(SL el Land van Keusden en Altena, de Langstraat en de Boinmelerwaard. Een jacht over den Oceaan. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3122. Zaterdag 27 Januari, Een Winterklacht. FEUILLETON. *-ag^§ggr "W/ÊT tlNËilk LAND VAN ALTENi* VOOB Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 1912. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. 't Is winter en bar koud. Een scherpe wind waait uit het oosten, die ons onze neus en ooren pijnlijk maakt als we buiten zijn.. Maar wat deert ons die koude! Wij hebben een gezellig en warm thuis, die ons de koude buitens- huis doet vergeten. En als we toch buiten moeten zijn, dan beschutten onze warme kleeren ons wel tegen de koude. Neen, de winter is niet erg voor ons. Integendeel, wij houden van den winter. Als de wateren met dikke ijsvloeren bedekt zijn, hoe heerlijk is 't dan de voeten met schaatsen te vleugelen en over de gladde banen te slieren! Wij zijn blijde met dien ouden, grijzen vorst Winter, al zijn ook zijn armen en al is hij ook in al zijn doen koud en kil Maar er zijn anderen, menschen voor wien de winter geen vriend is. We be doelen de armen. Hoevelen zijn er niet, die de winter met angst in 't hart zullen hebben zien naderen! Honderden, misschien duizenden wel. Geen geld, geen brandstof, geen levensmiddelen, geen werk ook en dan de winter komende, waarin gestookt moet worden om 't wafm in huis t© krijgen, waarin een dikke snede brood vaak noodig is. Doch niets, niets van dat alles En waar nog wel iets van dat hoog noodige voorhanden is, ook daar is 't nog treurig gesteld, omdat met 't weinige gewoekerd moet worden, want de winter kan zoo lang duren De winter is geen vriend der armen, neen Hij doet gebrek ontstaan in vele wonin gen, er wordt armoede geleden, honger en nog zooveel meer. Zoo is de winter. Hij is de vriend van den één, omdat hij aan dezen ge not en vermaak schenkt, maar hij is de vijand van den ander, omdat hij aan dezen een kommervol bestaan geeft, een bestaan gedurende vele weken, waarin gebrek en armoede geleden wordt. Gij allen zult wel huisgezinnen in uwe omgeving kennen, waar de armoede met den winter zijn intrede doet in de woningen. Met medelijden met die arme schepselen zal uw hart zeer zeker ver vuld zijn, want zulk armoê-lijden kan uw oog niet aanschouwen, zonder dat uw hart er door getroffen wordt. Ge weet dat 't niet eigen schuld bij die arme menschen is dat ze aan alles ge- ARTHUR GRIFFITH. (5 Wat moest ik er van denken? Het als ernBt opnemen? In boeken had ik van de valstrikken gelezen, die den ontzaglijken rijkdom worden gespannen, maar nooit had ik van zulke gevaren gedroomd zooals ze mij thans bedreigden, als ik ten minste aan het vreemdsoortig verhaal van dien man geloof moest schenken. Maar ik had nog een andere en veel aan genamer zaak te beslechten, en dat was Frieda Fairholme een bezoek te brengen. Daarom begaf ik me op weg naar het park, waar ik hoopte haar te zullen ontmoeten. Toen ik Piccadilly doorkwam, riep iemand me aan, en me omkeerend, zag ik een mij bekend heer, Lawford genaamd. Dezen Lawford had ik op een der West-Indische eilanden, toen ik van gouvernementswege daar was gedetacheerd, leeren kennen. Op de thuisreis hadden we elkaar aan boord van den stoomer weer aangetroffen, en ik had nogal omgang met hem gehad. Destijds was hij weer op de terugreis naar Engeland, waar hij zichzelf en alle andere menschen, mij natuurlijk inbegrepen, rijk wilde maken. De man was, ik moet het bekennen, zeer amusant, want hij had grootsche plannen en stelde een onbegrensbaar vertrouwen in zichzelf en in de domheid van het Engelsch publiek. „Ja, ik zal ze danig in de luren leggen, en me dan met den buit uit de voeten brek hebbenge weet dat 't niet hun schuld is, zooals 't bij vele anderen wél het geval is, dat zij geen brood, geen brandstof kunnen koopen en dat zjj zich niet goed en warm kunnen kleeden. In den zomer wordt er gewerkt, om zooveel mogelijk te verdienen, maar och, de verdienste van sommigen dier onge lukkige menschen is zoo klein dat ze er zich in den zomer nauwelijks van kunnen reddenom iets van de ver diensten weg te leggen voor den koihen- den winter, daar is geen denken aan. Zoo sleept zich een menschenleven voort van vele ongelukkigen. Voor u, voor wien de winter niet zoo ernstig in zijne gevolgen is, voor u, wien de winter een welkome vriend is, voor u allen ligt een edel werk gereed om mee te beginnen. Waarin dit werk bestaat? We zullen 't u zeggen. Is er iets denkbaar, dat den mensch meer voldoening verschaft dan anderen te helpen en te steunen, als zij hulp en steün noodig hebben Neen, nietwaar? Welnu dan, voelt ge u, als ge daartoe in staat zijt, dan niet ge roepen en gedwongen hun uw hulpen steun te verleenen? Wij twijfelen er niet aan of ge zult het uw 'plicht reke nen zulks te doen. Uw plicht, zeggen we. Want ieder mensch moet, als hij kan, zijn medemenschen zooveel helpen en steunen als in zijn vermogeu is. Dit is 's menschen eerste plicht. Wij moeten onze naaste liefhebben als ouszelven, is er geschreven, en als wij hiermede instemmen, mogen wij dan onze mede- meosclien in den winter, in den kouden barren winter, van gebrek byna laten omkomen Maar, helaas, al wordt er veel gedaan om 't lot van die arme, ongelukkige menschen iets dragelijker te maken, al wordt er veel gedaan om hun bestaan een mensch waardig bestaan te doen zijn, er wordt toch nog veel te weinig gedaan. Dit komt voor een groot deel hierdoor dat velen niet weten, of liever: dat velen er niet aan denken dat er menschen zijn die aan veel ge brek hebben, 't Is treurig, dat zij hierop opmerkzaam gemaakt moeten worden, 't is treurig dat zij aan hun winter- plicht, die zij als mensch te vervullen hebben, herinnerd moeten worden, maar 't moet omdat er hier en daar dringend hulp noodig zal zijn. Wij hopen dat dit schrijven niet te- vergeefsch zal zijn geweest, want wer kelijk, er moet iets gedaan worden, meer dan tot nog toe gedaan is. En hoe heerlijk zal 't voor uzelven zijn, als ge weet, dat ge met uw hulp en steun anderen een weinig gelukkiger hebt gemaakt. Er is geen edeler taak hier op aarde denkbaar, maar ook geen taak, waarvan gij zeil meer voldoening zult hebben. lt ui ten land. maken," sprak hij. „Je zoudt goeddoen, kapitein, je met mij te associeeren. Je zoudt een zien hoe rijk je werdt. Ik kan dispon- neeren over vijf-en-zeventigduizend aren land waarin schatten liggen aan goud. Het grootste gedeelte ervan behoort mij, Rufus Lawford, maar ik laat het niet los, tenzij de kapitalisten diep in de beurs tasten, en dat zullen ze doen, als ze mijn prospectus lezen en mijn gladde tong hooren spreken." Intusschen had Lawford het toch niet zoo gemakkelijk gevonden, de eenvoudigen in de City te verschalken, en in de maanden, volgende op zijn komst, was het hem nu eens goed, dan slecht gegaan, en als ik hem tegenkwam, was hij dln eens piekfijn dün als een straatveger uitgedost. Dikwijls was hij juist op het punt een kolossale trans actie te sluiten, dan weer aan de schrikke- lijkste wanhoop ten prooi, en leende hij een goudstuk „op afrekening" van het groot vermogen, dat hij den een of anderen dag mij hoopte op te dringen. Oogenschijnlijk spon hij niet veel zijde bij zijn ondernemen, maar hij verkeerde toch altijd nog in kringen die bij definan- ciëele wereld gezien waren, waar man tegen man staat en openlijke afzetting min of meer schering en inslag is. Hem in het Westland te ontmoeten, ver raste me eenig8zins, en ik zei hem zulks ook, toen hij me met een nieuwsblad in de hand inhaalde. „Och wat zou 'tIk gun me een rustdag de lieden in de City willen niet bijten, en zoo dacht ik, in het park wat frissche lucht te scheppen. Ik was er wel niet op verdacht u te ontmoeten," zei hij, en het was een voorbedachte leugen, want later werd het me duidelijk, dat hij juist met de bedoeling om mij te treffen, dien weg had genomen. „Ik heb uw naam in de couranten gelezen, ten minste, ik geloof dat u ermee bedoeld Omtrent de herstemmingen voor den Rijksdag werd Donderdag uit Berlijn gemeld Hedenavond zijn de beslissingen be kend geworden van de laatste 33 her stemmingen, die nog moesten plaats vinden. Daarbij zijn aan het zwart-blauwe blok nog zwaardere slagen toegebracht dan bij de tweede herstemming. De verrassende uitkomst is, dat de linker zijde met de wilde liberalen op een meerderheid van ongeveer 10 stemmen rekenen kan. De socialisten hebben het kolossale getal van 110 zetels bereikt. Waar de rechterzijde heden de flauw ste kans had geslagen te worden, werd zij geslagen. Van de 16 districten, waarin zij met leden der linkerzijde in her stemming kwam, gelukte het haar slechts 3 te veroveren. De meest optimistische verwachtingen der linkerzijde zijn daar door overtroffen. De conservatieven zagen zich, bij al het verlies dat zij reeds geleden hadden, nog 5 zetels ontglippen. Slechts één enkele konden zij handhaven. Hun aan tal, dat in den ouden Rijksdag 59 be droeg, is dus tot 42 geslonken. De vrije conservatieven zagen zich hedenavond ook nog 2 zetels ontglippen, maar wonnen er 1 of 2 op andere groe pen der rechterzijde terug, en hebben aldus 13 of 14 van de 25 zetels gered, die zij in den vorigen Rijksdag bezaten. Het centrum ondervond teleurstel lingen in het industriegebied in het Westen en komt, na een verlies van 10 zetels, met 98 leden terug. Betrekkelijk weinig hebben de Polen geleden, die van de 20 districten die zij bezeten hebben, er 18 of 19 hebben kunnen handhaven. De vrijzinnigen komen met ongeveer 42 man, met een verlies dus van 7, terug. Een groot verlies leden de nationaal- liberalen, die 44 zetels behouden heb ben, tegenover de 51, die zij bezaten. Daarbij zijn de wilde liberalen een 4 of 5-tal vooruitgegaan, zoodat het ver lies van de liberale groepen in hun geheei niet te vergelijken is met het verlies, dat door de rechterzijde geleden is. De sociaal-democraten wonnen heden is. De heele geschiedenis staat erin vermeld. Een mooi fortuintje, mijn jonge vriend. Ik wensch u geluk I" Mijn dankbetuiging klonk misschien niet al te warm, maar de man viel me lastig, en ik vermoedde, dat zijn nadering de eerste aanval was op mijn pas verkregen millioenen. „Dat ik u getroffen heb, kapitein Wood, is me bizonder aangenaam, want ik ben misschien in staat, u met een raadgeving te dienen. U zult van alle kanten worden aangevallen. Kapitalisten zijn het natuurlijk wild der oprichters van maatschappijen. Die lui moet u maar ver uit den weg gaan, je kunt niet gelooven wat een massa schurken er in de wereld zijn. Vertrouw er maar geen enkelen, man. Als u in een moeilijk geval mocht verkeeren, of een paar duizend pond om mee te speculeeren over hebt, kom dan bij mij. U van dienst te kunnen zijn, ware me een bizonder genoegen want ik heb Mr. Mc. Faught persoonlijk goed gekend." „O ja? Vertel me dan toch eens wat van hem," verzocht ik, want ik was ver langend, iets van den man te hooren, wiens vermogen mij op zoo zeldzame wijs was ten deel gevallen. „Ja, ja, den ouden Mr. Mc. Faught heb ik gekend, dat zal waar zijn zeer goed, zaken heb ik ook met hem gedaan, maar niet zooveel als ik graag gewild had. Had ik staat op hem kunnen maken, ik zou nu baden in het goud. Maar men moest vóór hem, niet tegen hem zijn. Sommigen heeft hij op het paard gebeurd maar meer nog heeft hij naar de maan geholpen. Je behoeft er je geen steek van aan te trekken, of hij zijn dollars gestolen heeft. Je zult wel vasthouden, wat hij bijeen geschraapt heeft." Mijn lachen klonk wel wat gemaakt; maar wie was eigenlyk die Lawford, en wat kon dan ook nog 8 nieuwe zetels, terwijl zij 3 van hun oude verloren. Het schijnbaar zoo vernuftige plan der regeering om door een verdeeling van de herstemmingen over verschil lende dagen het succes der socialisten tegen te werken, heeft de omgekeerde uitwerking gehad. Nog consequenter dan op den tweeden herstemmingsdag zijn heden de nationaal-liberalen, nu zij wisten, dat het om de paai zetels ging, welke over de meerderheid beslisten, voor de socialisten opgekomen en de rechterzijde heeft op haar beurt de burgerlijke linkerzijde even standvastig in den steek gelaten. Zoo heeft het kunnen gebeuren, dat de sociaal-demo craten in ruim de helft van de her stemmingen, waarin zij deel namen, overwonnen hebben. Zij beschikken nu over meer dan tweemaal zooveel zetels als in den ouden Rijksdag, toen deze ontbonden werd, en over meer dan twee en een half maal zooveel als na de blok-verkiezingen in 1907. Het valt moeilijk bij de vage kleur van vele der zoogenaamde wilden nauw keurig de verhouding aan te geven van de beide vleugels van den Rijksdag, maar men mag de linkerzijde gerust 204 zetels toekennen. Daaronder zijn gerekt nd: 2 leden van den Beierschen en 2 leden van den Duitschen boeren bond, 2 liberale Lotharingers en 1 Deen. Als een van de grootste successen der socialisten beschouwt men het, dat zij zich te Dusseldorf tegen het centrum gehandhaafd hebben. Het centrum had voor het behoud van dit district ge vochten als voor de verdediging van Keulen. Het heeft echter met eenige honderden stemmen het onderspit ge dolven. Opmerkelijk is ook, dat de koninklijke residentie Potsdam door de socialisten met groote meerderheid op de conservatieven veroverd is. Deze uitslag was echter te voorzien. In Span- dau, do grootste stad van dit district, moet de deelneming van de kiezers 95 pCt. hebben bedragen. Zoo fel is de strijd geweest. De Deutsche Tageszeitung bevat het volgende verhaal: Woensdagavond ver toefde een infanterieofficier gedurende een half uur in de loods van den mili tairen spoorweg van Berlijn naar Jüten- borg. De officier, die er door zijn donkere gelaatskleur als een vreemdeling uitzag, vroeg den schildwacht van de loods naar verschillende dienstzaken, las en kele stukken, die hij vond, door en vroeg op nadrukkelijke wijze waar gedurende den nacht de lastgevingen van de mi litaire overheid betreffende den mili tairen spoorwegdienst bewaard werden. De officier vertrok langs een landweg het mij ook schelen wat hij me voorzwen- delde? „Gaat u spoedig het beloofde land binnen, kapitein Wood? Dan zou ik u aanraden, mij mee te nemen, want een speurder zult u wel noodig hebben, en een gladderen dan ik vindt u niet licht." „U is wel vriendelijk en ik zal er eens over denken, maar ik twijfel of ik wel gauw zal oversteken. Wij waren de deur van mijn club ge naderd en ik gaf hem te verstaan dat men mij daar verwachtte. „Nu goeden avond," zei hij. „Als je, wat den overtocht betreft, van gedachten mocht veranderen, dan hoor ik het wel. Tot ziens 1" Ik begaf mij echter niet in de club, maar bleef leunen tegen het hek van Rottenrow, in de zoete hoop en verwachting, dat Frieda me zien zou en ik gelegenheid hebben mocht, een woordje met haar te wisselen. Maar ik wachtte en wachtte, ze kwam niet, zoodat ik teleurgesteld en verdrietig het Park verliet, me naar huis spoedde, om me te kleeden voor het diner. Juist toen ik den sleutel in de huisdeur zou steken, gleed een schaduw langs me, een slecht gekleed persoon, schijnbaar een van die armoedige wezens, zooals er dikwijls in de straten rondslenteren, en die naar een gelegenheid omzien om een dubbeltje te verdienen. De man maakte voor het oogenblik geen indruk op me; later echter kwam hij me in de gedachte, als de eerste schakel eener keten van eigenaardige gebeurtenissen, die voor mij op til waren. IV. Pas was ik thuis, of Savory overhandigde me een brief van Lawford, waarin hij schreef: „Toen ik in Piccadilly van u wegging, ontmoette ik eenige vrienden, die zeer ver in de richting van Jütenborg. Gelijk met hem verliet de schildwacht de loods. Toen hij na 3 uur terugkwam, vond hij de loods opengebroken. Uit alles bleek, dat men de stukken doorsnuffeld had. Eerst nu maakte de schildwacht mel ding. Zonder twijfel heeft men hier met een buitenlandschen spion in Duitsche uniform te doen. Volgens een bericht uit Berlijn is te Innsbruck een vermetele postdiefstal gepleegd. Een dief, in postuniform ge stoken, liet een postwagen inspannen, waarmede hij van de verschillende hulp kantoren van de stad de post naar het station bracht. Hier deed hij zich voor als een postbode uit Meran, die naar Innsbruck was overgeplaatst. Op een hulpkantoor had hij, naar hij zeide, nog iets vergeten. Hij begaf zich daar te voet heen met een handwagen, dien hij onderweg meegepakt had, en liet zicli 5 postzakken geven, waarvan de inhoud voor 17.000 kronen was aangegeven. Daarop verdween hij met de handkar en men heeft hem niet meer gezien. Shuster, de onder grievende omstan digheden uit den Perzischen staatsdienst ontslagen Amerikaan, is, na zijn vertrek uit Teheran, te Weenen aangekomen, vanwaar hij een lang telegram heeft gezonden aan de New Yord World. Hij zegt daarin op ongezouten manier zijn meening over de thans in Perzië heer- schende wantoestanden. Aan dat tele gram is het volgende ontleend „Perzië verkeert in een toestand van volslagen anarchie en roof. Het land is in de macht van zeven Perzische re- geeringspersonen, die totaal karakter loos en oneerlijK zijti en die door hun eigen landgenooten veracht worden, omdat laatstgenoemden weten, dat het aanvaarden van het bewind door deze zeven volkomen onwettig en inconsti tutioneel is. Hun aanblijven wordt enkel mogelijk gemaakt door den steun van de Russische en de Britsche regeeringen. Alle hoop op zelfregeering voor Perzië schijnt op het oogenblik ijdel. Indien Perzië aan zichzelf ware overgelaten, zouder inmenging van belanghebbende naties, zou het zijn welvaart hebben terug erlangd, zijn financiën op hechte basis hebben gevestigd gezien, en een krachtig gegrondveste constitutioneel© regeering hebben gekregen. Engeland heeft een fout gemaakt, die het duur zal komen te staan, door Rus land niet strikt te houden aan de ar tikelen van de Britsch-Russiche over eenkomst nopens Perzië. Dat zou Rus land hebben in toom gehouden en de ernstige moeilijkheden hebben voorko men, die nu in de toekomst waarschijn- langend zijn, kennis met u te maken, name lijk den hertog en de hertogin van Buona Mano. „Hij is Italiaan en zij een Amerikaansche schoonheid. In New-York heette ze Susette By water; zij en haar familie waren goede vrienden van uw oom, Mr. Mc. Faught. „Wilt u van avond in de opera komen en u aan de hertogin laten voorstellen? Zij heeft me opgedragen, u te zeggen, dat het nummer harer loge, 27 A is, le rang." Ik was dien avond enkel voor een paar bals uitgenoodigd. Na mijn teleurstelling in het Park had ik niet veel lust er heen te gaan, daarom schreef ik Lawford een paar regeltjes waarmee ik de uitnoodiging aannam. Vervolgens kleedde ik mij aan. Terwijl ik voor den spiegel stond, die naar het venster hing, dat uitzicht gaf op de straat, ving ik de schaduw op van den zelfden armen man, die bij mijn thuiskomst mijn aandacht had getrokken en die nu het huis van boven eens opnam. Was dit louter toeval Toen ik na het diner mijn club verliet, was zijn „schaduw" we-r daar. In een rijtuig stappend en den koetsier gelastend, mij naar Covent-Garden te rijden, sloop hij langzaam, en naar het mij voorkwam, met tegenzin, weg. Dat deze feiten de van Mr. Snuyzer, weinige uren geleden, ontvangen waarschu wing in mijn herinnering terugriepen, is even natuurlijk, als dat deze spionneéring, ten gevolge daarvan, een zeker gevoel van onrust in mij gaande maakte. Maar ze was zoo openlijk, dat het vermoeden in mij wakker werd, alsof de man eerder mijn aandacht op zijn persoon wilde vestigen dan daaraan te ontsnappen. Weldra zou ik een ondubbelzinnig bewijs ontvangen, dat dit laatste vermoeden het meest gegronde was NAAR (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1912 | | pagina 1