Moederzorg.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3292Zaterdag 13 September.
Verandering.
FEUILLETON.
VOOB
UNB VAN ALTEK^-"
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1913.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Al wat leeft verandert. De vormen
wisselen af, gedaante, kleur en schoon
heid zijn onstandvastig. De heerlijke
natuur, die dit jaar wel niet zoo rijk
getooid was als anders, maar ons toch
altijd haren zegen schenkt, zij toont
ons reeds de eerste sporen eener aan
staande wisseling. De donkergroene
boschjes namen reeds verschillende tin
ten aan, en als de avondzon kort na
zes uren ter kimme neigt, werpt ze
nog een flauw schijnsel op de ledige
akkers.
Verandering wenscht ook de mensch
met zijn verstand beraamd hij plannen,
zint hij op middelen om telkens in zijn
lot en toestand verandering te brengen.
Na maanden van groote inspanning be
groet de landman de lange avonden
met vreugde. Aan den gezelligen haard
rust hij straks uit van de vermoeienis
sen van den arbeid.
Gelukkig voor ons menschen, dat
alles aan verandering onderhevig is, al
wordt ook bij vreugde droefheid ge
vonden.
Er ligt een troost in de gedachte,
dat alles verandert.
Een onzer diepgevoelende dichters
vergeleek 't menschenlot bij een kruis
met rozen. Hij drukte met die verge
lijking zoo juist uit, wat ieder mensch
gevoelt en ondervindt. Niet één onzer
ontloopt de tegenspoeden des levens,
maar te midden van den onspoed er
vaart ieder, dat er voor hem nog meer
dan één zegen rest.
En omdat het leven steeds verande
ring predikt, weten we immers ook,
dat het lijden niet voortdurend zal re-
geeren.
Veel leed is er, dat de menschen
elkaar opzettelijk of ondoordacht aan
doen maar ook overal treffen we god
dank de sporen aan van liefde en mede
gevoel. En waar deze telkens en telkens
weer openbaar wordt, waar we voort
durend zien, dat er toch ook nog wat
anders in het leven is waar te nemen
dan zelfzucht, daar behoeven we nooit
te wanhopen.
Meer en meer merken we in het
streven van velen eene gunstige ver
andering op.
De oogen zijn reeds en worden meer
l)
Reeds lang was het avonduur verstreken,
en zware wolken hadden de laatste stralen
der ondergaande zon verduisterd. Nacht
werd het op de aarde, in het kleine dorpje
en in het eenzame huisje aan den straatweg.
Donkere schaduwen gleden over de lage
vensters, omhulden de kast en de tafel;
slechts de groote oogen van eene snorrende
kat, die behagelijk op den breeden stoel
naast eene breiende, oude vrouw zat, schit
terden in de duisternis. Stil was het in de
kleine kamer; slechts het onvermoeide,
eentonige tikken van breinaalden en het
gelijkmatige getik van de klok werd gehoord
toen in eens een schrille klank, de klok
begon te slaanacht slagen weerklonken in
het donkere vertrek.
„Acht uur, nu is het nacht, nu zal hij
gauw komen."
Een zucht van verlichting ontsnapte aan
de borst van de oude vrouw. Zij legde de
kous op zij, stond op en stak een olielamp
aan. Toen ging zij weer zitten. De naalden
tikten weer, het gerimpelde hoofd zonk op
de borst en zij dacht aan vervlogen tijden.
Twee en een half jaarl Het was herfst.
Zij zat ook op dienzelfden stoel en wachtte
op haar zoon, die uit dienst zou thuiskomen.
Maar hij kwam niet. De nacht verliep, het
werd dag en het werd weer nacht hij
kwam niet. Zoo gingen eenige dagen voorbij.
Toen kwam de oude postbode langs haar
huisje. „Een brief, moedertje, van je zoon I"
riep hij. Hij kende het steile, onbeholpen
schrift al. Toen was hij weer verder gegaan,
en het moedertje had den hoornen bril met
de groote ronde glazen opgezet, was aan
het venster gaan staan en had met bevende
geopend voor groote fouten in 't maat
schappelijk leven. De vinger wordt hier
en daar op de wonde gelegd en de
wonde gepeild. Het besef gaat ontwa
ken, dat er veel is in te halen en dat
't onwaar is, dat alleen zelfzucht woont
ia de harten der menschen.
Meer dan vroeger de nood der
tijden gaf er aanleiding toe strekt
men de handen uit om den broeder en
zuster, die in ellende leeft, te helpen,
te steunen en te redden.
En den waren menschenvriend is het
eene aangename gewaarwording te mo
gen opmerken, dat algemeene liefde in
de harten der menschen woont.
Welk eene verandering is er reeds
waar te nemen in onze rechtspleging.
Hoe langer zoo meer heeft de overtui
ging veld gewonnen, dat het beginsel
van iedere straf liefde en geene wraak
moet wezendat het doel der straf ver
betering is. En waar die beginselen
meer algemeen goed worden, daar is
't bewijs geleverd, dat de beschaving
en humaniteit toenemen.
Laten de veranderingen in de natuur
haren gang gaan. Wij zullen dankbaar
het goede genieten, dat zij ons brengen
en het kwade met kalmen moed dragen.
Wij zullen niet ondankbaar morren
en klagen, als de onspoedszon ons pad
komt beschijnen, maar moedig dragen,
wat het lot ons biedt. Het hoofd weer
opgeheven om met nieuwen moed tel
kens onze levenstaak te volgen, willen
we niet onredelijk zijn door aan anderen
den tegenspoed te wijten, dien wij er
varen. Want immers dit weten we, dat
niet één mensch ontkomt aan het leed,
dat de aarde biedt.
Te zamen willen wij ons inspannen
om naar veranderingen te streven, die
gewenschte verbeteringen zijn.
De hartstochtelijkheid, waarmee som
migen onze gegoede medemenschen be
nijden en in verdenking pogen te bren
gen, willen we zien te veranderen in
liefde tot den naaste.
Waar schijnheiligheid sommigen ver
blindt en tot daden van haat en twee
dracht aanspoort, daar willen we trach
ten waren godsdienstzin te wekken, op
dat uit de daden blijke van hoedauigen
geest men zij.
Waar men zich buigt voor den af
god het geld, daar willen we het luide
handen den brief opengemaakt. Wat zou hij
schrijven
Zij begon te lezen. Het ging langzaam;
woord voor woord moest zij spellen. De
letters dansten voor haar op het witte papier
hare oogen werden vochtig en hare brille-
glazen werden dof.
Komt hij? Neen, hij komt nietl
De oude vrouw zat op den leunstel, hield
den brief krampachtig tusschen hare gevou
wen handen; tranen rolden over hare ge
rimpelde wangen en vielen op het verfrom
melde papier.
Neen, hij komt nietO, hij zal misschien
nooit weer terugkomen. Hij zit in eene
donkere, dompige cel. Een moordenaar
Bij eene vechtpartij heeft hij een mensch
gedood nu kan hij niet komen. „Moeder,
ik ben onschuldig", schreef hij; „ik weet
niet, hoe het gebeurd is."
De oude vrouw knikte slechts. Zij wist,
hoe het gebeurd was. Toen zij uit dienst
kwamen, hadden zij gedronken en pret ge
maakt; de hoofden waren verhit, men was
begonnen te twisten, het ééne woord was
het andere gevolgd, toen was de vuist op
geheven en het was gedaan. Neen, hij
kwam niet thuis. Twee en een half jaar
tuchthuis!
De oude vrouw zat stil. Plotseling echter
stond zij opgeen klacht kwam meer over
hare lippengeen traan kwam meer in hare
oogen. Zij zette een vriendelijk gezicht,
trachtte een lachje te brengen op hare dorre
lippen en ging toen naar hare familie. Daar
vertelde zij, eerst langzaam, daarna vlugger,
dat haar Jano, haar lieveling, niet thuiskwam,
maar dat hij als matroos op een schip ge
gaan was en eene reis om de wereld maakte.
De familie was verbaasd, prees den moe
digen jongen en geloofde het. De oude vrouw
had gedacht, dat zij zou stikken in die
leugen. Maar toen zij het eenmaal had ge
daan vertelde zij het nieuws aan iedereen,
zonder blozen of stotteren, totdat het geheele
dorp het wist. En dat moest ook zoo zijn!
Geen mensch mag weten, dat haar Jano in
de gevangenis zit. Neen, want dan kon hij
uitspreken, dat de waarde van den
mensch niet bepaald wordt naar zijn
rijkdom in goiid en zilver, maar dat
die waarde steunt op degelijkheid, op
kennis en ware deugd, opdat ook bij
hen, die rijkdom het meeste en het
beste achten te zijn, eene veranderde
zienswijze ontsta.
Gelijkheid is veler leuze!
Onbegrepen jaagt men naar verande
ring van lot en wil men eene doodende
gelijkheid, welke de veerkracht zou ver
nietigen en de maatschappij moet te
gronde richten.
Mogen we voor dergelijke verande
ring bewaard blijven tot welzijn van
ieder.
Buitenland.
De vijf mannen, die beschuldigd wor
den van diefstal van het bekende paarl-
snoer, zijn Woensdag wederom voorden
politierechter te Londen verschenen,
waar het openbaar ministerie een zeer
romantisch relaas leverde van de om
standigheden, die tot de gevangen
neming van de beklaagden leidden.
Gutwirth, een van de gevangenen,
ontmoette te Antwerpen een familielid
van zijn vrouw, Brandstetter genaamd,
en vroeg hem of hij geen kooper voor
het paarlsnoer wist.
Brandstetter, die van de 10.000 pond
belooning voor de ontdekking van het
snoer wist, overlegde met zijn neef. Zij
gingen nu samen onderhandelen met
Gutwirth, die intusschen te Londen was
teruggekeerd. Intusschen stelde Brand
stetter zich in verbinding met de assu
radeurs en op voorstel van dezen moest
een derde persoon als kooper van het
snoer optreden. Dat was een zekere
Spanier van Parijs, die er in slaagde
twee parels te koopen en ze inderdaad
alle heeft gezien bij een samenkomst
in een Londensch hotel. Een tweede
samenkomst werd afgesproken voor den
koop van het heele snoer, en bij die
samenkomst nam de politie drie dieven
gevangen, maar het snoer vond men
niet in hun bezit. Het openbaar minis
terie zeide, dat de gevangenen bij hun
onderhandelingen de grootste voorzor
gen namen tegen verrassing door de
politie. Het proces is verdaagd.
Naar de Temps uit Londen verneemt,
zal de zaak waarschijnlijk van week tot
week worden uitgesteld, daar de Engel-
sche politie wachten moet, tot zij uit
nooit weer in zijn dorp terugkomen, nooit
weer bij haar, bij zijne moeder, die hem
zoo liefheeft. Alle menschen zouden hem
dan mijden, zouden een omweg roor hem
maken. De kinderen zouden hem achterna
loopen, zouden hem met steenen gooien en
hem „boef" achterna schreeuwen. En dan
zijn Kaatje, zijn meisje, die hem liefheeft
en die hem trouw is gebleven, die de uren
telt, tot hij thuiskomt, zij zou hem verlaten
en zich met afschuw van hem afwenden.
Neen, geen mensch mag het weten.
En de oude vrouw glimlachte, toonde
iedereen een opgewekt gezicht, maar in
haar hart, daar woonde de dood. 's Nachts,
als alle menschen in het dorp sliepen, dan
lag zij voor haar Christusbeeld, op de knieën
bad en smeekte God, of Hij haar Jano,
haren jongen, beschermen wou.
Nog één zorg kwelde haar. Haar .Tano
moest toch netjes gekleed terugkomen; hij
moest toch ook wat geld thuis brengen van
die groote reis. En zoo begon zij te sparen,
legde cent bij cent. Zij hield zooveel van
suiker in haar koffie, maar zij dronk ze nu
zonder; zij kocht geen suiker meer. Cent
voor cent spaarde zij Verder breide zij voor
een grooten winkel in de stad, tot diep in
den nacht. Maar dat mocht geen mensch
weten. Neen, waarlijk niet. Als een dief sloop
zij stilletjes uit het dorp, en stilletjes kwam
zij weer terug. Week aan week, zomer en
winter, door storm en regen en sneeuw.
Zoo ging de tijd voorbij. Twee en een half
jaar! Nu moet hij terugkomen. Vandaag!
De oude vrouw stond op, ging naai de
kast en nam daaruit een paar warme, wollen
kousen, een gebreid buis, een paar nieuwe
laarzen en een zijden halsdoekje. Dat had
zij alles opgespaard. Zij zette het op de
witgeschuurde tafel. Toen ging zij naar haar
bed en haalde van onder het hoofdkussen
een kleinen linnen buidel te voorschijn. Het
oudje lachte gelukkig. Dertig blanke rijks
daalders! Ja, ja, langzamerhand was het
zooveel geworden: cent voor cent. Daarna
de onderscheidene hoofdsteden van het
vasteland antwoord op haar vraag om
inlichtingen heeft ontvangen. Zij schijnt
nl. niet veel zekers van het verleden
van de gearresteerden te weten.
Men meldt uit Rome aan de N. R. Ct.
Volgens het Giornale d'Italia hebben
de opgravingen de oude haven van
Pompeji aan het licht gebracht. De
overblijfselen er van vond men op 7
meter diepte, op een afstand van 700
meter buiten de stadspoort en 1250
meter van de tegenwoordige kustlijn af.
De nieuwe winkelwet in Engeland
schrijft voor, dat een winkel eens in
de week een halven dag gesloten moet
zijn. William Jessop, een groot winke
lier te Nottingham, weigerde zich daar
aan te houden. Ik geef mijn personeel
op andere manier vrijen tijd genoeg,
zegt hij. Hij is al eenige malen beboet.
Maandag voor 40 pond. In het geheel
heeft hij van het jaar al 200 pond boete
betaald. Maar hij blijft erbij. Maak dat
u in het Parlement komt, zei Maandag
de rechter: u is een rijk man, u kan
dat gedaan krijgen. En zorg dan dat de
wet veranderd wordt.
Dezer dagen was een dergelijk geval
in Londen voor den rechter: een firma,
die weigerde de premie voor de verze
keringswet te betalen, aangezien zij haar
personeel reeds voor de wet er was vrij
willig op voor het personeel voordeeliger
voorwaarden tegen ziekte had verzekerd.
De rechter legde natuurlijk desondanks
boete op en beval betaling van de premie.
Thaw, welke onlangs uit een krank
zinnigengesticht in Amerika gevlucht
en naar Canada uitgeweken was, is
Woensdagochtend in zijn verblijf door
immigratie-beambten gegrepen en in
een auto, die stond te wachten, ijlings
over de grens van de Vereenigde Staten
gevoerd. Hij bood hevig verzet, sloeg
met een flesch een ruit stuk en schreeuw
de: Ze ontvoeren mij!
Zoodra Thaw over de grens was ge
bracht, liet de Canadeesche overheid
hem vrij. Verbluft en niet wetend wat
anders te doen, stapte Thaw in een
auto, behoorende aan journalisten, die
hem over de grens heen hadden gevolgd.
De auto trok door Vermont en New-
hampshire. Ten slotte werd Thaw op
last van de Amerikaansche overheid bij
een schoolgebouw in de buurt van
Colebrook gevat. Hij bood geen tegen
stand.
zette zij nog brood, ham, worst en boter
op tafel, en keek alles nog eens aan met
een liefdevollen blik. Zoo was het goed nu
kon haar Jano komen.
Weer ging zij op haar leunstoel zitten,
maar zij breide niet meer; zij luisterde.
Hoorde zij daar in de verte niet een beken
den stap? Zij hoorde hem naderkomennu
stond er iemand stil voor ha;tr deur. Zij
was opgesprongen, maar als geboeid bleef
zij staan, en bevend en vreezend zag zij
naar de deur. Daar werd deze geopend, eene
hooge, krachtige gestalte trad biunen, en
twee donkere oogen keken haar schuw en
vragend aan. Daar breidde zij de armen
uit. „Jano", klonk het sidderend van hare
lippen, en hij lag aan hare borst en hield
haar vast in zijne armen.
Hij was thuisgekomen, haar Jano, haar
lieveling 1
Ja, hij was weer thuis, en hij bleef ook
thuis. Het dreigend spook van de gevange
nisstraf lag, dank zij de moederliefde, achter
hem. De menschen in het dorp groetten
hem vriendelijk, gaven hem de hand en
waren blij, dat hij weer thuis was. De
jongelui in de herberg maakten plaats voor
hem aan hun tafel, dronken met hem en
lieten hem vertellen van zijne reizen. En
hij vertelde hun ook van alles, wat hij hier
en daar gelezen had, of wat hij van andere
menschen gehoord had. Zij wisten het hier
toch zoo precies niet.
Toen begon hij te werken; onvermoeid
was hij bezig op het veld, in de wei, op
den deel, dag aan dag. 's Avonds, als hij
niet meer werken kon, dan kwam zijn
Kaatje, en dan zaten zij alle drie, zijne
moeder, zij en hij, achter in den tuin en
babbelden over de toekomst, over de bruiloft,
en hoe mooi dan alles zijn zou.
Zoo werd het langzamerhand weer rustig
in Jano's borst, en hij werd weer zooals
vroeger. Hij vergat wat achter hem lag, en
alles leek hem een benauwde droom.
Reuter verneemt uit TokioEen acht
tienjarige jongen heeft hier zelfmoord
gepleegd. Hij liet een brief achter, waar
in hij bekent, de moordenaar te zijn van
Abé, den chef van het militaire depar
tement, die korten tijd geleden werd
omgebracht.
Bebel's dochter en schoonzoon hebben
ter kennis van den fiscus te Zurich
gebracht, dat hun vader een vermogen
van 936,500 mark heeft nagelaten. Ken
nissen van hem hadden het maar op
een half millioen mark geschat.
Bijna een vierde gedeelte van dit ver
mogen is afkomstig uit het legaat van
zekeren Kollmann, waarvan men gedacht
had, dat Bebel het ten bate van de
sociaal-democratische partij zou bestemd
hebben.
Bebel heeft overigens in particuliere
gesprekken dikwijls de meening uitge
sproken, dat e6n sociaal-democraat naast
het partijbelang ook gerust zijn eigen
stoffelijke belangen mocht nastreven en
dat hij 't geen sociaal-democraat kwalijk
kon nemen, als die zijn best deed, om
rijk te worden. Hijzelf heeft daar dan
ook naar gehandeld.
Te Harlem, bij Richmond, in den
staat Texas, is een zeer ergerlijk ge
vangenisschandaal voorgevallen. Sinds
in dien staat de lijfstraffen zijn afge
schaft, worden te Harlem de gedeti
neerden, die disciplinair gestraft moeten
worden, opgesloten in een donker hok
van geringe afmetingen en bijna zonder
ventilatie. Amerikaansche bladen heb
ben nu een bericht, waaruit blijkt, dat
in dat kleine hok 12 negers een nacht
waren opgesloten. Acht hunner zijn
gestikt, de vier anderen leven nog, maar
zijn zwaar ziek. Drie gevangenisbeamb
ten worden thans vervolgd wegens
manslag door verzuim.
(Jit Leipzig wordt gemeld: Hetleger-
1 lichtschip Z 5 is Woensdag tegen half
vier van het manoeuvreterrein bij de
loods hier aangekomen. Door den storm
werd het schip, dat wegens den on-
gunstigen wind niet in de loods kon
gebracht worden, ongeveer een uur later
weer in de hoogte gedreven, waarbij
drie man van de soldaten, die de touwen
vasthielden, omhooggetrokken werden.
Twee van hen vielen uit een hoogte van
150 M. neer en waren op slag dood. Een
derde kon gered worden. Later werd het
luchtschip goed en wel in de loods ge
bracht.
Een heete zomerdag. In loodrechte stralen
brandde de zon op de aarde. Mat en moede
lieten de bloemen hare kelkjes hangen. Als
verdord hingen de bladeren aan de boomen.
Geen vogel in de lucht, geen dier op het
veldAlles was gevlucht voor de brandende
zonnestralen.
Op een smalle greppel, die tusschen lande
rijen en tuinen lag, kwam Jano aanloopen.
Zijne hemdsmouwen waren opgestroopt, een
breede stroohoed bedekte zijn gezicht, en
over den rechterschouder droeg hij een hark.
Zoo schreed hij rustig verder en lette niet
op de stof, die bij eiken stap in dichte wolken
omhoog dwarrelde en dan onbewegelijk in
de lucht bleef hangen.
Maar plotseling stond hij stil. Een ge
bogen en langzaam sluipende man trad hem
tegemoet. Hij ging barvoets, droeg een ge
scheurde, linnen broek en een vuil wollen
buis, waaronder men eenige zwarte lompen
zag. Op de borstelige, ongekamde haren
stond een oude vilten hoed. Het gezicht
was omgeven door een verwilderden, grijzen
baard, en de sa&mgeknepen, vochtige oogen
keken schuw en angstig rond. Ook hij stond
stil, toen hij Jano zag. Hij legde zyne hand,
om beter te kunnen zien, boven zijne oogen,
liet een eigenaardig gefluit hooren en stond
in eens naast Jano.
„Ei, ei!" riep hij met zijn heesche stem
en met een afzichtelijken grijnslach, „is dat
niet mijn collega uit numero 7
Jano verbleekte, trad terug en keek den
man ontsteld aan. Maar deze ging rustig
voort, voortdurend Jano aanstarend:
„Wel, zou je me niet meer kennen? Dan
zal ik je geheugen eens te hulp komen. Ik
ben lange Jacob, je kamergenoot en huis
vriend."
„En wat wilt gij hier," stotterde Jano,
verward.
Weer lachte de bedelaar en grijnsde even.
„Wat ik hier doen wil? Bedelen wil ik,
verder niets."
(Slot volgt.)