let Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de lioneierwaard.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3221. Woensdag 8 Januari.
FEUILLETON.
OL.IAMA,
tT U;
ID VAN
ALTEN^-
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1913.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 77i ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
J aarkenter ing.
Wy schrijven thans eenige dagen
1913. Met het vorige jaar hebben we
afgedaan; een nieuwe periode brak aan,
een nieuw kalenderjaar.
Wat het ons brengen mag? Wie zal
het met eenige zekerheid kunnen zeg
gen Doch zoo niet alle teekenen be
driegen, dan zal dit jaar er niet een
zonder historie zijn, zonder feiten en
gebeurtenissen, die mede zullen tellen
in de geschiedboeken der twintigste
eeuw.
Wij behooren niet tot hen die in toe
vallige byeenkomstigheden veel waarde
stellen, of groote beteekenis hechten aan
niet ter zake doende bijzondere dingen.
Het onheilspellend getal dat een deel
uitmaakt van ons jaarcijfer ditmaal,
laat ons koud. Doch miskend kan niet
worden, dat de erfenis van 1912 er
eene is, welke men goed doet niet zon
der beneficie van inventaris te aan
vaarden.
In ons vaderland zal het pleit be
slecht moeten worden tusschen coalitie
en concentratie deze aanstaande strijd
bij de stembus wierp zijn schaduw reeds
lang vooruit. In meer dan één opzicht
hebben de parlementaire werkzaamheden
onzer volksvertegenwoordigers, in de
eerste helft van dit zittingsjaar, in dat
teeken gestaanzij zullen het nog
méér doen in wat ons van deze legis
latieve periode nog rest. Op een groote
productiviteit van dit parlement behoeft
dus zeker niet gerekend te worden.
De afgevaardigden die hun mandaat
verlengd willen zien, of die louter voor
staatkundige partijbelangen opkomen,
zullen al vroegtijdig „den boer op" moe
ten. De strijd om de verovering van
het regeeringskasteel zal ditmaal een
felle zijn coalitie en concentratie zul
len scherp tegenover elkander staan
gene om de regeermacht te behouden,
deze om haar te veroverenbeide par
tyen zullen het uiterste doen om te
zegevieren waarlijk op staatkundig
gebied zal 1913 van zich doen spreken.
Hoe ook echter ons land in politieke
kampen verdeeld moge zijn, één van
geest zullen allen kunnen optrekken
voor de herdenking van den honderd
sten jaardag onzer herwonnen onaf-
hankelykheid. Ook hiervoor heeft 1912
de paden geëffend en de voortbereidin-
(20
Sémène, die weer volkomen meester van
zichzelven was, ging snel de gedaante na.
Het koren, gespleten door den snellen
loop van den reus, golfde als een onstui
mige zee, hem in het gelaat snijdend en
zich om zijn voeten kronkelend. Hij vor
derde met de snelheid van den storm, de
armen uitgestrekt om zich een weg te banen
door dezen oceaan, de oogen wijd open om
de schim niet uit het oog te verliezen die
hij vervolgde. Plotseling verhief zich eene
menschelijke gedaante, in zijn vlucht gestuit
door de sterke armen van Bourdak. Sémène
slaakte een kreet; aan de grootte van den
man, dien hij daar zag, begreep hij, dat het
niet de vijand was dien hij verwachtte.
„Wie zijt gij?" herhaalde Bourdak. „Een
dief? Ik houd je vast. Indien gij geen dief
zijt, antwoord dan!"
„Laat mij mijn weg vervolgen," was het
antwoord, zóó zacht, dat Sémène de stem
niet kon herkennen.
„Spreek harder," zei hij.
„Ik kan het niet," werd weer gefluisterd.
„Sémène Bourdak, laat mij den weg ver
volgen, dien God voor mij bestemd heeft."
Sémène bracht zijn gelaat vlak bij dat
van den geheimzinnigen man, hij zag hem
een oogenblik aan bij het licht der sterren,
hij meende eene vage gelijkenis te zien.
„Gij kent mij?" riep hij.
„Toen mijne ziel op de aarde was, heb
ik u gekend
Eene hevige rilling schokte den kolossus,
een plotseling licht waarschuwde hem dat
daar iets bovennatuur lij ka en ontzettends
gen, in het algemeen, getroffen. Velen
echter zijn deze toebereidselen slechts
ten deele naar den zin geweest, zij
hadden meer één grootsche algemeene
apotheose van het dankbare vaderland
willen tot stand zien komen, in tegen
stelling van gelyk nu geschiedt, een
op kleinere schaal plaats hebbende, doch
vrijwel over het geheele land verdeelde
hulde-betooging, zich uitend in tal
van plaatselyke tentoonstellingenen fees
ten. Hoe het ook zij, dit deel der na
latenschap van 1912 aanvaarden wij
gaarne.
Dat de eindelij ke opening van het
Haagsche vredespaleis hopelijk in den
zelfden tijd kan geschieden, zal een
luister te meer zijn bij het feestge-
druisch; doch of de „Vrede" er wel
veel reden toe zal hebben om in fees
telijke stemming te zyn, mag betwyteld
worden.
Want, dit voorzeker heeft de jaar
kentering ons niet gebrachteen vreed
zaam Europa. Wel is de Balkanbrand
tot dat schiereiland beperkt gebleven,
maar dit jaar ziet een nog sterker ge
wapend Europa gereed staan om elk
oogenblik, als het moet, den stryd te
beginnen, dan een jaar geleden nog het
geval was. Er is dan ook geen tydperk
aan te wijzen, waarm zóó alom en in
zóó sterke mate de oorlogstoerustingen
zijn toegenomen, als in 1912 het ge
val geweest is. En dat gedeelte van
den inventaris kan niet, dan met ernstige
bezorgdheid aanvaard worden.
Doch laat ons niet te donker de
naaste toekomst aanschouwen; het jaar
is nog jong, veel is er wellicht wat ten
goede keeren kan, in korten tyd soms.
We leven nu eenmaal een leven van
snelle afwisselingen, van vliegensvlugge
haast en een gestaag jachten. Wat heden
aldus was, is daags daarna geheel an
ders. Als een snel-afgedraaide bioscoop
film ontrolt zich gebeurtenis op gebeur
tenis voor onze oogen. En al kost het
vaak moeite den snellen tydstroom by
te houden, daarvoor is men nu eenmaal
een „modern" mensch. Dan lijkt het
alsof met elkejaarkentering de menschen
nog meer „up to date", nog moderner
zijn geworden. We verstaan dan ook
de klachten van ouderen van dagen,
die hun tijd, aan al dat haastige vreemd,
de voorkeur blijven geven; doch zoo
wij de verzuchting begrypen, billijken
zelfs, haar doelen kunnen wij niet.
Want elke jaarwisseling, zij moge dan
ook minder aangename bestanddeelen
van vorige perioden hebben medege
bracht, toch wees elk dezer mijlpalen
in de richting naar een leven van hooger
j trap van ontwikkeling, naar een dieper
doordringen der cultuur in alle lagen
der maatschappij, naar ten slotte betere
voorwaarden tot een gelukkig bestaan.
Zoo willen wij ook deze jaarkente
ring gevoelen, als eene waarby wij, elk
naar de mate zijner krachten, mede
werken willen het doel nader te komen.
schuilde. Zijne armen vielen neer. Zijn
knieën knikten, de duisternis scheen hem
somberder dan ooit. Als een boom viel
Bourdak op den grond, en toen hij eindelijk
uit zijn verdooving ontwaakte, was de ge
heimzinnige schim er niet meer.
Sémène stond met moeite op en staarde
in de duisternis. Hij voelde zich gebroken,
zijne kracht was verlamd.
„Heb ik goed gezien? Er is daar iets,
er is.... O, mijn God, heb medelijden met
mijEn toch heb ik gezien, heb ik ge
hoord Het was geen droomMaar
als het zijn ziel was I
Hij hervatte zijn weg naar het dorp,
schuw, in volle vaart. Hij had angst voor
de eenzaamheid, angst voor den nacht, voor
het geheimzinnige, voor het visioen dat kon
terugkeeren. O, welk een marteling
Als een stormwind verliet hij de paden
door de korenvelden en stond weldra bij
een kromming op den weg.
De nieuwe morgen verscheen aan den
horizon. Sémène gevoelde zich, nu de zenuw
achtige spanning wat week, zoo moe, dat
hij zich op het gras neerlegde; hij verviel
in diep gepeins en nu en dan in een dom
meling.
Hij dacht na over de geesten van de andere
wereld, over hun noodlottigen en weldadigen
invloed, over de middelen om den slag af
te wenden, dien een dwalende ziel op aarde
over de menschen kan brengen.
„Komaan," sprak hij, „Domna moet dat
weten, zij weet alles." En Sémène besloot:
„Als ik zwak blijf zal ik tot Domna gaan,
ik zal haar raadplegen."
Eensklaps brak hij zijne overpeinzingen
af, hij luisterde. Lichte, snelle schreden
werden vernomen op het pad; hij zag het
hoofd eener vrouw, daarna een menschelijke
gestalte zich geheel verheffen boven de zil
veren golven der korenaren.
„Wat!Olianariep de jonge
man, en er nu zeker van zijnde, dat hij
liuitciiland.
De oorlog op den Balkan.
Twee uit Adrianopel gevluchte offi
eieren hebben aan de Bulgaren bericht
gebracht, dat in de vesting de nood op
het hoogst is gestegen. De bevolking,
die van alle levensmiddelen verstoken
is, zit 's avonds bij gebrek aan petro
leum in de diepste duisternis en bestormt
Sjukri-pasja met verzoeken, om aan de
vreeselijke ellende zoo spoedig moge
lijk een einde te maken.
Het zeilschip Theodoros is in de haven
van Smirna op een mijn geloopen en
onmiddellijk gezonken. Men heeft van
het vaartuig geen spoor meer kunnen
ontdekken.
Uit Belgrado wordt aan de Lokal
Anzeiger geseind: Het veel verspreide
bericht, dat de bondgenooten geen
oorlogsschadeloosstelling van Turkije
verlangen, is onjuist. Zij eischen als
vergoeding voor de groote oorlogskosten
en handelsschade ll/3 milliard schade
loosstelling.
Volgens een telegram uit Konstanti-
nopel aan de Berliner Morgenpost, zou
er een ontmoeting beraamd zijn tusschen
den Sultan en Tsaar Ferdinand van
Bulgarije. Er zouden geheime onder
handelingen met Bulgarije over deze
kwestie hangende zijn.
Maandag werd uit Londen gemeld
In de zitting van de vredesconferentie
van heden, deed Resjid pasja namens
Turkije de volgende voorstellen:
le. Turkije is bereid nog eenige con
cessies te doen ten opzichte van de
Noordgrens van het wilajft Adrianopel,
staat echter de stad Adrianopel niet af
2e. Turkije doet afstand van zijn rech
ten op Kreta, op voorwaarde, dat geen
ander eiland wordt gevraagd.
De Ottomaansche gedelegeerden ver
lieten daarop de zaal, waar de gedele
geerden van de Balkanstaten hun voor-
werkelijk een mensch voor zich had, voelde
hij eene soort van verlichting, een onver-
wachten terugkeer van zijne krachten.
„Oliana!" herhaalde Sémène. „Op zulk
een vroeg uur? Waar komt gij vandaan?"
Door de blijdschap een levend wezen te
ontmoeten, had hij noch de plotselinge en
groote bleekheid van het meisje opgemerkt,
noch den hevigen schok, die haar deed
beven. Dat duurde slechts een oogenblik.
De planten oprapende, die zij in haar ver
warring had laten vallen, antwoordde Oliana
kalm
„Domna heeft mij naar den zoom van
het woud gezonden om planten te plukken,
welke zij noodig heeft."
„Zoo vroeg? De zon is nog ver."
„Zij is ver; maar zoo doet Domna ge
woonlijk. Het is voor het aanbreken van
den dag, dat men de planten moet gaan
zoeken."
„Dus Domna leert je dat kennen, wat zij
zelt weet?"
Oliana die haar kalmte, welke zoo plotse
ling in de war was gebracht, had herkregen,
antwoordde met een glimlach:
„Zij leert het mij, Sémène. Ik weet reeds
verscheidene dingen die Domna weet."
„Gij weet en gij hebt nooit vrees?"
„Domna heeft mij gezegd nooit vrees te
hebben."
„En de verschijningen, die zich 's nachts
vertoonen, gij zijt voor niets bang?"
„Verschijningen?" herhaalde het meisje,
en zij zag Sémène recht in de oogen.
„Ja, verschijningengij hebt nooit iets
gezien
„Zeker, eens heb ik gezien
„En gij hebt de schimmen hooren spreken?"
„Sémène, Domna zegt, dat men, als men
een schim ziet voorbijgegaan, nooit een
woord tot haar moet richten, of haar ver
volgen, want wie haar volgt sterft."
„Heeft zij u dat gezegd Is het waar
riep Bourdak verbleekende.
stellen bleven bespreken. Zij kwamen
tot de volgende conclusie
Aangezien de voorstellen van de Otto
maansche gedelegeerden geen antwoord
zijn op de vragen, door de bondgenooten
in de vorige zitting geformuleerd en
onderhandelingen op den thans voor
gestelden grondslag niet van dien aard
zijn, dat een overeenkomst mogelijk zou
zijn, zien de gedelegeerden der bond
genooten zich genoodzaakt, de conferen
tie te schorsen.
Toen de Turken ter zitting waren
teruggekeerd, las Nowakowitz, die voor
zat, het antwoord van de bondgenooten
voor en verklaarde de zitting voor
gesloten. De Turken protesteerden,
zeggende, dat de voorzitter het recht
niet had, de zitting te sluiten en zij
vroegen, wat dat te beteekenen bad:
„de conferentie schorsen". Er volgden
toen algemeene gesprekken. Men legde
de Turken uit, dat de bondgenooten de
onderhandelingen niet wilden afbreken,
maar aangezien ze geen bevredigend
antwoord op hun voorstellen van Vrijdag
hadden ontvangen, schorsten zij hun
werkzaamheid, totdat zij wel een be
vredigend antwoord zouden hebben ont
vangen.
In den loop van dat algemeene ge
sprek zei Resjid pasja nog, dat hij van
plan was geweest over de approviandee
ring van Adrianopel te spreken, maar
dat men hem daar nu de gelegenheid
toe ontnomen had.
Men antwoordde hem, dat die zaak
al in de vorige zitting besproken was,
toen men had verklaard dat de confe
rentie niets te maken had met de be
palingen van den wapenstilstand.
De Turken verlieten daarop, in niet
geringe opgewondenheid, het St. James-
paleis.
De bondgenooten hebben door het
opschorten van de conferentie gehan
deld in overeenstemming met de voor
waarden, in de zitting van Vrijdag aan
hun voorstellen verbonden.
Indien de mogendheden gedurende
de twee laatste dagen geen raad gege
ven hadden, zouden zij ongetwijfeld de
onderhandelingen hebben afgebroken,
omdat de Turken in gebreke bleven een
bevredigend antwoord op hun voor
stellen te geven.
In de bestaande omstandigheden wil
len de bondgenooten echter den Tur
ken den tijd geven om den toestand
te overdenken.
Een Grieksch gedelegeerde heeft bij
een uiteenzetting van den toestand ge
zegd
De onderhandelingen zijn niet af
gebroken en de gedelegeerden zijn niet
„Het moet waar zijn, Domna weet...."
„Men sterftsprak de jongeling heel
zacht; hij voelde zijne krachten weer zinken.
„Wat heb je, Sémène, heb je wat gezien?"
„Ik heb gezien
„Een schim
„Een schim.... weet ik het?"
„Maar je hebt haar niets gedaan?"
„Ik heb haar vervolgd en
„En toen?"
„Hare laatste woorden hoorende, ben ik
bewusteloos neergevallen, en nu weet ik
niet meer wat er van te denken; ik ben
ziek, ik ben zonder kracht
„Het is niet goed wat je gedaan hebt.
Heb je herkend van wien de ziel is, die je
nu plaagt?"
Sémème sloeg de handen voor de oogen
en Oliana zag twee dikke tranen langs zijn
wangen rollen.
„Spreek, wien hebt gij gezien? Een der
uwen misschien?"
„O, neen, neen
„Wie dan, over wien weent gij zoo
„Oliana, indien gij het wist!"
„Welnu ik wil het weten, spreek!"
„Gij zult mij niet vervloeken?"
„Ik zal je niet vervloeken."
Wanhopig boog Bourdak het hoofd, en
vouwde beide handen; hij zag in de ruimte
met die strakheid van blik, die de diepte
van een afgrond pleit.
„Wat hebt gij gezien?" herhaalde het
meisje met op elkaar geklemde tanden en
doodsbleeks lippen.
Met bevende, door snikken afgebroken
stem antwoordde Sémène„Hij is het dien
ik heb gezien, Olianahij Petro. Hij
meet gestorven zijn."
„Hij heeft hem herkend", dacht het meisje
en haar hart stond stil.
Sémène zag Oliana aan.
„Nu zijt gij ook bang", was het antwoord,
dat nauwelijks een zucht geleek.
Na een oogenblik stilte hernam zij:
van plan ze zoo maar af te breken.
Wij veronderstellen, dat de mogend
heden ondertusschen kennis zullen
nemen van wat is voorgevallen en in
dien zij besluiten tot een actie over
te gaan, zullen we daar spoedig meer
van hooren.
Het eerste wat Turkije zal hebben
te doen, is om nieuwe zitting te vragen,
als het iets mede te deelen heeft. In
dien tusschentijd kunnen de mogend
heden tot het nemen van maatregelen
besluiten of kan Adrianopel vallen. In
dien Turkije met redelijke voorstellen
voor den dag komt, zijn wij bereid ze
met hen te bespreken, maar op het
oogenblik zijn hun voorstellen zoover
van het standpunt der bondgenooten
af, dat ze er niet mee te vereenigen
zijn.
In Turksche kringen is nog niet
bekend, wat er nu zal gebeuren. Men
houdt het er voor, dat de bondgenoo
ten opzettelijk de verdaging van de
conferentie hebben te weeg gebracht,
in de hoop dat Adrianopel middeler
wijl zal vallen, en deze manier van
doen beschouwt men met verontwaar
diging.
Daar de bevelhebber van Skoetari
voortgaat, de belegeringstroepen aan te
vallen, niettegenstaande den wapenstil
stand, hebben de belegeringstroepen
onderhandelaars gestuurd, die in hun
ontmoeting met de onderhandelaars der
Turken vroegen, of de bevelhebber van
de vesting kennis droeg van den wapen
stilstand, en, zoo ja, waarom hij er geen
rekening mee hield. De eerste Turksche
onderhandelaar antwoordde, dat de be
velhebber van Skoetari geen kennis van
den wapenstand droeg, aangezien de
Porte hem er niets over had medege
deeld. Hij verzocht den Servischen on
derhandelaar terstond te vertrekken.
Maandagmiddag heeft de Turksche
ministerraad vergaderd. De indruk is,
dat de regeering een hervatting van de
vijandelijkheden wenscht te vermijden,
maar toch bang is om vrede te sluiten,
daar de officieren den oorlog wenschen.
Daar de Roemeensclie regeering erop
staat, haar eischen te Sofia zoo spoedig
mogelijk ingewilligd te zien, is de stem
ming zeer pessimistisch. Alle toebereid
selen voor een algeheele mobilisatie
worden getroffen. In de arsenalen en
fabrieken wordt koortsachtig gewerkt.
Onder de bevolking heerscht een sterke
ontstemming over de draalpolitiek van
Bulgarije, dat de beslissing over de
compensaties tot na den vrede met
Turkije zou willen uitstellen.
„En je bent hem nagegaan?"
„Ja ik heb hem vervolgd, dat is voor mij
de dood, is het niet?"
„Luister, Sémène, indien gij tot de leven
den ooit spreekt- over dit visioen, dan zal
dit groot kwaad doen aan de ziel, die op
de aarde terugkeert. Zij zal lijden, zij zal
weenen en zij zal u nooit, nooit vergeven.
Zij zal zich wreken, want de woorden van
haar vijanden zullen haar vrede in de eeuwig
heid verontrusten en aan u zal zij er eenmaal
rekenschap van vragen. Je zult weten te
zwijgen zeg?"
„Ik zal zwijgen", antwoordde Sémène met
gebrokon stem.
„Zweer het."
„Op mijn leven en al wat heilig is, zweer
ik het."
Een oogenblik van stilte heerschte er, in
drukwekkend, plechtig.
Sémène richtte zich op, verslagen en
wankelend.
„Je hebt een eed afgelegd," zei Oliana,
„als je je woord breekt, zal het je dood
zijn."
„Ik heb gezworen en ik zal mijn eed
houden."
„God is er getuige van. Hij heeft je ge
hoord."
„Hij heeft mij gehoord," herhaalde Bour
dak als een echo. „O, Oliana, wat ben ik
zwakHad ik nu te strijden met Youri,
dan zou die verminkte mij breken als een
riet."
„Ga Domna raadplegen, zij weet alles."
„Vanavond zal ik naar haar toegaan."
„Ga er beslist heen," en in gedachten
voegde zij er bij: „Ik zal naar Domna gaan,
voordat hij bij haar komt. Het is noodig
dat zij alles weet, het moetO, als Youri
mij ooit tegenkwam
(Wordt vervolgd.)
Rutheensche Roman.