Hel Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. Onderstroom. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3110. Zaterdag 10 December EERSTE BLAD. FEUILLETON. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel tneer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 1911 Te loever, man, te roer! te loever, lieve maat! Kijk hoe het met het schip van onzen buurman staat Het zit daar op een zand, gegeeseld van de stroomen, En hulpe is er niet, hoezeer de gasten boomen. Dus, zoo er nu een wind komt dringen naar den wal, 't Is zeker dat de kiel in stukken bersten zal. enz. JOats. „Een schip op 't zand, een baken in zeezou men hiervan kunnen zeg gen, of: ,,'t Ongeluk van den een is 't geluk voor den ander". Had op de plaats, waar dat schip strandde, een baken gestaan, dan zou het schip daar zeer waarschijnlijk niet op het zand zijn gestooten, want de stuurman zou aan dat baken hebben gezien dat 't daar geen bevaarbaar water voor zijn schip washp zou die plaats hebben ge meden. Maar omdat er geen baken bp dat gevaarlijke zand stond en de stuur man ook niet met de toestand daar bekend was, zeilde hij juist met zijn schip op dat zand, waar het gevaar liep door de golven stuk geslagen te worden. Hoe noodzakelijk is 't dus voor den zeeman dat op gevaarlijke plaatsen bakens staaD Dat andere schip was gelukkiger. De stuurman hiervan was ook niet met de diepte van 't water daar be kend hij zou misschien ook met zijn schip op dat gevaarlijke zand zijn ge stooten, als hij niet gezien had dat een ander schip daar reeds vast zat. Nu wist hij dat hij die plek moest mijden. Dat schip op 't zand was voor hem nu een baken. Zoo redde hij zijn schip en zijn leven en dat zijner mede-op varenden. Maar als dat eerste schip nu einde lijk door de stormen is weggeslagen, als geen mast boven water meer doet zien dat 't daar gevaarlijk is vooreen schip, als ook geen baken bij die nu zoo gevaarlijk gebleken plek is gezet zullen dan daar op dat zand mis schien nog niet meer schepen stranden? ZekerOm dit te voorkomen is 't Naar het Duitsch van EK1ST /All\. (14 VI. Leni was vertrokken. Het was een droef afscheid geweest voor het arme kind. Flori was verdwenen. Leni was naar huis terug gekeerd in de stellige overtuiging hem daar te vinden. Toen zijn plaats aan tafel leeg bleef had een vreeselijke angst zich van haar meester gemaakt. Als hij eens de hand aan zichzelf had geslagenNa afloop van den maaltijd was ze met haar vader en moeder alleen gebleven; Leni had woordelijk mee gedeeld, wat in het bosch was gesproken! Zwyer had geglimlacht en gezegd dat hij dien heethoofd van een Flori wel eens flink onder handen zou nemen. Den volgenden morgen vroeg zou hij gaan naar de hut van zijn moeder; daar zou hij den vluchteling wel vinden. Zwyer had zich den volgenden morgen daarheen begeven; met ernstig gelaat was hij teruggekeerd. Tschüli had haar zoon niet gezien. Leni had de lippen op elkaar ge klemd en geen woord geuit. Toen had ze zich begeven naar het Jochmeer. Dat donkere water had die sombere gedachten in hem opgewekt; hij voelde zich aangetrokken misschien Ook deze tocht was vergeefsch. Geen spoor in de sneeuw duidde aan dat hier een mensch had vertoefd. De laatste dag, dien Leni thuis zou door brengen liep ten einde. Toen de knechts en meiden na het avondmaal van tafel waren opgestaan en de kamer hadden ver laten, rees Leni, die met moeite een paar stukken door de keel had gekregen, over noodig dat een stuurman weet, wddr gevaarlijke plekken zyn want, heusch, er zijn er méér in zee en óók is 't noodig dat op zulke gevaarlijke plek ken bakeus worden gezet. Dan zal zeer zeker 't aantal strandingen kleiner worden. Ons levenspad kan met een zee wor den vergeleken en dan zijn wij, men- scken, de schepen. Ook op ons levens pad zijn hier en daar plaatsen, waar 't beslist gevaarlijk voor ons is. Wij weten die plaatsen menigmaal niet, en wij stranden, als ons nog niet te juister tijd hulp en redding wordt ge bracht. 't Ongelukkigste is dat er bij die gevaarlijke punten op ons levens pad veelal geen bakens staan. Wij zouden dan kunnen zien welk gevaar ons te wachten stond. Die bakens, zoo noodig voor velen, voor hun, die de gevaren niet op hun duimpje kennen, ontbreken zoo menig maal. Maar en dit is voor de ou deren er zijn er ook zeer velen die de verschillende gevaren op hun levens pad wèl kennen. Anderen hebben hun op die gevaren gewezen, en al staan er geen bakens bij, toch kennen ze de gevaren heel goed. Weer anderen hebben gezien dat er waren, die op 't een of andere gevaarlijke punt van 't levens pad „strandden", en men mocht dus veronderstellen dat ze die gevaarlijke punten zouden kennen. Men mocht dus ook veronderstellen dat zij zich voor die gevaren zouden weten te hoeden. Maar.. Ook treft men werkelijk hier en daar bakens aan bij gevaarlijke punten en voor deze gevaren zou men zich dus zéker kunnen hoeden. Maar al weer: maar Trots die vele „strandingen", waarmede men bekend is, trots die bakens, welke men met z'n eigen oogen bij die punten kan zien, trots dit alles verongelukken nog velen onzer op die gevaarlijke plaatsen. De schuld hiervan kan en mag men echter niet anderen wijten, omdat 't geheel eigen schuld is, want men was bekend met die gevaren. Wij allen weten dat er vele zulke gevaarlijke punten op ons levenspad zijn. Ze met name aan te duiden, achten we niet noodig. Maar we hebben ook met nog zoovele andere gevaren te kampen. Met de volgende dichtregels van Cats eindmet spierwitte lippen sprak ze„Vader, ik kan morgen niet weg!" Zwyer wierp zijn kind een medelijdenden blik toe. „Wat zou het baten als je bleef? Je kan hem toch niet gaan zoeken. Als hij zich wederom in Farnigen vertoont, dan ben ik er toch; ik zal hem terstond naar hier halen. En hij aarzelde even en sprak toen verder, terwijl hij de oogen op Leni hield gevestigd „als hem een on geluk is overkomen, dan zou je hem toch niet weer levend kunnen maken." Leni bleef roerloos staan. Die gedachte was dus ook bij anderen opgekomen! De boerin was tot nu toe zwijgend bezig geweest; thans keerde ze zich naar haar man, en op een toon, die den spijker op den kop sloeg, viel ze bits uit: „Als hij flink is en achting voor zichzelf koestert, dan zal hij het hoofd boven water houden en toonen wat hij kan aan den boer van het Rüti-erf, die zijn dochter wil behoeden voor omgang met scherrie-morrie En blijkt het, dat hij een dronkaard is, dan is het jammer van eiken traan, dien je om hem schreit!" Leni ging naar het raam en tuurde langen tijd zwijgend op straat. De stilte van den nacht werd verbroken door beekjes die langs de huizen stroomden de dakgoten liepen over, en het schijnsel van de maan glinsterde in duizenden water druppels. Leni drukte het voorhoofd tegen de koele ruiten. Buiten loeide de wind, gierend en fluitend om hutten en huizen: een eentonig, zwaarmoedig lied. Nog altijd stond Leni voor het raam te schreien in doffe wanhoop. Na eenigen tijd liep de boerin op haar dochter toe. „Ga nu slapen! Morgen moet je er vroeg uit! Je maakt je maar overstuur met dat naar buiten kijken!" Kortaf klonken die woorden, maar haar krachtig, beslist optreden schonk haar moed en troost. Zwyer stond midden in het ver trek; hij reikte zijn kind de hand. wordt duidelijk gezegd welke gevaren we bedoelen Gij zie dan naarstig toe, en let op uwe zaken, Een schip, op 't droog gezeild, dat is een zeker baken, En 't is, naar mijn begrip, geen onvoorzichtig man, Die op eens anders feil de zijne toonen kan. Yeel menschen, lieve vriend ontgingen harde slageD, Indien zij met verstand op d'een en d'ander zagen Men zegge wat men wil, een voorbeeld toont zijn kracht, Wanneer men met verstand op zijne gronden acht. Daar is geen beter school, den kinders aan te wijzen, Daar is geen zachter tucht, den mannen aan te prijzeo, Dan dat men stéig bedenkt en vlijtig gadeslaat, Hetgeen een ander doet, en wat er uit ontstaat. Buitenland. Weer heeft zich iu het Oostenrijksche vorstenhuis eeu onaangename geschie denis voorgedaan. De keizer heeft den 33-jarigen ritmeester aartshertog Hen drik Ferdinand uit het huis van Tos- kane onbepaald verlof gegeven. De aartshertog had het land aan den dienst en had voortdurend zoo'n hevige ruzie met zijn meerderen, dat de keizer dezen maatregel heeft moeten nemen. Ten gevolge van hevigen sneeuwval zijn in Tirol vele telegraaflijnen ver nield. Hier en daar is het verkeer stop gezet. Koning George heeft kort voor het einde van de kroningsplechtigheid te Delhi aangekondigd, dat de zetel van de regeering van het keizerrijk Itidië van Calcutta naar Delhi zal worden overgebracht. Uit New-York wordt geschreven Naar aanleiding van de bekentenissen der gebroeders John en James Mc. Namera, in verband met den dynamiet- aanslag tegen het gebouw der Los An geles Times op 1 October 1910, geeft John Burns, de speurder, die de over tuigende bewijzen tegen deze vakbond despoten wist bijeen te brengen, een ,,'t Is duizend maal beter dat je gaat; in een nieuwe omgeving is het gemakkelijker te vergeten. Wat ik kan, zal ik voor je doen." Leni liet zich naar haar kamer brengen. Toen Leni den volgenden morgen met betraand gelaat met Zwyer door de Loch- dalen liep, naar het dicbtsbijzijnd station, waar ze afscheid van elkander namen, vertrok ze met de vertroostende gedachte, dat haar vader haar en Flori goed was gezind, en dat hij hen zou helpen, indien nog te helpen viel „Overal zal ik navraag naar hem doen; ik zal hem zien op te sporen," had Zwyer haar beloofd. Den eersten tijd, dat Leni in Welschland vertoefde, gingen de brieven naar en uit Farnigen bijna dagelijks heen en weer. „Is hij terug?" vroeg ze in eiken brief, waarop Zwyer ontkennend moest antwoorden. Er verliepen weken; het arme kind had nu alle hoop laten varen. Ze liet niets meer van zich hooren, zoodat haar moeder ang stig werd en eigenhandig een brief schreef, wat met de'grootste moeite en inspanning gepaard ging. Ze vroeg den boer waar Leni in huis was om inlichtingen, en vernam dat haar dochter het goed maaktewel had ze smalle wangen gekregen, misschien door het heimwee, waarmee alle jonge meisjes het in het begin te kwaad hadden, maar nooit uitte ze een klacht en zelf had hij alle reden om tevreden over haar te zijn. De boer en de boerin gevoelden zich gerust gesteld; beiden hoopten dat de tijd de wond zou genezen. Intusschen ging de boer voort met ijverige nasporingen te doen naar den verdwenen knecht. Geen hut, uren in den omtrek, of Zwyer had hier zelf navraag gedaan, of hij had er inlichtingen laten inwinnen. Alles tevergeefs. Weken en maanden verliepen, en toen bijna een jaar was verstreken gaf Zwyer het op; bij zichzelf moest hij be kennen dat hij eigenlijk blij was, dat al zijn pogingen op niets waren uitgeloopen. statistiek betreffende dynamietgewelde- narijen, welke tot nadenken dwingt. Dynamiet is in de V. St. gedurende de laatste zes jaren meer en meer aange wend om verzet te plegen tegen het toelaten der vrije mededinging, met betrekking tot verschillende groote werken, waarbij de vakbonden vergeefs hadden aangedrongen, door uitsluitende indienstneming hunner leden te worden bevoorrecht. John Burns' zorgvuldig bijgehouden statistiek wijst op niet minder dan 113 gevallen, waarbij vernielingen van wer ken van laatstbedoelden aard met behulp van genoemd ontploffingsmiddel werden op touw gezet, en in den regel ook ten uitvoer gelegd. In het eerst bleven deze aanslagen, waarvan vakbondleiders wor den verdacht of aangeklaagd, beperkt tot onderdeelen welke men bezig was fabriekmatig te vervaardigen. Nader hand, terwijl het aantal euveldaden toe nam, werden er blijkbaar vernielingen op groote schaal van de geheele onder nemingen, welke niet-leden van vak bonden in dienst gesteld hadden of hiervoor pleitten, door de aanstichters beoogd. Van de 113 aanslagen waren er niet minder dan 72 gericht tegen werken op het gebied der ijzer- of staalindustrie. In den regel werd bij deze geweldenarijen niet in het minst in acht genomen hoeveel menschenlevens en welk een groote waarde aan persoonlijke eigen dommen aan vernietiging werden bloot gesteld. Meermalen veroorzaakten de ontploffingen veel eerder schade aan de minder hechte gebouwen somtijds dichtbevolkte arbeiderswoningen welke zich in den omtrek bevonden, terwijl het onderhanden zijnde werk, waartegen de vakbonden waren inge nomen, in enkele gevallen zelfs vol komen ongedeerd bleef. Volgens Burns begonnen bovenal in het jaar 1908 de dynamietaanslagen het karakter van een schrikbewind aan te nemen. Het bureel voor nasporingen, waaraan Burns is verbonden, ontving aangiften, welke gedurende dat enkele jaar op niet minder dan twintig om vangrijke geweldenarijen wezen. Deze waren bedreven in allerlei stre ken van de groote republiek. Het euvel nam de geaardheid aan van geregelde oorlogvoering. Gedurende het jaar 1909 en tot aan den grooten aanslag te Peoria (Illinois) in September 1910 ontving Burn's firma, blijkens zijn aanteekeningen, aangiften betreffende 35 vernielingen van werken en eigendommen teweegbrengende ont Juist in dezen tijd keerde FJori Bennet naar Farnigen terug. „In de hut van Tschüli ligt iemand ziek," werd in Farnigen verteld. Praatjes versprei den zich snel in dorpen. Het nieuwtje ging van huis tot huis. Bij Zwyer werd er aan het middagmaal over gesproken tusschen de meiden en de knechts. Tschüli was een dokter gaan halen en teruggekomen met Hürlimann den veearts, dien ze juist op straat had ontmoet. Xander kon niet de zieke zijn, want die werkte op het oogenblik als daglooner bij Schaflihet moest dus de verdwenen Flori wezen. „Houdt op met dat gebazel," viel Zwyer uit tegen zijn volk, op ruwer toon dan gewoonlijk. Doch toen de maaltijd was afgeloopen, begaf hij zich terstond naar de hut van Tschüli; met tegenzin ondernam hij den tocht, maar hij wilde de belofte houden, die hij zijn kind had gedaan. „Daar is Zwyer!" riep Tschüli, die in gescheurde, havelooze kleeren naar de deur was geloopen, toen de boer had geklopt. Een vieze lucht sloeg tegen hem aan. Een oogenblik bekroop hem de lust om terug te keeren. Eerst nu besefte hij ten volle aan wat voor iemand zijn dochter zich wilde verslingeren. Hoe was het mogelijk dat hij er niet terstond met kracht een eind aan had gemaakt; een sterke vuist had het riet nog mogelijk kunnen breken. Doch plotse ling stond hem voor den geest de vlijtige knecht, die met zichzelf streed om zich los te maken van de zonden, die hem aan kleefden. Toen overwon Zwyer zijn tegenzin, en trad hij het duistere portaaltje binnen. „Waar is Flori?" vroeg hij op barschen toon aan de vrouw. Tschüli stond verbaasd dat de boer reeds van Flori's terugkeer had gehoord. „Hij is boven; op z'n kamer," stotterde ze. „Wijs me den weg, ik wil naar hem toe," hernam Zwyer op gebiedenden toon, die geen tegenspraak duldde. ploffingen, 3 andere mislukte pogingen hiertoe en 7 georganiseerde aanslagen ten einde werklieden in de lucht te laten vliegen. Nadat het gebouw der Los Angeles Times aan vernieling was prijsgegeven, volgde er nog een reeks gewelddaden van gelijksoortigen aard. Te Keulen is een groot zedenschan- daal aan het licht gekomen. Twaalf heeren van goeden huize zijn in hech tenis genomeD wegens strafbaren om gang met minderjarigen, van wie er enkelen nog school gingen. Het onder zoek zal zich nog verder uitstrekken. Een boerin van 52 jaar te Kleinkottorz heeft getracht hare 76-jarige moeder uit den weg te ruimen, met wie zij over een erfenis overhoop lag. Zij wachtte met een zwart gemaakt gezicht en als man verkleed hare moeder op, toen deze van het station terugkwam en trachtte haar de keel dicht te knijpen. Er schoten echter menschen te hulp, en de booze dochter werd gevat. De Portugeesche kust is de laatste dagen door een hevigen storm geteis terd. De haven van Porto ligt vol sche pen, die het booze weer er opgesloten houdt. De prijs der levensmiddelen stijgt. Dinsdag is er op den Douro een schip gezonken, waarbij twee menschen zijn omgekomen. De telefonische verbinding tusschen Oporto en Lissabon en de tele grafische verbindingen met Spanje zijn gestoord. Uit Lissabon wordt geseind, dat door de hevige stormen van den laatsten tijd in de stad Espinho, op eenige uren afstands van Oporto, 25 huizen door de zee zijn weggespoeld. De geheele stad moet bedreigd zijn. De woedende storm, die de laatste dagen de kusten van Bretagne gebeukt heeft, heeft de Bretonsche visschersvloot zwaar geteisterd. De.te Penmarch thuis- behoorende vloot is voor een deel ver woest; ook booten uit St. Nazaire zijn vergaan. De nog wilde zee spoelt overal wrakhout aan en er zijn tal van men schenlevens te betreuren. Volgens een telegram aan de Natio nal Zeitung uit Saloniki neemt de op winding in Albanië een ernstig karakter aan. De Malissoren zouden uit Italië 2000 mauser geweren gekregen hebben. Een iradé kondigt den staat van be leg af in Ichtil en Koeproeloe. Zwijgend keerde ze zich om en ging hem voor langs een trap, die meer op een ladder geleek. Tastend tegen de muren liep de boer achter haar aan in het donker. Eerst toen Tschüli een piepende deur open stiet, zag hij een schemerig licht en begaf hij zich in die richting. Hij trad een laag, schuin afgeschoten hok binnen. Een vierkant gat was aangebracht als raamde eene ruit was zeker nooit schoongemaakt en in de andere ontbrak het glas, dat vervangen was door gescheurd papier, zoodat de omgeving slechts met een flauw schijnsel werd verlicht. Ternauwernood kon Zwyer de armzalige meubels onderscheidende kast van worm stekig hout, die als dronken op twee pootea stond te waggelen; en de twee stoelen, waarvan de eene de leuning en de andere de zitting miste. Het ledikant had vroeger tot 'gezamenlijke legerstede gediend van Xander en Flori. Het hout was onbeschil derd en zag geelbruin van vuil en ouder dom. Uit de matras kwamen pruiken stroo te voorschijn. Het kussen was van wit en rood katoen geweest, doch nu was het zoo vies en zwart, dat het patroon geheel was verdwenen. In het kussen lag een hoofd gedoken met een blonden, woesten haar- los. De zieke bleef roerloos liggen; van tijd lot tijd stiet hij een kreunend geluid uit. De adem ging hortend op en neer. Zwyer had Flori herkend, doch toen Tschüli iets tegen haar zoon zei en de zieke zich plot seling oprichtte, terwijl de magere handen den wollen deken krampachtig grepen toen voer een schok door den boer heen. Een ingevallen gelaat staarde hem aan met vaalbleeke wangen; de lippen waren van de koorts opengesprongen en de rood-be- ioopen oogen glansden met roofgierigen, half-waanzinnigen blik. (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1911 | | pagina 5