Hel Laad van Hensden en Altena, de Langstraat en de 8onnne!erwaaril.
„Gevaarlijke" lectuur.
De moed om te liegen.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3270, Zaterdag 10 Juli.
1913.
FEUILLETON.
UHD VAN ALTENifc
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7Vt ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Van verschillende kanten wordt den
laatsten tijd gewaarschuwd tegen de
zoogenaamde „gevaarlyke" lectuur.
Welke lectuur hiermede bedoeld
wordt
In de allereerste plaats de „dubbel
tjes-romans", als de boekjes over Buffalo
Bill, Nick Carter, Lord Lister, de Wil
sons e. d., over het algemeen echter alle
lectuur, die harstochten opwekt, opwin
ding veroorzaakt bij den lezer.
En zeer zaker is dat gevaarlijke lec
tuur.
Ze is lang niet voor alle lezers geschikt.
Beter is het althans dat velen hunner
ze niet onder oogen krijgen.
Vooral de jongeren niet.
Hebben we er niet meermalen al van
gelezen dat jonge knapen door het
lezen van die z.g. tien-cents-romannetjes
tot het zoeken van avonturen werden
verleid, het ouderlijk huis ontliepen en
in den vreemde den held van hun ver
haal wilden nadoen
Voor de jongeren is opwindende lec
tuur dan ook allerminst geschikt. En
voor vele ouderen ook niet.
De laatsten gebruiken echter in den
regel beter hun verstand dan de jonge
ren, en zoo is voor hen het lezen van
die lectuur minder gevaarlijk dan voor
de jongeren.
Uit der jongeren handen moet ze
echter worden geweerd.
Dan zijn er nog de gewone romans,
ten opzichte waarvan we gelijk denken
als over de bovengenoemde lectuur.
We gaan nl. van de meening uit dat
èlle prikkelende lectuur, in hoe'n bandje
ze ook verschijnen mag, niet mag, niet
möèst komen althans, in handen van
hen, die der verleiding moeilijk weer
stand kunnen bieden, die te veel op
gaan in het gelezene en daardoor hun
hoofd in den war brengen, en dat zijn
in dezen vooral de jongeren.
Zooals gezegd uit der jongeren han
den móét de romantische lectuur dan
ook zonder pardon worden geweerd,
althans, men zal ons wel begrepen heb
ben, die romantische lectuur, welke po
sitief schadelijk voor hen is om te lezen.
Drs. C. A. Steenbergen en J. van
FEDOR VON ZOBELLITZ.
(3
De generaal zette zijn helm op een tafeltje,
ging zitten en plukte eenigszins verlegen aan
zijn handschoenen.
„Je weet, beste Engeström," begon hij,
na een kort hoesten, opnieuw, „hoe oprecht
graag ik je mag lijden nu ja, waarom
zou ik het verbergen? Ik waardeer je
bekwaamheid, je begaafdheid, je eerlijk,
ideaal streven, je oprecht karakter. Ja!"
hij hoestte weer. „En nu komt er nog
bij, dat ik je lieven, goeden vader, mijn
ouden Carl Otto nog altijd zoo innig dank
baar ben; ik leefde waarschijnlijk niet meer,
als hij mij toen niet, met gevaar voor zijn
eigen onbesproken naam, uit die booze duel
affaire met dien beruchten vechtersbaas had
gewikkeld! Je kent die geschiedenis,
beste Eduard, wat zal ik daar nog verder
op ingaan Nu ja
Hij sloeg met de uitgetrokken handschoe
nen op zijn knieën en streek over zijn baard,
terwijl Engeström stom en met een uit
drukking van steeds toenemende verbazing
op het bleeke gezicht, tegenover hem zat.
„Dus ter zake!" en de oude generaal
trok met een harden ruk zijn stoel vooruit.
„Ik zal kort zijn, nu ja! Zeg mij eens
eerlijk, je hand erop, Eduard: voel voel
je iets voor mijn Lia, ik bedoel iets
diepers, je begrijpt mij
Engeström werd krijtwit en daarna vuur
rood. Zijn lippen bewogen zich werktuige
lijk, maar antwoordden niets. De vraag
kwam hem zoo onverwachts.
Ook de generaal werd verlegen. Hij was
niet voor diplomaat geschapen. Hij schudde
het hoofd.
der Yalk hebben elk een prae-advies
uitgebracht over het onderwerp „De
roman in onze openbare leeszalen" en
het blijkt ons daaruit dat die heeren
eigenlijk óók niets van die prikkelromans
moeten hebben.
De beide prae-adviseurs willen ze al
thans uit de openbare leeszalen ver
wijderd houden.
Ook de ouderen mogen ze dus niet
lezen.
Daar in de leeszalen althans niet.
Zóóver zouden wij niet willen gaan.
Zooals wij eerder zeiden, hinderen
die prikkelromans den ouderen, het
meerendeel hunner tenminste, slechts
weinig of niet, en daarom zouden we
voor hen die lectuur daar behouden
willen blijven zien.
Een groot deel van het leeszalen-
bezoekend publiek verlangt nu eenmaal
de prikkelende kost, en zou men ze nu
weigeren aan hen, voor wie die kost
eigenlijk ongevaarlijk is?
Daar zijn wij tegen.
Dat publiek 't welk ontspanning
zoekt in de leeszalen, wil wel eens ge
heel in tantaisie leven, velen blijven er
om uit de kroegen vandaan, waar ze
tevoren hun ontspanning zochten, en
zou men hen nu die lectuur mogen
onthouden
Wij meenen van niet.
En dan door het lezen van de
prikkelromans, dus door het komen in
de leeszaal, komen ze misschien ten
slotte tot het lezen van betere, daar in
die leeszaal te vinden lectuur!
Zoo kan de prikkellectuur voor hen
zijn de brug, over welke zij komen tot
de betere lectuur.
Ons inziens mag het „rommannetje"
dan ook niet uit de openbare leeszalen
geweeid worden.
Wij wenschen het er niet te houden
omdat we de lezing ervan zoo nuttig
vinden, o neen, maar het lezen ervan
zal voor de meesten hunner ook niet
schadelijk zijn, en omdat ze door het
lezen dier boeken in de leeszaal in de
gelegenheid zijn ook andere, betere lec
tuur ouder oogen te krijgen, achten we
het 't beste dat het „romannetje" voor-
loopig nog in de leeszaal of bibliotheek
blijft.
„Domme vraag, niet waar? Maar ik
houd van openhartigheid, dat is soldaten-
aard, en vooral in levenskwesties. Ik zou
gaarne zekerheid hebben. Absolute zeker
heid! Ik heb mij namelijk in het hoofd
gezet, dat Lia je niet geheel onverschillig
is, het scheen me zoo toe, een vaderoog
ziet scherp, zeer scherp I Nu ja, en toen
dacht ik: och wat, je vraagt het Eduard
eenvoudig, vraagt hem of je je bedriegt of
niet. Er is er namelijk nog een, die zich
voor Lia interesseert, ook een wakkere,
zeer flinke kerel in zijn soort! En die schijnt
er haast achter te zetten, want hij maakt
haar in 't oog vallend het hof. Je kunt
wel denken, wien ik meen, Eduard. Nu,
en zie je, nu wilde ik je maar zeggen, dat
je die oude, domme schuchterheid toch eens
overboord moest gooien en je ook wat meer
met Lia moet bezighouden, want als ik
alleen mij een schoonzoon had uit te zoeken,
Engeström, ik zeg het je ronduit: ik zou
je boven alle anderen verkiezenZoo, en
verder wilde ik niets en dat blijft onder
ons!"
De generaal zweeg en speelde zenuwachtig
met zijn handschoenen en bewoog het grijze
hoofd, als altijd wanneer hij zich in verlegen
heid voelde, van den eenen schouder naar
den anderen. Engeström echter was in diepe
ontroering opgestaan. De goedhartige oude
man, met het warm slaande hart onder den
met goud overladen uniform en met het
heldere paar oogen die kende hem. Hij
was de eenige, die in zijn binnenste had
kunnen zien, die met hem voelde. Enge
ström nam de rechterhand van Deekens en
drukte die vol warmte.
„Ik dank u," zei hij, naar woorden zoe
kend, „ik dank u innig, o, duizendmaal
En, wanneer u mij vraagt, of ik iets voor
uw dochter voel, dan antwoord ik u: ja,
ja,ja ik heb haar lief o, ik heb haar zoo
lief!" en zijn oogen herhaalden, wat hg
sprak, ze lichtten door tranen.
Deeken drukte de beide handen van
Engeström. Ook hij was bewogen. „Zoo is
het goed," zei hij, terwijl het om zijn mond-
Buitenland.
Ongeveer 6000 arbeiders van de Ham-
burgsche scheepswerven hebben een
vergadering van het Duitsche verbond
van metaalbewerkers bezocht. De gevol
machtigde van het bestuur verklaarde,
dat dit de staking niet erkende en geen
uitkeering zou verstrekken.
Bij een daarna gehouden geheime
stemming verklaarden zich 5662 man
voor en slechts 120 tegen een voort
zetting van de staking.
De metselaarsbaas Klopping was er,
door het lezen van allerlei geneeskun-
kige werken, toe gekomen, om zijn be
roep eraan te geven en zich als natuur
geneeskundige te vestigen. Eene juf
frouw Wemerer had, nadat hij haar voor
een maagaandoening had behandeld,
zulk een groot vertrouwen in hem ge
kregen, dat zij hem ook als verloskun
dige aannam. Juffrouw Wemerer bracht
op normale wijze tweelingen ter wereld.
Eenige uren na de bevalling kreeg zij
echter een flauwte en werd er een dok
ter gehaald, die haar niet meer kon
redden.
Klopping werd daarop door het Land
gericht te Detmold wegens het veroor
zaken van den dood door schuld tot
zes maanden gevangenisstraf veroor
deeld. En het rijksgerecht te Leipzig
heeft nu Zaterdag dit vonnis in hoogsten
aanleg bevestigd.
De Fransche Kamer heeft de inlijving
van soldaten op 20-jarigen leeftijd met
376 tegen 199 stemmen goedgekeurd.
In October a.s. zal dus, behalve de lich
ting 1912, ook de lichting 1913 inge
lijfd worden, althans het meest gezonde,
stevige gedeelte daarvan. Zoo zal dan
in November a.s. één lichting meer dan
men aanvankelijk gedacht had, onder
de wapenen komen. Dit zal dan hoogst
waarschijnlijk tengevolge hebben en
dit is eigenlijk de politieke ondergrond
van het belangrijke besluit dat nu
in November a.s. de lichting 1910, die
dan twee jaar achter den rug zal hebben
en tot wier onder de wapenen houden
aanvankelijk besloten was, naar huis
gezonden kan worden.
Jaurè3 betoogde met cijfers, dat nu
tot 1915 in werkelijkheid de soldaten
toch slecht twee jaren zullen dienen.
Om echter hierover iets met zekerheid
te kunnen zeggen, zal men moeten af
wachten hoe groot het aantal jonge
lieden van 20 jaar is, dat met een uiterst
hoeken trok, „zoo heb ik het gewenscht,
zoo wilde ik het hebben! En nu hoofd
omhoog! Moed, Engeström. Weg met de
diplomatie en naar frisschen soldatenaard
er op los! Als je hulp noodig hebt, dan
vindt je die altijd bij mij, bij mij en
bij mijn vrouw! Wat duivel, het is toch
niet zoo moeilijk om een meisjeshart te
veroveren en een medeminnaar flinkweg
uit het zadel te lichten?! Nu ja, dat is toch
niet moeilijk!"
Ja, het was moeilijk, zeer moeilijk.
Ook de generaal zag dat in, toen hij op een
avond, in een gemoedelijk gesprek met zijn
dochter, zei: „Apropos, lieveling, wat heb
je eigenlijk tegen Engeström? Het komt me
voor, dat je den laatsten tijd een beetje
teruggetrokken tegenover hem ben, of
vergis ik mij
„Neen, papa, het is waar," antwoordde
Lia en bloosde daarbij„ik ben opzettelijk
koeler geworden, sinds ik den indruk heb
gekregen, dat Engeström mij meer zoekt te
naderen, dan mij lief is."
Dat was een te hardere slag voor den
ouden heer, omdat het hem niet verborgen
had kunnen blijven, dat Lia's neiging voor
von Kriewel aan het toenemen was. De
generaal ergerde zich daarover, niet,
omdat hij den ritmeester niet hoogstelde,
maar omdat hij zich reeds vertrouwd had
gemaakt met de gedachte in Engeström zijn
schoonzoon te zien. Deze was hem inder
daad de liefste man voor Lia geweest, want
afgezien daarvan, dat hij de zoon was van
dengeen, die hem eens uit de moeilijkste
positie van zijn leven gered had, hield hij
de toekomst van zijn dochter veiliger onder
den invloed van den assessor, dan onder
de bescherming van den eerlijken en goeden
maar als lichtzinnig bekenden Kriewel.
Moeilijke dagen had Engeström door te
worstelen. Bij zijn schuchterheid en de
geslotenheid van zijn karakter, was het hem
moeilijk genoeg geweest den raad van den
generaal te volgen. Toen Lia Deeken eohter
strenge keuring voor den dienst goed
zal worden bevonden.
Onze lezers herrinneren zich wel dat
koning Alfons van Spanje door een zon
derlingen Franschman, Sapene gehee-
ten, die verleden jaar gestorven is, tot
erfgenaam benoemd was. De familieleden
die zonder dit testament voor de erfe
nis in aanmerking zouden gekomen zijn,
hadden de geldigheid van het testa
ment bestreden, wat te meer begrijpe
lijk is als men weet, dat de erfenis
twee-millioen bedraagt. De rechtbank
te St. Gaudens heeft nu Dinsdag uit
spraak doende, de familieleden in het
ongelijk gesteld en het testament geldig
verklaard. Alfons wordt dus twee millioen
rijker.
Volgens een bericht uit Peking ver
melden de bladen daar het gerucht, dat
de ex-vice-koning Tsen choen-Hsun, een
verbitterd vijand van Joeansjikai, zich
in gezelschap van dr. Soenjatsen be
vindt om een bond van de zuidelijke
staten van China te proclameeren, die
onafhankelijk is van het noorden. In
Sjanghai wordt de toestand als zeer ern
stig beschouwd.
Te Washington ziet men het aftreden
van Bryan als minister van staat tege
moet. Wel is er geen bepaalde wrijving
tusschen hem en president Wilson, doch
de verstandhouding is toch maar zoo
zoo, omdat Wilson zelf leiding wil geven
aan de buitenlandsche politiek.
Bryan moet verder hebben verklaard
dat hij niet uitkomt met zijn salaris als
minister-president.
Volgens berichten uit Belgisch Congo
is M. Ramaekers, administrateur der
maatschappij van de Kasaï, te Tombola
vermoord door den zoon van den hoofd
man der Buehi-Leles. Deze stam, uit
menscheneters bestaande, heeft daarna
het lijk verminkt en opgegeten.
De moord moet uit wraak zijn be
dreven, daar M. Ramaekers den hoofd
man, vader van den moordenaar, een
doodelijke wonde had toegebracht.
Eene afdeeling is uitgezonden om de
moordenaars te tuchtigen.
Op den spoorweg KiefOdessa heeft
een plotseling opgestoken wervelstorm
een trein omgeworpen. Vijftien wagons
zijn vernield, tien menschen gedood en
80 gewond.
De onthullingen van den Duitschen
reeds de eerste poging tot toenadering zijner
zijds met fijne koelheid afwees, werd hij
geheel en al wanhopig.
Hij had zich ziek gemeld. Het was hem
niet mogelijk het loopende bureauwerk te
doen, zijn gedachten gingen altijd en
altijd in een cirkel. Hij lag in zijn kamer
op een gemakkelijke stoel. Een dikke wol
len deken lag over hemhij had het koud, hij
voelde zich ook lichamelijk niet wel.
Ajatz klopte zacht en voorzichtig aan de
deur. „Neem mij niet kwalijk mijnheer,
maar de ritmeester von Kriewel is daar en
wil u bepaald spreken. Ik weet niet hoe
u wilt."
Engeström wierp zijn denken wegen stond
op. Kriewel? Wat wilde die?!
„Laat hem maar binnen!" zei hij.
Ritmeester von Kriewel stak niet, zooals
gewoonlijk, vriendschappelijk de hand naar
Engeström uit, bij het binnenkomen van
de kamer, doch maakte een tamelijk for
meels buiging voor den assessor, die dade
lijk zag, dat zijn gelukkiger medeminnaar
zeer opgewonden was.
„Neem mij niet kwalijk, dat ik u stoor
begon Kriewel; op zijn hoog voorhoofd
lagen dichte plooien, zijn stem trilde. „Ik
kom voor een vreemde aangelegenheid bij
u. Wilt u een vraag, die ik u te doen heb,
openhartig en eerlijk beantwoorden?"
„Wanneer ik haar beantwoorden kan en
mag, ja!"
„U kunt het en moogt het 1 U moet
het zelfs, want het geluk van twee men
schen hangt van uw antwoord afl"
Kriewel kwam een schrede nader en zijn
oog rustte vast op dat van den ander. „Op
uw woord van eer, mijnheer von Engeström
hebt u juffrouw von Deeken lief? 1"
Dat was dezelfde vraag, die eenige weken
geleden de generaal aan Engeström had
gedaan. Maar terwijl hij toen, meteen overvol
hart, met een drievoudig ja geantwoord had,
zweeg hij nu. De twee mannen stonden
bijna een minuut stom tegenover elkaar.
„Mijnheer von Engeström," Kriewiel
stiet die enkele woorden afgebroken uit,
Rijksdagafgevaardigde, dr. Liebknecht,
hebben tot een nauwgezet onderzoek van
de Krupp-aangelegenheid aanleiding ge
geven. Omtrent het resultaat van dit
onderzoek, wordt het strengste stilzwij
gen bewaard, maar toch weet de Na
tional Zeitung te melden, dat het tot
een aanklacht tegen een aantal officieren
heeft geleid. Deze zullen zich 29 Juli
en daarop volgende dagen voor de mi
litaire rechtbank te Berlijn hebben te
verantwoorden, op beschuldiging dat zij
zich hebben laten omkoopen en land
verraad tengevolge van achteloosheid
hebben gepleegd. De officieren moeten
van Krupp voor mededeelingen geschen
ken hebben aangenomen. Óp den uit-
drukkelijken wensch van het ministerie
van oorlog zal de zaak met gesloten
deuren behandeld worden, daar in open
bare behandeling een gevaar voor de
landsverdediging wordt gezien.
In de zwavelmijn van San Giovanello
Lobus, waarin 700 arbeiders aan het
werk waren, is een brand uitgebroken.
Er was slechts één uitgang; 33 konden
niet tijdig naar boven komen. Men vreest
dat zij zijn omgekomen. Redding is on
mogelijk door het zwavelhoudend gas.
Een parelsnoer ter waarde van 130,000
pond sterling, uit Parijs naar Londen
gezonden, is uit den posttrein gestolen.
De Londensche politie looft een be
looning van 10,000 pond uit voor het
aanwijzen van de dieven, die het parel
snoer gestolen hebben. De dieven hebben
stukken suiker in de plaats gelegd van
de gestolen een-en-zestig paarlen.
Kort geleden zakte te Mainz het paard
van een bereden officier in de nieuw
aangelegde Hocbgesandstraat 6 M. in
den grond. De officier kon nog bijtijds
van het paard springen.
Een onderzoek, dat sedertdien is in
gesteld, heeft tot de verbijsterende ont
dekking geleid, dat een groot stuk laud
tusschen den Linsenberg en den Albans-
berg met tallooze onderaardsche gangen
ondermijnd is. Op een diepte van 8 M.
vertakken deze mijngangen zich als een
spinneweb in alle richtingen. Het zijn
ten deele gemetselde gangen, ten deele
zoogenaamde fladdermijnen. Men ver
moedt dat ze dienst hebben gedaan bij
de verdediging van de vesting in den
Dertigjarigen Oorlog. Tot nu toe had
niemand iets van het bestaan er van
geweten. Gebouwen zijn er boven op
gericht, riolen, gas en waterleiding er
boven aangelegd.
„ik verzoek u, geef mij antwoord!"
De assessor keerde zich om en ging naar
zijn schrijftafel. Hij was zeer bleek en in
zijn oog lag een donkere gloed.
„Op die vraag heb ik geen antwoord.
Ge had mij dit bezoek kunnen besparen,
mijnheer von Kriewel."
„O, God!" en Kriewel stak wanhopig
de handen op, „begrijp mij toch niet
verkeerd, Engeström! Wij waren eens be
vriend! Er was altijd een goede verstand
houding tusschen ons! Begrijp me toch niet
verkeerd 1 Ik vraagde u alleen maar, omdat
ik u vragen moest of ge of ge werkelijk
Lia. lief hebt, of dat de generaal, om een of
andere reden, ons de waarheid niet heeft
willen zeggenOf hij het maar gezegd heeft,
om gemakkelijker van mij vrij te komen!
Luister eens Engeström: juffrouw von Dee
ken en ik hebben elkaar lief. Dat is al
sinds langen tijd, maar eerst kortgeleden
is het tot een verklaring tusschen ons ge
komen. Wij kunnen niet meer zonder elkaar,
zij niet en ik niet. Wij hebben elkaar lief,
ik herhaal het. Maar de generaal heeft mij
afgewezen. Gij ja gij Engeström hadt
hem al voor weken om de hand van zijn
dochter gevraagd en hij had u die toege
zegd. Oude verplichtingen verbonden hem
aaa uw familie, doch ook overigens waart
ge hem, als schoonzoon meer welkom. Alleen
uw plotselinge ongesteldheid had tot nu toe
een nadere verklaring aan Lia verhinderd,
om kort te gaanik werd afgewezen. Zoo
staat het Engeström, begrijpt ge nu mijn
vraag? Ja, ja, ge begrijpt haar. Gij
zijt de scheidsmuur tusschen twee harten.
Engeström heb medelijden! Ik weet niet
wat de generaal tegen mij heeft. Ik geloof,
dat hij mij voor lichtzinnig houdt en dat
ben ik niet. Ik ga er voor door, maar ben
beter dan mijn reputatie. Alleen een dwaze
ij delheid heeft mij dien naam bezorgd. En
vóór alles voor de derde maal: wij
hebben elkaar lief! Engeström wilt ge
ons ongelukkig maken?!
(Slot volgt.)
Naar het Duitsch
VAN