Het
Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
Goudzoekers.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3117Woensdag ÏO Januari. 1912.
Und van
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
voor
In een vorig artikel hebben we aan
getoond van hoeveel nut 't zou zijn,
indien bij de gevaarlijkste plaatsen op
's menschen levenspad bakens stonden.
Men zou die gevaarlijke plaatsen dan
tenminste kunnen mijden. Wij weten
wel, dat er altijd nog menschen zouden
zijn, die er géén rekening mede hielden,
maar er zouden er óók zijn, die wel
degelijk rekening met die bakens zouden
houden. Voor dezen zouden die bakens
dan toch in ieder geval nuttig zijn. De
mensch staat op zijn levenspad aan
zooveel gevaren bloot, en deze allemaal
te kennen is bijna een onmogelijkheid.
De bakens zouden uie gevaren dan
aanwijzen. Men had dan slechts op die
bakens te letten. Zeker, we worden
ook nu wel op vele gevaren gewezen,
maar wie zou durven beweren van op
klle, of laten we maar zeggen op de
mééste gevaren'? Niemand! Want de
gevaren zijn vele, en zoo velerlei. Men
denke maar eens na, waartegen men
al niet te kampen heeft gehad of waar
tegen men misschien nog te kampen
zhl hebben.
Bij voorbeeld in uw zaken. We ver
onderstellen eens dat ge „ongelukkig"
in uw zaken zijt geweest. Maar was
't wel alleen 't ongeluk, dat deze ach
teruit deden gaan? Hadt ge er ook zelt
niet mede schuld aan? Ge naamt veel
te veel hooi op den vork, zoodat de
stok brak. Ook was uw tering niet in
overeenstemming met de nering, want
ge leefdet in figuurlijken zin ge
sproken op een te grooten voet.
Dan nogge vertrouwdet te veel op
de eerlijkheid uwer klanten. Ge lever-
det hen op crediet, zonder dat ge eenige
zekerheid ervoor hadt dat ge uwe ge
leverde goederen ook betaald zoudt
krijgen. Dit alles werkte uw ondergang
als zakenman in de hand. Maar grooten-
deels was die ondergang uw eigen
schuld. Er waren u genoeg voorbeelden
bekend van anderen, die 't gelijk als
u was gegaan. Ge wist dus dat 't ge
vaarlijk was zoo te doen en toch gingt
ge door op den eens ingeslagen weg.
Dat hadt ge niet moeten doen. Die
voorbeelden van anderen waren heel
Ieder heeft wel eens gelezen de verhalen
van Bret Harte over de goudzoekers in
Califomië, over de sagen die er verteld
worden van de verborgen goudmijnen, waar
steeds naar gezocht wordt en die nooit ge
vonden worden.
Er moet in het zoeken van goud een eigen
aardige bekoorlijkheid liggen, het heeft iets
avontuurlijks, iets romantisch. De goudzoe
ker is de „durvende," hij waagt zqn leven, hij
trekt de bergen in, die westelijk Amerika van
N. tot Z. doorsnijden en zoekt en graaft naar
het metaal zijner liefde, op bergtoppen en in
valleien, in beek en meren, in afgronden en
rotsspleten, daar waar nog geen mensch is
geweest, op gevaarlijke en ontoegankelijke
plaatsen, omringd door de woeste natuur en
door ontelbare gevaren spoort hij na en peilt
hij met onverflauwden ijver, met volharding
en doodsverachting om de gele korrels of de
oer met hoekige glinsterende klompjes te
vinden.
Honger en dorst kwellen hem, maar hij
vergeet het spoedig weder, de zon brandt hem
op het lichaam, de oogen zijn vermoeid van
het zoeken, de spieren der ledematen stijf
van het klimmen en dalen, van het graven
en wroeten, hij let er niet op, dat de zon
hem hare diensten weigert en ter ruste gaat.
Dan moet hij zijn arbeid staken en legt hij
het van goudkoorts verhitte hoofd neer en
rust een weinig, maar de rust is slechts
schijnbaar, benauwde droomen, wilde visi
oenen woelen hem door het brein, zijne
verbeelding toovert hem ongekende schatten
voor den geest, hij vindt goudlagen zoo rijk,
als nog nooit door een sterveling zijn ont
dekt.
Honderden en duizenden hebben op die
wijze hun geluk beproefd, hun eigendom
verlaten, hunne gezondheid opgeofferd, hun
leven verloren. Velen dier onversaagde goud-
duidelijke bakens voor u; die voorbeel
den waren voor u zoovele waarschu
wingen om een andere levens- en han
delswijze aan te nemen, maar ge sloegt
op die waarschuwingen geen acht, en
't gevolg hiervan was dat 't u ging
als die anderen.
Een ander voorbeeld. Wij herinneren
ons van vroeger een jong pereoon, die
in een groote stad woonde. Hy was
daar kantoorbediende op een groot kan
toor. Hij verdiende nog niet veel. Als
zijn hospita het haar toekomende had
ontvangen voor kamerhuur enz., dan
bleef er niet veel meer over van zijn
maandelijksch salaris. Maar hij had zijn
vrienden en zijn club, en hij meende
te moeten meedoen, 's Avonds gingen
ze samen uit, „naar de club", en dan
werd er gedronken en gespeeld.
Dit was meer dan hij kon doen van
zijn salaris. Hij kon 't wel „uitzingen"
om er zoo nu en dan eens wat pleizier
van te nemen, maar voor dat geregelde
uitgaan was zijn beurs niet zwaar genoeg.
Maar was 't hierbij nog maar gebleven
Dan zou 't misschien nog niet zóó met
hem zijn geloopen. Als ze 's avonds in
hun club vertoefden, dan kwam menig
maal, als 't wat later werd en als 't er
heel gezellig was, de wijn op tafel.
Dan geraakten de hoofden langzamer
hand verhit en met „hem" was dit
toch spoedig het geval. Dan bleef't ook
niet bij 't onschuldige spelletje kaart,
integendeel, dan werd er soms grof
gespeeld. Dat was zijn ongeluk. Zijn
zinnen niet meer meester zijnde, speelde
hij om grootere sommen dan hij kon
betalen, want natuurlijk, hij verloor
bijna steeds; zijn kansen berekenen,
zooals men dat nuchter zijnde doet, kon
hij niet meer; vandaar steeds zijn verlies.
Zijn schulden werden steeds grooter,
en toen zijn schuldeischers deze einde
lijk betaald wilden hebben, was 't hem
onmogelijk ze te voldoen. Eerst ver
zochten ze hem, later begonnen ze te
dreigen. Toen op een keer zag hij op
zijn kantoor de kans schoon om een
bedrag aan geld te verduisteren, groot
genoeg om al zijn schulden te voldoen.
Hij meende dat, als de verduistering
hl aan 't licht kwam, de verdenking
toch niet op hem zou vallen, 't Kwam
echter anders uit. Al spoedig werd het
zoekers zijn waanzinnig geworden en in
menig gesticht treft men nu nog mannen
aan, die u vertellen van fafelachtige mijnen
en goudlagen die alleen aan hen bekend
zijn en die zij terug zouden vinden als ze
slechts middelen hadden.
Er zijn veel verhalen en sagen van die
verloren mijnen in omloop. Waarschijnlijk
de beroemdste van al die legenden is „the
home of Gold", eene traditie van de Asteken
op de Indianen overgegaan en zoodoende
van de Spanjaarden tot ons gekomen is.
Deze zoozeer gewenschte plaats is een prach
tige vallei ergens in het Zuid-Westen van
Nieuw-Mexico in de Sierra Madere, tien
acres in uitgestrektheid en omringd door
hemelhooge rotsmuren, die loodrecht in de
vallei afdalen.
De toegang tot dit dal is geheim en er
heerscht een eeuwigdurende zomer, terwijl
duizenden tropische vogels hunne prachtig
gekleurde vleugels over de zuidelijke hoo
rnen en planten wuiven.
Dwars door de vallei loopt een laag zuiver
geel goud, dertig voet breed, dat in het zon
licht schittert met verblindende pracht. Een
heldere waterstroom vloeit kabbelend over
deze goudlaag evenals andere stroomen over
gewone rotssteenen. De Spaansche legende
zegt dat deze laag zich tot het middelpunt
van de aarde uitstrekt en dat het goud
daar blijven zal totdat Montezuma uitzijn
graf opstaat om zijne nakomelingen te ver
lossen uit de overheersching van den koning
der veroveraards. Zij noemden de plaats
„Madre d'Oro" en gelooven dat hier van
daan de schatten van Montezuma zijn ge
komen.
Jaren geleden was er een man, José
Alvaray genaamd, die evenals zoovele andere
de Sierra Madere doorkruiste om „the home
of Gold" te vinden en toen hij eens op de
eenzaamste plaats in het hart van het ge
bergte omdoolde, zag hij plotseling diep
onder zich het schitterende dal, waarnaar
hij zoo lang had gewenscht. Hij kon niet
in dit paradijs afdalen zonder een zekeren
dood te vinden, want de rotsmuren die het
omgaven waren honderden voeten hoog en
tekort ontdekt en 't vermoeden viel
op hem, want men was bekend met
z'n levenswijze en men wist dat hij
van zijn salaris niet zoo ruim kon leven
't slot van alles was dat hij eindelijk
bekende en dat hij tot eenige maanden
gevangenisstraf veroordeeld werd. Weg
was z'n toekomst! Toch was dit alles
grootendeels zijn eigen schuld. Men
kan zeggen dat hij niet toerekenbaar
was, als bij met zijn door overvloedig
wijngebruik verhit hoofd zoo grof speelde,
en wij stemmen dit toe, maar waarom
dan een volgenden maal weer mede-
gegaan met zijn vrienden om te drin
ken Hij kon vermoeden dat hij weer
voor 't zelfde kwam te staan als den
vorigen keer. En dan die geldverduiste-
ring! Er waren toch zooveel personen
vóór hem geweest, die 't gelijk was
gegaan als hem; hij was met die ge
vallen wel bekend. En toch Hij
deed, wat anderen vóór hem gedaan
haddenhij wist dat 't met dezen ver
keerd was afgeloopen, en toch ging hij
door op dien verkeerden weg. Die ver
schillende gevallen vóór hem, waren
voor hem toch zoovele bakens, zoovele
waarschuwingen om terug te keeren
op zijn schreden.
Hnltenland.
De toestand van den te Berlijn door
den bankbeambte Friehe overvallen
kantoorlooper Klein is minder goed
geworden; de hals is door de pogingen
tot wurging sterk gezwollen; de artsen
vreesden zelfs voor blijvende gevolgen.
Den in hechtenis genomen Friehe
heeft men Vrijdag met zijn verloofde
en zijn moeder geconfronteerd. Toen hij
beiden zag, was Friehe als gebroken en
weende hij. Het waren vermogende
lieden, die hem gemakkelijk uit zijn
geldverlegenheid hadden kunnenhelpen.
Friehe geeft toe, dat hij met de bijl
den kantoorlooper onschadelijk had
willen maken; ook een scheermes had
hij voor alle gevallen bij zich gestoken,
benevens een inmaakflesch tot het op
vangen van het bloed van zijn slacht
offer, en benzine en zavel tot het weg
maken van mogelijke bloedvlekken op
zijn kleederen. Hij had den overval dus
wel met zeer voorbedachten rade ge
pleegd.
In een nader bericht lezen wij, dat
de benzine en de zwavel tot blijkbaar
nadat hij langen tijd gezocht had naar een
plaats om de gouden vallei binnen te gaan,
moest hij zijne pogingen opgeven.
Hij vond een Indianen-stam dicht in de
buurt en sloot zich bij dezen aan, in de
hoop misschien iets van hen te vernemen
omtrent de geheimzinnige vallei.
Nadat hij geruimen tijd in hun midden
had geleefd en een lid van den stam was
geworden, huwde hij de dochter van het
opperhoofd en van haar vernam hij, dat zij
bekend was, met den geheimen ingang van
de „Madre d'Oro", ofschoon het tot heden bij
de Indianen een raadsel gebleven is hoe deze
vrouw tot de kennis kwam van hetgeen al
leen aan de oudste mannen bekend was.
José wrong zich door de nauwe opening en
kwam in het „dal van Goud". Hij viel op
zijn knieën en voelde met de handen in het
edele metaal, in zijn hebzuchtigen waanzin
laadde hij zijn zakken vol en overal waar
een plaats was te vinden borg hij de gele
stukken, totdat hij bijna het gewicht niet
meer kon meeslepen. De opening was te
nauw voor zijn met goud gevulde kleederen
en in zijne pogingen werd hij ontdekt door
den Indiaan die de opening bewaakte.
Hij werd ter dood gebracht in de goud
vallei met al de ,gruwelijke ceremoniën van
den ouden Asteken-godsdienst en de dochter
van het opperhoofd, wetende wat haar te
wachten stond voor haar verraad, wierp zich
boven van de rotsen in de vallei, waar haar
bloed zich mengde met dat van haar onge-
lukkigen echtgenoot.
Even beroemd als de legende van de
„Home of Gold" maar iets minder roman
tisch getint is het verhaal van de „Lost
Cabin Mine" op de grenzen van Montana
en Wyoming.
Een aantal menschen hebben hun leven
verloren om dezen rijkdom terug te vinden,
eenigen zijn aan of nabij het doel geweest en
verloren hun verstand. De mijn is ont
dekt weder ontdekt en weer verloren,
een half dozijn malen en tot heden toe is het
een even groot geheim als het ooit te voren
is geweest.
De man, die het eerst de mijn ontdekte
nog minder onschuldige doeleinden
schenen te moeten dienen. In de groote
inmaakflesch bevonden zich n.l. twee,
elk met 1 liter benzine gevHlde flesschen.
Friehe zou na het plegen van den daad
voornemens zijn geweest daarin de zwa
velstank te steken, om deze voor hei
uitstappen aan te steken. De huurauto
zou dan in de lucht gevlogen en de
ontploffing zóó sterk geweest zijn, dat
men niet meer had kunnen zien, of
Klein vooraf vermoord was geworden.
Aan het bericht wordt echter toege-
gevoegd, dat het de vraag is, of de
politie wel ooit de afdoende bewijzen
voor dit phantastische plan in handen
zal krijgen.
Uit allerlei deelen van Duitschland
worden sneeuwstormen, hagelbuien,
vorst en overstroomingen gemeld.
Te Berlijn had het Maandag sedert
Zaterdagavond aan een stuk door ge
sneeuwd.
Een telegram uit Trier meldt, dat de
Moezel sterk gezwollen is. De scheep
vaart en de veerdiensten zijn gestaakt.
De Lahn is in het Westenwoud buiten
hare oevers getreden en heeft vele kel
ders vol doen loopen.
Uit Munchen-Gladbach komt bericht
van storm, hagel en sneeuw. In den
nacht van Zaterdag op Zondag is daar
34 m.M. neerslag gevallen.
In het Wera-dal is het telefonische
en telegrafische verkeer door sneeuw-
storven ontwricht.
In de laatste dagen zijn ook onder
de zwervers te Leipzig dergelijke ge
vallen van vergiftiging voorgekomen
als te Berlijn. Uit de twee tehuizen
voor dakloozen te Leipzig zijn drie man
naar het ziekenhuis overgebracht, van
wie er een al bezweken is. Bij de sectie
vond men in zijn maag overblijfselen
van methyl-alcohol, die naar de meening
van de dokters den dood veroorzaakt
heeft. De twee andere zwervers liggen
ernstig ziek.
In verschillende tapperijen is nu
sterke drank van verdachte samenstel
ling in beslag genomen. Het gemeente
bestuur van Leipzig heeft tegelijkertijd
een waarschuwing tegen het gebruik
en het tappen van goedkoope jenever
soorten verspreid.
Uit Milaan wordt geseind, dat een
bergafschuiving in de gemeente Peri-
naldo ontzaglijke schade aangericht
heeft. Er zijn 30 huizen bedolven. Ook
en de Cabin bouwde was Allen Hurlburt,
een Californische „stampeder" uit den tijd
van 1849. (Een „stampeder" is iemand, die
zich verwijderd feeeft met minder mooie
antecedenten, een sehurk die beenen moet
maken.)
Hurlburt was een goed gezeten burger
van Janesville Wisconsin totdat hem in
1849 de goudkoorts overviel, zooals duizen
den anderen, en hij naar de kust trok in
de hoop in een paar dagen een fortuin aan
goud te vinden waarmede hij bij zijn terug
komst zijne vrienden en geburen kon ver
bazen en verblinden. Na een aantal staten
en territoires te hebben doorkruist en afge
zocht, na al zijn geld te hebben verreisd en
nog geen goud te hebben gevonden, ont
moette hij een paar even arme avonturiers
als hij zelf, Jones en Cox, en het drietal
slaagde er in een mand provisie, eenige
goede paarden en gereedschap voor het
delven van goud bij elkander te krijgen.
Zij gingen op weg naar de Oostelijke
hellingen van de Rocky Mountains en
kwamen na een moeilijken tocht vol ont
beringen en gevaren aan de Yellow Stone,
ongeveer bij den oorsprong van de Missouri.
Hier werd een vlot gebouwd waarmede ze
de Big Hom-rivier bereikten, tot zij een
punt vonden, geschikt om een kamp op te
slaan. Dit was destijds een van de wildste
en gevaarlijkste streken van het verre westen,
de geographische gesteldheid van het land
was onbekend, geen kaart, geen plan, geen
aanwijzing bestond er waarop de onversaagde
goudzoekers eenige inlichtingen konden ont
vangen. De Indianen waren de meesters van
de uitgestrekte bergen en valleien, en de
avonturiers hadden dus slechts een onbe
paald idee van de plaats waar zij zich
eigenlijk bevonden.
Van uit hun kamp begonnen ze hunne
onderzoekingstochten in de bergen en von
den wat de goudzoekers noemen een goede
„pay", dat wil zeggen een aardsoort en
grondslag die aanwijst dat er goud in de
buurt is. Hoe verder ze hun nasporingen
voortzetten des te meer zekerheid kregen
zij, dat daar niet ver vandaan veel goud
verscheidene dorpen in de buurt worden
bedreigd.
We hebben eenigen tijd geleden mede
gedeeld, dat men van Engeland uit een
wissel gezonden had aan Védrines, groot
25,000 franken. Dat was de hem toe
komende prijs, gewonnen bij de Engol-
sche rondvlucht.
Védrines heeft dien wissel nooit ont
vangen en liet een onderzoek instellen.
Nu is gebleken dat Védrines de ge
broeders Borel gemachtigd had den he-
wusten wissel te inkasseeren, wat zij
dan ook gedaan hebben.
't Zal den vlieger door 't hoofd gegaan
zijn.
Uit Sofia wordt aan de National Zei-
tung geseind, dat men daar in het
koninklijk paleis diefstallen op groote
schaal heeft ontdekt, zonder de dieven
op het spoor te kunnen komen. Ver
scheidene kostbare erfstukken van het
koninklijk huis, waaronder vele, die
afkomstig waren van de moeder des
konings, prinses Clementine, zijn o. a.
door de dieven medegenomen.
De Norddeutsche Allgemeine Ztg.
schrijft naar aanleiding van de deze
week plaatsvindende verkiezingen voor
den Duitschen rijksdag o. a.: Hoewel
de sociaal-democratische partij wel eens
uit haar toestand van voortdurende
negatie is uitgekomen, is zij in de ver
vulling van alle eischen voor de be
veiliging van de weerbaarheid van ons
vaderland, waarvoor ook de volgende
rijksdag waarschijnlijk reeds spoedig zal
moeten inspringen, geheel tekortgescho
ten. Hoe ook voor 't overige tusschen de
burgerlijke partijen de tegenstellingen
tot uiting mogen komen, zoo blijft toch
één ding bestaanNoch bij de eerste
verkiezingen noch bij de herstemmingen
zal in dezen ernstigen tijd een voorde
toekomst van zijn vaderland bezorgd
man zijn stem op de sociaal-democraten
kunnen uitbrengen.
De Neue Gesellschafts Korrespondenz
bericht onder den titel „Een herstem
mingsleus der regeering?" In politieke
kringen neemt men aan dat indien er
na de verkiezing gevaar zou ontstaan,
dat de sociaal-democraten in den nieu
wen rijksdag een al te grooten invloed
krijgen, de regeering er waarschijnlijk
wel toe zou kunnen besluiten in den
een of anderen vorm een beroep op het
land te doen. Men meent, dat de regee
ring in dit geval de opening van den
landdag, die op den 15den Januari, dus
moest te vinden zijn en eindelijk vonden
zij ook in een bergpas een laag aarde, die
zooveel van het edele metaal bevatte dat
iedere schop die ze uit den grond groeven
een beurs vol goud waard was. De drie
mannen togen aan 't werk, zij leidden een
kleine beek door den rijken grond en dam
den op afstanden kleine hoogten af, waar
het zand door het stroomende water wordt
overheen gevoerd en het goud als zooveel
zwaarder zinkt en achterblijft.
De grond was zoo wondervol rijk aan
goud dat zij iederen dag voor 300 dollars
zuiver metaal konden verzamelen. Toen
kwam de herfst met sneeuw en de winter
met vorst, hun kleine waterleiding 7roor
dicht en het werk moest tijdelijk worden
gestaakt. Dit was de tijd aangewezen om
een hut te bouwen met een paar stallen
voor hunne paarden; een en ander werd
omgeven met een palisadeering zooals de
ouderwetsche pioniers dat gewoon waren
te doen; de goudzoekers gingen op jacht in
de bergen en schoten in korten tijd genoeg
wild voor levensbehoefte gedurende den
wintertijd.
Zoodra het zachte weder in het voorjaar
kwam, waren de drie mannen weder aan
het werk om zooveel goud te verzamelen
als mogelijk was en dan als millionairs den
terugtocht in de richting van het oosten
aan te nemen.
Op een ongelukkigen dag toen Hurlburt
bezig was een middagmaal klaar te maken
en zijne beide metgezellen aan den arbeid
waren, sloop een bende Indianen naderbij
en overviel de goudwasschers Cox en Jones.
Zij werden gedood en gescalpeerd en Hurl
burt had maar even den tijd om een zak
zuiver goud op te nemen, en hiermede
rende hij de hut uit in het dichte bosch,
zonder er aan te denken een landmerk of
herkenningsteeken te zetten, waaraan hij
later de plaats kon terug vinden.
De hut werd natuurlijk door de Indianen
geplunderd en- de paarden weggevoerd.
Na een uiterst moeilijken tocht van vele
lange dagen en nachten door de bergen en
later over de wijde prairie, landde Hurlburt