Het Land van Neusden en Aiteoa, de Langstraat en de BuinmeSerwaard,
Gewoonte».
T er uggeroepen.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3148 Zaterdag 27 April
FEUILLETON.
1912.
'-Atlö VAM ALTB^!
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 77i ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Wat zijn er een menschen onder ons,
die aan een of andere gewoonte lijden,
welke ze gaarne zouden willen zich
nimmer te hebben eigen gemaaktGe
woonten aan te nemen, ja, dat gaat
soms heel gemakkelijk, maar ze weer
af te leeren, dat gaat moeilijk vaak.
De man, byvoorbeeld, de huisvader,
die aan de drinkgewoonte verslaafd is
geraakt, zou die niet gaarne willen dat
hij nimmer een druppel alcohol over
zijne lippen had gebracht? Hij ziet het
kwaad van zijn gewoonte zeer goed in,
maar zijn wil is te zwak om nog met
die reeds zoo oude gewoonte te breken.
De drank is zoo langzamerhand voor
hem een behoefte geworden, dat het
schijnt dat hij er niet meer buiten kan.
't Is die oude, ingewortelde gewoonte,
die 't voor hem onmogelijk maakt den
beker te laten staan.
„Gewoonte is de tweede natuur",
zegt een spreekwoord. Zoo is het. Men
weet met welke moeilijkheden men heeft
te kampen, als men iets tegen de na
tuur wil ondernemen.
Byvoorbeeld: zou het u gelukken
het eten, het drinken en het slapen
maar eens na te latenNeen, nietwaar
En waarom niet? Wel, alleen hierom,
omdat het de natuur van den mensch
is dat hij moet eten, drinkpn en slapen.
In gevallen als deze kan men zich niet
tegen de natuur verzetten. Al zou
men het willendan zou men het nog
niet kunnen. Immersde mensch moet
eten, drinken en slapen om te kunnen
leven; 't is een natuurlijke behoefte
van den mensch. Zoo gaat het ook met
dien dronkaard. Oók de drank is voor
hem zoo langzamerhand een behoefte
geworden. Hij zou er wel buiten kunnen,
maar er vrijwillig afstand van doen,
dat zou hij niet kunnen, evenmin als
hij vrijwillig afstand zou kunnen doen
van eten, drinken en slapen.
Er zijn meer zulke slechte gewoonten.
Wij achten het niet noodig er hier een
opsomming van te doen. De lezer zelf
zal ze kennen, want ook in zijn om
geving zullen er menschen zijn, die
aan zulke gewoonten lijden. Wat moet
nu echter worden gedaan om die men
schen, die ongelukkige zwakken, van
die slechte gewoonten te genezen?
Genezen Is genezen wel mogelijk Als
de gewoonte reeds diep wortel heeft
geschoten, zooals 't met dien dronkaard
het geval is, dan zal men op genezing
eigenlijk niet kunnen hopen. Want
evenals 't bijna onmogelijk is om een
oude boom met wortel en tak, dus
geheel uit te roeien, evenzoo is 't ook
bijna onmogelijk iemand van zoo'n oude
gewoonte te verlossen, 't Is gemakke
lijker. De wortels zitten niet zoo diep
en zijn ook zoo groot in aantal niet
als bij een oude boom. Zoo gaat het
ook met een gewoonte, als zij nog in
het begin van wording is. Ook hiervan
zitten de wortels niet zoo diep en zijn
ze niet zoo groot in aantal als by een
oude gewoonte. Hoe spoediger men er
dan bij is om slechte gewoonten te
bestrijden, hoe beter. In zijn begin stuit
men het kwaad het beste.
Nu zegt men en wij stemmen er
mede in dat gewoonte een tweede
natuur is. Een slechte gewoonte wortelt
meestal spoedig diep in.
Bestrijdt men die gewoonte niet reeds
in zijn beginne, dan ontstaat er spoedig
een behoefte om steeds weer aan die
slechte gewoonte te voldoen. Zij zal
dus dan nog grooter in omvang en
beteekenis worden. Dat moet worden
voorkomen. Een ieder is in staat en
aan zijn medemenschen verplicht hen
die hulp te verleenen, welke noodig is
om de slechte gewoonten van zijn mede
mensch te bestrijden.
HUGH CONWAY.
(3
Dit nachtelijke uitstapje deed mij zeer
veel goed. Wellicht was het de gedachte
dat ik toch nog niet zóó heel hulpeloos en
afhankelijk was, die in een paar minuten
een heel ander mensch van mij maakte.
Er had een reactie plaats in mijn geest.
Mijn wanhoop maakte plaats voor hoop,
voor buitensporige hoop, die zekerheid werd.
Plotseling kwam het over mij dat mijn
ziekte te genezen was, dat in weerwil van
mijn duistere voorgevoelens, het waar was,
wat mijn vrienden mij verzekerd hadden.
En dat verlichtte mij zóó dat ik mijn hoofd
achterover wierp en met vasten tred voort
stapte, bijna vergetend dat ik blind was.
Ik begon over veel dingen na te denken en
mijn gedachten waren gelukkiger dan ik
ze in maanden gehad had. Ik telde mijn
schreden niet meer, wandelde al maar door,
plannen makend wat ik zou doen en waar
ik heen zou gaan als de duisternis van
mij weggenomen zou zijn. Ik weet niet
meer of ik mij onderwijl naar den trottoir
rand, dan wel naar de huizen gericht heb,
totdat ik aan mijn visioenen ontrukt en
tot het besef van mijn ellende teruggebracht
werd door het feit dat ik vierkant tegen
iemand aanliep, die uit een tegenoverge
stelde richting kwam. Ik voelde dat de man,
tegen wien ik was aangeloopen, mij van
zich afschudde; ik hoorde hem mopperen:
„stommeling" en snel verdergaan; terwijl
ik roerloos bleef staan op de plaats, waar
jBuHenfand.
In den Duitschen Rijksdag is Woens
dagavond een zeer rumoerig tooneel
voorgevallen. De afgevaardigde Erzber-
ger had scherpe kritiek uitgeoefend op
de keizerlijke kabinetsorder betreffende
het geval-Sandeth. (Een officier van ge
zondheid, welke om godsdienstige rede
nen niet duelleeren wou, en waarover
de kabinetsorder zei, dat het onderzoek
van een eereraad dan niet op zijn plaats
was). Daarop betrad de minister van
oorlog, von Heeringen, het spreekge
stoelte en antwoorddeDe afgevaardigde
Erzberger heeft de keizerlijke kabinets
order over het geval-Sandeth een smaad
voor het Duitsche volk genoemd. Heeren,
die om godsdienstige redenen niet duel
leeren willen, zijn niet waard officier te
worden. Deze personen passen volstrekt
niet in de bestaande toestanden.
Na deze woorden ontstond er in het
centrum en aan de linkerzijde een storm
van verontwaardiging, die minutenlang
duurde en die het den minister onmo
gelijk maakte verder te spreken. Daarna
nam de afgevaardigde Paasche het
de botsing had plaats gehad, mij afvragend
waar ik was en wat ik moest doen.
Ik ging dus tegen een muur leunen en
wachtte geduldig.
Al spoedig hoorde ik een stap naderbij
komenmaar zulk een waggelende, onvaste
stap dat ik uit het geluid dat de voet op
het plaveisel maakte, wel kon opmaken hoe
het met den eigenaar van dien voet gesteld
was en tot het besluit kwam dat dit niet
de man was, die ik noodig had. Ik zou hem
maar voorbij laten gaan en op een ander
wachten. Maar de stap kwam onvast naar
mij toe en hield vlak bij mij op, terwijl
een vroolijke, maar onvaste stem mij toeriep:
„Daar heb je er een, die nog verder buiten
westen is dan ik! Jij kunt heelemaal niet
meer loopen wel ouwe grappenmaker?
Prettig idee, dat er morgenochtend iemand
nog erger hoofdpijn zal hebben dan ik!"
„Kunt u mij den weg wijzen naar Wal-
polestreet?" vroeg ik en ging rechtop staan
om hem te laten zien dat ik nuchter was.
„Walpolestreet? natuurlijk kan ik dat
dicht bij derde straat links geloof ik."
„Als u dien kant opgaat, zoudt u mij
dan naar den hoek van die straat willen
brengen? Ik ben ongelukkigerwijze blind
en ben den weg kwijt geraakt.
„Blind? arme drommel! dus niet aan
geschoten. Mij dunkt ik ben in een fraaien
toestand om iemand te leiden. Maar, voegde
hij er met dronkenmansernst aan toe, we
zullen een koop sluiten: ik geef u oogen
en u geeft me beenen. 'n Goed idee. Kom
maar mee."
Hij nam mijn arm en wij gingen slinge
rend de straat op. Even later stond hij stil
en zei hikkend:
„Walpolestreet. Zal ik u tot uw huis
brengen?"
„Dank u, dat is niet noodig. Wees zoo
goed mijn hand op het hek van het hoek
huis te leggen, dan vind ik het wel."
woord, die begon met den minister er
op te wijzen, dat hij uit de ontvangst,
die zijn verklaring gevonden had, kon
opmaken, hoe weinig zij in overeen
stemming was met de gevoelens van
het Duitsche volk.
De onhandige uitlating van den mi
nister van oorlog von Heeringen over
het duel in het leger kan nog nood
lottige gevolgen voor hem hebben. Na
dat het centrum een dag tijd genomen
had om zijn houding te overwegen,
heeft het Donderdagavond den voorzit
ter van zijn groep in den Rijksdag, dr.
Spahn, een verklaring laten afleggen,
die zich o.a. in de volgende bewoor
dingen tegen de uitlatingen van den
minister richt:
„Tegen de opvatting van den minis
ter van oorlog moet ik uit naam van
mijn politieke vrienden met alle kracht
p^otesteeren, zoowel op grond van onze
godsdienstige gevoelens, als van onze
rechtsopvattingen. De grondwet van het
Duitsche rijk sluit de katholieke chris
tenen van geen enkele positie en geen
enkele staatsinstelling uit, als zij meenin
gen verkondigen, die met hun gods
dienst overeenkomen. Deze wettelijke
bescherming ontneemt de minister van
oorlog hun echter rechtstreeks door de
uitlating, die hij heeft laten hooren,
en tegelijkertijd ontkeut hij, dat bij hen
het eergevoel bestaat, dat hij zichzelf
en den officiersstaud toekent. Met deze
uitlating stelt de minister zich buiten
de wet. Het burgerlijke en het militaire
wetboek verbieden het duel. De minis
ter van oorlog verbant echter degenen
uit het officierscorps, die achting voor
de wet hebben en haar gehoorzamen.
„In de commissie zullen wij elkander
nader spreken."
Deze verklaring, die door haar scherpte
verraste, vond stormachtige toejuiching
bij het centrum en verwekte in het
geheelc Huis groote opgewondenheid.
Men moet zich afvragen, of het voorval
geen invloed zal hebben op het lot van
de militaire ontwerpen. Het centrum
zal misschien niet nalaten de gunstige
gelegenheid te gebruiken om von Hee
ringen zijn plompheid betaald te zetten.
Nog veel scherper dan de verklaring
van Spahn is dan ook een hoofdartikel
in de Germania, die in dergelijke ge
vallen nooit buiten het partijbestuur om
handelt, liet blad begint met te zeggen,
dat datgene, wat de minister beweert
van den katholieken officier, die niet
duelleert, n.l. dat hij niet in de kringen
van het officierskorps thuishoort, in de
eerste plaats „op dezen heer zelf" van
toepassing is. Een man, die een derge
lijk beginsel in den Duitschen Rijks
dag verkondigen kan, heeft aan het
hoofd van ons legerbestuur niets meer
te maken. Een dergelijk spotten met
de wet is een revolutionaire daad van
de gevaarlijkste soort. De centrumpartij
zou al haar godsdienstige beginselen
verloochenen en haar rechtsgevoel vol
komen terzijde stellen, als zij nog met
een minister te doen wilde hebben, die
dergelijke opvattingen verkondigt. Wij
i willen niet, dat onze brave soldaten
j opvoeders hebben, die het niet met hun
corpsgeest en „eergevoel" kunnen over
eenbrengen om godsdienstig, zedelijk
en wettelijk te denken en te handelen,
i Onze officieren zijn geen bevoorrechte
kaste, die de zedewetten eu het recht
met voeten mogen treden en wanneer
de minister van oorlog hun deze denk
beelden in wil prenten, dan mag hij
dit ambt in den een of anderen bar-
baarschen staat bekleeden, in Duitsch-
land echter niet. Hier moeten recht en
wet gelden.
Dat het blad het niet alleen op Von
Heeringen, maar ook op den Keizer
gemunt heeft, blijkt uit deze woorden:
Voor onze Christelijke officieren geldt
nog steeds het bevel des Heeren: Gij
moet God meer gehoorzamen dan de
menschen. Daarbij is het volmaakt het
zelfde of deze menschen minister van
oorlog of nog hooger geplaatst zijn.
Verder raadt het blad de waarlijk
christelijke officieren aan om meer nog
dan vroeger standvastig te zijn. Wil dan
het legerbestuur tegen al deze dappere
mannen met werkelijk eergevoel op
treden, dan mag men dit probeeren.
Het zou echter spoedig merken, dat de
volksvertegenwoordigers in den Rijks
dag niet met zich laten spotten en niet
alleen den wil, maar ook de macht
hebben om hun wil door te zetten.
Dit alles ziet er onheilspellend voor
den minister uit.
„Ik wou dat ik het ook al gevonden had.
'k Wou dat ik uw beenen had om mij thuis
te brengen, zei mijn dronken begeleider.
Goeie nacht God zegen je!"
Ik hoorde hem weg laveeren en keerde
mij om, teneinde mijn reis te beëindigen.
Geheel zeker aan welk einde van Walpole-
straat ik mij bevond, was ik niet, maar dat
deed er niet veel toe. Twee en zestig of
anders vijf en zestig stappen zouden mij
aan de deur van mijn woning brengen. Ik
telde twee en zestig treden en voelde toen
naar een deur, maar vond die niet, ik ging
toen nog een paar passen verder en was er.
Ik was blijde zonder ongelukken thuis ge
komen te zijn en, om de waarheid te zeggen,
begon ik me een beetje te schamen over
mijn nachtelijk avontuur. Ik hoopte dat
Pri8cilla niets gemerkt en het huis niet in
rep en roer gezet zou hebben en vertrouwde
dat ik in staat zou zijn even stil weer mijn
kamer binnen te sluipen als ik er uit ge
slopen was. In spijt van al mijn bereke
ningen was ik nog niet zeker aan het goede
huis beland te zijn, maar dan was ik er
toch hoogstens een paar deuren van af en
de sleutel zou een betrouwbare toetssteen zijn.
Ik ging de treden op, tastte naar het
sleutelgat en stak er mijn sleutel in. Hij
draaide makkelijk om en de deur ging open.
Ik had me dus niet vergist en voelde een
inwendig plezier dat ik bij de eerste poging
reeds de rechte deur gevonden had. Ik sloot
de deur zacht achter mij en sloop naar mijn
eigen kamer.
De trapleuning, waaraan ik mij vasthield,
leek mij toe niet dezelfde te zijn als anders.
Tot zelfe de looper onder mijn voeten voelde
anders aan. Was ik misschien toch een
vreemd huis binnengegaan? Ik stond even
stil, het zweet kwam mij op 't voorhoofd
bij de gedachte in wat een nare positie ik
zou komen als dat zoo was. Eenoogenblik
dacht ik er over terug te gaan en het met
Een medewerker van het „Berliner
Tageblatt" heeft te Athene een onder
houd gehad met koning George van
Griekenland. De Koning zeide o.a.:
Mijn land heeft behoefte aan rust.
Vooral rust, daar in het binnenland
allerlei belangrijke hervormingen uit
gevoerd moeten worden. Wij willen
vrede. Ik zeg het u heden, zooals ik
het reeds zoo vaak gezegd heb, doch
die leelijke Kretische kwestie komt
telkens weer op den voorgrond en zij
maakt het onze politici buitengewoon
moeilijk, een rustige politiek te voeren
Ik doe een beroep op de groote mo
gendheden. Ziet, daar hebben bij de
laatste verkiezingen ook de inwoners
van Kreta afgevaardigden gekozen en
gij weet, dat zij hun afgevaardigden als
volksvertegenwoordigers naar de Kamer
een ander huis te probeeren; maar ik had
geen zekerheid dat ik verkeerd was. Toen
schoot mij te binnen dat in mijn eigen huis
dicht bij de trap een klamp aan den muur
bevestigd was, waar eon gipsen beeld op
stond. Ik wist precies de plaats van dien
klamp, daar ik vaak had moeten oppassen
er mijn hoofd tegen to stooten. Ik kon al
mijn twijfel verbannen door de trap verder
op te gaan en naar die baak te voelen, en
dat deed ik dus.
Ik streek met mijn vingers zachtjes langs
den muur, maar voelde geen klamp Be
sluiteloos bleef ik staan. Mijn hand raakte
den bovenkant van een deur. Nu was ik
zeker dat ik in een verkeerd huis was. Het
eenige wat mij te doen stond was, even
zacht als ik gekomen was, naar buiten te
sluipen en aan de deur van het naaste huis
mijn geluk te beproeven.
Toen ik mij omkeerde om al tastend den
terugweg te aanvaarden, hoorde ik gemom
pel van stemmen zoo laat als het was,
zaten er toch nog menschen te praten in
de kamer, waarvan ik de deur even had
aangeraakt.
Wat zij zeiden, kon ik niet onderscheiden,
maar wel was ik er zeker van dat het
stemmen van mannen waren. Ik bleef be
sluiteloos staan. Zou het niet beter zijn aan
de deur te tikken en mij over te geven
aan de welwillendheid van de bewoners
dier kamer? Ik kon mijn verontschuldiging
aanbieden en het geval uitleggen. Mijn
misslag zou op rekening van mijn blind
heid gesteld worden en stellig zou de een
of de ander wel zoo vriendelijk zijn mij
naar huis te brengen.
Juist hief ik mijn hand op om te tikken,
toen ik de stem van een vrouw hoorde. Die
stem scheen uit een achterkamer te komen
ze zong een lied met zachte pianobegeleiding.
Ik wachtte en luisterde naar het zingen.
Het was een aria uit een opera, die voor
in Athene willen zenden. Tarkije is bij
dit vooruitzicht zeer zenuwachtig ge
worden. Het verwijt de Grieken, dat
ze de houding van Turkije steunen,
maar wij zouden integendeel willen,
dat de groote mogendheden het vertrek
van de revolutionaire afgevaardigden
van Kreta naar Athene beletten".
Op een vraag van den interviewer
verklaarde de Koning, dat hij hem het
recht gaf dit beroep bekend te maken.
Uit de Rhost-vallei wordt bericht,
dat 33,000 inboorlingen de stad Matoen
hebben ingenomen, de bazaars en ook
het kampement plunderden. De Af-
ghaansche gouverneur had zich in de
citadel teruggetrokken, om daarop een
uitval te doen en de inboorlingen terug
te drijven. Deze hebben zich sedert weer
vereenigd en belegeren hem nu. Er is
geen bericht, dat een Afghaansche macht
tot ontzet opdaagt.
Donderdagmiddag om 5 uur vertrok
Vedrines van Villacoublay naar Douai,
om vervolgens naar Brussel te vliegen
en vandaar naar Madrid te vertrekken.
Hij wil in één dag dien afstand af
leggen.
Een Parijsch blad heeft een onderhoud
gehad met Védrines over de vlucht, die
hij ging ondernemen.
Ik ben partijganger van de groote
snelheid, zeide Védrines, omdat deze
mij meer veiligheid geeft in het lucht
ruim.
Wanneer een vlieger met een snelheid
van 15 ft 20 M. per seconde (54 ft 72
K.M. per uur) het luchtruim doorklieft,
loopt hij groot gevaar te gronde te wor
den geworpen, wanneer hij rukwinden
ontmoet van 10 M. per seconde, terwijl
een vlieger die 40 M. per seconde 144
K.M.) aflegt nog niet eens gewaar wordt
dat hij rukwinden doorklieft, die een
snelheid bereiken van 10 15 M. per
seconde. De groote snelheid, ziedaar de
zekerheid in het luchtruim.
Velen zijn van meening, dat ik on-
onvoorzichtigheden doe, wanneer ik met
een snelheid vlieg die de 180 K.M. in
het uur nabij komt. Daar antwoord ik
op, dat ik het recht niet heb onvoor
zichtig te zijn, daar ik vrouw en kin
deren te onderhouden heb.
Snel vliegen is niet alleen veel vei
liger, ging Védrines voort, maar ook
veel aangenamer, want wanneer men
als een pijl door het luchtruim vliegt,
wordt men niet zoo geschud als wanneer
men slechts een snelheid van 60 ft 90
K.M. per uur bereikt.
Sinds ik vlieg met mijn motor van
140 P.K. is het voor mij onmogelijk
te vliegen met een motor van slechts
50 P.K.; dan moetik voortdurend aan-
korten tijd in het buitenland opgeroerd en
in Engeland nog niet algemeen bekend
was en zij werd zoo goed gezongen, dat
menige opera-zangerbs het niet verbeterd
zou hebben. Ik stond verrukt en meende
dat ik per abuis in een samenkomst van
beroepszangers terecht was gekomen, men
schen, wier dagtaak zoo laat eindigt, dat,
als zij zich 's avonds nog eens wat willen
amuseeren, ze daar wel een stuk van den
nacht voor moeten nemen.
De zangeres was nu met een ander lied
begonnen. Ik legde mijn oor dicht aan de
deur om maar geen noot te missen. Ik was
nieuwsgierig wat zij terecht zou brengen
van de moeielijke finale toen ik een kreet
hoorde, een krampachtige, vreeselijke kreet,
die maar één beteekenis kon hebben. Ze
werd gevolgd door een lange, diepe zucht,
die eindigde in een gorgelend geluid, dat
mij het bloed deed stollen. Ik hoorde de
muziek plotseling afbreken en toen de gil,
de doordringende gil van een vrouw, als
een vreeselijke overgang van melodie tot
wanklank en daarop hoorde ik een doffe,
harde bons op den vloer!
Meer verwachtte ik niet meer te zullen
hooren. Ik begreep dat een of andere vreese
lijke misdaad gepleegd was op slechts enkele
meters van mij af. MijD hart klopte wild
en heftig. In de opwinding van datoogen-
blik vergat ik dat ik niet was als andere
mannen dat kracht en moed mij niets
konden baten vergat alles behalve den
wensch om te beletten dat de misdaad
verder voltrokken werd, den wensch om te
doen wat mannenplicht is: het leven te
redden van zijn naasten, die in gevaar zijn
en hen bij te springen. Ik stiet de deur
open en stortte hals over kop de kamer in.
DOOR
Wordt vervolgd.)