Bet Laad van Heosden en Altena, de Langstraat en de Bammejerwaard,
Meesterscbaj ei Moei
Teruggeroepen.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No3181. TVoensdag 21 Augustus.
FEUILLETON.
land van alten/'5
1912.
voor
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 77j ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Naar een oud verhaal had iemand
bij testament zijn heele hebben en
houden aan zeker iemand gelegateerd,
onder den last om jaarlijks drie maten
van het koren van het land uit te
keeren aan het echtpaar, dat minstens
een maand getrouwd was en waarvan
de man al dien tijd baas in zijn
huis was geweest. Deed zulk een paar
zich niet op, dan ging het graan naar
het gasthuis.
Het testament was goed in orde, er
waren behoorlijk bestuurders van 't le
gaat benoemd, die jaarlijks in 't ge
meentehuis vergaderden. De zonder
linge oude vrijer was namelijk al een
halve eeuw geleden ter ziele gegaan
het bestuur was dus reeds vijftigmaal
samengekomen; nieuwe bestuurders wa
ren opgetreden en de heeren hadden
steeds goede sier gemaakt, maar het
graan ging geregeld naar het gasthuis
en nooit had eenig pas of langer ge
trouwd echtpaar er aanspraak op ge
maakt.
't Was wel eens een enkele maal
voorgekomen dat een man naar den
prijs dong, maar van de noodzakelijke
toestemming der vrouw, dat hij steeds
baas in huis was geweest, kwam nooit
iets.
Men kan daarover denken zoo men
wil, maar het geval op zich zelf wekte
den wrevel van sommige mannen te
Wonderveld op. Vooraan stond zekere
meneer Speer. De man was nog een
beetje groen, wanthij was juist een
maand geleden getrouwd, maar durfde
toch te beweren dat hij in zyn woning
heer en meester was en hij beweerde
ook, 't was weer de dag der vergade
ring, dat hij straks met den prijs zou
komen.
Reeds luidden de klokken naar aloud
gebruik. De deftige raad was gezeten
en de burgers van Wonderveld ver
gaapten zich aan het schouwspel.
Daar trad de heer Speer voor, om
te beweren dat hij baas en meester in
huis was. Wel twintig getuigen had
hij. ledereen wist het en het volk, dat
gaarne zag dat de prijs eens toegewe
zen werd, drong er op aan dat de raad
het recht van Speer erkennen zou.
Dienovereenkomstig uitspraak en
HUGH CONWAY.
(36
Het was nu te laat om mij terug t9 trek
ken, zoo ik dit nog gewenscht mocht hebben.
Ik vond een doorwaadbare plaats en was
in een paar minuten aan den overkant.
Pauline verroerde zich niet, maar Priscilla
rende op mij toe, en schudde mijn handen.
„Krijgt ze haar geheugen terug herkent
zij mij?" fluisterde ik, mij van haar
losmakend, en liep op mijn vrouw toe.
„Nog niet, maar het komt. Ik ben er
zeker van, dat het zal komen, mijnheer
Gilbert."
Een gebed opzendend, dat haar voor
spelling bewaarheid mocht worden, trad ik
op Pauline toe, en stak mijn hand uit. Zij
vatte die, zonder aarzelen, en sloeg haar
donkere oogen naar mij op. Hoe kon
ik mij inhouden, haar niet aan mijn hart
te drukken 1
„Pauline, herkent ge mij?"
Zij sloeg haar oogen neer. „Priscilla heeft
over u gesproken. Zij zeide mij, dat gij een
goed vriend waart, en ik mij, tot uw terug
komst, rustig moest houden en niets vragen."
„Maar herinnert ge u mijner niet? Ik
meende, dat ge mij straks herkende."
Zij zuchtte. „Ik heb u gezien in mijn
droomen vreemde droomen."
Terwijl zij sprak, kwam een blos over haar
wangen.
„Vertel mij van die droomen," zei ik.
„Ik kan dat niet. Ik ben langen tijd ziek
geweest, heel ziek. Ik heb zooveel vergeten
alles wat gebeurd is."
Speer wordt naar de eereplaats ver
wezen, waar het kostelijke graan hem
zal worden toegewezen.
Plots haalt hij een zakdoek uit, een
een zijden zakdoek, zeer fraai en fijn,
meeaende het graan daarin mee te
nemen; maar de meter zegt: „ben je
dol man; dat scheurt al bij de helft;
ga. naar huis en haal een zak!"
En, nu moest het hooge woord er
uit. „Ja, zegt Speer, ik had het wel
gedacht, mijn vrouw wou maar vol
strekt niet hebben dat ik met een meel
zak langs straat liep. Intusschen, heb
maar een poosje geduldik kom dade
lijk met een zak terug".
„Och neen, vriend, zegt de voor
zitter, spaar u de moeite, ge zijt even
min als wij heer en meester in uw huis
en bewijst het zelt".
Daarmee kon Speer naar huis gaan
en wat daar voorgevallen is, werd te
Wonderveld nooit verteld. Wij hopen
er het beste van en tevens dat de
Wondervelders verstandig genoeg zullen
zijn geweest, om nooit meer te dingen
naar het fameuse legaat. Het winnen
van den prijs kan hun nooit tot eer
verstrekken. Den man niet, omdat 't
hem nooit fraai kon staan, te beweeren
dat het meesterschap door hem alleen
gevoerd werd de vrouw evenmin, om
dat zij altijd het vermoeden zou hebbeu
opgewekt, uit eigen belang in het be
weren van den man te hebben toege
stemd.
Eigenlijk is niemand onzer, in welke
levensomstandigheid ook, ooit heer en
meester; in dien zin, dat hij het eenig
denkende en zelfstandig handelend wezen
is. Velen kennen niet het ware verschil
tusschen leiden ot besturen en baas
spelen en het zou al heel onverstandig
wezen, wanneer de man of de vrouw,
die zich met een ander tot de innigste
levensgemeenschap verbond, geen vrije
wil, geen zelfstandig handelen, geen
invloed naast zich duldde. Wij vreezen
dat ervan die innige levensgemeenschap
niet veel terecht zou komen en meeneu
trouwens dat er voorbeelden ip over
vloed zijn, die dit bewijzen.
De man of de vrouw, die, hoe heersch-
zuchtig van karakter ook, nog een
greintje gezond verstand heeft overge
houden, zal wel niet eens willen weten
dat hij of zij naar het meesterschap
streeft, dat slechts één wil als den
werkelijken wil erkent, één meening
als de juiste en daarom, in zyn koude
„Zal ik het u vertellen?"
„Nu niet," riep zij heftig. „Wacht af, en
het zal allemaal weer terugkomen."
Zou zij eenig vermoeden van de waarheid
hebben? Waren de droomen waar zij van
sprak, niets dan de pogingen van een terug-
keerend geheugen Zou de glinsterende ring,
die zij nog aan haar vinger had, haar doen
vermoeden, wat er was gebeurd? Zeker, ik
zou wachten en hopen. Wij wandelden
samen terug, terwijl Priscilla op eenigen
afstand volgde. Pauline scheen mijn gezel
schap als volmaakt natuurlijk te beschou
wen. Als de weg steil was of oneffen, strekte
zij haar hand naar mij uit, alsof deze steun
haar recht was toch zeide zij een heele
poos niets.
„Waar zijt ge vandaan gekomenvroeg
zij ten slotte.
„Van eene lange reis, vele duizenden
mijlen ver."
„Juist; als ik uw gelaat zag, waart gij
altijd reizende. Hebt gij gevonden wat gij
zocht?" vroeg zij heftig.
„Ja, ik heb de waarheid gevonden. Ik
weet alles."
„Zeg mij, waar hij is."
„Waar wie is?"
„Anthony, mijn eigen broer de jongen
dien zij vermoord hebben.Waar is zijn graf?"
„Hij is begraven naast zijn moeder."
„God zij gedankt. Ik zai dus in staat zijn
bij hem te bidden."
„Wenscht ge u niet te wreken op degenen,
die hem vermoordden
„Wraak 1 wat voor goeds kan er uit wraak
voortkomen? Het zal hem niet weer levend
maken. Het is al zoo lang geleden. Ik weet
het niet precies, maar het schijnt mij nu
jaren geleden. God kan hem al wel. gewroken
hebben."
„Dat heeft Hij, grootelijks. Een is in de
gevangenis krankzinnig gestorven, de andere
is geketend, moet dwangarbeid verrichten
zelfzucht, altijd het laatste woord wil
hebben.
De erkentenis, dat men dwalen, mis
tasten kan, dat men niet altijd terstond
het fijne van een zaak doorziet, niet
altijd op de juiste gedachte komt, den
rechten kijk op de dingen heeft, een
erkentenis zoo echt menschelijk, moet
juist tot die wondere erkentenis voeren,
dat meesterschap in den zin van alleen
denken en handelen, van alleen heer-
schen, een noodlottige dwaling is, die
tot niets goeds leiden kan en bovendien
belast met een verantwoordelijkheid,
veel te zwaar voor menschelijke krachten.
De ervaring leert trouwens, dat die
heerschzuchtigen maar al te vaak ge
neigd zyn om een verantwoordelijkheid
van zich af te schuiven, maar bewijzen
ze daarmee feitelijk toch ook weer niet,
dat ze nooit volkomen op eigen beenen
kunnen staan?
Het is zoo goed, zoo gewenscht, dat
wij mensehen in alles worden aange
vuld; want op zich zelf zyn en blijven
wij in alles onvolkomen. Het is zoo
goed, dat wij zonder door anderen te
worden onderdrukt of volkomen be-
heerscht, hun invloed ondergaan. Dat
komt trouwens van zelf, wanneer wij
hen vrij laten denken en handelen, voor
zoover de omstandigheden dat toelaten
wanneer wy hen hunne meening laten
uiten en daarop onpartijdig acht slaan
wanneer wij letten op hun wijze van
werken en de vruchten van hun streven.
Wij zien dan zeer goed wanneer zij
goed denken en ernaar handelen, wan
neer zy andere prijzenswaardige eigen
schappen bezitten. Wij komen dan al
licht er toe om eene vergelyking met
ons zeiven te maken en wanneer die
vergelijking, het is waarlijk niet zulk
een zeldzaamheid, niet al te zeer in ons
voordeel uitvalt, dan zouden wij wel
hoogst onverstandig handelen, indien
wij ons niet gaarne lieten beïuvloeden
door hen die zedelijk iets hooger staan
dan wij. Dat verlaagt ons niet; maar
het verhoogt ons integendeel en zal ook
het gehalte van ons leven verhoogen.
Wy zijn aangevangen met dat toe
te passen op het huwelijk en dddr is
het voorbeeld zeker zeer op zijn plaats
maar bet geldt, in meerdere of mindere
mate, in elke omstandigheid des levens,
by elke menschelijke verhouding en by
elke daad of handeling, hoe schijnbaar
van geringe beteekenis die vaak ook
wezen mogL
Het is altijd een strijd in de wereld
en onder de menschen geweest, wie
hunner do meeste was.
Die zedelijk hooger dan een ander
staat verheft er zich niet op en laat
zich niet als zoodanig gelden. Wij kun
nen zelfs veilig zeggen, dat dit laatste
het bewijs zou meebrengen, dat hij
zedelyk niet hooger staat.
Die waarlijk een hoog zedelyk stand
punt inneemt, die zal wel trachten veel
invloed te oefenen bij anderen en heel
vaak zal dat streven met gevolg worden
bekroond, maar dan zal het wezeneen
invloed als die van zonneschijn, van
dauw en regen, dien wonderbaren in
vloed zoo heerlijk, doch waarvan de
wegen onnaspeurlijk zijn voor het men
schelijk oog, dat slechts de uitkomst
ziet.
Buitenland.
Te Petersburg zijn onrustbarende be
richten uit Kroonstad aangekomen. Vol
komen onverwacht is daar de staat van
beleg afgekondigd. Van welingelichte
zij'de wordt verklaard, dat de reden te
zoeken is in revolutionnaire bewegin
gen bij de Russische marine. Men bad
den maatregel willen uitstellen tot na
i het vertrek van den Franschen minis
ter-president, doch er waren belangrijke
redenen om deze stappen te doen. De
staat van beleg was tegen het einde
van het vorige jaar opgeheven, nadat
hij in October 1905 afgekondigd was.
Men verzekert, dat een reeks arrestaties
en verbanningen plaats zullen hebben.
I Verontrustende verschijnselen zijn niet
alleen waargenomen bij de Oostzee-vloot,
doch ook bij de Zwarte Zee-vloot. De
commandant van de Zwarte Zee-vloot,
admiraal Eberbardt, heeft ontslag ge
kregen, omdat hij niet op de hoogte
was van de gisting onder de matrozen
'van zijn eskader.
Uit Monastir wordt aan de Berliner
Lokal-Anzeiger geseind
Nu in weerwil van de verzoenende
houding der Turksche regeering de lei-
1 ders der Albaneezen tot voortzetting
van den strijd besloten hebben, heerscht
er onder de Zuidelijke Albaneezen ten
opzichte hunner eischen groote oneenig-
heid. In bijna iedere stad stellen zij
van elkaar afwijkende eischen. De Al
baneezen trekken thans naar Dibrah op
en hebben het voornemen door het be
zetten van deze plaats en een aantal
andere steden, de regeering tot een
onvoorwaardelijk aannemen der Alba-
neesche vorderingen te dwingen. Te
de derde is tot nu toe nog ongestraft."
„Zijn straf zal vroeger of later ook komen.
Wie is het?"
„Macari."
Zij huiverde bij dien naam, en zei niets
meer. Juist vóór wij het huis bereikten,
waarin zij vertoefden, zei zij zacht en
smeekend
„Wilt ge me naar Italië brengen, naar
zijn graf?"
Ik beloofde het, blij, dat zij zich instinct
matig tot mij wendde met dit verzoek. Zy
moest zich méér herinneren dan zij zichzelf
bekennen wilde.
„Ik wil daarhéén gaan," zeide zij, „en de
plek zien, daarna zullen we niet meer over
het verleden spreken."
Wy waren nu aan de tuinpoort. Ik nam
haar hand in de mijne.
„Pauline," zei ik, probeer u mijner te
herinneren."
Een schaduw van de oude verwarde blik
kwam in haar oogen; zij streek met de
hand over haar voorhoofd, om daarop, zonder
een woord te zeggen, zich af te wenden en
het huis in te gaan.
XV.
Eiken dag ontdekte ik nieuwe bekoorlijk
heden in de vrouw, die ik liefhad.
Haar glimlach was grooter vreugd, dan
ik mij ooit voorgesteld had, haar lach een
openbaring. In deze heldere, onomfloersde
oogen te staren en te trachten haar geheimen
te kennen, was een belooning, grooter dan
al wat ik geleden had.
Hoe meer ik Pauline ging bewonderen
en liefhebben, des temeer vroeg ik mijzelf
af, hoe ik durfde verwachten, dat een zoo
uitnemende vrouw zou afdalen tot mij, die
haar mijn leven en mijn liefde wilde wijden.
Wie was ik, om haar te winnen? Het is
waar, dart, ik rijk was, maar ik wist zeker,
dat hare genegenheid niet doer rijkdommen
was te koopen, vooral omdat zij, daar ik
haar niet verteld had, dat haar eigen fortuin
was zoekgemaakt, in de meening verkeerde
even rijk te zijn als ik. Zij was jong en
mooi, en voor zoover zij wist, vrij,en rijkelijk
bezorgd. Neen, ik had haar niets aan te
bieden, dat waard was, door haar te worden
aangenomen.
Ik was werkelijk bang voor het oogen-
blik, dat toch vroeger of later moest komen
het oogenblik waarop ik, alsof het verleden
niet bestond, haar nogmaals tot vrouw moest
vragen. Van haar antwoord zou mijn heele
toekomstige leven afhangen. Geen wonder
dat ik besloot dit vonnis te verschuiven,
tot ik zoo goed als zeker was, dat het ten
gunste van mij zou uitvallen. Geen wonder
dat ik, als ik bij Pauline was, en mij de
waarde voorstelde van den prijs die ik wilde
winnen, heel deemoedig werd en mijn eigen
verdiensten zeer laag schatte.
Ik had mijn kwartieren dicht bij haar
opgeslagen, en van den morgen tot den avond
waren wij in eikaars gezelschap, maar tot
nu toe hadden we nog niet over liefde ge
sproken, hoewel al dien tijd mijn trouwring
aan haar vinger was.
Ik had al mijn autoriteit noodig, om te
verhinderen dat Priscilla de waarheid ver
telde aan Pauline. Op dit punt was ik flink.
Voordat het verleden vanzelf tot haar terug
kwam, wilde ik haar hooren zeggen, dat zij
mij liefhad, nog vóór mijn lippen het haar
openbaarden. Misschien was het denkbeeld,
dat soms in mij opkwam, dat Pauline zich
meer herinnerde dan zij wel toe wilde geven,
er niet vreemd aan, dat ik mij zoo stand
vastig aan dit besluit hield.
Merkwaardig was de manier, waarop zij,
van stonde afaan met mij omgingvriend
schappelijk en zonder eenige terughouding
Wij konden elkaar van kindsbeen af gekend
hebben, zoo natuurlijk en vrij waren wij
met elkaar. Zij maakte geen tegenwerping
Elbassan hebben zij het telegraafkan
toor bezet, van waar zij alle Albaneezen
in den omtrek telegrafisch tot voort
zetting van den strijd aanspoorden. Het
garnizoen te Monastir staat voor alle
gebeurlijkheden gereed. Twee bataljons
zijn van hier naar Keuprulu opgerukt,
waar tot nu toe tien bataljons aange
komen zijn en stellingen voor de stad
ingenomen hebben. Artillerie is even
eens gereed de Albaneezen tegen te
houden. Deze hebben tot nog toe aan
de raadgevingen der leiders geen ge
hoor verleend. Zij willen beslist van
Keuprulu naar Saloniki optrekken. De
Mohammedanen te Keuprulu hebben
zich van de wapenmagazijnen meester
gemaakt; zij zijn eveneens bereid tegen
de Albaneezen te vechten.
Het sociaal-democratische mijnwer-
kersverbond heeft Zondag in de distric
ten Bochum en Dortmund een aantal
groote vergaderingen gehouden, om naar
aanleiding 7an de ramp in de mijn
Lothringen te beraadslagen over een
betere bescherming van den kolendelver.
Te Bochum herhaalde Löffler voor
duizenden toehoorders de bekende be
schuldigingen tegen het mijnbestuur.
Ondanks alle logenstraffingen was het
volgens hem een feit, dat een veilig
heidsman, {Jie twee jaar lang in de mijn
dienst heeft gedaan, aldoor de aanwezig
heid van mijngas waargenomen en dit
in het controle-boek aangeteekend had.
Verder beweerde Löffler, dat de plaats,
die de ambtenaren van het mijnwezen
aan den Keizer hadden aangewezen,,
niet de plaats was waar het ongeluk
gebeurd is. Die was heel ergens anders
te zoeken. De heele mijn was één groote
gasketel of een verzamelplaats vansteen-
kolenstof.
In de verschillende vergaderingen
werd een besluit aangenomen, waarbij
men de aanstelling van door de ar
beiders bij geheime stemming te kiezen
en door den staat te bezoldigen mijn-
controleurs verlaugde.
Te Peking zijn twee generaals, af
komstig uit Hankau, genaamd Tsjen
Woe en Tsjeng Feng Wei, die beschul
digd werden plannen tot een nieuwe
revolutie te hebben gesmeed, gevangen
genomen en na terstond gehouden krijgs
raad, ter dood gebracht.
Na een stormachtige beraadslaging
heeft de Nationale Vergadering te Pe
king met 52 tegen 2 stemmen besloten
om Joeansjikai in een verzoekschrift
om nadere inlichting te vragen nopens
de bewijzen, waarop de officieren zijn
gevat en zonder vorm van proces ter
dood gebracht. Het verzoekschrift vraagt
toen ik haar vroeg mij bij mijn voornaam
te noemen, evenmin toen ik het haar deed.
Als zij 't niet gedaan had, zou ik niet geweten
hebben, hoe ik haar dan aan moest spreken.
Hoewel ik Priscilla bevolen had, haar juf
frouw March te noemen, wilde de oude
vrouw dit toch absoluut niet doen, en ont
week de klip, door van en tegen haar te
spreken, als juffrouw Pauline.
De dagen gingen voorbij de gelukkigste
dagen, die ik ooit in mijn leven gekend
had. Morgen, middag en avond waren wij
bij elkaaren ik vrees, dat we voorwerpen
van groote nieuwsgierigheid voor onze buren
waren, die zich ongetwijfeld verwonderden,
in welke verhouding ik stond tot het mooie
meisje, dat ik altijd bij mij had.
Ik merkte al gauw, dat Pauline van aard
1 vroolijk en opgewekt was. Het was nog te
vroeg om te verwachten, maar ik was toch
niet zonder hoop dat eerlang die blik,
sprekend van treurige herinneringen, voor
altijd zou verdwijnen uit haar gezichtje.
Zoo nu en dan verlichtte een blijde glim
lach haar trekken, en kwamen er vroolijke
woorden van haar lippen. Toen het verstand
bij haar begon terug te komen, scheen het
of in haar denken, haar's broeders dood
de dag te voren plaats had gehad, maar
ik ben er zeker van dat, na een wijle, zij
begreep, dat er sinds dien vreeselijken nacht
jaren waren voorbijgegaan. Deze jaren sche-
nen voor haar als in een mist te zijn gehuld;
zij leken haar droomen toe. Zij trachtte na
deze jaren weer op te roepen, beginnend bij
het begin, en ik hoef niet te zeggen, hoe
I levendig aandeel ik hierin nam.
1 Bij onderling goedvinden, vermeden wij
de toekomstmaar wij spraken vrij uit over
het verleden, tenminste al het verleden,
waarin ik niet was betrokken.
DOOK
Wordt vervolgd.)