Siet Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de BoraineSerwaard, Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 320711oensdag 20 November. FEUILLETON. Una VAN ALTEltf VOOB Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 1912. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Ongetwijfeld, de tijden van lang durige oorlogen zijn voorbij. Waar vroe ger maanden en jaren over gedaan werd in den krijg van het eene volk tegen het andere, daar is het nu nog maar een kwestie van dagen, hoogstens enkele weken nog. Een tachtig-, een dertig-, een zevenjarige Europeesche oorlog be hoort thans voorzeker tot de onmoge lijkheden. De moderne wetenschap heeft ook de krijgskundige tactiek dermate van haar wezen doordrongen, dat meer dan ooit de krijgskunde, eeij toepas sing geworden is van iu daad omge zette wetenschap. En we zouden zeker Diet in een tijd van technische won deren op allerlei gebied leven, zoo ook niet op het oorlogsveld de daad met een suelheid voorbereid en volbracht wordt, waarvan de vorige geslachten zich nauwelijks een voorstelling hebben kunnen vormen. Dat de enorme draag kracht van het moderne geschut een veldslag mogelijk maakt, waarbij de elkaar bekampende legerscharen, elkan der nauwelijks van uit de verte ge waar worden, behoort al sedert eenigen tijd tot het mogelijke. Toch bleef de persoonlijke moed der hoogst-bevelvoe rende nog immer een groote factor in den strijd. De Balkan krijg echter leert ons anders. Niet meer wordt de over winning bevochten, althans de doorslag wordt daarbij niet gegeven, door de oude heldhaftigheid, maar door het materiaal, niet door bajonetten maar door de artillerieen het is aan het volmaakt technische overwicht der Bul- gaarsche kanonnen boven de Turksche vuurmonden voor het grootste deel te danken, dat de krijg het noodlottig verloop heeft kunnen nemen, hetwelk men kent. In nauwelijks enkele weken is een geheel land door modern uitge ruste vijandelijke legerscharen als het ware onderst-boven gekeerd. Steden zijn ingenomen, bruggen vernield, de verkeerswegen naar de hoofdstad af gesneden, tallooze dorpen verwoest en de landelijke bevolking gevlucht of over den kling gejaagd dat allee in luttel aantal dagen. Hoeveel maan den zouden voor zulk eeu krijgsbedrijf niet in vroeger tijd van noode zijn ge weest Meer nog, dat alles is bereikt, terwijl de hoogstbe vel voerenden, de generale staf van het Bulgaarsche'leger, zich op uren afstands van het eigen (6 Abraham verscheen met zijn medicamen ten in de hut van Safrona, naderde het bed, waarop de zieke lag, en ontblootte diens borst. Youri slaakte een rauwen kreet. „Nu, wat heeft hij vroeg de Jood op slependen toon. „Vannacht hebben ze hem uit een af grond gehaald," snikte de moeder van den jongeling. Abraham betastte 't mishandelde lichaam en scheen na te denken. „Nu," zei hij eindelijk, „hij heeft gaten in het hoofd, een rib gebroken, zijn rug is geheel zwart, en misschien zijn er meer ribben gebroken, wie weet? Wie heeft hem zoo goed toegetakeld? Hij heeft overal zwarte plekken." „En jij, Jood, zou jij overal wit zien, als je in een gat waart gevallen?" „Het gat, het gatl Hier is meer dan een gat, men heeft hem bijna doodgeslagen." Abraham had door zijne Rutheensche cliëntèle verstand van die dingen, en hij had mooie dingen gezien gedurende zijne lange schitterende loopbaan als dokter. Zijn meening omtrent hetgeen hij zag stond vast, en er mocht niet meer aan getornd worden. Youri, door de ruwe aanraking van den Jood tot in elke zenuw gepijnigd, slaakte kreten, die bijna gebrul werden. „Kom, kom," prevelde Abraham, „heeft men ooit iemand zoo kleinzeerig gezien?" Hij wendde zich tot de oude vrouw. „Safrona, gij moet weten hoe dit is ge lijke gevechtsterrein bevinden blijft. Volkomen veilig, midden in het Bul gaarsche grondgebied gelegen, biedt Stara-Zagora een betrekkelijk rustig verblijf aan den generalen staf van koning Ferdinand. Van daar uit doen telephoon en telegraaf onophoudelijk dienst naar de staven der verschillende legercorpsen welke diep in het vijan delijk gebied opereeren. Het draadloos telegrafie-8tation boven het Bulgaarsche hoofdkwartier zendt zijn electrische gol vingen door het trillend luchtruim. Be vel volgt op bevel en de legerscharen rondom Adrianopel sluiten de benarde vijandelijke veste nauwer en nauwer in de bij Loele Boergas teruggewor pen Turksche legerafdeelingen worden genoodzaakt achter de Tsjataldzja-linie te wijken, de afsluiting van Konstan tinopel langs de landzijde wordt een voldongen feit. En aldoor rustig, ver van het kanonge donder en verre ook buiten het bereik der vijandelijke granaten, zet de gene rale staf in Stara Zagora zijn snelle bevelen in elkaar, waarvan enkele tien tallen miuuten later de vijand de voor hem noodlottige taktiek zal kunnen ge waar worden. Aldus is, in weinig weken tijds een vijandelijk land tot den rand van den ondergang gebracht geworden. Mag men zich, onverschillig naar welke zijde der oorlogvoerende partijen onze sympathie uitgaat, over deze snel heid der krijgsoperatien verheugen'? Ongetwijfeld; nu men, eenmaal aan genomen dat geopereerd móét worden, wie onzer zou dan niet begeeren, de operatie een snel verloop te zien nemen snel en afdoende zoo luidt het aan het ziekbed van den enkeling; aldus luidt het ook aan d zieken-sponde van ge- heele rijken. Hoe spoediger de opera teur, hij zij medisch chirurg of op perste chef van den generalen staf, zijn werk volbracht heeft, des te minder lang zal ook het lijden duren. Minder lang, voorzeker; maar toch niet minder diep zal de wonde schroeien, zullen de rampen hun leed over land en luiden uitstorten. De cijfers omtrent de gevallenen ginds, daar op de velden en de bergruggen van Zuid-oost-Europa, zij zijn niet met juistheid optegeveD; doch aan beide zijden zijn de krijgers bij duizenden gedood, bij tienduizenden gewond, verminkt, wellicht voor het geheele verdere leven. Ook dét heeft de moderne oorlogstactiek binnen luttel weken tijds uitgebroed. En zoo wij op dit oogenblik de balans moesten op komen. Aan den dokter moet men alles zeggen." „Wat kan ik er van weten? Ik was er niet bij, toen hij gevallen is. Men heeft hem mij gebracht." „Wie heeft hem gebracht?" „O, zeker niet iemand zooals gijdie zou hem nog een steen op het hoofd hebben nagezonden, om hem nog dieper te laten zinken." „Safrona, indien hij sterft, zal men een onderzoek instellen." „Met een dokter zooals gij zijt zou hij kunnen sterven, en jou zou men dan aan de politie moeten overleveren. Heb je die vrouw in het kraambed vergeten, die je een hal ven liter raapolie hebt laten drinken?" „Welnu?" „Welnu, de vrouw is bezweken en de kleine is onderweg gebleven." „Allemaal leugens." „Leugens? En al het geld, dat je aan den rechter hebt gegeven om aan de gevangenis te ontkomen?" „Domme dieren, die jelui allemaal zijn." „Luister," zei de oude vrouw, „geloof jij werkelijk, dat hij er niet door zal komen?" „Waarom niet?" Wat moet er met hem gebeuren Zeg het." „Men moet hem aan den linkerarm en het rechterbeen aderlaten." „Geef hem dan een aderlating." Hij begon de operatie. Het zware, zwarte bloed liep slecht, maar er vloeide toch meer dan voor twintig cent. „Dat zal de koorts doen dalen", zei de chirurgijn. „Nu zal ik hem een poeder geven. Zijn huid is hard misschien zal ze weerstand bieden." „Men moet de geestelijken laten halen, een tweede nacht zal hij niet doorleven." „Een mindermompelde de Jood. maken van wat verkregen is aan po- litiek-strategisch gewin, wat echter ver loren werd aan menschen-geluk, het saldo zou geen batig slot kunnen zijn. De overweldigde steden, de verbrande dorpen, de vernielde landouwen, de dakloosheid en de hongersnood, zijn daar om te getuigen, hoe moorddadig, hoe buiten alle verhouding barbaarsch deze oorlog gevoerd wordt, in meniger lei opzicht. Genoeg ditmaal van de schaduwzijden van het oorlogsbedrijf: wenden wij ook den blik naar de lichter getinte kanten van het krijgstafereel. Dan mag met erkentelijkheid gewag worden gemaakt van de goede behandeling welke de krijgsgevangenen uitzonderingen daargelaten deelachtig worden doch bovenal rest de plicht te wijzen op hetgeen gedaan wordt ter leniging van het leed, dat zoovelen duizenden ge wonden treft. Het is alsof door de be schaafde staten een koninklijke heraut is getrokken, die in naam der mensch- heid allen ter leniging van de oorlogs rampen oproept, en daaraan mede te werken op welke wijze zij kunnen. En wie zou niet eerbied gevoelen voor hen, die aan die oproeping gehoorgevend, zich zei ven komen aanmelden en vrij willig zich gaan blootstellen aan de kwade kansen van den krijg. Yan uit alle landen, ook ons land bleef niet achter, trekken de ambulances derwaarts. Ook zij zoeken het oorlogsveld op, wagen zich vaak op de meest benarde punten van het gevechtsterrein, zijn ddér waar de nood van anderen hen roept, waar het oorlogsvuur het felste woedt, maar slechts gedragen en voortgestuwd door die innerlijke kracht: nooddruf- tigen te laven, lijdenden op te beuren, gewonden te verplegen. En wanneer van ons ontzag gevraagd wordt, voor wat de oorlogstechniek aan wonderen gesticht heeft, hoe zouden we dan niet wenschen, dat de weten schap in nog veel grootere mate won deren stichten moge om de oorlogs- rampen te helen, beter nog, om den oorlog-zelf, kan het zijn te keeren, voor goed. Btiiteiiland. De oorlog op den Balkan. De Londensche correspondent van de N. R. Ct. schrijft aan dat blad: Wij hebben vele treffende verhalen gelezen van ettelijke oorlogscorrespon denten over de ijselijkheden van den „Zwijg, ongedoopte hond", gromde Sa frona. „Nu, je moet je niet boos maken, ik zeg alleen maar, dat men een onderzoek zou kunnen instellen." „Houd op met je onderzoek. Een onder zoek voor wien, en waarom? Omdat de nacht somber was en hij zich onder het vallen den neus heeft gebroken?" „O, o, den neusMen zou je kunnen ondervragen, moeder Safrona." „Je bent een oude dwaas." „Safrona," herhaalde hij knipoogende, „kunt ge er een eed op doen dat gij niets weet?" „Voor jou zal ik een'eed doen? Pas op!" Zachter voegde zij er aan toe„Luister, hij zal leven, is het niet?" „De duivel weet het." „Gij zijt dokter, gij moet het weten." „Als hij niet sterft dan blijft hij leven, en anders zal men een onderzoek instellen." Het onderzoek naderde zijn einde. De uit geputte Youri haalde nauwelijks adem; de ontroostbare moeder begon weer te weenen. „Abraham zegt, dat men hem heeft ge slagen," steunde zij. „Safrona, mijn vrien din, dat moet waar zijn. O, wie heeft hem kunnen slaan, dit lam, dat niemand eenig kwaad doetl Wie Safrona, wie dan? gij weet het." „Niemand, de Jood wil ons bang maken." „Maar zie dan toch, de val alleen geeft zulke wonden niet. Men heeft hem willen vermoorden." „Dat is zeker," herhaalde Abraham. Safrona, wier geduld uitgeput was, haalde uit een hoek de kleeren en de laarzen van Youri, die nog de sporen droegen van het modderbad van den vorigeh nacht en spreidde alles voor de oogen der moeder en van den Jood uit. terugtocht der Turken, toen zij den strijd te Kirk Kilisse, Loele Boergas en elders verloren hadden. Toch komt het mij voor, dat die verhalen ons nog niet een zoo volledig en akelig beeld van de ellende van den oorlog gegeven hebben als wat Alan Ostler, de wakkere oorlogs berichtgever der Daily Express, ons vertelt van hetgeen hij heeft gezien in de streek tusschen Loele Boergas en de Westelijke omstreken van Konstanti- nopel. Wat mij allicht in zijn hartverscheu rend relaas, dat een vluchtige schets der verwoeste streek begeleidt, het meest trof, was wat Ostler zei van de mach teloosheid van het geld. Met geen buidel goud kon men eenig voedsel koopen, behalve te Tsjorloe en te Tsjataldzja, zoo seinde hij, ruim een week geleden uit Hademkeui, nabij Konstantinopel. Voedsel was eenvoudig nergens te ver krijgen. Ostler raamt dat een millioen men- schen ongeveer zich op de vlucht be vonden naar Konstantinopel. Hij schrijft: Het noodlot van al deze vluchtelingen, behalve eenige honder den, die misschien Klein-Azië zullen bereiken, is eenvoudig de hongerdood. Konstantinopel kan niet het tiende gedeelte van deze ongelukkigen bergen, want Turkije is niet in staat zijn eigen soldaten te voeden. De vluchtelingen van heinde en ver zullen onder de poorten van Konstantinopel eenvoudig neerzinken en daar doodhongeren. Geen land, zegt Ostler, is minder in staat hongerigen te spijzigen dan Tur kije, zelfs op de kleinste schaal. En deze hongersnood, uit den oorlog ge boren, in een staat, waar niet-strijders nooit de minste rechten hebben gehad, waar alles den overwinnaars toebehoort, zal een nationale hongersnood worden. Half het Turksche volk zal eronder be zwijken. En dat is nog maar het begin De oorlog heeft nog slechts drie weken geduurd. Al ware hij onmiddellijk ten einde, toch zou het berokkende euvel niet ongedaan kunnen gemaakt worden. Het land kan niet herbevolkt worden gedurende één vol geslacht 1 Uit de berichten van den correspon dent van de Times bij het Turksche leger in Thracië blijkt, dat Europa dagen lang misleid is door verzonnen berichten over overwinningen van de Bulgaren en nederlagen van de Turken, die door Sofia geïnspireerd waren. De correspondent hekelt vooral de fantas tische mededeelingen van den corres pondent van de Reichspost. Hij ver zekert, dat de zoogenaamde achtervol ging van het Turksche leger na den slag bij Loele Boergas denkbeeldig was. De Bulgaren zijn voor 7 November in „Ziet", sprak zij kalm, „of hij niet tot aan den hals in het water is geweest. Van nacht was het stikdonker. Hij heeft geen kattenoogen om in het duister te kunnen zien, hij is uitgegleden en krik krak Met een vreemden glimlach luisterde de Jood. Eindelijk naderde hij het bed. „Youri," schreeuwde hij. De jonge man opende met moeite een oog, maar antwoordde niet. „Youri," herhaalde Abraham, „wie heeft je geslagen?" Opgeschrikt door deze ruwe stem, liet de zieke een lang gesteun hooren, en de her innering aan het gebeurde verwarde zich met de visioenen, die door de koorts waren opgewekt. Hij antwoordde: „O, de duivel 1" daarna„de donkere nacht de regen ik zag niets meer." „Heb ik het niet gezegd 1" viel Safrona in. „De Booze brengt 's nachts menschen zooals hij op het dwaalspoor." „Dat staat nog te bezien," prevelde Abraham. Nadat hij voor zijne moeite betaald was, maakte hij zich tot vertrekken gereedmaar plotseling zich iets belangrijks herinnerend, zeide hij tot de vrouw: „Gij moet teer op de wonden smeren, dat zal de ettering tegenhouden. Gij begrijpt wat ik meen, de teer van schoenmakers." „Hoe moet men dat aanwenden?" vroeg de verpleegster. „Men wrijft er de wonden mede in." „Hoeveel keer per dag?" „Twee, drie, vijf keer per dag als gij wilt; het is een uitnemend middel." „Maar dat moet-bijten." „Hum, bijten; je weet wel, dat je de laarzen zacht maakt, indien je, in plaats van met smeer, ze inwrijft met teer. Welnu, op de huid is net juist als met de laarzen." het geheel niet voorbij Loele Boergas opgerukt. De correspondent, die drie dagen te Rodosto vertoefd heeft, nadat die plaats door de Bulgaren bezet heette te zijn, verzekert dat de Bulgaren tusschen 31 October en 21 November noch den rechter noch den linker vleugel van de Turken ernstig achtervolgd hebben, waardoor de Bulgaren de grootste kans van den veldtocht op onbegrijpelijke wijze hebben voorbij laten gaan. De correspondent seinde Zaterdag van de linie van Tsjataldzja, dat niets van een groote paniek merkbaar was. Hij beschrijft hoe de Turken langs de heele linie sterk verschanst zijn en volkomen bij machte zijn, om den ver deren opmarsch van de Bulgaren tegen te houden. Deze laatsten zijn bezig om ten W. van Papas Boergas aarden wallen op te werpen. Uit Konstantinopel wordt over Kon- stantsa aan de „Berliner Zeitung am Mittag" geseindIk ben uit Hademkeui naar de hoofdstad teruggekomen en heb vreeselijke dingen gezien. Vreeselijk en belachelijk tegelijkertijd. Heel het breede dal tusschen Tsjataldzja en Hademkeui is een groot legerkamp van den dood. De opperbevelhebber van het leger heeft de cholera. De eerste cholera-gevallen werden stil gehouden en drie dagen later moest ik bij het verlaten van de wagens reeds over eenige soldatenlijkeu, die blauw geworden waren, heen stappen. Thans liggen in ontzettende hoopen vele honderden lijken in de stations naast de rails. Alle waterputten in de buurt zijn besmet en de officieren van gezond heid staan er verstomd en radeloos bij. Nauwelijks een hand wordt geroerd om de lijken te begraven. De weinige spoor wegbeambten, die in deze gruwelijke verwarring nog heldhaftig hun plicht doen, kunnen zich door de ontsmettings middelen beschermen, die de directie rijkelijk te hunner beschikking .heeft gesteld. Het leger wordt echter gedeci meerd. Ik heb gezien hoe uitgeteerde sol daten uit het vuil van de wegen erwten bij elkaar zochten en verslonden. Als de officieren hen waarschuwden, ant woordden zij slechts: Wat wilt ge, wij hebben honger, en toch zijn er, evenals in den slag van Loele Boergas, bergen proviand en groote kudden schapen in de nabijheid. Deze voorraden worden volgens een onbegrijpelijk bevel scherp bewaakt en heele waggonladiugen meelzakken lig gen te rotten in den onophoudelijken regen. De bakovens bij het station heb ben om onbekende redenen het werk gestaakt. Von Gottberg, die oorlogscorrespon- „Ik zal er teer op doen," zeide de vrouw en Abraham bleef peinzend staan. Zij pre velde: „De duivelsche Jood vermoedt dus iets? Indien Youri stierf, zou hij verhalen rondstrooien, hij zou de geschiedenis ver raden om in een goed blaadje bij den rechter te komen. En dan? O, Sémène." II. Sedert de noodlottige nachtwaak waren verscheidene weken verloopen en Youri leefde nog. De Rutheniër is zoo geschapen, dat waar ieder ander zou bezwijken, hij weerstand biedt en eindigt met over den dood te zegevieren. Bovendien moet men geloo.ven, dat niettegenstaande alles de Jood een goed geneesheer was geweest; de aderlating, de poeder, de teer, alles had doel getroffen, en na zes lange wintermaanden kon Youri, die niet veel meer geleek dan een geraamte, in een hoek bij het vuur gaan zitten. Abra ham zelf was verbaasd over den uitslag van zijn kuur; hij kreeg er een nog grooter ver maardheid door. Zeer langzaam kreeg Youri zijne gezond heid terug. Altijd in zichzelf gekeerd, was hij het nog meer geworden na zijn ziekte. Niettegenstaande hij onder het dak van Safrona had geleefd, niettegenstaande de zorgen, welke hij van haar had ondervonden, was er geen enkele vriendschapsband tus schen die twee zoo zeer verschillende men schen ontstaan. Hoe teruggetrokken en zwij gend de boer ook mocht zijn, deed hij toch voelen door enkele weinige woorden, dat de onbevredigde toorn, de onverzoenbare haat zich in zijn hart ophoopten en er dof bromden, evenals een storm verborgen in een afgrond. Rutheemche Roman. Wordi vervolgd

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1912 | | pagina 1