Het Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de itommeierwaard. ONZE VRIENDEN. ■O ii (1 e r s1 r o o iu« Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3102, Zaterdag IS November FEUILLETON. LAND VAN ALTEN/ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 1911. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte; Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. p» „Een vriend, die mij mijn feilen toont, Heeft op mijn hart een groot vermogen enz. VAN ALPHEN. Wat zijn dat prachtig mooie woor den, die enkele regels van den dichter Van Alphen. Hij erkent dat hij zijn feilen heeft, zijn gebreken, en hij zal er zijn vrienden dankbaar voor zijn, indien zij hem op die gebreken willen wijzen. Dat zijn woorden, zooals men helaas weinig hoort sprekendie woor den bevatten mannentaal. Wij ook, lezers, gij en wij, allen hebben we onze gebreken. Er staat ge schreven dat niets volmaakt is, dus geen mensch, geen goed, niets. Om dat niets volmaakt is, daarom mogen wij nog niet trotsch zijn op onze ge breken maar trotsch zkl ook niemand op zijne gebreken zijn. Ook mogen wij niet denken: nu, die enkele gebreken, die ik heb, hinderen mij niets, want een ander heeft óók zijne gebreken, misschien nog wel meerdere en slech tere. Toch zijn er wel velen, die zoo denken. Maar er zijn er óók, die meenen dat zij gééne gebreken hebben. Die menschen hebben een te hoogen en te edelen dunk van zich zeiven, want allen hebben wij onze gebreken, geen enkele onzer uitgezonderd, 't Zou dwaas zijn en trotsch, te meenen dat men gééne gebreken had, dus een heel gunstige uitzondering maakte op de anderen. Toch zijn er velen, die dat meenen. Ook zijn er wel velen, die hunne gebreken bekennen, maar alleen voor zichzelf. Tegenover anderen doen ze zich echter voor als valt er op hen niets aan te merkenzij ontkennen daarmede tegenover anderen als 't ware hun gebreken. Niet zijner velen, zooals Van Alphen, die hunne gebreken willen erkennen tegenover anderen- 't Zijn slechts heel enkelen, die dit doen. En vooral zijn er niet velen, die er dankbaar voor zijn, als ze door anderen op hunne ge breken worden gewezen. Zulken zullen er maar hoogst enkelen zijn. Van Alphen is het wel. Waarom er zoo weinigen zijn, die ten opzichte van hunne ge Naar het Duitsch van ERNST Z4HM. (6 „Aan een Zondagsch pak alleen heb je niet veel," had de boerin tamelijk bits ge antwoord. „Bij ons ziet niemand er haveloos uit op werkdagen." Toen had zij hem mee genomen naar een afgeschoten kamer op den ruimen zolder, waar ze uit allerlei kisten en laden kleeren haalde, zoodat een heel uitzet te voorschijn was gekomen. Toen ze de verschillende kleedingstukken in de handen nam om ze even na te zien, had ze zacht gemompeld: „O Jozef, je vindt het toch goed, dat ik jouw kleeren geef aan dien armen jongen!" Toen had ze zich naar Flori gekeerd en gezegd„Ga je nu ver- kleeden! Mijn jongen, die dood is, was even groot als jij Een uitdrukking van diepe, hevige smart was op haar gelaat verschenen. Zwyer's eenige zoon was op achttienjarigen leeftijd onder een lawine van den Lochberg bedolven en omgekomen. Flori gevoelde zich een ander man toen hij in zijn nieuw pak de zoldertrap afdaalde. Het was of hij een nieuw leven was be gonnen, en hij schaamde zich om te gaan naar de hut van Tschüli, waarheen Zwyer hem 's avonds wilde sturen toen het werk was afgeloopen, om zijn kleeren en de dingen, die hem toebehoorden, te halen. Hij had den blik neergeslagen, toen de boer hierover begon en geen aanstalten gemaakt om het bevel op te volgen. De dorpsvoogd had hem toen gevraagd, waarom hij niet ging. De boerin had echter zijn tegenzin be breken zoo zijn als Van Alphen, laten we buiten bespreking, maar dht er maar weinigen zoo zijn, dat is een feit, en niemand zal ons dit tegenspreken, denken we. De meesten onzer zijn juist geheel anders dan Van Alphen. In plaats dat ze er dankbaar voor zijn dat ze door anderen op hunne gebreken worden ge wezen, zijn ze er slecht over te spreken. Van hun vijanden kunnen ze 't nog verdragen dat ze hun hunne gebreken verwijten omdat 't hunne vijanden zijn, van wien ze „niets anders hebben te verwachten dan verwijtingen over hunne gebreken." Maar van hunne vrienden wenschen ze niets over hunne gebreken te hooren omdat 't hunne vrienden zijn, en de vrienden hou den zich den mond stil over de ge breken omdat 't hunne vrienden zijn, die de gebreken hebben. Wij vragenwie doen hier meer goed de vijanden ef de vrienden? Als ant woord laten we er op volgende vijan den, al kunnen we natuurlijk niet zeggen dat ver wij tingen van gebreken 't guns tigst werken op iemand, om die gebre ken af te leeren. Neen, alleen wijzen op die gebreken, met de verklaring er bij, dat 't in zijn eigen belang wordt gedaan, omdat de gebreken hoogst scha delijk en nadeelig voor hem zijn, zou beter wezen. Maar zoo'n goede raad kan men niet van zijn vijanden ver wachten. 't Is de plicht der vrienden om dien goeden raad te geven, maar deze geven dien niet. En waarom niet? Omdat ze vreezen dat zij zich hierdoor de vijandschap van hun vriend op den hals zullen halen. Daarom zwijgen ze liever tegenover hun vriend over zijne gebreken. Al keuren we de vorm af, waarin de vijand iemand de gebreken onder het oog brengt, dit onder het oog brengen is nog altijd van nut voor den betrokken persoon, van meer nut ten minste dan het zwijgen er over van zijne vrienden. Daarom doen vijanden elkander in dezen meer goed dan vrien den 't elkander doen. 't Zou van belang zijn, dat vrienden een andere opvatting kregen van 't be grip „vriendschap." Zou't niet de meest rechte vriendschap zijn, die de een voor den ander kan koesteren, als de een in 't belang van den ander iets durfde te doen, waarvan hij vooruit weet dat 't tegen den zin is van den ander grepen. „Als je gezond wil worden, moet je niet naar een ziek huis terug," was ze Flori te hulp gekomen. „Stuur maar een ander om zijn goed te halen." En dit was geschied. Flori was nu reeds drie weken knecht bij den dorpsvoogd, en nog altijd bezielde hem dat heerlijke gelukkige gevoel, dat hij wonen mocht te midden van goede, recht schapen menschen. Als hij echter een ver gelijking maakte tusschen deze woning en het krot, dat tot nu toe zijn thuis was geweest, dan maakte een woeste drift zich van hem meester bij de gedachte, dat hij zich wel kon ontdoen van zijn havelooze kleeren, maar niet van zijn bloedverwanten. Ook dien avond, terwijl de boer het gebed uitsprak, dacht hij wederom met een bitter gevoel aan zijn afkomst. De woorden van het gebed had hij vernomen als heel uit de verte, en hij kon de gedachte maar niet van zich afzetten, dat hij hier slechts werd geduld, en dat hij de minste was onder de knechts, zelfs niet de gelijke van den kreu pelen Töni in den stal. Hij werd in zijn gepeins gestoord door de stem van Zwyer, die hem over de tafel toeriep: „Waarom eet je niet, Flori? Je hebt het heusch wel verdiend!" Met een vuurrood gezicht was hij opge schrokken en had haastig naar den lepel gegrepen en dien in de soep gestoken. Hij hoorde echter, dat de boer zacht tegen zijn vrouw zei„Nog nooit heeft iemand zooveel steenen gehouwen op één dag als hij 1" Een gevoel van trots en blijdschap maakte hem zielsgelukkig. In zijn leven was hij niet dikwijls geprezen. Zwyer had op dat oogen- blik alles van Flori kunnen verlangen, wat hij maar had gewild; de jongen zou zijn leven voor hem hebben gegeven. De boer toonde nog duidelijker, hoe gunstig hij over hem dacht. Toen het maal was afgeloopen en de knechts en meiden de kamer ver lieten, riep de dorpsvoogd Flori terug. dat hij dit durft te doen met 't voor uitzicht zich de vijandschap van zijn vriend te berokkenen? Zou dit niet de meest rechte vriendschap zijn? En eveneens zou 't van belang zijn, dat de anderen leerden begrijpen dat 't alleen in hun eigen belang is dat ze door hun vrienden op hun gebreken worden gewezen. Dan zouden ze daar over niet verstoord zijn en dan zou men ze ook beter hun gebreken durven wijzen. Heel wat tekortkomingen zouden dan misschien worden „aangezuiverd", heel wat fouten den mensch worden ontnomen. Buitenland. Woensdag werd uit Berlijn geschreven De vlieger Piekschker, die heden morgen vroeg met een eendekker te Jobannisthal opgestegen is, bereikte na enkele minuten een hoogte van 20 tot 25 M. en kwam toen te vallen, brak den nek en bleef op de plaats dood. Bij de laatste vliegwedstrijden te Jo bannisthal is Piekschker nog overwin naar geweest in verschillende klassen. Dit is het vijfde slachtoffer van de vliegsport in Johannisthal en het der tiende in Duitschland. Aan de Turksch-Montenegrijnsche grenzen heerscht weer wrijving. De Montenegrijnen verhinderen met geweld den aanleg van een militaire telegraaf lijn langs de grens door de Turken. Zij halen de palen uit den grond en slepen het draad weg; zoo kwam het tot menig bloedig gevecht. De Turksche regeering heeft naar aanleiding van deze feiten in Cettinje laten protesteeren en de bataljons aan de Montenegrijnsche grens, die tot nog toe slechts 400 man telden, tot 500 man versterkt. Den officieren zijn echter in weerwil van deze militaire maatregelen bevelen verstrekt om botsingen zooveel mogelijk te verhinderen en zich tot een zoo gestreng mogelijke bewaking van de grens te bepalen. Miinchen, Straatsburg, Mains en Erfurt aardschokken waargenomen. Te Augs burg waren ze bijzonder sterkte Stutt gart vielen er voorwerpen van de kamer wanden. Vele menschen snelden de straat op. Te Frankfort a. d. Main kregen verscheidene huizen groote scheuren; de bewoners snelden beangst en met de noodzakelijkste kleedingstukken aan naar buiten. De brandweer en reddings brigade boden hulp. Op vele plaatsen is het telefonisch verkeer gestoord. De wervelstormen die hebben gewoed in de staten Illinios en Wisconsin zijn nog veel noodlottiger geweest dan de eerste berichten meldden. Duizende menschen zijn er bij omgekomen. De schade loopt in de millioenen dollars Tal van lieden zijn tengevolge van de plotseling invallende koude doodge vroren. Donderdagavond te half tien zijn te Naar Reuter uit Louren§o Marques meldt, is de Engelsche predikant A. J. Douglas, lid van de universiteitszending naar Midden Afrika, te Kango, in Portu- geesch Oost-Afrika, aan de oost-kust van het Nyassa-meer, door een Portu- geescli ambtenaar doodgeschoten. De moord heeft plaats gehad aan den Portu- geeschen oever van het Nyassa-meer, toen Douglas daar met den bisschop van Nyassa-land en drie dames landde. Ei ontstond een woordenwisseling tus schen den predikant en den ambtenaar, waarop deze schoot. De Engelsche consul te Louren§o Marques, die door sir William Manning, gouverneur van Nyassaland, op de hoogte was gesteld van het geval, heeft aan houding van den moordenaar verzocht. De publieke opinie in den staat Zuid- Carolina is in staat van beroering ge bracht door een merkwaardige lynch- quaestie. Een neger die een blank meisje op niet nader aan te duiden wijze had aangerand was gelyncht. Maar nu moet de gouverneur van dien staat in een openbare rede hebben verklaard, dat hij lynch-justitie in gevallen als het onder havige goedkeurde. Tegen een dergelijke opvatting bij een hooggeplaatst regeeringsambtenaar komt nu een groot deel van de publieke opinie in Zuid-Carolina krachtig in ver zet. Er is zelfs een beweging op touw gezet om den betrokken gouverneur in staat van beschuldiging te stellen. Echter blijft nog altijd een mogelijkheid be- r „Jost op den Hoornalp heeft zijn voe verstuikt; 'k wou, dat jij daarheen ging er bleef zoolang als hij moet liggen. Leni za met je meegaan en overmorgen terugkomer om te vertellen of Jost hier moet gehaald! of dat z'n voet daar beter kan worden. Dil half-idiote Fenner, die me het bericht ii komen brengen, kon me dit niet zeggen.' De vrouw van den dorpsvoogd, die voo: een kast stond, had zich omgekeerd en haa man aangezien. „Kaspar zal kwaad zijn, dat hij niet ma; gaan; zoolang hij hier is, heeft ie altijc hetzelfde werk als Jost gedaan." ,,'k Heb niets tegen Kaspar," viel Zwyen haar in de rede; „een anderen keer komtf die weer aan de beurt. Maar nu gaat Flori de jongen moet weten tot waar het erf zich uitstrekt nu hij hier dient." Een ernstige uitdrukking was op het ge laat der boerin verschenen. „Maar Leni blijft hier; ik kan haar niej missen!" „Moeder!" hernam Zwyer lachend, ter wij hij Flori in de oogen keek. „Zeg maar ronduit, moeder, datje Leni niet graag met Bennet ziet gaan." Flori klemde de tanden op elkaar om zijn woede te verbijten. Zwyer ging voort: „Flori zal juist toonen, dat hij een flinke kerel is; ik zou me al heel erg in hem moeten vergissen, ais ik Leni niet aan zijn hoede kon toevertrou wen! Dus morgen vroeg, dan gaan jullie: begrepen De dorpsvoogd was dicht bij hem komen staan en had hem diep in de oogen gekeken. „Ja," had Flori geantwoord met gesmoor de stem; toen had hij zich omgekeerd en haastig de kamer verlaten. De boer keek naar zijn vrouw, op wier gelaat een sombere uitdrukking was ver schenen. „Niet boos zijn, moeder! Die Florie is als jonge wijn; dat bruist en bjuist, ma«reen schijnen ernstige gebeurtenissen aan staande te zijn. Mejuffrouw Christabel Pankhurst, de bekende militante kiesrechtvrouw, heeft in een toespraak, naar aanleiding van Asquith's aankondiging van een wete~- ontwerp tot invoering van algemeen kiesrecht, gezegd: Een kiesrecht voor alle volwassen mannen is een onver mengd kwaad. De verheerlijking van den man, enkel omdat hij een man is, is een terugkeer tot de barbaarschheid, de ontkenning van den vooruitgang, een monsterachtig voorstel, waartegen de vrouwen met alle krachten zullen vechten. Dinsdag gaat er een stoet van vrouwen naar het Parlementsgebouw, ter bege leiding van een deputatie, die Asquith wil spreken. De zes-en-twintig-jarige sultan van Zanzibar, die op het oogenblik in Engeland is, heeft afstand gedaan van den troon ten behoeve van zijn vijf jarigen oudsten zoon. Aan een verslag gever van Reuter heeft hij gezegd, dat hij het heeft gedaan om zijn gezondheid, die hem verplicht zes maanden van het jaar in Europa door te brengen. Uit St. Petersburg wordt aan de Nati onal Zeitung geseind: De Russische regeering is zeer onaangenaam getrof fen door het uitblijven van het ant woord van de Perzische regeering op het Russische ultimatum. Vooral de waarnemende minister van buitenland- sche zaken, Neratof, is in een onaangena me positie gekomen, omdat de Russische gezant te Teheran hem de besliste ver klaring gegeven had, dat Perzië zich zonder moeilijkheden te maken onder werpen zou. De Russische regeering heeft bevel gegeven, dadelijk een afdeeling troepen naar Karwin te zenden, aangezien er op haar nota van 11 dezer geen antwoord van de Perzische regeering is gekomen. Volgeqa-een bericht uit Madrid aan ~"ctF „Frankf. Zeitg." heeft de Duitsche gezant aldaar een langdurig onderhoud gehad met den Spaanschen minister van buitenl. zaken over den afstand door Spanje aan Duitschland van de kolonie Rio Muni op de grens van Kameroen. Uit Athene wordt aan de National Zeitung geseind: Hier doen berichten de ronde, dat tussclien Griekenland en Turkije overeenstemming is verkregen ten opzichte van de Krota-kwestie. Het eiland zal, onder erkenning van de nog "stiL hij Tïiöpte sarr. De boer riep binnen, en in de kamer zag hij Zwyer met zijn vrouw en dochter aan tafel zitten ontbijten. „Eet wat, jongen, en maak jullie dan, dat je weg komt," zei de boer. Het ontbijt werd in stilte genuttigd en was weldra afgeloopen. Toen nam Flori de zwaar beladen gaffel, die voor de deur gereed stond op zijn breeden sterken rug. „G'n dag!" zei hij als afscheidsgroet en wilde de trap afgaan, het aan Leni over latend of ze hem wou volgen of niet. Zwyer riep hem echter terug. „Geef me een hand, jongen, en kijk me aan 1" Flori hief de oogen tot hem op. „Houd je goed en zorg voor mijn kind." De boer drukte hem zoo krachtig de hand, dat de vingers van Flori pijn deden. Hij liet dit echter niet merken. ,Ja," was al wat hij kortaf antwoordde, evenals den avond te voren. Doch in de oogen glansde een trot- sche, hoogmoedige blik, De boerin sloeg een doek om de schouders van Leni,,'t Is 's morgens zoo frisch. Als de zon op is, kan je hem op de gaffel van Flori leggen." Toen reikte ze beiden de hand. „Ga met God!" Daarop verlieten ze het huis en het dorp. De weg lag nog in schemer gehuld; de grond was nat van dauw. Flori ging voor Leni uit, als scheen hij zich niet om haar te bekommeren. Zwijgend stegen ze den berg op in de richting van het bosch, waar ze op dien bewusten dag samen in doods gevaar hadden verkeerd. De frissche ochtend lucht kleurde hun wangen rood; het was of de „Stille Hoorn" hun dien koelen wind in het gelaat blies. Toch had Flori het warm hij rukte den ouden hoed af. nu hij zich alleen bevond met Leni. Zijn trots was ge krenkt; hij werd driftig als hij dacht aan de waarschuwende woorden van de boerin en aan haar wantrouwen, en wel twintigmaal nam hij zich voor om Leni zelfs niet aan te kijken onderweg, nog veel minder haar met een vinger aan te raken. Maar de een en twintigste maal keerde hij zich om en zag hij haar aan met een vluchtigen blik. De koude morgenwind streek scherp langs zijn voorhoofd toen hij omkeek; als Leni maar geen kou vatteDaar had ze zoowaar den doek van de schouders gedaan en over den arm genomen „Sla je doek om! Denk je, dat ik wil, dat je ziek bij je moeder thuis komt?" Dit had hij gemompeld, terwijl hij was doorgeloopen. Leni gaf geen antwoord, doch ze sloeg gehoorzaam den doek over de schouders. Na een tijdje keek hij weer om, en toen hij zag, dat zijn bevel was opgevolgd, haalde hij half s'pottend, half geërgerd de schouders op, alsof hij liever had gezien, dat ze zich niet aan zijn bevel had gestoord. (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1911 | | pagina 1