let Land van Heusdeo en Altena, de Langstraat en de itommeierwaarl
St. Nicolaas-avond.
Door Schade en Schande.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3315. Woensdag 3 December
FEUILLETON.
land van alte^
1913.
VOOB
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 77i ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Hoe het toch komt, mag men zich
wel eens afvragen, dat waar de mo
derne tijd, met zijn zooveel omvang
rijker eischen op allerlei gebied aan
tal van oude zeden en gebruiken, aan
zooveel eerbiedwaardige gewoonten en
tradities een einde heeft gemaakt, (het
welk niet altijd gewenscht noch zelfs
noodzakelijk leek) aan dat eene, van
oudsher in eere gebleven feest van den
St. Nicolaas-avond niet vermocht heeft
ook maar iets noemenswaard af te doen.
Zeker, oogenschijnlijk wordt deze
feestavond thans eenigzins anders veelal
gevierd, dan in vroeger tijden, wij
zouden geen menschen van vleesch en
bloed zijn, zoo wij hierbij precies eender
handelden als eeuwen geleden door het
voorgeslacht gehandeld werd. De ruwe
wijze waarop twee, drie eeuwen ge
leden volksfeesten gevierd werden, is
thans niet meer in zwang; wij hebben
slechts de oude schilderijen onzer Hol-
landsche schilderschool te aanschouwen
om te ervaren, hoe, als b.v. op ker
missen, toen voor vermaak gold, wat
thans slechts afkeer inboezemen zou;
hoe ruwheid en zelfs wreedheid zoo
oorbaar als dienstig geacht werd aan
de vreugde, hoe het kwellen van on
gelukkige mismaakten, het martelen
van dieren tot de genoegens behoorden,
waarvoor men, in het algemeen ge
nomen, zich niet schaamde. Dat alles
is thans voorgoed afgedaan. Echter bij
het St. Nicolaasfeest was reeds ook
tóen voor dat alles geen plaats, omdat
een mildere trek dit feest immer heeft
gesierd: het kinderlijk gemoed, welks
roerselen zoozeer bij het zachtaardig
feest van den weldoenden Sint betrok
ken zijn. En van het kind dient alle
ruwheid en wreedheid verre te blijven.
Zóó gold de regel toen, zóó geldt hij
ook nu. Men heeft slechts het beroemde
en als cultuur-historisch document van
zoo onschatbare waarde zijnde schilderij
van Jan Steen„St. Nicolaas-avond"
te beschouwen, om de innig gemoede
lijke en weldadige stemming die daar
van uitgaat, te waardeeren. Ongetwij
feld, onze binnenhuizen zien er thans
anders uit, onze kleedij en onze ge-
geschenken maar de rechte zin van
het feest, dat wat tot ons gemoed spreekt,
komt U zoo goed uit dit tafereel van
dezen bij uitstek nationalen schilder
ALICE en CLAUDE ASKEW.
20)
Het was een geweldige stap, en dit wist
hij. Doch tegelijk was er iets roemrijks in
een man, die bereid was, alles te offeren
voor zijn overtuiging misschien zou zijn
naam door 't geheele land genoemd worden.
En Launcelot gaf zich geen moeite om te
vragen of hijzelf wel wist, wat zijn over
tuiging was, of hij, behalve een weinig
sympathie voor den verbannen man, eenige
reden had voor hetgeen hij doen wilde
om niet te spreken van de dochter van den
banneling tenzij hij de zucht wilde
aanvoeren, om iets te doen wat zijn eigen
familie onaangenaam was, uit wraak voor
half denkbeeldig onrecht hem aangedaan.
En vervolgens was het de tweede stap op
den weg van verzet, dien hij had ingesla
gen. Hij was vast besloten, het woord te
voeren bij de verhuizing van James; wat
hinderde het dus, of dit een paar dagen
vroeger gebeurde? Misschien kreeg hij daar
door des te eer zijn vrijheid. Een behoor
lijke toelage kamers in Londen vrij
heid; zijn ziel smactitte er naar.
„Zeg, Holt, je zult die krankzinnigheid
toch niet werkelijk begaan?" vroeg dokter
Hornby min of meer zenuwachtig. Je kunt
je immers niet tegenover je eigen vader
plaatsen. Dat is onnatuurlijk. Dat ik, een
opkomend dokter, mij met socialistische
denkbeelden inlaat, hindert niet, maar met
jou is het wat anders."
tegen, als het U zal kunnen boeien in
het tafereel, dat ge op dien avond van
5 December in zoo vele woningen nog
heden kunt aanschouwen.
Want wat ook wisselen moge in de
menschelijke samenleving in den loop
der eeuwen, niet die diepe roerselen
van het gevoelig hart, dat in de beste
oogenbhkken des levens doet bevroeden,
dat om zelf gelukkig te zijn, de beste
weg daartoe is: anderen gelukkig te
maken. Voor die op den bodem van
het menschelijk gemoed sluimerende
begeerte, biedt geen feest ter ontwaking
schooner gelegenheid, dan dat hetwelk
telken jare in den aanvang van de
laatst maand van het jaar, in zoovele
land^i gevierd en in eere gehouden
wo
Geen feest, dat aan de gave om te
geven ruimer veld van arbeid biedt;
geen feest, dat zóó de gelegenheid opent
om, zonder valsche schaamte, wél te
kuunen doen, in de allernaaste omge
ving, zoo goed als daarbuiten. Id de
allereerste plaats geldt het hierbij een
feest der jongeren, die zonder diep on
derscheid te maken tusschen het ge-
gevene en den gever, slechts oog en
hart geboeid voelen door de waarde,
die het geschenk in hun kinderleven
inneemt; of het voldoet aan lang ge
koesterde wenschen, of het de verwe
zenlijking is van zalige kinderdroomen.
Eerst als zij wat ouder worden, wordt
het hun duidelijker, dat een geschenk
ook nog een hoogere waarde bezit, dan
alleen de tastbare: de gevoelens, die
bij den schenker vóórzaten. Doch als
zij eenmaal zelf kinderen hebben, dan
eerst wordt het hun gewaar, in vollen
omvang, dat niet zij de gelukkigsten,
ofschoon wel de luidruchtigst vroolijken
geweest zijn, toen hun kinderhand ge
vuld werd, doch dat gelukkiger dan
zij, de diepe vreugd hen gemaakt heeft,
die geven móchten en geven kónden,
de ouderen.
Zoo het St. Nicolaas-feest daarom in
de eerste plaats een kinderfeest is en
blijven zal, in de tweede plaats, doch
in dieper beteekenis, is het ook een
feest voor hen, die den kinderschoenen
reeds lang ontwassen zijn. Ja zelfs naar
mate het leven ons z.g. „wijzer" ge
maakt heeft, kan worden waargenomen,
dat de herinneringen aan den avond
van St. Nicolaas er dierbaarder om zijn
geworden. Dan gaan de gedachten terug
naar de eenmaal genoten uren van
huiselijk geluk, waarin de blijheid van
het ontvangen wedijverde met de vreug
de van te geven, waarin een blijde lach
luid opklonk bij een ontvangen verras
sing, doch die diep in het hart van die
haar bereidde een onhoorbaren, maar
zooveel inniger weerklank vond. Dan
zoeken zij met blikken van herinnering
naar de eenmaal ontvangen geschenken
indien deze er niet meer zijn, of indien
wel, dan worden voor de zooveelste
maal met aandacht de voorwerpen be-
ischouwd, als wenkten zij de oogen tot
zich met duidelijk gebaar. Dan worden
zij nog eens in de hand genomen die
geschenken, groot of klein, kostbaar of
niet, al om het even, maar die alte-
zamen voor ons blijven spreken dezelfde
taal, die der gelukkige uren, waarin zi)
tot ons kwamen. Dan zijn daar geschen
ken bij, die ons nog verrassen door hun
kostbaarheid, die getuigden van de gul
heid des gevers; maar daar zijn ook
kleine, nietige zelfs, en voor een ander
van geen waarde zijnde voorwerpen,
doch die een waarde bezitten honderd
voudig boven het allerduurste geschenk,
omdat wij weten, dat de schenker of
scheukster er het kostbaarste aan vast
hechtte, dat ooit te geven valt: een
deel van het liefderijk hart.
Een feest waar zulke gevoelens heer-
schen kunnen en heerschen mogen, waar
zulke heerlijke herinneringen aan ver
bonden blijven, kén niet verouderen;
dóór heeft de tand des tijds geen vat,
daar wijkt ook de dwang van het mo
derne leven terug en laat de traditie
ongemoeid, zoolang de avond van St.
Nicolaas nog telken jare ontelbaren, zoo
kleinen als grooten kinderen een paar
gelukkige uren schenkt.
„Ik zie niet in, waarom," antwoordde
Launcelot uit de hoogte. „In ieder geval zal
ik precies zeggen, wat ik denk."
Na den eten speelden zij billard, waarbij
de herbergier en de klerk meedeeden. Om
negen uur hoorden zij buiten schreeuwen,
ten teeken dat Jame3 er was, en door zijn
aanhangers verwelkomd werd.
James was vergezeld door zijn zoon en
dochter en door een aantal dorpelingen,
meestal pachters van Squire Holt. Opmerke
lijk was het dat velen van dezen James
vijandig of althans slechts matig goed gezind
waren. Een paar verklaarden zelfs, dat zij
enkel voor de grap gekomen waren, en om
te zien, hoe James het na zijn onvrijwillig
bad maakte.
Er waren echter nog genoeg weerspannige
geesten aanwezig, en de bijeenkomst scheen
recht levendig te zullen worden. Voor de
herberg was een groot grasveld aan de
overzijde van den weg, dicht bij den rijweg
naar de „Manor", en hier kwam de ver
gadering bijeen. Een leege kar werd uit den
stal gehaald en moest dienst doen als spreek
gestoelte.
James, die ondanks de warmte een over
jas en een das aanhad, werd naar het ter
rein geleid, ondersteund door zijn zoon
William en zijn dochter Ida.
De maan scheen helder, zoodat hun ge
zichten duidelijk te onderscheiden waren,
De menschen verdrongen zich om den wa
gen. Enkele vrouwen, nog ijveriger dan de
mannen, bleven aan den buitenkant staan
sommigen hadden kinderen op den arm en
bijna allen waren blootshoofds.
De kleine ruimte voor de herberg raakte
vol met leegloopers; zij konden daar heel
goed zien en hooren, zonder den weg over
te steken. De bewoners van de kleine huis
jes in den omtrek hingen over de lage muren
of de heggen die hun tuintjes afsloten,
praatten over den toestand, en maakten
OuitenlandL
Het Duitsche stadje Zabern, dat in
vroeger eeuwen een rol heeft gespeeld
in de geschiedenis van Elzas-Lotharin-
gen, maar nu een vergeten grensgar-
nizoen was, heeft plotseling vermaard
heid gekregen door de buitensporig
heden, waartoe de militaire overheid
er zich heeft laten verleiden. Voor
buitenlandsche lezers is hetgeen daar
gebeurd is inderdaad bijna niet minder
lachwekkend dan de geschiedenis van
Köpenick, al is er dan ook in de eerste
plaats een zeer ernstige kant aan, waarop
de Duitsche pers scherp het licht laat
vallen. Onder aanvoering van officieren
met getrokken sabel hebben militaire
overluid hun opmerkingen. Nu en dan reed
er langzaam een kar over den weg; soms
bleef de voerman uit nieuwsgierigheid een
poosje staan en dronk een glas bier. De
gelagkamer van de herberg stond open en er
was vooruitzicht dat het een drukke avond
zou worden.
De partij billard liep ten einde. Launcelot
verloor. Gewoonlijk speelde hij goed, maar
vanavond stootte hij er maar op los. Hij
had een groot glas whisky en soda bij zich
staan, dat hij herhaaldelijk opnieuw liet
vullen.
Toen zij aan het rumoer buiten hoorden,
dat de sprekers gekomen waren keek Barm
uit het raam.
„Daar zijn zij," zeide hij. „Ik heb James
beloofd, hem een beetje te zullen helpen,
en dat zal ik ook doen. Er zijn verschei
dene tegenstanders van hem bij. Dit spel
moeten wij later maar afspelen. Wat dunkt
u ervan, mijnheer Holt?"
„Ja, laat ons gaan, laat ons gaan," zeide
Launcelot haastig.
Hij ging naar het raam en bleef staan
kijken.
Dokter Hornby miste zijn stoot.
„Wat is dat nu, dokter?" bromde de
klerk, die meegespeeld had. „Dien stoot
had u wel met uw voeten kunnen maken."
„Hou je mond!" fluisterde Hornby. „Be
grijp je niet, dat ik het spel gaande wil
houden? De jonge Holt mag zich niet aan
stellen als een ezel. Help mij in 's hemels
naam toch. Hij is al voor drie kwart dron
ken, en als hij nog een glas whisky drinkt,
kan hij niet meer praten. Ik zal hem in
de apotheek wel een tegengif geven en zor
gen dat hij thuiskomt. Gelukkig dat de
Squire niet thuis is. Het is niet mooi van
Barm, dat hij er den jongen ertoe aangezet
heeft, maar hij heeft een hekel aan den
Squire."
Small knikte ten teeken dat hij het be-
patrouilles daar vreedzame burgers ge
molesteerd en zich zelfs niet ontzien
rechterlijke ambtenaren in te rekenen.
Het meerendeel van de arrestanten
heeft een heelen nacht in een kolen
kelder van de kazerne moeten door
brengen, tot de burgerlijk-rechterlijke
macht den volgenden dag last gaf, om
hen vrij te laten.
De uitgebreide berichten hierover
luiden o. a.
Vrijdagmiddag ging luitenant Von
Forstner de stad in, vergezeld door vier
soldaten met de bajonet op 't geweer.
Hij kocht wat chocolade in een winkel,
een havana-sigaar en ging toen voor
het venster van een koffiehuis een kopje
koffie drinken. De soldaten betrokken
de wacht voor het café. Toen de luite
nant weer opstapte, volgde een troep
kinderen hem en jouwde hem uit.
Dit schijnt den luitenant buiten zich
zelf te hebben gebracht en die stem
ming is de eenige verklaring voor het
geen 's avonds om half acht gebeurde.
Op dat uur stonden een dertig menschen
op het Kasteelplein, toen plotseling
vijftig man van het 99e reg. inf. uit de
kazerne kwamen. Luitenant Schadt die
de leiding had, stelde ze in twee rijen
op, de eerste rij geknield, terwijl de
tweede de geweren laadde en aanlegde.
De luitenant riep: „De menigte moet
onmiddellijk weggaan I"
Op dat oogenblik riep iemand uit
een venster: „Deutschland über alles."
Kolonel Reuter kwam nu ook toe-
loopen en liet den tamboer de trom
slaandaarna stormde een sergeant
majoor met 20 man het plein op en
wierp zich op de twintig burgers, die
zich zoo gauw niet uit de voeten hadden
kunnen maken.
Met de kolven der geweren en met
bajonetsteken werd op de burgers los-
geranseld en allen in de kazerne ge
bracht en opgesloten.
Een andere patrouille bestormde het
huis van den hoedenmaker Heil. Daar
woont een brandweerman, Lévy, die,
toen hij de trom hoorde roffelen, dacht
dat er brand was. Hij ging naar buiten
en werd dadelijk ingerekend. De pa
trouille drong toen het huis binnen en
mishandelde op de tweede verdieping
de oude moeder van Lévy met bajonet
steken.
Op het plein werd inmiddels ieder
die voorbijkwam gevangen genomen.
Men hoorde luitenant-Böttcher roepen:
„ransel er op en maar goed ookEen
andere luitenant, Dicourt, greep een
jongen van vijf jaar en riep: „dien heb
ik goed beet."
Daarna gebeurde echter het ongeloof
lijkste. Een patrouille nam voor het
greep, en Hornby wendde zich tot Launcelot.
„Kom, Holt, je moet de partij uitspelen.
Je kunt het nog best winnen, dat weet je
wel, en ik neem je geld niet, als je niet
eerlijk verloren hebt. Lang kan het niet
duren, en buiten zijn zij nog in geen uur
klaar. Het is jouw beurt om te spelen, en als
je dien stoot er goed af brengt, ben je knap."
Aarzelend nam Launcelot zijn queu. De
ballen lagen prachtig, het was juist een
stoot als die, waarop hij zich 's middags
geoefend had.
„Dezen stoot zal ik tenminste probeeren,"
zei hij, „al was het maar om je te toonen
dat het gaat."
Terwijl hij zorgvuldig den stoot berekende,
fluisterde Hornby in een hoek den kastelein
opgewonden iets in.
„Je moogt hem niet laten begaan. Je wilt
toch den jongen niet ongelukkig maken?
En dat zou er van komen. De Squire zou
het hem nooit vergeven. Ik dacht niet, dat
jij of bij het in ernst meende. Het is krank
zinnigheid, zeg ik je, anders niet."
Doch Barm wilde zich niet laten over
tuigen. Hij was een trouw aanhanger van
Peter James en had zelf ook reden om den
Squire een kwaad hart toe te dragen, want
de Squire kon hem niet uit zijn huis zetten,
maar had zich krachtig verklaard tegen zijn
vergunning om sterken drank te verkoopen.
„De jonge Holt heeft het zelf voorgesteld,"
zeide hij grimmig, „en ik zal het hem niet
beletten. Als hij vanavond niet spreekt, zal
hij het doen bij de verhuizing dat komt
dus op hetzelfde neer. En hij heeft gelijk;
ik bewonder hem er om."
Launcelot maakte zijn stoot onder luide,
zelfs overdreven toejuichingen van den
dokter.
„Nu moet je doorspelen, Holt na zulk
een stoot heb je alle kans om de partij te
winnen. Neem nog een glas whisky, man,
dat geeft kracht."
gerechtsgebouw, waar juist de zitting
was afgeloopeu, twee rechters, den offi
cier van justitie, een advocaat en een
journalist gevangen en bracht allen naar
de kazerne.
De onderprefect was niet iD de stad,
hij was 's middags naar Straatsburg ver
trokken om een onderhoud te hebben
met den minister van binnenlandsche
zaken; de burgemeester ligt ziek. Zijn
plaatsvervanger, de heer Guntz, op de
hoogte gesteld van het gebeurde, begaf
zich dadelijk naar de kazerne om de
invryheidsstelling der gevangenen te
verlangen.
Doch de militaire overheid heeft aan
dat verlangen maar gedeeltelijk voldaan
en alleen de rechters en den officier
van justitie laten gaan. Op het oogen
blik zijn nog 23 werklieden in hechtenis.
Den 16en Februari treedt te Stock
holm de nieuwe verordening op den
verkoop van sterkedrank in werking.
De naamlooze vennootschap het Stock
holmsche Stelsel, dat het monopolie
van den verkoop heeft, heeft aan de
Stockholmsche bladen eenige bizonder
heden van de nieuwe voorschriften mee
gedeeld. Elk volwassen man krijgt een
boekje met bladen, waarop hij sterke
drank kan krijgen, maar op het heele
boekje niet meer dan twaalf liter in
het kwartaal.
Een Brusselsch edelman, baron Ig-
nace de Thibault de Boesinghe, is Woens
dagavond in het park van zijn kasteel
Altena bij Vijve Capelle, op geheim
zinnige wijze vermoord. De baron, die
's winters te Brussel verblijf houdt, be
gaf zich met zijn jonge vrouw Woens
dagavond om halfacht naar zijn slot.
Nauwelijks bevond hij zich in de allee
die naar den hoofdingang voert, toen
uit een boschje een schot gelost werd,
waardoor hij in de linkerzijde getroffen
werd, zoodat hij ineen zakte. In bewus-
teloozen toestand werd hij door de toe
gesnelde bedienden binnengedragen. De
ongelukkige was gewond door een la
ding schroot die onmogelijk uit zijn
lichaam verwijderd kon worden, zoodat
hij nog in den loop van den nacht den
geest gaf. De baron was 36 jaar oud
en eerst kortelings gehuwd met oen
dochter van den burgemeester van Door
nik. De jonge vrouw, die op het nood
lottige oogenblik met haar man gearmd
liep, werd niet door het schot gekwetst.
Alle pogingen -om den moordenaar op
het spoor te komen hebben tot nog toe
gefaald. Men vermoedt dat men hier
met een wraakneming van een strooper
te doen heeft, want sinds kort had het
slachtoffer een zeer strengen bewakings-
Het was een afschuwelijk werk, maar
Hornby zag geen kans, om op een andere
manier Launcelot te behoeden voor de
dwaasheid, die hij begaan wilde. Het spel
zoolang mogelijk te rekken, en den misleiden
jongen man zich te doen bedrinken het
was niet waarschijnlijk, dat hij zich dan tot
het volk zou durven richtenen als hij het
deed, zouden zijn hoorders alles begrijpen,
en zijn woorden niet ernstig opvatten.
Hornby zou hem meenemen, en hem mis
schien stil in huis kunnen brengen, zonder
dat iemand iets bemerkte. Launcelot had
een sleutel en de Squire was er niet.
Ook ter wills van zichzelf moest dokter
Hornby trachten, Launcelot terug te hou
den. De Squire was hem reeds niet gunstig
gezind, ofschoon hij nog geen bepaalde
vijandigheid had getoondmaar hij kon h«t
hem, als hij verkoos, zeer lastig maken, en
zeker zou hij hiervoor een geldige veront
schuldiging hebben, als Hornby toeliet, dat
Launcelot zich als een dwaas aanstelde.
Het was werkelijk een zeer lastige positie
voor den dokter.
Er werd nog een glas whisky gebracht
en Launcelot speelde door, en zoo goed, dat
tot Hornby's teleurstelling de partij weldra
gelijk stond. Zóó zou het niet veel helpen,
al werd het spel gerekt.
Barm miste een gemakkelijken stoot. Hij
vloekte.
„Hoor eens," zeide hij, „ik moet hiermee
ophouden. Ik ben een man van mijn woord.
Ik heb gezegd, dat ik James zou steunen.
Ik heb hem gevraagd, hier te komen. Jul ie,
heeren, kunt doen, wat u verkiest het
spel later voortzetten, of er een eind aan
maken. Ik moet weg."
Zonder op Hornby's tegenspraak te letten,
gooide hij zijn queu neer, en liep het ver
trek uit.
(Wordt vervolgd.)
door