et Laud van Ueusdeu eu Liteua, de Langstraat en de Buinmeierwaard.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3208. Zaterdag 21 Juni.
1913.
Naar ie WereUtenloonstelUni te Geit.
FEUILLETON.
De Geheimen eener
kleine stad.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7Vi ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
II.
Den tweeden dag waren we circa halfelf
aan den ingang. De opening is te 10 uur,
maar onze tickets raadplegende, zien
we no. 9549, zoodat er dus reeds bijna
10.000 menschen binnen zijn.
We stellen ons voor, zoo mogelijk,
alle landen een bezoek te brengen en
beginnen met Nederland. Het gebouw
van rooden baksteen opgetrokken en
met zandsteen afgezet, doet denken aan
een Stadhuis uit de 18e eeuw. Aan beide
zijden geflankeerd met een vooruitsprin
gend gedeelte, trapgevels, heeft het mid
den een toorn met klokkenspel. Het
geheel mag er wel wezen en maakt een
goed effect. De exposanten moeten we
ter loops noemen. We zien étalages van
Scholten te Groningen, Philips te Eind
hoven, van Houten's Cacao, Turn ver
siering Van Hoogenberg te Velzen,
Boekdrukwerk uit alle tijdvakken van
Joh. Enschede Zn., Kunstaardwerk van
Rembrandt te Nijmegen, een pracht-
Altaar van den beeldhouwer Van de
Gild te 's Bosch, Zilverwerk van Van
Kempen, Tapijten uit Kralingen, het
stoomschip Gelria van de Kon. Holl.
Loyd, de uitgevers-firma Dishoeck te
Bussum en de collectieve inzending van
den Nederlandschen Boekhandel. Dit
laatste gedeelte heeft een schat van
schoone en waardevolle uitgaven doch
hot geheel kan niet tot zijn recht ko
men. Er is te veel voor de betrekkelijk
kleine ruimte.
De grootste attractie hebben een paar
aardige, z.g. Zuid-Hollandsche boerin
netjes, knap van uiterlijk en rad van
tong, die de afdeeling Hollandsche Kaas
vertegenwoordigen en gelijkertijd een
biscuit met Hollandsche Kaas verkoo-
pen voor 10 centimes of 5 cent. Dit
heeft aftrek. Ze kunnen zoo vlug niet
snijden of het is alweer verkocht.
We komen buiten en hooren den
brandhoorn en het geroep van brand
brand 1 feu feu Waar is de brand
In de CongoAlles snelt vooruit en
even omziende, zien we eene zwarte
massa van duizenden personen in draf
toesnellen. De brandwagens met ge
helmde pompiers rennen voort, voor
niets uitwijkende. Dat gaat ventre-a-
terre. We zien echter geen rook en
den hoek van Duitschland omslaande,
vernemen we, dat het een valsch alarm
is geweest om de brandweer te oefenen.
Het lijkt ons of het publiek teleurge
steld is, en of het liever meer uitvoerige
herinneringen aan zoo'n catastrophe had
willen medenemen.
31)
Was het te verwonderen, dat iedereen
bij zichzelf alle symptonen van de gevreesde
ziekte meende waar te nemen?
En tot wien moest men zich wenden
Tot den ouden dokter Sturr?
Dat was beslist onmogelijk. Geen enkele
Posemuckler beschikte thans overdenoodige
dosis longenkracht om zich bij dien stok-
dooven grijsaard verstaanbaar te maken.
Tot den nieuwen dokter Gosse?
Dat was toch óók bedenkelijk. Men kende
hem nog te weinig, en daarbij was men
niet zeker of er niet iets waars was van
de geruchten, die omtrent hem de ronde
hadden gedaan.
Neen, neen, als het leven op het spel staat,
kan men niet te voorzichtig zijn.
En zoo bleef er geen ander over dan
Lawendel, de barbier. Die was te Posemuckel
geboren en getogen, kende het minste kind
en had zich het vertrouwen zijner mede
burgers reeds herhaaldelijk op schitterende
wijze waardig getoond.
Heel Posemuckel, met uitzondering van
het burgemeesterlijk gezin dat dr. Gosse
trouw bleef, liep dus naar den barbier,
wiens klein achterhuisje letterlijk bestormd
werd, zoodat hij zich genoodzaakt zag de
danszaal te huren van een verloopen uit
spanning en die in te richten tot ontvang
kamer en tevens tot apotheek.
Daar stond hij den godganschelijjken dag
Nu begeven we ons naar Engeland,
alwaar we al wandelende vlak voor zijn
gekomen.
Om Engeland in zijn geheel te be
schrijven zou men alleen een dag noo-
dig hebben. We nemen het ook daarom
ter loops op en blijven staan bij het
gevangeniswezen. We zien daar gevan
genen aan het weven, smeden, letter
zetten, aan de draaibank en wat al meer.
Een agent staat het geheel kalm te
aanschouwen. Nu we naderen staat in
eens het werk stil. Waarom Omdat
het allen wassenbeelden zijn; maarzoo
kunstig geëmiteerd als we ze nimmer
zagen. Een ieder loopt er een oogen-
blik in. We zien nu de aankondiging:
dit is het gevangeniswezen in de 20e
eeuw, in tegenstelling met dat van vroe
ger. We zien ook personen in den tred
molen loopen, die altijd door moeten
loopen, om niet te verongelukken. Dat
heeft nog tot 1904 bestaan. We zien de
tegenwoordige goed geventileerde cellen
en zien ook de vroegeren, toen ze aan
den muur en aan elkander geteekend
werden. Ook de foltertuigen uit vorige
eeuwen.
Wat staat daar in eene vitrine Doode
ratten en nog eens doode ratten, af
zichtelijk We lezen en zien dat de
eerste cadavers zijn van ratten aan
cholera en de anderen aan pest gestor
ven. Dat zijn de verspreiders der ziekte.
We zien een gezonde vlooi, duizenden
malen vergroot, als een hond, met glan
zende dijbeenen we zien ook een vlooi,
ingevallen en geheel ziek. De laatste is
de vlooi die op de lijken van pestratten
heeft gezeten en nu de menschheid een
bezoek brengt en gelijkertijd de ziekte
overbrengt. Het geheel, laat het zoo grie
zelig zijn als het wil, het is interessant.
„Duitschland" verkondigt eene andere
groote afdeeling. Natuurlijk begint het
met een borstbeeld van „den Kaiser"
en daaronder eene hulde aan den man,
die gedurende 25 jaren aan Europa de
vrede heeft bezorgd.
We loopen de verschillende inzen
dingen van industrie langs en staan bij
enkele schilderstukken stil. Het geheel
is ruim van opvatting en ook daar zou
men met succes een hal ven dag kunnen
zoek brengen. We nemen nog vluchtig
op een Zeppelin met passagiersruimte.
Verschillende vliegmachines, ook een
gevulde luchtballon met schuitje.
Nu komen we aan de „niet afgebrande"
Congo en besluiten een halven franc te
offeren om het panorama te bewonderen.
Nu dat is het geld wel waard. Werke
lijkheid en schildering loopen zoo ineen,
dat men moeite heeft den overgang te
vinden. We zien van nabij de verschil
lende houtsoorten en de andere pro
met 'n gewichtige tronie in het buffet, nu
niet gevuld met fleschjes limonade en
Pesenelle, maar met groote potten, bevat
tende allerlei geheimzinnige brouwsels, tot
welker voornaamste ingrediënten braak wijn
en rhabarber behoorden.
De Posemucklers, die bij scharen kwamen
aangeloopen om voorbehoedmiddelen tegen
de cholera, kregen voor tien grossen het
fleschje, dat zij hadden meegebracht, ge
vuld met zijn heilzame vloeistof, waarvan
zij elk uur een eetlepel moesten innemen.
Velen dronken in hun doodsangst de
heele dosis tegelijk en verbeelden zich dan,
«lat ze vuurvast tegen de cholera verzekerd
waren.
Maar lang duurde de vreugde niet.
De sterke dosis braakwijn en rhabarber
liet niet na baar uitwerking te doen ge
voelen. De menschen gaven spoedig huD
ontbijt of diner in omgekeerde volgorde
terug. Ook langs den meer natuurlijken
weg, maar met verontrustend korte tusschen-
poozen, raakte de maag haar inhoud kwijt,
zoodat de symptonen, die men totdusverre
slechts in zijn verbeelding had geconstateerd,
nu bedroevende werkelijkheid werden
Op de straat en voor de aanplakbiljetten
was het nu bedroevend leeg. En wanneer
men bij uitzondering iemand buiten zijn
woning zag, liep deze ongelukkige krom en
voorovergebogen, blijkbaar in de grootste
haast om de plaats zijner bestemming te
bereiken.
Van welken aard die plaats was valt niet
moeilijk te raden.
De koffiehuizen en sociëteiten waren na
tuurlijk als uitgestorven. Wie had er den
tijd voor? Lieve hemel, wie een kwartier
achtereen op zijn stoel kon blijven zitten,
zonder naar de bewuste „plaats van be
stemming" te moeten vluchten, die mocht
van groot geluk spreken.
ducten als olifantstanden van uiterste
grootte en anderen geheel met figuren
bewerkt. Het bewerken der gronden en
het vangen van olifanten wordt in beel
den weergegeven. Aan de Rubber-afdee-
ling komende zien we een rubberbosch,
oen kolonist bezig met de insnijdingen
op de wijze van de kleuren van een
vlaggenstok en daaronder een potje dat
de rubber opvangt, dat is het z.g. af
tappen. W© krijgen de zuivere rubber
in vettige platen te zien. Het materiaal
waarin duizenden door speculanten ge
wonnen en verloren is.
Vervolgens komt Canada aan de beurt.
Dat is wel de „clou" van alle buiten-
landsche inzendingen en is eene ten
toonstelling op zichzelf. Aan elke zijde
van de hal zijn een viertal panorama's
opgesteld en electriseh verlicht. Het
begint met den oogst. Groote boomgaar
den, waar de pluk begonnen is, uitloo-
pende op manden vol van de heerlijkste
appelen in natura, om van te water
tanden. Iets verder ontspringt natuur-
gas en geeft doorloopend vlam uit een
bergachtig terrein. Blokken mica, als
grondvoortbrengselen liggen tastbaar te
aanschouwen, waarbij men kan zien (als
bij leigroeven) hoe de platen dun als
een blad papier kunnen afgenomen
worden, gouderts in blokken en als
zand, zilvererts, alle marmersoorten,
graniet. Verderop eene menagerie van
herten, buffels, beren en vreedzame
dieren als koeien, paarden, schapen enz.,
die rustig loopen te grazenterwijl de
landbouwer ze voor zijn bedrijf bezigt,
of elders de bewerking machinaal doet.
Spoorwagens rijden geregeld op en neder,
nemen koren in ontvangst en werpen
het elders weer uit op de plaats van
bestemming.
We zien eene villa en daarbij eene
boerenstelling met schuren en vee in
de weide, dit is het bedrijf van een
kolonist (zijn naam staat erbij) die vóór
10 jaar overstak om zijn geluk te be
proeven en nu reeds een welgesteld
persoon is. Ook een boerenbedrijf op
kleinere schaal, van een boer die pas
4 jaar aan het ontginnen is. Men zou
alhier uren kunnen besteden. Voor een
ieder liggen ter verspreiding atlassen
in de Hollandsche, Fransche, Engelsche
en Duitsche taal, met tal van kaarten
en illustraties, keurig uitgevoerd en 68
bladen tellende. Daar verdwijnen er
dagelijks honderdtallen van.
Canada is het land dat alles levert
wat op den aardbodem aanwezig is en
de kolonist krijgt bij aankomst van den
staat, ik vermeen, 300 acres vruchtbaar
land cadeau, om dat zelf te ontginnen.
In de Fransche afdeeling trekken,
vooral voor dames, inzonderheid de
Natuurlijk overlaadden de Posemucklers
den barbier met de felste verwijten over
zijn averechts verkeerd werkende voorbe
hoedmiddelen. Maar Lawendel liet zich niet
van de wijs brengen en zette den burgers
met allerlei geleerden poespas uiteen, dat
hun toestand een gevolg was van den strijd,
dien de ziekte tegen de medicijnen leverde.
Hoe heftiger de strijd, des te grooter was
de kans, dat de artsenij de cholera-stof zou
overwinnen.
Zij moesten, zoo sprak Lawendel, niet
klagen, doch zich eerder verheugen, dat de
voorbehoedmiddelen zoo goed werkten. Ze
moesten nóg 'n dosis innemen, dan zouden
zij versteld staan van de goede resultaten.
En de goede Posemucklers slikten het
praatje en het drankje; ze lieten telkens
en telkens voor tien grosschen, hun fleschjes
vullen, snelden vol goeden moed huiswaarts
en zetten het drankje aan de lippen, alsof
zij de onsterfelijkheid wilden naar binnen
zwelgen.
XXIV.
Toen Lawendel, in den na-avond van den
tweeden dag nadat de ziekte zich voor het
eerst had geopenbaard naar men meende
zijn danszaal sloot om als naar gewoonte
de stad te doorkruisen en tevens 'n beetje
fris8che lucht te happen, zag hij in een
donker zijstraatje iemand op zich toe komen,
die liep als 'n beschonkene en zich slechts
met moeite met een langen stok op de been
scheen te kunnen houden.
„Wie is dat?" mompelde de barbier, 'n
Dronkaard of iemand die ernstig ziek is
Lieve hemel, wat 'n tijd Maar ook, welk
'n geluk, dat ik er ben om het gevaar te
bestrijden!
Inmiddels was de beschonkene of de
patiënt naderbij gewaggeld en nu her
kende de barbier den ouden nachtwacht
Muller.
vele toiletten de aandacht. We zien
inzendingen van la Couterie, Printemps,
Bon Marché, groepen dames en kinderen,
de eersten voor hot meerendeel in kost
bare bal toiletten, hetgeen electriseh
verlicht een vroolijken aanblik geeft.
Een hoek omslaand staan we in eene
machineloods waarin de nieuwste loco
motieven, groot en zwaar van constructie,
zooals we vernamen dat Nederland er
ook een bezit. De nieuwste vinding op
het gebied van wagons, ook met restau
rant en slaapgelegenheid.
Voor variatie en ook om den inwen-
digen mensch te versterken, biedt o. m.
een ruim restaurant met grooten tuin
vooraf, een welkome gelegenheid. Een
veertig-tal kellnerinnen, allen in een
zelfde costuum zijn in de weerom vlug
te bedienen. Deze vergast zich aan koffie
met krentenbrood, dat aldaar zeer gezocht
is, anderen nemen een volledigen lunch
en allen bemerken dat men betaalt als
op eene Tentoonstelling, dus iets meer
dan in de stad.
Bij een zijvleugel van het terrein zijn
we in eens op sen Belgisch dorp, met
Kerk, vol lofwerk en uitwendige beelden,
een raadhuis met bordes, eene smederij,
kleine hofstede, een herberg „In den
lustigen beer", een marktveld met mu
ziektent, een boerderij metgrooteschuur,
een werkmanshuis met opschrift: „Eigen
heerd is geld weerd". En dat alles met
bestraatte wegen, moet over enkele
maanden weer verdwijnen.
Een groot sportterrein, waarop con
coursen gegeven worden. Maandag was
er een concours van boogschutters, waar
aan honderden op verschillende doel's
deelnamen en veel belangstelling wekte.
Een groot Indisch huis met boven-
galerij, geheel van ijzer, waaraan echter
de Javaantjes ontbreken, die in natio
nale kleederdracht moesten rondloopen.
We komen aan het Ministerie van
publieke werken in Frankrijk. We zien
proeven van bruggenbouw, met ver
schillende wijzen van constructie. We
staan iets verder in België, voor eene
gehoorzaal met een volledige kapel, eene
zuivere imitatie van de Gentenaars
kapel van Karei den Stoute. We zien
in beeldengroep voor het altaar Karei
V, als kind gehuldigd.
We zien nog veel meer, maar voor
van daag genoeg aan aanteekening. We
gaan den inwendigen mensch versterken
en verlaten het terrein nabij het „Palace-
Hotel", een hotel expres daarvoor aan
de tentoonstelling aangebouwd, met 600
kamers en alles naar den eisch; maar
peperduur. Zoo'n grootsche inrichting,
die dan over enkele maanden weer ver
dwijnt. Men moet het maar aandurven
We brengen den avond door in het
„Goejenavond, Muller. Gaat 't goed?...
Je hebt zeker te veel snaps tegen den kouden
mist ingenomen, hè?"
De oude nachtwacht kuchte 'n paar maal,
stond stil, haalde diep adem en zeide met
matte, heesche stem
„Geen drup, meester Lawendel, geen drup I
Ik kan 't niet meer verdragen Zoodra ik
er eentje neem word ik duizelig en moet ik
gaan zitten, anders val ik om. Ja, ja, tachtig
jaar gaan 'n mensch niet in de koude kleeren
zitten. Maar ik zou 't nog wel 'n poosje
hebben uitgehouden, als die vervloekte
ziekte niet was gekomenIk geloof dat
ik 't ook onder de leden heb Ik ben zoo
koud alsof de dood me al in z'n armen houdt.
En hij kuchte weer zoo hol en benauwd,
dat het bijna klonk als'n stem uit het graf.
„Maar waarom ben je dan niet bij me in
de apotheek gekomen?" vroeg de barbier.
„Je weet immers dat ik 'n middel verkoop
tegen de cholera, dat bijna de heele stad
gebruikt met ongekend gevolg?"
„Alles goed en wel," antwoordde de grijs
aard hoestend, „maar waar moet ik tien
grosschen vandaan halen? U hebt me al
eens beloofd, bij mij te komen, maar hebt
aan den armen ouden nachtwacht niet meer
gedachtUhadt me wel 'n drankje kunnen
cadeau maken, meester Wat hindert 't
u, die eiken dag zooveel thalers opstrijkt?"
De barbier dacht even na.
Toen haalde hij een fleschje uit den bin
nenzak van zijn jas te voorschijn en reikte
het den ouden man toe.
„Ziehier, Muller. Maar dat is extract,
sterker dan de drankjes die ik verkoop.
Neem je in acht en drink elk uur maar 'n
heel klein slokje."
„Dank u wel, God zal het u loonen,"
stamelde de oude man, terwijl hij het fleschje
in zijn bevende hand nam. „Nu ga ik even
bij den slager in het portiek om het eerste
slokje in te nemenBrr, wat ben ik
Cirque, een ruime zaal, met 3000 plaat
sen, waarvan er dien avond maar weinig
onbezet bleven. We kregen muziek en
Cinema en ten slotte een tiental boksters.
Men wil het gezien hebben, en het groote
publiek is daarbij zeer in spanning aan
wie de jury telkens bij een kampstrijd
de overwinning zal toekennen. Het gaat
er nog al hardhandig naar toe met
lederen handschoenen, en als ten slotte
een meisje een bebloed gezicht krijgt
en van haar stokje valt en weggedragen
wordt, hebben we meer dan genoeg van
dat weerzinwekkend bedrijf en zoeken
het hotel op, om morgen als laatste dag
nog te neiuen wat vergeten is.
Buitenland.
De instructie tegen den giftmenger
Karl Hopf te Frankfort a/d. Main is nog
in vollen gang. Men weet, dat men hem
verdacht, dat hij zijn eerste vrouw uit
den weg heeft geruimd, om het geld
waarvoor zij verzekerd was, te krijgen
en bezig was, om zijn tweede vrouw met
pest- en cholera bacillen en arsenicum
met hetzelfde doel om te brengen. In
den loop van de instructie is de arg
waan gerezen, dat Hopf ook 14 jaar
geleden zijn vader, een man van 72 jaar,
uit de wereld geholpen heeft. De oude
Hopf was een zeer kras man en is be
zweken, nadat hij twee dagen ziek was
geweest en veel gebraakt had. Het lijk
zal opgegraven worden.
Donderdag werd uit Londen gemeld:
Tijdens de wedrennen te Ascot om den
gouden beker heeft zich een man voor
het paard Tracery, dat aan het hoofd
der course liep, geworpen. Hij zwaaide
met een vlag in de kleuren der kies
rechtvrouwen.
Het paard viel; de jockey bleef on
gedeerd.
De man die het ongeluk veroorzaakte
is met een schedelbreuk opgenomen en
dadelijk geopereerd. De geneesheeren
denken dat hij aan zijn verwondingen
zal sterven.
De politie vermoedt dat hij krank
zinnig is en niet in betrekking staat tot
de kiesrechtvrouwen.
Gezegd wordt dat de man een revolver
in de hand had, waarmede hij den jockey
bedreigde, roepende: „Stop of ik vuur!"
Beweerd wordt ook, dat een tweede
onbekende de revolver later heeft op
geraapt en er de toestroomende menigte
mee heeft bedreigd. Deze man zou ont
komen zijn.
De commissie voor algemeen kiesrecht
uit de Fransche Kamer heeft met 19
koud Dag meester Lawendel, duizend
maal dank!"
En op z'n langen stok geleund strompelde
de stakkerd voort, om in het diepe portiek
'n beetje rust te vinden.
De barbier zette zijn tocht voort.
Hij loerde door de vensters, luisterde aan
de deuren, maar wat hij zag en hoorde
voorspelde hem weinig goeds.
Ofschoon hij zijn tweede en derde porties
al had uitgereikt, vernam hij haast overal
kreunen en klagen, af en toe onderbroken
door luide verwenschingen aan zijn adres.
Of hij zag bleeke, inelkaar gekrompen ge
stalten, die voorover gebogen op hun stoelen
zaten met het hoofd in de handen en instinct
matig probeerden of de huidplooi in de
nanden dan nóg niet bij hen staan bleef.
Mistroostig schudde de barbier het hoofd.
„Slechte voorteekens!" mompelde hij. „De
homoeopathie schijnt toch niet voor alles
te deugen. Ten slotte zou ik het spel nog
verliezen Maar moed gehoudenAl taant
ook je macht, moet jijzelf nog altijd den
schijn wekken, alsof je rotsvast aan je middel
gelooftAnders barst het onheil los over
je hoofd Vannacht kan nog alles ten
goede keeren en dan ben je morgenvroeg
de gevierde man
Doch hoezeer de barbier zichzelf ook
trachtte moed in te spreken, gelukte hem
dit slechts ten halve.
Hij begon aan zichzelf en aan zijn geluk
te twijfelen.
En dat is steeds de waarschuwing, dat de
zon haar ze.'.ith verlaat om spoedig aan den
horizon te verdwijnen.
Hij kon er niet toe besluiten om reeds
huiswaarts te keerenhij zou in z'n benauwd
kamertje toch geen rust kunnen vinden.
In drie dagen uit en thuis.
(Wordt vervolgd.)
(Wordt vervolgd,)