Ik kan niet meer.
De Dierentemster.
Het Land van Hensden en Altena, de Langstraat en de Boinmeierwaard.
Uitgever: L. JL VEERMAN, Heusden.
No. 319Q. Zaterdag 21 September. m 1912.
Nieuwe Abonné's
Gratis.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75/
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/* ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
ontvangen de Conrant tot 1 October
„Ik kan niet meer", dat is de ver
zachting na een langen, bangen, moei
tevollen strijd. Alle krachten heb ik
ingespannen, ik heb gewerkt en mijn
best gedaan, zoo lang en zooveel ik
kon, maar nu kan ik niet meer, ik
moet het opgeven. En de wereld, de
vreemden, ze hooren het onverschillig
aan, ze beseffen niet hoe zwaar het
valt, hoeveel pijn bet doet, dat te moeten
zeggen, ze weten niet, hoe graag ik
zou doorgaan met werken voor eigen
huisgezin en anderen.
Kent ge, lezer, geen menschen, in
wier mond bovenstaande woorden pas
sen? Wij wel, en gij zeker ook wel.
Lang geleden werd hij door een
kwaal aangetast.. Hij had zich sterk
ingespannen, meer dan zijn krachten
gedoogden, was bezweet geworden, had
kou gevat, begon te hoesten, al erger
en erger. Zijn krachten namen af, de
kleur veranderde van het gezonde rood
in het verdachte bleek; de^ tering had
hem aangetast. Toch wilde hij werken,
verzette hij zich tegen de kwaal, hoopte
hij op beterschap, ontkende hy zelfs
zijn ziek zijn. Maar de wreedaard, de
sluipmoordenaar dezer lage velden, hij
hield vol, liet zijn slachtoffer niet los,
wierp het op bed en sloopte zijn krach
ten geheel. De hoop op beterschap werd
minder en eindelijk verviel hij in een
moedelooze bui. Weg was alle hoop,
tevergeefs praatte men over de komende
mooie dagen, die beterschap zouden
brengen. „Praat er niet meer over",
gaf hij te verstaan, „ik voel 't wel,
dat mijn einde nadeit, ik kan niet
meer, het is gauw met me gedaan".
En zoo was het.
Een ander was kleermaker, werkte
met een paar knechts en had ruim zijn
brood. Toen begonnen de confectiema
gazijnen meer klanten te krijgen, ook
in de dorpen. Daar kon men mooier
kleeren krijgen, beter van snit en goed
kooper ook. Of ze sterker waren, daar
lette men niet op. Hij verloor klanten,
hoe langer hoe meer, sloeg zijn prijzen
af, om te houden wat hij nog had, om
terug te krijgen wat hij verloor. Maar
FEDOR VON ZOBELTITZ.
(6
De eerste voorstelling had een schitterend
verloop. Giuliana zat aan de kas en kon
reeds om negen uur de kaart „Uitverkocht"
ophangen. Die kaart was in lang niet ge
bruikt. Manila moest haar eerst opzoeken
uit een kist met lompen en prullen. Nooit
had de directeur zich trotscher gevoeld
dan dezen avond. Wel tienmaal liep hij in
zijn gala-costuum er voorbij en las telkens
weer: „Uitverkocht" dat beteeken de een
zuivere ontvangst van over de zevenhonderd
franc. Dat was sinds onheuglijke tijden niet
gebeurd
In den cercle zat een elegant gezelschap.
Geheel vooraan luitenant Dusmenil, midden
tusschen de Engelschen, die groote tooneel-
kijkers hadden meêgebracht, hoewel de arena
maar zeer beperkt in de ruimte was. -Hier
zat oók de bloem van de burgerij, de prefect
en de onderprefect, de commandant van de
citadel, verder de officieren van het garnizoen
met. hunne dames.» Het interessante deel
vaB de toeschouwers echter vormde de be
zetting van den tweeden rang en galerij
het volk van Ajaccio: mannen, vrouwen,
en meisjes met gebronsde gezichten, waaruit
gloeiende oogen lichtten, met pikzwarte
wenkbrauwen en dansende lokjes op het
voorhoofd. Het volk maakte een geweldig
rumoer, klapte in de handen, trapte en
schreeuwde; maar het werd doodstil, toen
de directeur driemaal op de bel sloeg, die
aan den ingang hing en de vijf muzikanten
't hielp niet. Hij dankte de knechts af,
kreeg last met zijn leveranciers, die op
betaling aandrongen, werkte aan ver
stelwerk van den vroegen morgen tot
den laten avond, om het hoofd toch
maar boven water te houden. Een tijdje
ging dat, maar ook dat werk vermin
derde, de spaarduiten verdwenen als
sneeuw voor de zon en toen het laatste
geld was uitgegeven, het laatste stuk
werk afgeleverd, toen moest hij den
strijd opgeven„Ik kan niet meer, ze
moeten maar met me doen, wat ze
willen." En dat deden ze: na enkele
dagen stond zijn failliet-verklaring in
dj krant en ging hij naar de stad om
daar het getal voor weinig loon wer
kende stukarbeiders te vergrooten en
een karig loontje thuis te brengen.
Hjj was onderwijzer, Hoofd van een
dorpsschool en werkte met twee andere
onderwijzers aan de zedelijke en ver
standelijke ontwikkeling van de jeugd.
Hij nam zijn zaken ernstig op, had
vele vrienden onder alle standen, onder
alle partijen, die er in het dorp waren,
want hij was een ernstig, onpartijdig
man, een goed onderwijzer en een
vriend van kinderen. Toen begon men
in 't dorp behoefte te gevoelen aan een
andere school. Hij verloor een deel van
zijn leerlingen, een der onderwijzers
kwam op wachtgeld. Maar ook anderen
wilden een eigen school hebben, van
ongeveer dezelfde kleur als de eerste
nieuwe en dht kostte hem weer een
deel der leerlingen, weer een onderwij
zer. Nu stond hij alleen, nu was hij
genoodzaakt slecht althans zeer
onvoldoende onderwijs te geven.
Hij werkte nog hard, zeker, maar
niet meer met dien lust en die lietde
als vroeger. De vroegere vrienden wa
ren tegenstanders, vyanden soms ge
worden in 't geheim werd hij tegen
gewerkt, zijn werk ondermijnd. Hij
streed met eerlijke middelen, maar zon
der succes't getal leerlingen slonk
allengs. Eerst hoopte hij, op peil te blij
ven, soms zelfs op aanwinst, maar toen
steeds meerderen hem verlieten, toen
ontzonk hem den moed: „ik kan niet
meer!" Niet het werk dat zyn lust
was - had hem gesloopt, maar de
hopelooze, ongelijke strijd die had hem
afgemat en oud gemaakt voor zyn jaren.
Nog een ander. Spreker was hij ge
weest in openbare vergaderingen, schrij
ver van brochures, kamerlid, opposant
tegen den ministerhij had raad ge-
op de estrade tegelijkertijd een lustigen
marsch begonnen te blazen.
De voorstelling nam een aanvang.
Het eerst trad de directeur op, monsieur
Anatole op zijn scboonen appelschimmel
„Hector" en reed de hoogerijschool. Hij zat
nog altijd goed te paard, de oude man, en
hij kende de knepen, die het publiek moesten
voorspiegelen, dat zijn magere beenen ijzeren
klemmen en zijn vuisten een paar schroeven
waren. „Hector" proestte geweldig en wierp
vlokken schuim om zich heen, trappelde
en wierp met zijn beenen, dat het een lust
was.
Men klapte. „Hector" zonk op de
knieën en monsieur Anatole nam den hoed
af. Nu kogelde Pi-Wi in de manege en zijn
ganzen snaterden achter hem aan. Het volk
van Ajaccio krijschte van plezier. Pi-Wi
moest ook nog zijn zeehond halen en deze
moest al zijn kunststukken vertoonen.
Daarna werd er een koord in de arena ge
spannen en Manila huppelde aan de hand
van Anatole, binnen. Op dit oogen blik hieven
de Engelschen hun kijkers op, luitenant
Dusmenil klemde zijn monocle in het oog
en zei: „allerliefst!"
Manila droeg een fluweelen lijf met goud
borduursel, een schortje van hetzelfde stof,
zijden tricot en roode laarsjes. Zij zag er
verrukkelijk uit in haar nauwsluitend cos-
tuum. Bij haar optreden reeds werd er
geapplaudiseerd en de bij val bleef levendig,
hoewel de kunststukken van de kleine op
het strakgespannen tamelijk dikke koord,
maar middelmatig waren. Maar men was
in Ajaccio niet verwend of men had zin
voor lichamelijke schoonheid en bekoorlijk
heid. En gratie wist Manila tentoon te
spreiden; iedere pose ademde kunst.
Hierna waren de athleten aan de beurt.
De beide boerenjongens speelden met kanons
kogels en ijzeren stangen, sloegen elkaar de
kolossale armen bont en blauw en worstelden
geven aan vrienden en tegenstanders,
critiek geoefend op de daden der re- j
geering en eindelijk was hij zelf minis
ter geworden. Nu kon hij zyn plannen
verwezenlijken, nu zou hij de zaken
in orde brengen. Na zich eerst goed
in de zaken te hebben ingewerkt, nu
en dan eens door de vrienden toege
juicht, kwam hij met zijn plannen voor
den dag. De tegenstanders trekken hef
tig van leer, de vrienden werden koel,
lieten hem in den steek en dwongen
hem met andere ontwerpen te komen.
Dat deed hij en weer volgde dezelfde
geschiedenis. Wij ben wilde bij niet,
maar hij was niet bestand tegen de
overmacht, vond nergens meer steun
en zoo moest hij eindigen met te zeg
gen „Ik kan niet meer". Hij vroegen
verkreeg ontslag, kwam weer in de
kamer en kon medehelpen om zijn op
volger te steunen of om dien ook zoo
ver te brengen, dat 't slot werd „Ik
kan niet meer."
Wilt ge meer voorbeelden. Sla het
geschiedboek open, lees over veld- en
zeeslagen, over staatslieden en geloofs
helden, over hervormers en kunstenaars,
hoe vaak stuit ge niet op dat: „Ik
kan niet meer". De bijna oppermach
tige Jan de With, die ons land eigen
lijk alleen regeerde, die Europa de
wetten stelde, die den prins van Oranje
de waardigheden zijner voorouders ont
hield, hij moest toch ten slotte voor
den wuften volkswil wijken. „Ik kan
niet meer," klonk het in 1672, toen
de Frauschen naderden en de verhef
fing van den Prins werd geëischt en
hij legde zijn eenvoudig en toch «zoo
gewichtig ambt van raadpensionaris
neer. Helaas, dat het einde zoo treurig
moest zyn
En dan Napoleon, den overweldiger,
die de vorsten van Europa afzette of
verhief naar welgevallen, die met één
pennestreek Staten schiep of deed ver
dwijnen, bij Waterloo moest hij ook
het zoo menigmaal uitgesproken „Ik
kan niet meer" op de lippen nemen.
Alva, die in één veldtocht Portugal
had veroverd, kwam om het volkje van
boter en kaas tot gehoorzaamheid te
dwingen. Streng trad hij op tegen schul
digen en onschuldigen, wreed waren
zijn soldaten, beulen vaak, maar win
nen kon hij 't niet. Na een zesjarig
verblijf in ons land, na vpel bloed te
hebben vergoten, moest hij den strijd
opgevenhy kon niet meer en vertrok
naar zijn vaderland.
Karei V, de machtige, in wiens rijk
de zon niet onderging, hij was oud en
afgeleefd op 55 jarigen leeftijd en ver
langde naar rust. Nero, de wreede ver
volger der Christenen, och, ze .zyn er
zooveel geweest, die machtigen, die
toch ten slotte klein werden, die toch
hun werk moesten neerleggen, omdat
ze niet meer konden.
Zelfs maar laten wé tot een vol
gende week wachten, om nog iets over
dit onderwerp te zeggen.
Buitenland.
met elkaar, waarbij ze zuchten als locomo
tieven en stroomen zweets vergoten. De
toeschouwers op de galerij vonden dat heer
lijk en toen ten slotte signor Cecco, de over
winnaar in den strijd, met luider stem
honderd franc beloofde aan dengene, die
hem in het zand kon doen bijten, toen
werd het levendig op den Olympus. Niet
één meldde zich aan, tien kwamen er, twaalf
of meer, ja hoeveel well Men stormde ih
de arena de bruine mannen van Ajaccio
en uit de dorpen en de omgeving en de
matrozen en visschers, ze wilden het allen
beproeven hunne spieren waren van staal
en ijzer en de honderd franc lokten. Hon
derd franc oho! en zoo gemakkelijk ver
diend men verdrong en stiet elkaar,
lachte en riep allerïfei grappen. Maar de
directeur drong met uitgespreide armen op
de menigte in hij was in zijn gezicht
rood als een kreeft, de hooge hoed stond
hem bijna in den nek en de woorden vloei
den haaStig van zijn lippen.
„Maar, mijneheeren! Terug, als ik u ver
zoeken mag; slechts één, als 't u blieft,
slechts één! Terug, signore, wie was de
eerste? U neen, U niet U dus! Mooi!
Wees zoo goed hier te komen en willen de
andere heeren zoo vriendelijk zijn, om zich
weer naar hunne plaatsen te begeven
Pi-Wi, help toch."
Die laatste woorden werden zachter ge
sproken. Pi-Wi kwam in stalmeesterscos-
tuum aanspringen en hielp om de menigte
terug te dringen. Daarop begon de strijd
opnieuw en natuurlijk kon de Corsicaan
het tegen de reuzenarmen van Cecco niet
lang volhouden. De bijval geleek nu een
gehuil. „Had het maar gelaten!" riep een
stem tegen den man op den grond. ^Zeg
het maar niet aan je moeder!" brulde een
tweede. 9
Sim bim! Een nieuw nummer! „II
mascherato!" Het geheimzinnige trok. Door
Te Antwerpen is een jonge Holland-
sche vrouw gevangen genomen, van wie
het mogelijk schijnt, dat zij betrokken
is bij een dubbelen moord, medio Augus
tus te Antwerpen aan de Leopold-lei
gepleegd.
Die wreede moord op mevrouw {Gal
let houdt, natuurlijk, ook het publiek
nog bezig. En nu zou zij in een zenuw
crisis dingen daarover hebben verklapt,
De vrouw, een Amsterdamsche, zet te
Antwerpen het slechte leven voort, dat
zij, zéstien jaar oud, vier jaar geleden,
te Amsterdam begonnen is. Ze moet
ook te Rotterdam gewoond hebben en
even betrokken zijn in een vervolging
tegen den houder van een gemeen huis.
Nu was zij te Antwerpen en diende er
in een kroeg met vrouwenbediening.
Daar hebben menschen, op gegil afge
komen, haar gevonden, terwijl zij, dron
ken of in een zenuwcrisis, op den grond
lag pn vol angst sprak van een lijk,
dat moest worden weggebracht.
Heeft zij nu, in een bui van leed
over haar leven, of in een vlaag van
hysterie, zich dingen voor den geest
gehaald, waar zij* niet mee te maken
heeft, of werkelijk een geheim verraden
Dat onderzoekt de justitie.
Zij was te Antwerpen met twee Hol-
landsche kerels. In haar zakken zijn
stukken krant gevonden, handelende
over den moord en een boekje, waarin,
zegt men, het adres van de Leopold-
lei. Een van de kerels is gepakt. Het
is zekere Hendrik Kroegel, uit den Haag,
als de „bokser" bekend.
De gevangen genomen vrouw stond
onder verdenking, betrokken te zijn in
de zaak van den te 's-Gravenhage ver
moorden Turkschen koopman, hetgeen
echter wordt tegengesproken. Zij ver
schafte aanwijzingen in zake een dief
stal van f 2000 te Rotterdam. Zij erkende
de feiten, maar weigerde elke uitlegging
betreffende zekere gedenkschriften, die
zij schreef en waarin zij toespelingen
het zwarte masker bekeken twee scherpe
blauwe oogen de menigte. Weder moesten
de kijkers van de Engelschen dienst doen
en weder klemde luitenant Dusmenil zijn
monocle in het oog en zei„Fameuze kerel
De schutter begon en ieder schot trof.
Nu applaudiseerden vooral de Engelschen
en de officieren luid; toen, als laatste stuk,
Manila in een Spaansch costuum verscheen
en zich een appel uit de vingers en een
sinaasappel van het hoofd liet schieten, be
gon het gehuil opnieuw. Het was goed dat
Anatole maar wat spoedig verscheen met
zijn apporteerpaard „Germinal", een ouden
en leelijken knol.
Daarna was het pauze. Jongens en meisjes
boden sinaasappelen, dadels, vijgen en viool
tjes aan anderen verschenen met de
avondnummers van couranten. Een deel
van de toeschouwers ging naar buiten, om
een cigarette te rookenluitenant Dusmenil
wilde de stallen zien en vroeg den maëstro
daarnaar, maar deze zei, dat de stallen nog
niet voor het publiek toegankelijk waren,
omdat ze nog niet geheel waren ingericht.
(In werkelijkheid geneerde zich de heer
Anatole met zijn vijf knollen en twee ezels
voor den luitenant.) Nu wilde de officier
tenminste een paar minuten met de kleine
Manila praten, die aan den ingang van de
manege stond en een sinaasappel at. Hij
maakte een buiging voor haar en zei met
een innemend lachje: „Ik wensch u goeden
eetlust, juffrouw, 'k weet niet of mijn kleine
schoone mij nog terugkent van gisteravond."
Manila echter verstond den conversatie
toon met de^, gewapende macht nog niet
goed. Ze lachte althans den luiteqant in
zijn gezicht uit en liep weg. De heer Dus
menil klemde nijdig zijn monocle in het
oog en bromde, terwijl hij naar zijn plaats
terugkeerde: „Wat een kat! Lacht me ge
woonweg uit! Verschrikkelijk nest, dit
Ajaccio! Eenvoudig verschrikkelijk!"
maakt op de misdaad van de Boulevard
Léopold. 0
De plaats, waar Dinsdag bij Ditton
Junction niet ver van Widness, het
schrikkelijke spoorwegongeluk is ge
beurd, helt sterk. De locomotief van
den sneltrein ontspoorde, botste tegen
het hooge spoorbrughoofd aan en sloeg
om. De trein, die van de locomotief
was losgebroken, gleed in aldoor sneller
vaart van de helling. De twee voorsta
wagens ontspoorden en werden tegen
het perron van het nabij liggende sta
tion verbrijzeld. Alle reizigers daarin
werden terstond gedood. Een paar vol
gende wagens raakten in brand, ver
moedelijk door sintels uit de locomotief.
Verscheiden reizigers, meest Welschen,
kwamen in de vlammen om. De inge
vallen duisternis belemmerde het red
dingswerk. De twee laatste wagens van
den trein bleven nagenoeg onbescha
digd. In het geheel zijn er 16 dooden
en een 50 gekwetsten.
Van de verbranden zijn er verschei
den onherkenbaar. De meeste gewon
den met brand- en kneuswonden
zijn te Liverpool jn het gasthuis opge
nomen.
Het stationsgebouw van Ditton Junc
tion," waar de wachtkamer tot een tijde
lijke morgue is ingericht, bood een
treurig schouwspel. Er lagen daar zestien
lijken, zeven mannen en negen vrouwen,
van wie er vijf nog niet herkend zijn. Er
buiten lag een groote hoop van allerlei
kleedingstukken, reisartikelen enz. Bij
het zoeken onder den wrakhoop van half
verbrande spoorrij tuigen kwamen aller
lei vreeselijke dingen aan den dag o. a.
drie afgewrongen menschenhoofden.
De toestand van verscheidene gewon
den moet hachelijk zijn.
Men vreest, dat het aantal dooden
zal toenemen.
De gezant van de Vereenigde Staten
in Peru seinde aan het departement
van Staat te Washington, dat de pre
fect van de rubberstreek in het Putu-
mayo-gebied de verklaring heeft afge^
legd, dat de Indianen in die streek
thans voldoende bescherming, voeding
en betaling genieten voor het werk in
de kaoetsjoekbosschen. Zij zijn thans
genegen om zich weer bezig te houden
met de inzameling van rubber in de
wouden van het bovenstroomgebied van
de Putumayo. Het vroegere systeem
van onmenschelijke wreedheid tegen
over de Indianen heeft opgehouden te
bestaan.
Donderdagmorgen om vier uur is het
luchtschip Hansa, met tien reizigers,
onder leiding van graaf Zeppelin, van
Het tweede deel van het programma be
gon. Het was een vervelend begin. De kooien
uit de menagerie werden in de manege
gerold en de directeur trad op om alles
uit te leggen. Telkens, voor hij aanving,
hoestte hij en trok hij aan zijn das. Dan
begon het.
„Hooggeachte dames en heeren, hier
ziet u den koning der gevederde wereld,
den trotschen adelaar! Hij behoort tot de
familie der valken en wordt ook konings
arend genoemd. Ik verzoek u, dames en
heeren, om te blijven zittenIeder kan van
zijn plaats zien! Hij voedt zich van roof,
dames en heeren, en nestelt hoog in het
gebergte. Hij is voor kleine vogels zeer ge
vaarlijk, want hij valt hen aan en doodt
hen. Ja, dames en heeren, wanneer
er zoo'n leven wordt gemaakt, kan ik niet
verder spreken ik verzoek dringend om
stilte. Hij legt eieren, het wijfje namelijk,
die ze ook uitbroedt, juist als de kippen,
dames en heeren
Op dezen toon ging het verder. Monsieur
Anatole verklaarde de wilde kat, het stekel
varken en nog andere dieren, tot het publiek
zich al te erg begon te vervelen en om
muziek schreeuwde. Anatole kende dat, zoo
was het altijd, van zijn geleerde voordrachten
wilde geen mensch iets weten. Hij wenkte,
de muzikanten bliezen en streken en de
beer trad op, danste door het circus, deed
zijn kunststukjes en duikelde dan weer weg.
Nu kwam, tot slot, het sensatienummer.
Men hoorde reeds op een afstand de leeuwen
brullen. Luitenant Dusmenil gaf zich het
krijgshaftig uiterlijk van een Tartarin de
Tarascon en de Engelschen wreven hun
tooneelkijkers. De muziek speelde en de
kooi werd in het circus gerold.
VOOR
Naar het Duitsch
VAN
Wordt vervolgd
0