Het Land van Heusden en lltena, de Langstraat en de Bommeierwaard. Teruggek eer d Uitgever: L. J. VEERMAN. Heusden. No. 3285. Woensdag 20 Augustus. Oorlog en Vrede. FEUILLETON. 1913. UNÖ VAM ALT^ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 0.75, franco per post zender prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Onder bovenstaand hoofdje komt van de hand van den heer Ed. K. de Jong te Amsterdam, Rapenburg 14, in de „Telegraaf" een ingezonden stuk voor „een woord van opwekking tot jonger Nederland", waarvan schrijver nadruk verzoekt en aanbeveelt. Onze lezers weten hoe wij den oor log verafschuwen, hoe we in plaats van vrede door wapengeweld vrede door recht wenschen. 't Artikeltje van den heer De Jong die opwekking tot jonger Nederland kdn misschien iets uitrichten in de goede richting. Daarom dat wij het hieronder laten volgen Oorlogsgeschetter en krijgsmuziek klonk wéér in alle vreeselrjkheid door heel het zuidoosten van „beschaafd" Europa. Ten tweede male binnen korten tijd werden oudere mannen ontrukt aan vrouw en gezin, jonge mannen aan moeder en bruid. En eens, in een nacht die slapeloos was toen ik dacht aan het afschuwelijk gebeuren, dat daar zich afspeelde op den Balkan, hoorde ik in mijn verbeeldingsziel doortrillend ge schrei van vrouwen en kinderkens, wien ontnomen was wat voor hèn uitmaakte hün geluk in dit leven. En langs mijn oogen zag ik gaan de droeve, stoffelijke armoede, die vaak al was, maar des te erger en te pijnlijker te heerschen be gon overal. En ik begreep hoe groo de armoede, maar thans die van geest moet zijn in al die menschen, die al weder ophitsen tot strijd, tot menschen slachting, tot broedermoord. „Alle menschen zijn broeders." O, o, denk aan den Balkan Welke indroeve, afschuwelij k-wreede bespotting dezer mooie woorden. En nu richt ik mij tot die allen, die met mij het geluk kennen te behooren tot jonger Nederland zoo van zeven tien tot vijf-en-twintig jaren tot die allen op wie nog wacht het volle leven dat zoo heerlijk schoon kan, móét kun nen zijn, die nog bezitten mooi jeugd- idealisme; tot hen richt ik mij, zoo ze althans in zich voelen wat ik voor hen hoopgevoel van rechtvaardig heid, liefde voor hun medemensch, voor de „maatschappij" eerbied voor wat de natuur schonk. Als ge denkt aan den oorlog ge weet toch, we hebben 't in deze dagen P. DUISENBERG. (3 De heer met den blauwen bril was weer bij het tafeltje voor het zijvenster gaan staan en scheen als in gedachten naar buiten te staren, alsof hij zich om 't weer niet in 't minst bekommerde. Hij stond nu met den rug naar Kleefman en de waardin ge wend. De eerste weer een blik op hem werpend, deed der waardin met zijn grijze oogen een zwijgende vraag. Zij trok de schouders op. „Mijnheer is niet bang van onweer," zeide zij. De heer scheen niets te hooren. Hij stond daar bewegingloos, de handen op den rug. De waardin en Kleefman wisselden weer een blik. Hoe flonkerde de diamant aan dien ring Kleefman keek er naar, en vervolgens naar den stok, die tegen de groote tafel stond. Dan wisselde hij duim en beide voorste vingers tegen elkaar wrijvend, opnieuw een blik met de waardin. „Ja", knikte zij. „Nietwaar, mijnheer?" zeide ze toen. Snel keerde de heer zich nu om, alsof hij geschrokken was. „Wat is er, juffrouw?" „Ik zeide tegen Kleefman, dat u niet bang bent van onweer." „O neen." zoo vaak moeten aanhooren„Oorlog is de hel" komt er dan ook niet in u een gevoel van afgrijzen en droef heid, doch ook van warmen dank, dat ge woont in 't kleine Nederland? Maar toch ook in ons land, en in alle rijken in onze nabuurschap, in heel het overige Europa, ja bijna overal in de wereld daar blijft men steeds zich wapenen, telkens kostbaarder en vreese- lijker. Daarmede te kennen gevend: kkns op 'n oorlog is niet buitengesloten. Want juist door den gewapende vrede, die meer dan millioenen en millioenen jaarlijks verslindt, kan eens, als op ruiende taal, akelige hebzucht, mis plaatst eergevoel, misschien 'n laatste uiting van bloeddorst zelfs, de gemoe deren in lichte-laaie zetten; aldus de onbeschaafdheid zegevierend over het betere en het verstand in men schen en staten en volken kan eens datonzinnig-ontzettende losbarsten, dat niemand zal kunnen beschrijven, dat nog vreeselijker zal zijn dan nu in den Balkan Het materiaal ligt over al er voor gereed. En toch zegt een zachte stem in me het hóéft niet te gebeuren, het k&u voorkomen worden. Maar dan moeten alle krachten ingespannen worden. En dan moeten reeds de jonge menschen de bestuurders van morgen warm loopen voor het ideaal van den eeuwi gen vrede, die geestelijk en economisch landen en volken, heel de maatschap pij, verheffen zal. En dan even verder vervolgt hij Wij waarmee jonger Nederland bedoeld wordt moeten beginnen over al te propageeren de heerlijke leus van „Vrede door recht." Schrijver wil hiertoe een vereeniging van jongere Nederlanders, in de eerste plaats bestaande uit studenten en H. B. S.'ers en gymnasiasten uit de twee of drie hoogste klassen, doch ook jonge kantoorbedienden, leerlingen van am bachtscholen, werkjongens van een beetje ontwikkeling, enz.en deze vereeniging, die door krachtige propa ganda een sterk lichaam moet worden, zal dan moeten uitgeven een orgaan en spreekbeurten moeten doen vervullen door Nederlandsche en zoo mogelijk ook buitenlandsche vredesapostelen. Misschien, zoo zegt schrijver, dat de uitstekende vereeniging „Vrede door recht" zal willen helpen Dat ze zich een onderafdeeling van jongere Neder- Door zijn bril heen gleed zijn blik over het bleeke gelaat van Kleefman. Vervolgens ging hij naar de groote tafel en dronk een paar teugen bier. „Dat treft toch wel zonderling ik heb het juist even over jelui gehad," zeide de waardin. „Over ons vroeg Kleefman verwonderd. „Ja of eigenlijk over je broeder, die jaren geleden weggegaan is." „Zoo janu „Het kwam zoo toevallig ter sprake door de boerderij daar, zie je. Ik zeide, dat hij al een kleine twintig jaar geleden weggegaan was en nooit weer iets van zich had laten hooren, niet het minste of geringste, en dat jullie hem al lang voor dood hielden, en dat ik bepaald geloofde, dat hij wel dood zou zijn." „Ja, daar is geen twijfel aan Nu voor mijn part't Was mijn broeder, dat is waar, maar hij deugde immers niet was te lui en te lam om te werken, en 'n ruziemaker, kortom een lastpost. God vergeve mij, dat ik 't zeg." De heer zag door zijn blauwen bril heen Kleefman van terzijde strak aan. Zijn gelaat was bepaald bleek en 't was of hij eenigs- zins beefde. „Zooals ik zeg," hernam Kleefman, „wat mij betreftMaar 't is het ergste voor vader. Die sukkelt, zooals je weet, en pijnst en suft altijd over hem. Ik geloof stellig, dat dat hem nog eerder in 't graf brengen zal. Zie je düt is 't m maar anders Ken lastpost was 't. En hij heeft vader er volstrekt niet naar behandeld, volstrekt niet." De heer had zich, zonder een woord te e spreken, weer naar 't zijvenster begeven en staarde weer naar buiten. Het weerlichtte bijna nog onophoudelijk, doch de donder klonk nog slechts verwijderd en 't regende reeds veel minder hard. landers, met een eigen bestuur en re glement, zal willen scheppen, werkend in den door mij bedoelden geest Het initiatief moet echter uitgaan van onszelven, jonger Nederland zegt hij, en hij verzoekt allen, die met hem instemmen, van die instemming een bewijs te zenden, desnoods een enkel naamkaartje voorzien van adres. Eu omdat jonger Nederland enkel zijn geestelijke en physieke kracht kan geven, verzoekt hij ouder Nederland geldige steun te willen verleenen. Wij meenden 's heeren De Jong's „woord van opwekking" in ruimeren kring bekend te moeten maken, ter wille van het goede doel van het streven. ltuiteiilaiid. Generaal Lyautey heeft aan d® Fran- sche regeering voorgesteld Rabat tot hoofdstad van Marokko te verheffen en de regeering uit Fez daarheen te ver leggen. De commissie van buitenland sche zaken uit de Kamer heeft dit voor stel verworpen. De in Marokko wonende Franschen zijn daarover niet weinig ont- slemd, aangezien Rabat veel gunstiger ligt dan Fez, welks verbinding met de kust in geval van onlusten gemakkelijk kan worden verbroken. De vorst van Monaco, welke veel over heeft voor de bestudeering van de zee, is met zijn jacht l'Hirondelle in Halifax (Nieuw Schotland) aangekomen. Op 450 mijlen beoosten Halifax werd met diep zee-netten geviseht. De resultaten waren belangrijk en er zijn levende dieren en planten opgedregd van diepten tot 5200 M. De vorst van Monaco was in geen 40 jaar in Noord-Amerika geweest. Hij zal nu in de Vereenigde Staten gaan jagen, voordrachten houden aan vele universiteiten, er het hoogeschoolleven bestudeeren en verder bezoeken brengen aan Washington en New-York. Harry Thaw, die vijf jaar geleden in Amerika wegens moord op den vroe- geren minnaar van zijn vrouw ter dood veroordeeld en vervolgens in een krank zinnigengesticht opgesloten werd, is vol gens een telegram uit New-York, Zon dag ontsnapt. Hij bevond zich op net voorplein, toen de poortwachter een beambte bin nenliet. Thaw wierp zich op den poort wachter (dien men intusschen voor om gekocht houdt) en sprong in een huur auto, die buiten wachtte. Snel reed de tuf weg. Beambten van het gesticht, die de vluchteling nageijld waren, zagen „De bui is gelukkig al voorbij, geloof ik," zeide de waardin. „Ik geloof het ook," sprak Kleefman, een blik naar de lucht werpend, ,,'t Wordt weer lichter en 't regent maar weinig meer. Kom, dan zal ik maar gaan. Want zo zullen thuis wel ongerust zijn." Hij betaalde zijn brandewijn met suiker, groette beleefd den heer en de waardin en spoedde zich weg. „Nu... wat zegt u ervan, mijnheer?" vroeg de waardin. Da heer wendde zich om. „Hm Wat zal ik ervan zeggen, juf frouw Hij trok de schouders op. „Nu hebt u zelf gehoord, hoe veel hij met zijn broeder ophad. 't Is schande 1 dè-t is ;t Maar 't schijnt den oude dus te knagen hier Zij legde de hand op hare borst. „Hij schijnt dus berouw te hebben „Ja, nu 't te laat is Zóó gaat 't „Berouw komt dikwerf te laat, juffrouw," sprak de heer ernstig. „Ja, jaHé, daar schijnt de zon alweer, 't Heeft al geheel opgehouden met regenen. Ik had niet gedacht, dat 't zoo gauw over zou zijn." „Dan zal ik nu ook maar gaan. Er mocht straks eens weer een bui komen opzetten en ik heb nog een aardig eindje te wan delen eer ik bij mijn vriend terug ben." „Ja mijnheer zeker." De heer betaalde op zijne beurt, groette de waardin beleefd en vertrok eveneens. fl Den volgenden middag omstreeks vier uur zat de familie Kleefman aan de thee tafel, met uitzondering van den ouden Kleefman, die te bed lag. Diens zoon, de eigenlijke baas van 't huis, zat eene pijp te rooken. Maar hij deed slechts af en toe toen, hoe Taw uit de taxi overstapte in een groote auto, die dadelijk in ra zende vaart met hem verdween. Auto's ter vervolging uitgestuurd konden het spoor van den ontsnapte niet meer vin den. Is Thaw eenmaal den staat New-York uit en Connecticut, waarheen hij koers zette, in, dan kan hij, volgens het oor deel van rechtskundigen, niet uitgele verd worden zoo verneemt de Pa- rijsche N.-Y. Herald uit New-York. Een volgend telegram meldde, dat Thaw veilig in Connecticut is aange komen. Het poolscbip „Frarn", commandant Doxrud, is van Buenos-Ayres naar Colon vertrokken; daar zullen de poolreizigers Peary en Amundsen zich aan boord be geven om, met de Fram, als eerste schip, door het Panama-kanaal te varen. Amundsen gaat dan met de Fram langs de Westkust van de Vereenigde Staten naar het Noorden, met het doel om de Noordpool te bereiken. Hij gaat door de Beringstraat en zal zich met de drift in het Noordpoolijs laten mee nemen. Na over of langs de Pool te zijn gedreven, hoopt Amundsen naar Cnris- tiania te kunnen terugkeeren via Spits bergen. Kapitein Doxrud zal zich in San Fran cisco bekwamen in het vliegen, teneinde in de Poolstreken vluchten uit te voeren. De expeditie zal zes jaar duren. De „Petit Parisien" meldt Op Nova Zembla is het uit een hon dertal bestaande personeel van een visscherij-maatschappij van honger om gekomen, doordat de directeur geduren de 10 maanden verzuimd had, hen van voedsel te voorzien. Den laatsten tijd aten zij kleedingstukken en het vleesch der reeds overledenen. Uit Kobe wordt gemeld, dat steeds meer vluchtelingen uit China in Japan aankomen. Hoewel behoorende tot de par tij van den opstand in China, zijn deze uitgewekenen er in Japan op bedacht, zich zoo rustig mogelijk te houden en zich volkomen naar de wetten te ge dragen, teneinde geen gevaar te loopen, met den sterken arm uit Japan te wor den verwijderd. Verrassend is de tijding, dat de beide naar Japan ontkomen hoofdleiders van den mislukten opstand in Zuid- en Cen traal China dr. Soenjatsen en generaal Hoeang-sjing, verdwenen zijn, zonder dat men weet, waarheen zij zich begeven hebben. Een leeuwentemmer, Amédié Lecomte, is Vrijdag in het circus Magie City te een trekje, juist voldoende om haar aan te houden. Want de dokter had hem het rooken eigenlijk verboden. Schuin tegenover hem, dichter bij 't ven ster, zat zijne vrouw, druk aan naaiwerk bezig. Men zag met den eersten oogopslag, dat zij eenige jaren jonger was dan haar man deze was zeven-en-veertig, zij acht-en-dertig. En ze was, om 't maar in één woord te zeggen, ook werkelijk een mooie vrouw, terwijl hij met zijn lang, bleek, mager ge zicht, beslist leelijk was. Ze was jong met hem getrouwd, op pas negentienjarigen leeftijd. Ze diende als meid bij de Kleefmans op de boerderij. Entoen had de oudste zoon haar op een goeden dag gevraagd, of zij zijne vrouw wilde wor den. Ze was arm, en toen ze zag, dat het hem ernst was, had zij er in toegestemd. Zóó was 't gekomen. Ze hadden eerst eenige jaren in het dorp gewoond en waren vervolgens, toen, door 't heengaan van den jongs ten zoon en 't sterven later van den anderen en van zijne dochter, de oude Kleefman, zooals de waar din uit „Veldzicht" den heer met den blau wen bril vertelde, nog maar alléén gebleven was, bij hem op de boerderij komen wonen. Dit was in de eerste plaats gebeurd, omdat de gezondheid van den ouden Kleefman er niet op vooruit was gegaan, en ten twee den, en denkelijk wel hoofdzakelijk met dit doel, om de komsten voor eene huis houdster op de boerderij te besparen. Naast haar zat de dochter aan een bor duurwerkje. Een aardige achttienjarige, In-gezonde, blo zende deerne. Zij geleek veel op hare moe der. Dezelfde donkere oogen en wimpers, rechte neus, en kleine mond. Verloofd met den zoon van den notaris uit het dorp, die voor rijk doorging. Tegenover haar, achterover leunend, haar Parijs ternauwernood aan den dood ont komen. Hij was nauwelijks de leeuwen- kooi binnengegaan, toen een leeuwin zich op hem wierp an hem met één slag neervelde. Het dier werd bijna onmiddellijk neergeschoten, maar toch is Lecomte, wiens gezicht vrees9lijk is verminkt, zoo zwaar gewond dat hij er misschien niet van zal opkomen. Sulzer heeft, in den onaangenamen strijd, dien hij in deze dagen te voeren heeft om zijn positie, een nieuw en ditmaal heel leelijk échec geleden. De minister van staat te Washington, Bryan, heeft laten bekend maken, dat hij bij alle eventueele gedachtenwisse- lingen tusschen de Bondsregeering te Washington en de regeering van den staat New York te Albany, niet Sulzer maar den waarnemenden gouverneur van New-York, Glynn, zal beschouwen als het officieele hoofd van dien staat. De meeste departementen van alge meen bestuur in den staat New York denken er evenzoo over en houden en kel rekening met Glynn. Echter weigert Sulzer nog steeds, ge volg te geven aan den eisch om het bewind neer te leggen, nu hij door het Huis van Afgevaardigden te Albany in staat van beschuldiging is gesteld. Sulzer weet echter niet van wijken; hij heeft zich in zijn kantoor in het regeeringsgebouw opgesloten en blijft voortgaan officieele stukken af te doen en bescheiden te onderteekenen. Ook wil hij naar het heet trachten, zijn vijanden in hechtenis te laten ne men, wegens samenspanning tegen hem, Sulzer. Volgens de geruchten is nog een mal versatie ontdekt; er moet een bedrag van 30,000 dollars mankeeren. Mevr. Sulzer, die in deze zaken meer schuld moet hebben dan haar man, is aan een etDstige zenuwziekte ten prooi. Een later bericht meldt: Het Kapitool, waar gouverneur Sulzer en de wnd. gouverneurs Glynn elkaar thans de macht betwisten, verkeert in een soort staat van beleg. Sulzer laat zich bewaken door gewapende mannen en heeft alle bureaux van nieuwe sloten doen voorzien. Glynn heeft het zegel van den staat New York opgeëischt, doch Sulzer heeft het niet willen afgeven. Naar aan de Daily Telegraph uit New York wordt geseind, is Tammany Hall niet zoo blij met de overwinning, op Sulzer behaald, als men wel zou denken. Want ook Glynn is weinig op deze politieke vereeniging gesteld en zou licht een geduchter tegenstander worden dan Sulzer. De Tammany-bazen schijnen eenige broeder, in zalig nietsdoen eene siga- rette rookend en kringetjes probeerend te blazen, wat hem af en toe gelukte. Met 'n énkelen blik te zien: 'n vroolijke, oolijke knaap. Hij was met vacantie. Vóór hem op de tafel lag een geopend boek. Hij was een jaar of drie jonger dan zijne zusteren geleek noch op den vader, noch op de moeder. Alleen had hij ook de donkere oogen van de laatste. 't Was al een oogenblikje stil in de kamer, erg stil. De thee pruttelde zacht in den nikkelen trekpet boven het spiritus vlam metje. De zon wierp een paar stralen door het zijvenster en trok een smalle lichte streep op het donkergroene behangsel bij de deur. „Hij komt immers van avond weer terug, niet Riek verbrak plotseling de knaap het stilzwijgen, terwijl hij, het hoofd achter over, zijn oog strak gevestigd hield op een bizonder goed gelukt kringetje, dat lang zaam omhoog zweefde. „Wie bedoel je „Wie Nu ja ook eene vraag wie zou ik bedoelen? Johan natuurlijk!" „Och „Nu mag ik dat dan niet vragen, zus jelief?" Hij zag zijne zuster met een ondeugende blik aan. ,,'t Gaat je niets aan, Dirkje!" Het meisje glimlachte en borduurde zon der ophouden door. „Rook jij maar." „Dat doe ik ook. Kijk eens, wat een mooi kringetje! Nu, kijk dan toch eens even Het meisje zag onwillig op. „Goddelijk ,,'n Pracht 1" verklaarde de vader. De moeder lachte even. Wordt vervolgd.) Oorspronkelijke Novelle VAN

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1913 | | pagina 1