hem de hand ten afscheid. In beklagenswaardigen toestand kwam hij te Elassona aan. lag in gelijkheid van aard en neiging tus schen de beide mannen. En Tobias kon misschien haar bond genoot zijn, om Pia en Felix tot rede te brengen. Tobias en Josepha hadden elkander sedert hun eerste samenzijn slechts een enkele keer gezien. Eenmaal was hij voorbijgeko men, toen het meisje aan de deur stond en zij had zijn groet met een vriendelijk „Goeden dag" beantwoord; een andermaal was zij hem op straat tegengekomen en had hij haar een paar vriendelijke woorden toe gevoegd, zooals men die wel zegt, wanneer men niet recht weet, waarover men spreken zal en toch iets zeggen wil; en een derde maal had hij haar getroffen vlak bij Colum- ban Nager's huis en toen had hij haar niet enkel goedendag gezegd, maar haar de hand toegestoken en gevraagd, of zij een bood schap aan den schoolmeester te brengen had wat zij bevestigd had. En vreemd toch, zij hadden elkander toen zoo blij en open in de oogen gekeken en waren zoo trouwhartig naast elkander blijven staan, alsof zij elkaar ai jaren lanc gekend hadden en alsof er niets vreenr in stak, dat een dochter van Russi in go; vriendschap verkeerde met een kleinzoon van Furrer. Aan dit laatste samenzijn dacht Josepha telkens weer wanneer het haar voorkwam dat Tobias de rechte man zou kunnen zijn om Felix en Pia te scheiden, vóór dat Russi achter het geheim van zijn dochter kwam. En toen zij het vóór en tegen wel over wogen had, maakte zij zich op, om datgene te doen, wat in haar oogen nog veel ge vaarlijker was, dan hetgeen haar zuster waagde. Roman naar het Duitsch. (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1911 | | pagina 1