et Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
Be pote strijd om ie wMsMtii.
Een jacht over den Oceaan.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3125* JFoensdag 7 Februari
FEUILLETON.
UNO VAN
ALTEN/*
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1912.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Hetgeen vóór, tqdens en na het tot
stand komen der beruchte Amsterdam-
sche verordening op de winkelsluiting,
wel te verstaan de gedwongen winkel
sluiting, daaromtrent is voorgevallen,
zal aan onze lezers waarschijnlijk in
hoofdzaak bekend zijn. Maar omdat
vooral onze talrijke winkelstand bij deze
zaak zulk een groot belang heeft, in
het vervolg wellicht zou kunnen krijgen,
er in ieder geval veel belang in stelt,
was het sinds lang ons voornemen, om
deze hoogst belangrijke zaak meer in
bijzonderheden te bespreken.
De loop der zaak was deze: na
langdurig beraad neemt de Amster-
damsche raad de voorgestelde verorde
ning aandaarop volgt verzet tot uit
lokking van rechterlijke beslissingen,
die in verschillenden geest uitvallen en
vervolgens wordt de beslissing in hoog
ste instantie, door den Hoogen Raad,
uitgelokt. Tal van pennen komen in
beweging; tal van beschouwingen wor
den ten beste gegeven.
Twijfel alom. Is, vraagt men, de Am-
sterdamsche verordening niet in strijd
met bet algemeen belang? En wel niet
zoozeer om haar beginsel, maar om de
wijze van uitwerking? De verordening
toch voroorzaakt ernstige schade, zoo
dat er zelfs een bestaan door te niet
kan gaan. Wanneer een Rijkswet zoo
groote schade veroorzaakt, dan gaat dit
gepaard met schadeloosstelling of uit
zondering, in ieder geval met iets wat
er tegenover staat. Een groep van twin
tig winkeliers, hebben in een request
aan Gedeputeerde Staten met cijfers
aangetoond, dat 9-uur sluiting hun ne
ring onmogelijk maakte. De Amster-
damsche gemeenteraad voert het be
ginsel in, dat men iemands bestaan hem
zonder schadeloosstelling ontnemen mag.
Iemand die voortaan iets onderneemt,
dient er rekening mee te houden, dat
b.v. na een jaar of tien, wanneer bij
met moeite en inspanning zijn onder
neming tot bloei heeft gebracht, hem
een doodende belemmering in den weg
kan worden gelegd, zonder eenige ver
goeding.
Men heeft terecht gevraagd, of er
grooter domper denkbaar is voor den
ondernemingsgeest dan het bewustzijn,
dat bij alle risico's die zich in 't leven
voordoen, zich nog ook dit komt voegen,
dat plotseling het werk van jaren kan
worden vernietigd. En als het plaatsen
naar
ARTHUR GRIFFITH.
(8
Onderwijl was het genoeg dag geworden,
om me in staat te stellen, te zien wat in
den fiaker plaats greep, toen die me voorbij
reed. Ik zag, dat er zich meer personen in
bevonden twee of drie die worstel
den met iemand die onder hen lag.
Natuurlijk was het kapitein Wood, dien
ze zeker hebben in zwijm gemaakt en op
gelicht. Dat werd me in een oogwenk
duidelijk, en terstond maakte ik er werk
van, den fiaker te volgen.
Eerst ging het door Kensington Road,
waarbij de afstand tusschen mij en het
voertuig natuurlijk grooter en grooter werd,
en toen ik Kingstreet bereikte, had ik den
fiaker uit het oog verloren.
Een koffiehuishouder, die zijn lokaal al
vroegtijdig geopend had, vertelde me gezien
te hebben, dat de fiaker in de richting naar
Holland Store voortjoeg, en later vernam
ik, dat hij Addisonstreet was ingeslagen.
Daar zag ik onverwacht twee fiakers, ik
volgde den eersten, maar bespeurde weldra,
dat ik op een dwaalspoor was geraakt. Dat
was slechts een nachtfiaker die naar stal
terugging en waarvan ik den koetsier trof,
juist op het oogenblik dat deze wilde gaan
slapen. Hij verzekerde, in de laatste twee
uren geen „vrachtje" te hebben gereden, en
ik ben overtuigd dat hij waarheid sprak,
van een domper op het particulier ini-
tatief niet is in strijd met het algemeen
belang, wat is er dan langer nog wèl
mee in strijd?
Daarom wenschte men vernietiging
der verordening en Gedeputeerde Staten
van Noord-Holland vroegen die ver
nietiging dan ook bq de regeering aan,
op grond, dat door die verordening was
getreden in een algemeen rijksbelang.
Door het verzuim van de raadsleden
die het ontwerp der verordening had
den ingediend, en geen datum van in
werkingtreding daarbij hadden genoemd,
werd plotseling op Maandag 18 Sep
tember 1911 de verordening van kracht,
omdat drie dagen daarvoor nog geen
antwoord van regeeringswege was in
gekomen op het verzoek van Gedepu
teerde Staten tot vernietiging der ver
ordening. Daarop is een groote bewe
ging in de hoofdstad gevolgd. Tot nog
toe had men zich vrij onverschillig bij
de zaak neergelegd. Men was waar
schijnlijk van meening dat 5f het ver
zoek van Gedeputeerde Staten zou wor
den ingewilligd, öf van regeeriDgswege
in elk geval schorsing zou worden voor
gesteld, om de zaak nauwkeurig te
onderzoeken. Dat geen antwoord zou
inkomen en daardoor de verordening,
krachtens de wet, zoo plotseling rechts
geldigheid zou verkrijgen, was niet
verwacht. Intusschen was men alge
meen van meening, dat hoogstwaar
schijnlijk de eerste avonden alleen door
de politie zou worden gewa irschuwd
en nog geen processen verbaal zouden
worden opgemaakt.
Die verwachting werd niet teleurge
steld, maar het was natuurlijk uitstel
van executie.
Overigens steeds een groeiende on
tevredenheid en teleurstelling, voorna
melijk omdat de regeering zelf voor
nemens was de zaak bij een rijkswet
te regelen, aan een staatscommissie een
onderzoek had opgedragen en deze
commissie reeds sinds lang rapport had
uitgebracht onder bijvoeging van een
ontwerp van wet. Het zou dus vrij
natuurlijk zijn geweest wanneer de re
geering, die daardoor toch zelf had
getoond, dat het hier volgens hare
meening een rijksbelang gold, het advies
van Gedeputeerde Staten had gevolgd
en deze zaak had verklaard te behooren
tot de bevoegdheid van den rijkswet
gever. Overigens was het bekend dat
de minister van binnenlandsche zaken,
van wien de beslissing af hing, persoon
lijk tegen dergelijke verordeningen was.
Intusschen werden verbalen wegens
want aan zijn paard was het te zien, dat
het lang had gestaan.
Nu ging ik terug en vroeg overal naar
een in galop gereden hebbende fiaker. Op
dit vroege ochtenduur waren nog maar
weinige menschen op straat, meest politie
agenten, die mijn verdacht kostuum met
wantrouwende blikken gadesloegen en me
het antwoord schuldig bleven. Een nacht
zwerver, dien ik tegenkwam, knipte me toe,
dat er met dien fiaker iets niet in den haak
was en maande me tot voorzichtigheid.
Eindelijk kwamen een paar boeren, die
melk naar de stad brachten, en dezen ver
telden me, dat ze een fiaker, met een geheel
uitgeput paard, waren tegengekomen en een
tuin hadden zien binnenrijden, die bij een
huis in Strathallan Road behoorde.
Toen ik laatstgenoemde straat had bereikt,
was het al klaarlichte dag. Ik zag een massa
alleen staande villa's, die allen eigen tuinen
hadden, waarbij enkelen ook met remises.
Terwijl ik tweemaal in deze straat op en
neer ging, kwam ik tot de overtuiging, dat
een van die huizen er bizonder voor geschikt
was, uitmuntend er zich toe leende, om
Wood erin opgesloten te houden, als het
gelukte hem erin te brengen. De fiaker kon
rechtstreeks in het remisehuis rqden; was
de poort ervan achter het voertuig gesloten,
geen spoof kon men ervan ziengeen mensch,
buren noch politie konden iets van de wan
daad bespeuren, die binnenshuis werd ge
pleegd.
Twee volle uren gingen ermee heen, om
de inritten aller villa's van deze straat, die
koetshuizen hadden, nauwkeurig te onder
zoeken, maar bij één slechts vond ik versche
wagensporen, doch ik kon niet uitmaken,
tot welke villa deze inrit behoorde. De
sporen waren eerst kortelings ontstaan en
overtreding der verordening tegen eenige
winkeliers opgemaakt en Dinsdag 10
October werd de eerste strafzaak be
handeld tegen een bakker, die kwart
voor tienen een klant in zijn winkel
had toegelaten, terwijl het verboden is
om een winkel op andere dagen dan
Zaterdags vóór 's morgens 5 uur en na
's avonds 9 uur geopend te hebben.
De kantonrechter meende mitsdien
dat een veroordeeling moest volgen,
vooral omdat beklaagde reeds drie ver
balen had en op zijn winkelruit een
plakkaat had bevestigd, waarop hij ver
meldde na negen uur des avonds te
zullen open blijven.
De rechter wenschte een onderscheid
te maken tusschen de overtreders die
eene beslissing van de rechterlijke
macht wenschten uit te lokken en daar
na het overtreden nalieten en hen die
willens en wetens met overtreden voort
gingen.
De raadsman van beklaagde betoogde
dat men hier met een nieuwigheid te
doen heeft. De raad (evenals de provincie
op haar gebied) raag alleen regelen wat
tot de huishouding der gemeente behoort
de belangen der ingezetenen mogen
slechts worden behartigd in hunne qüali-
teit van leden der gemeenschap; maar
hier behartigt men individueele belangen
en beschermt men den eenen winkelier
tegen den anderen.
In dit opzicht meende hij dat de
verordening in strijd was met de grond
wet.
Waar zou het heen moeten, wan
neer men op dit terrein den gemeentelij
ken wetgever vrijliet? Dan kan op een
gegeven oogenblik ook verboden worden
aan advocaten om na 9 uur hun cliënten
te ontvangen, aan schilders om na dien
tijd op hun atelier te werkendan
schrqft men ons voor wanneer wij des
middags aan den maaltijd, zelfs hoe laat
wij naar bed moeten gaan.
Inderdaad, dit schijnt van den ver
dediger van beklaagde een soort van
carricatuur; maar toch zal men moeten
toegeven, dat zulk een ingrijpen in de
zuiver particuliere belangen der burgers,
de overtreffende trap is van de vroeger
zoo gelaakte bedilligheid der vaderen.
Men kan immers op die wijze ook
prijzen van huishuren en levensmid
delen vaststellen. Maar wat blijft er
dan van de particuliere vrijheid over?
Het protest van den pleiter ging dan
ook veel verder dan den winkelstand
en bevatte eene ernstige waarschuwing
tegen machts-theorieën van de overheid.
Het is natuurlijk niet onze bedoeling
in het dikke zomerstof duidelijk zichtbaar,
zoodat ik in het geringste niet twijfelde,
de juiste plaats gevonden te hebben.
Zoodra ik een telegram kon opstellen,
beval ik den jongen Joseph Vialls, een
flinken knaap, van het bureau in Norfolk-
street, bij me te komen en wachtte ik
intusschen geduldig op zijn komst, terwijl
ik op behoorlijken afstand het verdachte
huis bleef gadeslaan.
Toen de dag ten volle was aangebroken,
zag ik, hoe aan alle huizen, behalve één,
de venstergordijnen werden opgehaald, de
deuren opengingen en dienstmeisjes zich
vertoonden, die deurmatten uitklopten en
karpetten uitsloegen. Spoedig kwamen er
ook kinderen uit, die in de tuinen speelden,
en ik kon zien, hoe de families aan het
ontbijt zaten.
Al dien tijd bleef het huis gesloten,
hermetisch verzegeld. Hierop vestigde ik
Joseph's aandacht, terwijl ik hem nauw
keurig voorschreef, hoe hij zich had te ge
dragen.
Toen ik weer in mijn woning, in Norfolk-
street, was aangekomen, gevoelde ik me
nagenoeg uitgeput van vermoeienis; maar
ik ging een uurtje liggen en werd om tien
uur, geheel opgefrischt, wakker.
Terwijl ik me zorgvuldig aankleedde,
dacht ik eens ernstig over de zaak na en
overlegde, wat me nu verder te doen stond.
Mijn allereerste en dringendste taak was,
voor Mr. Wood's bevrijding te zorgen, aan
genomen altijd, dat hij de persoon was, van
wiens oplichting met den fiaker ik feitelijk
was getuige geweest.
Zoo heel zeker was ik er, op het oogen
blik, nog niet van, want ik ging alleen nog
maar af op zeer zwaar wegende vermoedens.
Zoo ik echter kon vaststellen, dat de kapitein
de verschillende procedures voor de
Am8terdamsche kantonrechters te dezer
zake in by zonderheden na te gaan. Op
den 6den December werden voor de
zesde kamer der arrondissement-recht
bank in hooger beroep vijf zaken tegen
winkeliers behandeld, die zich vroeger
wegens overtreding van de verordening
voor den kantonrechter moesten ver
antwoorden. Door een der rechters was
een vonnis gewezen, waarbij de ver
ordening niet verbindend werd ver
klaard.
Hierop komen wij in een volgend
artikel terug.
Bnitenland.
Maandag werd uit Lissabon gemeld:
Het sinds een week aanhoudende nood
weer bereikte hedennacht zijn hoogte
punt. Zware regens, hagelslag en storm
zijn uit het gansche land gemeld. De
Douro is vijf meter gestegen. De Taag
overstroomde Villafranca, overal zijn
telegraaflijnen en spoorlijnen beschadigd.
Veel lichters zijn in den Taag vergaan
de oogsten worden grootendeels ver
loren geacht.
Aan de bladen wordt uit Teheran ge
seind, dat de beweging ten gunste van
den vroegeren sjah nog steeds gaande
is. Onder de bevolking te Teheran
heerscht zelfs vrees, dat het Mohammed
Ali met Russische hulp nog gelukken
zal, zijn intocht in de hoofdstad te doen.
Een te Parijs wonend Oostenrijker,
de kleermaker Reichelt, een jonge man
van drie-en-dertig jaar, had een val
scherm-pak uitgedacht, dat hij gister
ochtend wilde probeeren. Het pak was
van zijde gemaakt en moest de eigen
schap bezitten, bij een val van den
drager zich uit te spreiden en zoo den
val te breken. De uitvinder was zóó
zeker van zijn zaak, dat hij Zondag
met het pak aan pardoes van de eerste
verdieping van den Eiffel-toren af is
gesprongen. Maar de uitvinding weiger
de. Het afschuwelijk verminkte lijk van
den jongen man is aan den voet van
den toren opgeraapt. Het lichaam had
zich vijftien centimeter in den grond
ingewoeld.
Zaterdag werd uit Cannes gemeld
Een zeebeving heeft hedenmorgen de
boulevards aan de reede onder water
gezet, waarbij groote hoeveelheden zand
werden afgezet. Geen schade is aange
richt.
En uit Tandzjer: Een zeebeving heeft
in de aan het strand gelegen wijk tal
rijke tijdelijke gebouwen weggeslagen
en de grondslagen van verscheidene
huizen ondermijnd.
niet naar huis was teruggekeerd, dan had
ik het recht, mijn vermoeden door de feiten
te zien bevestigd.
Daarom richtte ik mijn schreden het
allereerst naar Clarkestreet. De bediende
Savory herinnerde zich mijner nog, doch
zette een zeer vreemd gezicht op, toen ik
vroeg naar kapitein Wood.
„Dus u hebt het nieuws nog niet ge
hoord?" was zijn antwoord,
„Maar wat is er dan voorgevallen,"vroeg ik.
„Nu, dat de kapitein een ongeluk gekregen
heeft. Hij is gisterennacht, of dezen morgen
vroeg, gevallen en heeft zich erg bezeerd."
„Wie heeft je dat nu op den mouw ge
speld? Geloof je dat soms?"
„Ik zal toch wel het eigen handschrift
van den kapitein dienen te gelooven!"
„Zeg me eens precies, wat hij heeft ge
schreven."
Begrijpelijkerwijs was ik zeer onthutst,
maar wilde niets doen blijken.
„Hierzoo u kunt het zelf lezen. Alles
heeft hij natuurlijk niet eigenhandig ge
schreven, en u zult ook wel begrijpen waar
om, hij zal zijn rechterhand hebben
verstuikt, maar zijn handteekening is dat
zeer zeker."
De mededeeling was op goed brieven
papier, met mooi loopend handschrift ge
schreven en luidde:
Laburnumstreet 17a-Harrow road.
„Savory,
Ik heb onder het naar huis rijden een
ongeluk gekregen. Het paard viel tegen
de straatsteenen en ik werd uit het rijtuig
geslingerd. Goede menschen hebben me
op de been geholpen, en ik ben onder
zorgzame behandeling, maar het zal nog
wel een tijdje duren voordat ik me kan
Oorlog tasschen Italië en Tnrkije.
De Daily Express maakt melding van
een hartverscheurenden brief van Alan
Ostler, haar berichtgever in het Turk-
sche hoofdkwartier te Azizia. Zijn brief
is van den 17den Januari gedagteekend,
en daarin hangt dezelfde correspondent,
die in zijn vorige brieven uit het Tri-
politaansche achterland wonderbaarlijke
mededeelingen deed ovei de onuitput
telijke hulpmiddelen der woestijn, waar
mee de Turksche en Arabische bestrij
ders der overweldigende Italianen het
nog wel eenige jaren zouden kunnen
uitzingen, een geheel ander en uiterst
droevig beeld van den daar nijpenden
hongersnood onder de inlandsche be
volking.
Het is waar, dat de slachtoffers allen
vrouwen en kinderen zijn, de vrouwen
en kinderen der strijders tegen den
uitheemschen overweldiger, maar dat
maakt dit aangrijpende drama van men-
schelijke ellende de wrange vrucht
eenerzoogenaamde „beschavende" Euro-
peesche christenpolitiek niet minder
treurig en roerend.
Alan Ostler schrijft hemeltergende
dingen over het lijden der Arabische
vrouwen en kinderen in het Tripoli-
taansche achterland. In de woestijn
hebben zij weken lang geteerd op schaars
aanwezige wortels en aardvruchten,
meer nog op ratten en hagedissen
Toen alles op was, heeft de nijpende
honger de ellendigen naar den omtrek
van het Turksche hoofdkwartier ge
dreven, waar de correspondent vrouwen
heeft zien vechten om afval en paarden-
voer te bemachtigen, teneinde haar
kroost ermee te spijzigen. Want en
dit is inderdaad heldinnenwerk de
vrouwen wilden niet bij haar mannen
bedelen, zelfs niet om voedsel te be
komen de mannen waren bezig hun
vaderland te verdedigen zij mochten
geen gebrek lijden I
Toen Alan Ostler een Arabische vrouw
allereerst betrapte op hetgeen hij meen
de een nachtelijke diefstal van paarden-
voer te wezen, dreigde hij haar aan een
schildwacht over te leveren. Zij zwoer,
dat zij het voer het was afval vau
gerst gekaapt had, om haar kinderen
ermee te spijzigen, en hij wilde haar
niet gelooven. Doch het kapen kwam
meer voor, telkens onder hetzelfde voor
wendsel. Toen moest de berichtgever
eindelijk erkennen, dat de vermeende
dieveggen waarheid hadden gesproken.
„Het is nu te laat geworden", zoo
schrijft hij, „om nog te kunnen hopen,
dat Engeland, of eenige andere groote
mogendheid, zich in dezen strijd zal
willen mengen, teneinde Tripoli te red
den uit Italië's klauwen. Onder de ge
wone omstandigheden der tegenwoor
dige beschaving is het tastbaar gewor
den, dat menschelijkheid en mag ik
bewegen. Laat brenger dezes mijn koffer
meenemen, met hemden, kamerjapon, een
kostuum kleeren, Chequeboek, Brieven,
Papieren, enz.
Gegroet van W. A. Wood."
„En je hebt den rommel meegegeven?"
„Ja, met den fiaker, die den brief bracht."
„Waarom ben je zelf niet meegereden?"
„Daar heb ik wel aan gedacht, en het
spijt me, het niet gedaan te hebben."
„Een gegronde reden om spijt te hebben.
Als ik je nu een raad schuldig ben, dan
ga je terstond op weg naar Laburnumstreet
17a, als er al zoo'n straat bestaat."
„Ja, die bestaat In het adresboek zag ik
het. Maar, wat drommel, bedoelt u dan
toch9 Wat kan den kapitein overkomen
zijn?"
„Ik geloof, dat kapitein Wood onder
dieven, roovers, en wie weet wat schurken
is geraakt. Oplichters, die hem losgeld af
persen, hem plunderen, vermoorden zullen,
als niet een van ons hun schelmstukken
dwarsboomt. Aan ongelukken met een fiaker
en Laburnumstraten, geloof ik niet. Maar,
aangezien jij een andere meening schijnt te
zijn toegedaan, was het maar het beste, dat
je in persoon je gingt overtuigen."
Maar, dat hij den kapitein niet in La
burnumstreet zou vinden, wist ik vrijwel
zeker, al was het ook volkomen zaak, zich
daar eens te informeereu, met de heel
zwakke kans, dat er misschien toch iets
van aan zou zijn.
Wat mijzelven aanging, meer dan ooit
was ik overtuigd, dat hier iets niet in den
haak was, en ik achtte het plicht, het ge-
heele geval ter kennis te brengen van de
Londensche politie.
(Wordt vervolgd