Het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
IDEALEN.
Teruggeroepen.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
l¥o. 31S3. Woensdag IS Mei.
FEUILLETON.
1912.
Ufj
0 VAN
VOOB
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/i ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Welk menach heeft ze niet? Welk
mensch heeft geen idealen, die hij
gaarne zou verwezenlijkt zien? Een
mensch zonder idealen bestaat niet, op
de geheele wereld niet. Een menach
zonder idealen zou gelijk zijn aan een
dier, of eigenlijk nog niet eens gelijk
aan een dier, want ook een dier heeft
zelts nog idealen. Een mensch zonder
idealen zou gelijk zijn aan een machine,
die werkt, omdat hij in werking ia
gebracht, maar niet weet waarom hij
werki.Zoo'n machine hééft geen idealen.
Doet hij zijn werk goed, of doet hij
het niet goed, 't ia hem allea gelijk,
Zoo, ah zoo'n machine, ia geen menach.
op onze geheele wereld niet. Een menach
moet idealen hebben en een mensch
hééft ook idealen, geen enkele uitge
zonderd.
De idealen van allen zijn niet de
zelfde. De eene streeft dit, de ander
weer dat ideaal na. Een handwerksman
heeft zich tot ideaal gesteld het zóóver
in zijn vak te brengen dat hij later
zelf patroon kan worden, terwijl de
student in de rechten zijn best doet
advocaat te worden. Ieder mensch zal
trachten vooruit te komen in de wereld,
ter bereiking van zijn ideaaleen beter
bestaan zich in de maatschappij te ver
overen. Dit ideaal heeft bijna ieder.
Anderen zijn er, die ook nog als hun
ideaal nastreveB, misstanden in de maat
schappij op te heffen. Dezen hebben
met hun streven op 't oog het algemeen
welzijn te dienen, terwijl de eersten
voornamelijk bevoordeeling van hun
eigen ik willen. Zoo heeft ieder zijn
idealen, want geen enkele menach zal
tevreden zijn met het bestaande. Geen
enkele mensch mkg ook tevreden zijn
met het bestaande. Een ieder moet zijn
best doen mede te helpen het volmaakte
zoo dicht mogelijk nabij te komen. Dat
is 's menschen plicht.
Ieder ideaal is echter niet voor ver
wezenlijking vatbaar. Zoo zou men zich
tot ideaal kunnen stellen iets wat be
slist onmogelijk is. Zulke idealen na
te streven is natuurlijk onzin. Ook moet
men niet idealen nastreven, welke wèl
door een ander, maar niet door ons
kunnen worden verwezenlijkt. Zoo'n
ideaal is weliswaar niet gehéél onmo
gelijk, maar toch bestaat er zeer weinig
kans dat het verwezenlijkt zal worden.
Overal en in alles heeft men grenzen.
Het onmogelijke te willen is onzin, het
HUGH CONWAY.
8)
Het zou ongerijmd zijn te zeggen dat ik
verliefd geworden was op een vrouw, die
ik slechts vijf minuten lang gezien had,
met wie ik geen enkel woord had gewisseld,
wiens naam noch woonplaats ik wist, maar
ik moet bekennen dat ik meer belang stelde
in dit meisje dan in eenige andere vrouw,
die ik ooit gezien had. Hoewel zij schoon
was, kon ik nauwelijks zeggen, waar van
daan die aantrekking of die bekoring kwam.
Ik had zeer vele Bchoone vrouwen gezien.
En toch bleef ik, om de geringe kans haar
haar nog eens te zien, in Turijn hangen,
tot Kenyon verklaarde dat, als ik niet dade
lijk meeging, hij alleen weg zou gaan. Ten
slotte gaf ik toe. Tien dagen waien voorbij
gegaan zonder dat de kans, waarop ik
wachtte, zich voordeed. Wij rolden onze
matten op en gingen andere streken zien.
Uit Turijn gingen wij naar het zuiden,
naar Genua, Florence, Rome en Napels en
andere kleinere plaatsendaarop staken wij
over naar Sicilië, en te Palermo gingen wij
aan boord van een jacht, dat aan 'n anderen
vriend toebehoorde. Wij hadden onze reis
gemakkelijk ingericht; in iedere stad, die
wij bezochten, bleven wij zoolang als wij
zin hadden, zoodat, toen het jacht zijn
kruistocht beëindigd had en ons terugbracht
bijna onmogelyke te willen is ook niet
aan te raden. Ddtgene na te streven,
waarmede men kans heeft op verwezen
lijking, is heerlijk. Al het andere tot
verwezenlijking te brengen moet men
overlaten aan hen, die daarvoor weer
meer kans van slagen hebben. Zoo kan
ieder meewerken tot het goede.
't Gaat met de verwezenlijking van
een ideaal niet altijd zoo vlug als men
wel wenscht. Is het zich tot doel ge
stelde evenwel mogelijk, dan mag een
kleine tegenstoot geen reden zijn om
maar bij de pakken neer te gaan zitten
en anderen het voorgenomene te laten
uitvoeren, of tevreden te zijn met
wat men is of wat men heeft, omdat
men toch haast geen kans ziet zijn
doel te bereiken.
Met een goeden wil is veel nog moge
lijk, wat eens bijna onmogelijk scheen.
Men moet ook eerst goed overwegen
of het ideaal, indien verwezenlijkt,
werkelijk beantwoorden zal aan den wil.
Zoo kan men bijvoorbeeld streven naar
hooger loon. De smid, de t:mmerman,
de verver, allen zullen meer loon willen
hebben om beter te kunnen leven. Wij
nemen aan dat ze een honger loon beslist
noodzakelijk achten voor een beter be
staan. En wij zullen dan in deze hunne
meening moeten deelen. Immers: ze
zouden meer en beter voedsel kunnen
aanschaffen, grooter en gezonder huis
kunnen bewouen en ook zouden ze
misschien nog een stuivertje kunnen
oversparen voor den ouden dag, enz.
Dit zou kimnen, indien al het andere
gelijk bleef. De smid, de timmerman
en de verver moeten meer loon uitkeeren
aan hunne knechten. Goed. Maar nu
zegt de huisheer: de bouw van het huis
is door de verhoogde loonen zooveel
duurder gekomen, du3 ik moet 'sjaars
beslist vijf en twintig gulden huur
meer voor die woning hebben. Daar
gaat dus iedere week alweer ongeveer
vijftig cent af van den werkman. Ook
de bakker, de kruidenier enz. laten
hunne waren duurder betalen, omdat
ze hooger loon moeten uitkeeren aan
hun dienstpersoneel. En wat is dus
nu het gevolg van een en ander? Dat,
zooals we het wel eens hebben hooren
noemen, men het geld met de eene
hand ontvangt en met de andere weer
uitgeeft, net als vroeger, toen minder
loon werd gegeveD, maar toen ook
alles veel goedkooper was.
In zijn verwachtingen over iets wordt
men nog al eens vaak teleurgesteld.
Bij het nastreven van een of ander
naar Engeland, de zomer bij na verstreken was.
Sinds dien tijd, dat ik Turijn verlaten
had, had ik herhaaldelijk weer gedacht aan
het meisje dat ik in de San Giovanni gezien
had zóó vaak aan haar gedacht dat ik
mijzelf om mijn dwaasheid uitlachte. Tot
dusver had ik nooit de herinnering aan een
vrouwengelaat zoo lang in mijn geest mee
rondgedragen. Er moest voor mij iets vreemds
geweest zijn in haar soort van schoonheid.
Ik herinnerde mij iederen gelaatstrek
was ik een artiest geweest, dan zou ik uit
mijn geheugen haar portret geschilderd
hebben. En al was ik geneigd om over mijn
dwaasheid te lachen, kon ik mijzelf niet
ontveinzen dat, hoe kort de tijd geweest was,
gedurende welken ik haar gezien had, de
indruk, dien zij op mij gemaakt had iedèren
dag sterker werd in plaats van flauwer. Ik
berispte mijzelf dat ik Turijn verlaten had
voor ik haar opnieuw ontmoet had zelfs
al had ik er daarvoor nog maanden langer
moeten blijven. Ik had het gevoel dat ik,
door die stad te verlaten een kans had ver
loren, die een mensch maar eens in leven
krijgt.
Kenyon en ik scheiden in Londen. Hij
vertrok naar Schotland om achter de pa
trijzen heen te zitten; ik had mijn plannen
nog niet vastgesteld voor den herft en be
sloot, althans voor eenige dagen nog, in de
stad te blijven.
Was dit toeval of noodlot? Den eersten
morgen na mijn komst in Londen, had ik
zaken in Regent Street. Ik wandelde lang
zaam door de breede straat, maar mijn ge
dachten waren elders. Ik was bezig om een
ziekelijk verlangen uit mijn geest te ver
bannen een verlangen om aanstonds naar
Turijn terug te gaan. Ik dacht aan de
schemerduistere kerk en het fraaie, jonge
ideaal moet men zich eigenlijk eerst
de vraag stellen: kan, al is het doel
bereikt, men ook nog in zijn verwach
tingen teleurgesteld worden?
Buitenland.
De correspondent van de N. R. Ct.
te Lissabon schrijft:
In de Portugeescbe politiek gaat alles
nog steeds als van een leien dakje
omlaag.
De toestand wordt dag aan dag be
nauwender, de ontevredenheid groeit,
de hoop op «en blijder toekomst daalt,
het vrijheid, gelijkheid en broederschap
is een paskwil geworden, in een groot
deel der koloniën woedt de opstand,
aan de noordgrens roeren zich de mo
narchisten en in den lande zwijgen
de monarchisten zóó stil, dat het nog
benauwender is: het zwijgen vóór het
onweer.
In de dagen van Franco wist een
ieder, dat er een koningsmoord zou
volgen, het hing in de lucht, de atmos
feer was er zwanger van. Ook nu is de
atmosfeer zwoel, er dreigt iets, men
noemt het met name, een tegen-om
wenteling, het hangt in de lucht. Het
zwoele zwijgen der natuur voor het
onweer. Aan alle horizonten dreigen de
donderkoppen. Men huivert, zwijgt, ziet
stil naar den horizont en wacht adem
loos.
Het kan zoo niet voortduren I heet
het overal! Een volk laat zich lang
tarten, trappen en uitmergelen -,
maar even vóór den doodtrap heft het
den kop weer op. De geschiedenis heeft
het bewezen.
De republiek is een paskwil, een
oligarchie. Dit is geen republiek. Het
volk regeert niet meer. Het zijn de
Alfonsisten met hun leider aan het
hoofd, die de lakens uitdeelen en tarten
en trappen. Hoort wat Antonio José
d'Almeida, de oudste vijand der monar
chie, een der oudste republikeinen (de
leider der evolutionisten in de Kamer),
spreekt in zijn „Republica" van 23
April: „Dit is een oligarchische repu
bliek geworden, een dwaas verdraaisel
van de republiek, die wij wenschten,
een republiek alleen in naam en kleed,
die geen rekening meer houdt met de
souvereiniteit van het volk. Republiek
is een regeering der natie door de
natie door verkozen mannen ge
regeerd. Noem het tegenwoordige regime
zooals je wilt, maar niet „republiek"
Bij voortzetting van de tweede lezing
van de begrooting van oorlog is in den
Duitschen Rijksdag ook beraadslaagd
over de door de begrootingscommissie
aangenomeu motie tegen het duel met
de volgende strekking: Eerlooze per
sonen moeten van een eerezaak geheel
uitgesloten worden en tegen beleedigers
moet streng worden opgetreden, terwijl
een eerezaak eerst na onderzoek door
een eereraad met de wapens kan worden
beslecht. Weigering van een duel op
godsdienstige gronden en geschillen, die
hun oorzaak in den dienst of in parti
culiere zaken vinden, mogen niet het
onderwerp van een onderzoek van den
eereraad vormen en de uitdagers tot
een duel moeten uit het leger ontslagen
worden.
Deze motie is na een langdurig debat
aangenomen, met een sociaal-democra
tisch amendement, volgens hetwelk een
officier, die het duel weigert, daarom
niet uit het leger ontslagen mag worden.
In het Engelsch Kanaal heeft een
aanvaring plaats gehad tusschen het
Engelsche slagschip Londen en het zich
op weg van Antwerpen naar New-York
bevindende stoomschip Don Benito,
van de Buenos Ayres and Pacific Railway
Cy., zooals reeds in een andere rubriek
van ons blhd is medegedeeld. De sche
pen hadden elkaar wegens de mist niet
kunnen ontwijken, waarbij de Don
Benito door het slagschip geramd en
zoo ernstig beschadigd werd, dat zij
alleen op haar waterdichte schotten is
blijven drijven. Beide schepen voeren
langzaam, anders was het gehavende
stoomschip ongetwijfeld in tweeën ge
sneden, verzekert men. De London zond
een draadloos bericht naar Dover en
bleef bij de Don Benite, totdat vandaar
sleepbooten tot hulpverschaffing waren
komeD opdagen.
Uit verschillende berichten blijkt, dat
Turkije ernstige moeilijkheden in Al
banië krijgt. O. a. wordt aan de Vos-
sische Zeitung uit Saloniki geseind:
Alle pogingen om de Albaneesche op
standelingen, die in de omgeving van
Dzjakowa gekomen zijn, te bewegen,
dat zij bij den tegenwoordigen kritieken
toestand van het land de regeering geen
nieuwe moeilijkheden zouden bereiden,
zijn mislukt. De Albaneezen nemen
maatregelen om ter sterkte van 1000
man het arsenaal van Dzjakowa te be
stormen. De troepen hebben bevel ge
kregen in dat geval de artillerie mee-
doogenloos tegen de opstandelingen te
gebruiken. De wali van Uskub doet een
laatste beroep op de vaderlandsliefde
van de Albaneezen.
Volgens bericht uit Saloniki is de
toestand zeer ernstig. Men meldt ge
vechten tusschen troepen en den stam
Riogwa. Botsingen hebben plaats gehad
in de districten Doessirgwa, Rozai en
Dzjakowa. De reservetroepen in Usbub
en Monastir zijn gemobiliseerd. Ver
scheiden benden Albaneezen terrorisee-
gelaat dat ik daar drie maanden tevoren
gezien had. En toen, terwijl ik voor mijn gees
tesoog het meisje en haar begeleidster in de
kerk zag, keek ik op, en zag haar in het
hart van Londen vóór mij staan!
Hoe verbaasd ik ook stond, dacht ik geen
oogenblik aan een vergissing. Het mocht
dan een droom of een illusie zijn daar
kwam die eene aan, aan wie ik zoo vaak
gedacht had; zij kwam naar mij toe, met
de oude vrouw aan haar zijde. Het was
alsof zij zoo juist de San Giovanni verlaten
hadden. Er was maar weinig veranderd in
het uiterlijk van de oude vrouw; zij was
meer als een Engelsche dienstbode gekleed;
maar het meisje was geheel dezelfde. Schoon,
schooner dan ooit! dacht ik, terwijl mijn
hart opsprong. Z'j gingen mij voorbijik
keerde mij instinctmatig om en volgde hen
met de oogen.
Ja, dat was het lot! Nu ik haar op deze
onverwachte manier gevonden had, zou
ik er wel voor zorgen dat ik haar niet
meer uit het gezicht zou verliezen. Ik
trachtte niet langer mij mijn gevoelens te
ontveinzen. De ontroering, die mij had
doortrild, toen ik opeens weer tegenover
haar gestaan had, had mij de waarheid
geopenbaard. Ik was verliefd smoorlijk
verliefd. Slechts tweemaal had ik haar ge
zien, doch dit was voldoende om mijzelf
te overtuigen dat, indien mijn lot ooit aan
dat van een ander verbonden zou worden,
het zou zijn met dat van die vrouw, wier
naam, woonplaats of nationaliteit ik niet
eens kende.
Ik volgde haar, een uur of langer op
een behoorlijken afstand. Ik wachtte, ter
wijl zij een paar winkels binnen gingen
en volgde bescheiden toen zij haar wande
ling hervatten. Ik bleef zoover achteraf, dat
mijn naloopen onopgemerkt bleef en niet
de aandacht kon trekken. Zij gingen spoe
dig de Regent-Street uit en liepen door
tot zij in een van de vele huizenrijen kwa
men in Maiden-vale. Ik lette op het huis,
waar zij binnentraden, en toen ik er een
paar minuten later voorbijkwam, zag ik
voor een raam aan de straat het meisje,
dat wat bloemen in een vaas schikte. Ik
was nu zeker haar woning ontdekt te hebben.
Het was het lotIk was verliefd en kon
niet anders doen dan mijn harstocht mij
ingaf. Ik moest al dat onbekende door
gronden. Ik moest met haar in aanraking
komen en zoodoende het recht krijgen in
haar vreemde, maar schoone oogen te blik
ken. Ik moest haar stem hooren. Ik moest
weer glimlachen over het ongerijmde van
verliefd te zijn op een vrouw, wier stem
ik nog nooit gehoord had en van wie ik
niet wist, welke haar moedertaal was.
Ik nam een kloek besluitik wandelde
terug naar het huis en belde er aan. Een
net-uitziend dienstmeisje deed mij open.
„Heeft U ook kamers te huur?" vroeg
ik, daar ik op het denkbeeld gekomen was
dat de onbekende er alleen maar kamers
gehuurd had.
Het dienstmeisje antwoordde bevestigend
en toen ik vroeg die kamers te zien, toonde
zij mij een eet- en een slaapkamer gelijk
vloers.
Al waren deze kamers gevangenishokken
geweest in plaats van luchtige, vroolijke
vertrekken, dan had ik ze toch genomen.
Ik betaalde een maand huur vooruiten,
daar ik opgaf pas in Engeland terugge
komen te zijn en aanstonds een onderdak
noodig te hebben, stemde zij erin toe dat
ik haar kamers nog dienzelfden avond zou
betrekken.
ren de bevolking in de streken van
Uskub en Kalkadelen.
Volgens uit Saloniki ontvangen be
richten zou Hassan bei, oud Albaneesch
afgevaardigde, in het gebergte ontweken
zij n om zich aan bet hoofd te plaatsen van
een algemeenen Albaneeschen opstand.
Hassan bei moet over een zeer grooteu
invloed beschikken. Op de tribune van
de ontbonden Kamer had hij verklaard,
dat hij de eerste zou zijn om de vaan
van den opstand te ontplooien, indien
op de verkiezingen op onwettige wijze
invloed zou worden uitgeoefend.
Op het Noorsche stoomschip Snowe,
dat zich met een lading meststoffen op
weg bevond van Odde bij Hardanger
naar Stettin, heeft voor Kullen een
ontploffing plaats gehad. Acht man, o. w.
de kapitein, zijn verdronken. Vijf man
werden gered en Daar Kopenhagen ge
bracht.
Uit New-York wordt geseind, dat de
Atlantische stoomschepen talrijke reus
achtige ijsbergen ontmoet hebben, of
schoon zij een veel meer Zuidelijken
koers gevolgd hadden. Het bericht heeft
in scheepvaartkringen onrust gewekt,
omdat men meende, dat de nieuwe koers
ijsvrij zou zijn.
Uit Hamburg wordt aan de Kölnische
Ztg. geseind, dat de bij het verkeer
over den AtlaDtischen Oceaan betrokken
Europeesche scheepvaartmaatschappijen
met het oog op het feit, dat het drijfijs
dit jaar ongewoon ver naar het Zuiden
afdrijft en het ijs langzamer smelt, be
sloten hebben den koers der stoom
schepen nog verder naar het Zuiden fe
verleggen dan onlangs reeds geschied is.
De Grieksche bladen maken een bevel
van de regeering van Kreta openbaar,
gericht tot de 20 Kretenzer afgevaar
digden die te Athene zijn gekomen.
Hun wordt gelast, zoolang als noodig
zal zijn, te Athene te blijven. Deze af
gevaardigden zullen zoo noodig diegene,
die door de beschermende mogendheden
zijn tegengehouden, vertegenwoordigen,
want, zoo zegt het stuk, geen mensche-
lijke macht kan de Kretenzers verhin
deren hun wil door te zetten, de ver
tegenwoordiging van Kreta in de Griek
sche Kamer te waarborgen.
Op drie vergaderingen, die onder
scheidenlijk gehouden zijn te Manp-
heim, Frankfort a d. Main en Salzig is
het besluit genomen, dat alle direct of
indirect bij de Rijnsleepvaart van Bazel
tot Rotterdam betrokken werknemers
tot staking zullen overgaan, indien niet
heden de stakende Rijnschippers het
met hun reederijen zijn eens geworden.
Deze solidariteitsstakingzou niet enkel
„O ja," zei ik, toen ik wegging om mijn
bagage te halen, „ik vergat nog U le vra
gen of U andere huurders hebt geen
kinderen, wil ik hopen 7"
„Neen, mijnheer, niets dan een dame en
haar dienstbode. Zij wonen op de eerste
verdieping, heel rustige menschen."
„Dank u," zei ik. „Ik denk dat ik hier
heel prettig zal wonen. U kunt mij om
streeks zeven uur verwachten."
Vóór de ontmoeting met mijn onbekende
mijn plannen gewijzigd had, had ik mijn
oude kamers in Walpole-Street weer ge
huurd. Ik ging daarheen, pakte alles in
wat ik noodig had en vertelde aan de men
schen dat ik voor een week of wat bij een
vriend ging logeeren. De kamers moesten
echter voor mij gereserveerd blijven. Klok
slag zeven was ik in Maiden vale en behoor
lijk in mijn nieuwe woning geïnstalleerd,
j Het was de hand van het lot, die dit
alles bewerkt had wie kon daaraan
twijfelen? Dienzelfden ochtend nog was
ik op 't punt geweest naar Turijn te gaan
om mqn geliefde te gaan zoeken. En nu
het avond was, zit ik in de kamer beneden
de hare. Ik kon haast niet gelooven dat
zij maar een paar meter van mij was, dat
ik haar morgen zien zal en overmorgen
en iederen dag opnieuw. Ja, ik ben smoor
lijk verliefd ik ga naar bed met het
voornemen van haar te droomen, maar
zeker door den invloed van de nieuwe
woning zijn mijn droomen alles behalve
aangenaam. Den heelen nacht droom ik
van den blinden man, die in een vreemd
huis binnen liep en daar zulke vreeselijke
geluiden hoorde 1
aliens
DOOR
f Wordt vervolgd).