Land
Heusden en iltena. de Langstraat en de Bomineierwaard
van
Tuchteloos.
Door Schade en Schande.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 332G. Woensdag 14 Januari
FEUILLETON.
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 6 cent.
1914
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer lx/t ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Hoevele zyn de klachten, die men
binnen- en buitenlands vernemen kan
over de bandeloosheid, de baldadigheid,
de koppige ruwheid van «en deel van
ODs volk. En niet, dat deze klachten
ongegrond zijn of alleen maar betrek
king hebben op de jongeren om ons
heen, geenzins. Wie de oogen niet
sluiten wil voor wat zoo duidelijk aan
het licht treedt, zal moeten toegeven,
dat in de breeds rijen van het Neder-
létndsche volk een categorie te vinden
is van jonge, maar ook van oude vlegels
en baldadigen, die in hun gedragingen
een tekort aan ingetogenheid en aan
zelfbedwang aan den dag leggen, waar
van elk onzer tal van staaltjes zou
kunnen opnoemen. Wanneer Holland
om zooveel begeerenswaard, dat het
herbergt en het zijne mag noemen, in
den vreemde een goeden klank heeft,
het wordt dikwijls, maar al te zeer
óók voor het land aangezien, waar de
tuchteloosheid van het gilde der jonge,
maar ook van bejaarde kwajongens,
verregaand is. En zij, die in nauwere
betrekking staan tot de vereenigingen,
die in ons land zich tot taak gesteld
hebben, het vreemdelingen-verkeer te
bevorderen, stuiten meermalen bij huD
pogingen daartoe op den roep in het
buitenland, dat de vreemden hier niet
ongemole8teerd zich vrijelijk bewegen
kunnen.
Velen vragen zich af hoe het toch
komt, dat juist het Nederlandsche volk
aan zulk een minder vriendelijken roep
gekomen ishoe het komt, dat zich
juist het publiek in ons land zoo dik
werf weinig laat gelegen liggen aaü
de ongeschreven wetten van, om het
met een buitenlandsch woord te zeggen,
gentlemanship, welk woord het best te
vertalen schijnt met fatsoen en wel
voegelij kheid. Waarom toch moeten wij
in dit opzicht ten achter staan, bij de
Engelschen, de Franschen, de Duitschers.
Deze vraag is niet met een enkel
woord te beantwoordenin elk geval
echter is er een verklaring wel voor
te vinden. Zij is deze, dat we inder
daad een geheel apart volk zyn, op een,
met geen enkel oord ter wereld te ver
gelijken bodem wonend, met een his
torisch verleden achter ons, als weinige
volkeren hebben aan te wijzen. Toen
in lang vervlogen tijden ons land, ont-
ALICE BN CLAUDE ASKEW.
31)
Aan tafel zat Veronica naast Launcelot.
Dit deed hem genoegen, ofschoon er, bij
zulk een klein gezelschap, geen sprake van
eenige vertrouwelijkheid kon zijn.
Bij de eerste gerechten moest hij zijn
aandacht tot zijn stiefmoeder bepalen. Op
nieuw bemerkte hij haar eigenaardige hou
ding tegenover hem; zij scheen, naar hij
meende, bijzonder vriendelijk en moederlijk
te willen zijn, alsof zij hem zonder woorden
wilde te kennen geven, dat zij, zelfs al was
met zijn half erkende verloving niet alles
in den haak, toch bereid was, zijn voorspraak
by zijn vader te zijn. En dit verbaasde
Launcelot zeer, want een mésalliance in
haar familie tot dit besluit hadden zij
na zyn laatsten brief wel moeten komen
was nu heelemaal niets voor mevrouw Holt.
Hij had er haar vaak genoeg over hooren
spreken, en wist, hoe zij haar eigen broeder
behandeld had, die onbeschaamd genoeg
was geweest om met de dochter van een
winkelier te trouwen.
Launcelot begreep er niets van, daar hij
geen vermoeden had van de overeenkomst,
die mevrouw Holt hoopte tot stand te zien
komen, maar hij deed zijn best, om haar
vriendelijkheid te beantwoorden. Eens wilde
hij zelfs beproeven, zijn hart voor haar uit
te storten.
Agnea Holt beduidde hem, te zwijgen.
woekerd aan de baren", mede begon
te tellen onder de landen van het toen
maals beschaafd Europa, hebben we
niet alleen ons teweer moeten stellen
tegen de ons omringende gevaren van
de elementen, doch niet minder tegen
de gevaren van vreemde overheerschers.
Van oudsher heeft een zucht naar vrij
heid in den meest uitgebreiden zin ons
nationaal karakter gekenmerkt. En die
vrijheid, we weten het allen, is niet
dan met stroomen bloeds, met opoffering
van goed en leven, verkregen kunnen
worden. In dien strijd voor vrijheid en
onafhankelijkheid heeft ons nationaal
karakter zich gevormd en naast zijn
goede eigenschappen, ook helaas enkele
andere aangenomen, die beter waren
zoo ze gemist werden. Tot die eigen
schappen behooren een zekere weer
barstigheid, een te weinig plooibare
stroefheid en de behoefte om op vaak
al te ruwe wijze, onnoodig uiting te
geven aan zijn zin voor onafhankelijk
heid. Men zou het duo de fouten van
zijn deugden kunnen noemen, die ons
volk ongetwijfeld kenmerkenen waar
schijnlijk is men daarbij niet ver van
de waarheid af.
De straatschenderij om slechts dit
eene te noemen zit bij jong-Neder-
land" zoo diep in het bloed, dat het
zich er vaak niet eens meer over
schaamt, en als de bevoegde macht tus-
schenbeide treedt, dan staat „ouder-
Nederland" gereed om zich te scharen
,paast de jongere generatie in het ver
zet tegen de gestelde machten. Dit is
niet een plaatselijk verschijnsel, maar
overal in ons land voorkomend.
Het is de uiting van een zucht naar
ongebonden vrijheid, die we hier aan
treffen, en die bij tallooze gelegenheden
blijkt, en onzen naam in de oogen der
vreemdelingen benadeelt. En ook niet
minder in de oogen van hen onder ons,
die zich niet door een averechts gevoel
van ingenomenheid laten leiden, om
blind te zijn voor eigen fouten. Want
dat het hier inderdaad fouten zyn, wie
zal het kunnen ontkennen?
Yandnar dan ook, dat bij de alge
meens erkenning, ook een algemeen
streven opkomt om ons volk die, laat
ons zeggen, leelijke eigenschappen af
te leeren. Reeds bestaat sedert enkele
jaren in «ns land een vereeniging, die
zich uitsluitend heeft tot taak gesteld
deze ernstige fout in ons volk te be
strijden; de Tucht-Unie genaamd, waar
bij zich tal van groote bonden hebben
„Daarover zal je vader met je spreken,"
zeide zij halfluid. „Ik heb beloofd, geen
woord er in te zeggen. Maar één waarschu
wing wil ik je toch geven, Launcelot. Als
je een beetje tact gebruikt je weet, hoe
je vader is als je hem niet prikkelt, en
je bereid toont, om op zijn beschouwingen
in te gaan dan geloof ik niet, dat hij
zoo lastig zal zijn, als je je voorstelt."
„Maar" begon Launcelot, nog meer
verbijsterd.
„Neen," viel zij weer snel en zachtjes
in. „Vertel mij nu niets, Launcelot. Ik wil
niet genoodzaakt wezen, mijn meening te
zeggen. Je vader moet beslissen."
Launcelot moest dus zijn ziel in lijd
zaamheid bezitten. Hij verlangde er naar,
zijn geweten te ontlasten hij wilde dat
het maar voorbij was. Er scheen evenwel
geen eind te komen aan den maaltijd. Hij
had zoo gaarne een beetje rustig met Vero
nica willen praten, doch het scheen onmo
gelijk, daar het gesprek vanzelf algemeen
was.
Het onderwerp was een proces over een
moord, dat in Londen veel opzien baarde.
Een jonge man had iemand vermoord, die
zijn vriend was geweest, doch die hem,
willens en wetens, wreed en afschuwelijk
verongelijkt had. Met de grootste kalmte
en vastberadenheid had hij de daad ten
uitvoer gebracht.
„Ik denk, dat hij opgehangen wordt,"
zeide Jessica met iets als sympathie in
haar stem.
Zij had het portret van den moordenaar
gezien in een van de geïllustreerde bladen
en vond hem een knappen man.
„Ik praat niet graag over zulke vreeselijke
dingen," zeide mevrouw Holt preutsch.
„Opgehangen viel de Squire met nadruk
in. „Dat wordt hij zeker en dat is goed ook."
„Maar de man dien hij vermoordde, was
aangesloten, en die onder hare leden
talrijke mannen telt, die op velerlei
gebied uitmunten.
Doch nevens deze georganiseerde be-
strijding van de tuchteloosheid, big ft
voor alles aan de eigenlijke opvoeders
der jeugd de taak toevertrouwd, het
kwaad zoo vroegtijdig mogelijk te be.
strijden, kan het zyn, uit te roeien. In
de eerste plaats zyn daar de vaders en
moeders voor aangewezenzy behooren
hun volle aandacht aan de zaak te
wijden. Tuchteloosheid vermindert dc
innerlijke kracht van het individu, waar
immers deze kracht onnoodig aange
wend wordt en zich misbruikt ziet.
Want een tuchteloos mensch, hetzij
kind of volwassene, schiet aan waar
achtige kracht te kort, daar waar het
noodig is, wanneer het niet geleerd
heeft, zijn krachten en inspanning te
verzamelen en te bewaren voor een
juist en doelmatig gebruik. En nevens
de ouders zijn de onderwijzers hier de
geroepenenzij toch, die als opleiders
der kinderen zulk een groot aandeel
hebben in de opvoeding van het indi
vidu, behooren niet minder de zede-
meesters, alsook de tuchtmeesters te zijn.
Bij het hooge peil waarop de Neder
landsche paedagoog in het algemeen
staat, is hun deze taak volkomen toe
vertrouwd.
Daarom mag, waar zoovele uitoe-
nemende krachten in ons land kunnen
samenwerken, ook te eeniger tijd on
getwijfeld op vermindering van het
euvel gehoopt wordenwant een volk,
dat tuchteloos is, is een ongelukkig
volk, omdat het immer zal blijven de
mindere van zich zelf.
Buitenland.
Vrijdag zijn de inboorlingen, welke
in de diamautmijnen van Jagersfontein
(Zuid-Afrika) werkten, in oproer ge
komen. Na zich met allerlei gereedschap
te hebben gewapend vielen zij aan op
alle blanken, die in de buurt waren.
De opstootjes waren ontstaan doordien
een Basoeto gestorven was tengevolge
van naar wordt beweerd een schop,
hem door een blanke toegediend.
De Basoeto's eischten de gevangen
neming van dien blanke. De hoofdop
zichter trachtte de Basoeto's tot bedaren
te brengen, door te beweren, dat de
zaak in handen was gesteld van de po
litie. Zijn pogingen waren vruchteloos.
De Basoeto's deden een aanval op
het huis, dat over een schacht is ge-
een slechte kerel, die den dood verdiend
had," meende Jessica beschroomd.
„Dat doet er heelemaal niet toe," ant
woordde de heer Holt op beslisten toon.
„De knaap mocht zijn eigen rechter niet
zijn. Ik zou wel eens willen weten, waarvoor
de wet diende, dan om te zorgen dat ieder
zijn recht kan krijgen 1"
„Gij zult niet doodslaan," haalde mevrouw
Holt aan, rondkijkend als om te zien wie
daar nu iets tegen kon inbrengen. „Wie
zijn wij, dat wij Gods geboden zouden be
strijden?"
Doch Veronica nam het tegen haar gast
vrouw op. „Het komt mij voor," zeide zij
langzaam, „dat de wet van Mozes niet altijd
letterlijk op moderne toestanden van toe
passing is. Ik kan mij gevallen denken,
waarin zelfs moord gerechtvaardigd kan
worden. Het woord „moord" heeft zulk een
uitgebreide beteekenis
Mevrouw Holt viel haar met een kreet
van afschuw in de rede.
„Lieve Veronica, hoe kun je zulke dingen
zeggen? Je doet mij werkelijk ijzen."
„Maar ik meen het," hield het meisje
vol. „Over dit onderwerp heb ik veel nage
dacht. Er is verschil en dat moet zoo
wezen tusschen moordenaars en moorde
naars. Allen zijn niet even schuldig, doch
volgens onze wet worden zij even zwaar ge
straft, zoo niet met den dood, dan met
levenslange tuchthuisstraf en dat is nog
erger. Toch zijn er vaak verzachtende om
standigheden, en die moesten evengoed in
aanmerking genomen worden als bij andere
misdaden. Wij straffen iemand niet even
zwaar voor het stelen van een appel als
voor het stelen van duizenden ponden
en toch is het in beide gevallen diefstal.
In andere landen wordt er ook bij moord
onderscheid gemaakt, maar bij ons is het
„schuldig", of „niet schuldig" een mid-
bouwd, en dwongen alle blanken de
wijk te nemen in de schacht. Daarop
vernielden de Basoeto's alles wat zij
vonden, ook de gebouwen, waarin zij
zelf zijn ondergebracht. Zij namen het
geld weg, dat gereed lag om aan hen,
als loon, te worden uitbetaald en ook
het geld voor de blanke employé's. In-
tusschen was alarm gemaakt. Alle blan
ken wapenden zich met geweren, jacht-
roeren en alle mogelijk ander wapen
tuig. De algemeene directeur en andere
ambtenaren gingen ongewapend en met
gevaar voor eigen laven het kafferver-
blijf binnen, om te trachten de Basoeto's
tot bedaren te brengen. Het scheen een
oogenblik of de inboorlingen bereid
waren het oproer te staken. De blanken
kregen toen het bevel uiteen te gaan,
maar dat bevel moest spoedig worden
ingetrokken, want de Basoeto's her
vatten het oproer.
Het werd een helsch spektakel. Zij
rukten de heiningen van hun verblijf
plaats neer en verlieten deze met de
blijkbare bedoeling het dorp te bestor
men. Evenwel waren de gewapende
blanken in staat hun den weg te ver
sperren. Nu begon een gevecht. De Ba
soeto's vielen de blanken aan, die uit
zelfverdediging vuur gaven.
Verscheiden inboorlingen vielen. Het
scheen dat de Basoeto's tot razernij
waren gebracht. Verscheiden malen
trachtten zij het dorp te bestormen,
waar dan de vrouwen en kinderen der
blanken in hnn macht zouden zijn ge
weest. De blanken waren dan telkenmale
gedwongen te schieten.
Ten slotte werden de Basoeto's, hoewel
met moeite, naar hun verblijf terug
gedreven. De gewonde blanken en in
boorlingen werden door geneesheeren
geholpen. In het dorp ontstond een
paniek onder de vrouwen, die wisten,
dat er 9000 inboorlingen waren tegen
slechts 150 blanken, om haar te ver-
dedigen.Tientallen vrouwen en kinderen
vluchtten naar Fauresmith. Gewapenden
kwamen aan galoppeeren of in auto's
om het handjevol blanken te Jagers
fontein te helpen. Alle boeren uit den
omtrek werden mede opgeroepen en
snelden naar Jagersfontein. Hoewel een
nieuwe uitbarsting gevreesd werd, bleek
er bij de Basoeto's de schrik ingebracht
te zijn. De Fingo's en andere naturellen
hielden zich onzijdig.
Zaterdagmorgen werden de inboor
lingen opnieuw balsturig, maar toen
zij door de overheid uit Fauresmith en
Jagersfontein waren toegesproken, kwa
men zij tot kalmte. De overheidsper
sonen wonnen nu de getuigenissen in
van de inboorlingen. Dezen willen allen
naar hun dorpen terug.
Uit vele plaatsen zijn reeds afdes-
denweg bestaat er niet. Dat noem ik niet
eerlijk."
„Hoor dat meisje eens!" riep de Squire
lachend. „Nu wil zij zich al boven de wet
stellen. Maar het is toch een goede wet.
Als iemand een ander met voorbedachten
rade vermoordt, is zijn leven verbeurd. Zoo
is het van de vroegste tijden af geweest, eis
zoo zal het, hoop ik, blijven. Het leven van
den mensch is heilig."
„Och, dia heiligheid van h9t levenriep
Veronica met eenige minachting. „Ik houd
vol dat die woorden de oorzaak zijn van
veel wreedheid die vermeden kon worden.
Wij moeten onze medemenschen voor onze
oogen een vreeselijken doodstrijd laten
strijden, omdat het menschelijk leven zoo
heilig iseen einde te maken aan het lij
den van een arm schapsel, dat door een on
geneeslijke kwaal gefolterd wordt, zou een
moord zijn al bad en smeekte hij ook
nog zoo om uit zijn ellende geholpen te
worden. Ja, het zou een moord zijn, en
volgens onze wet zou de doodstraf toegepast
worden op dengeen die zulk een daad van
menschelijkheid verrichtte. Onlangs had er
een spoorwegongeluk plaats, en de trein
raakt# in brand. De conducteur zat tus
schen de planken bekneld on kon er niet
uitgeholpen worden. Een troep menschen
stond er omheen en zij zagen hem langzaam
verbranden. Niemand had den moed, hem
een kogel door het hoofd te schieten dat
zou een moord geweest zijn. O, voor onze
dieren zijn wij barmhartiger wij sparen
hun onnoodige pijn
„Dieren hebben geen ziel, lieve" viel
mevrouw Holt streng-vroom in. „De uren
van pijn, die jij zoudt willen afkorten, zijn
waarschijnlijk een goddelijke genade om
een boos man van zijn boosheid te be-
keeren".
„O, als ik dat dacht begon Veronica
lingen van de burgerwacht, benevens
40 man van het Bedfordshire-regiment
en 25 officieren van de schietschool te
Bloemfontein met twee machinegeweren
te Jagersfontein aaugekomen.
Zaterdag werd uit Straatsburg gemeld:
De hooge krijgsraad heeft in het proces
tegen luitenant Von Forstner, wegens
het voorval te Dettweiler (verwonding
van een schoenmaker) vonnis geveld en
hem vrijgesproken.
Ook kolonel Von Reuter en luitenant
Schad werden vrijgesproken van alle
punten van de aanklacht. De kosten
van het proces komen ten laste van
den staat.
De krijgsraad was van oordeel, dat
alle getuigererklaringen gunstig voor
de beklaagden zijn geweest.
Men vermoedt dat tengevolge deze
uitspraken eeu regeeringscrisis in Elzas-
Lotharingen onvermijdelijk is.
Te Soldau in Oost-Pruisen heeft de
bouwondernemer Brasch zich zelf, zijn
vrouw, zijn zuster en 5 kinderen om
het leven gebracht. Brasch was een van
de meest geziene burgers van de stad
en had den naam een eerlijk en werk
zaam man te zijn. In den laatsten tijd
had hij over groote geldverliezen ge
klaagd en teekenen van zwaarmoedig
heid vertoond.
Toen men, nadat het huis gesloten
bleef, zijn woning met geweld opende,
stonden alle gaskranen open. In de
woonkamer zaten Brasch en zijn vrouw
op de canapé dood en met een schot
wond in de slapen. In de kamer daar
naast vond men de vijf kinderen, jongens
en meisjes van 418 jaar, allen gedood.
Brasch had hen gedood om hun lijden
te verkorten, nadat hij eerst getracht
had, hen met gas te vergiftigen. Ook
een inwonende zuster van Brasch had
zelfmoord gepleegd. Uit nagelaten brie
ven bleek, dat het echtpaar in volle
overeenstemming gehandeld had.
Te Hamburg is ook iets vreeselijks
gebeurddaar heeft een politie-agent
zijn drie kinderen, waarvan het jongste
twee, het oudste zeven jaar oud was, de
keel afgesneden en daarna zichzelf op
gehangen, naar het schijnt, omdat de
man veel te lijden had van huiselijke
oneenigheid.
Te Londen is een geheimzinnige
moord op een jongentje gepleegd; vol
gens het eene bericht was hij acht jaar
oud, volgens het andere vijf, maar dan
groot voor zijn leeftijd. Hit was het
zoontje van een kranteventer, met name
John Starchfield, die in September 1912
geholpen heeft in deTotenhamcourtroad
een man te pakken, die juist in een
heftig, doch zweeg opeens, uit vrees, iemand
te kwetsen. Ook had zij een smeekenden
blik in de oogen van haar moeder gezien.
Gewoonlijk was Veronica zeer voorzichtig
in het uiten van haar meening, en de on
dervinding had haar reeds lang geleerd,
dat er bij lieden als de Holts met redenee
ren al heel weinig te bereiken is.
„Nu", besloot de Squire, „ik houd vol,
dat al die nieuwe denkbeelden verkeerd
zijn. Misschien zijn er menschen, die gaarne
zouden willen sterven, omdat zij ziek zijn,
of pijn lijden, maar dit is niets dan zwak
heid van karakter, en daarom zou het ver
keerd zijn, daaraan toe te geven. Zoolang
er leven is, is er hoop, zeg ik maar en
ik kan mij niet voorstellen, dat ik ooit
zou vragen om uit den weg geruimd te wor
den, al was ik nog zoo ziek."
Hij lachte luidruchtig bij dit denkbeeld.
Nooit in zijn leven was hij een dag ziek ge
weest, #n hij wist nauwelijks wat pijn was
en Veronica had hem hierop kunnen
wijzen, als de bescheidenheid haar niet had
doen zwijgen.
„Heb je ooit zoo'n kleine oproermaak-
ster gezien?" voegde de heer Holt erbij,
het meisje met barsche genegenheid aankij
kend. Had iemand anders in zijn bijzijn
zulke theorieën verkondigd, hij zou hem
ongetwijfeld met zijn verachting verplet
terd hebben. „Ik weet waarachtig niet,
wat de meisjes tegenwoordig in hun hoofd
halen. In de tijden van onze grootvaders
mochten zij er niet eens „beschouwingen"
op na houden, maar als je hun den vinger
geeft, nemen zij de geheele hand zij zijn
tot alles in staat. Als men Veronica hoort
praten, zou men denken, dat zij bereid zou
zijn om een moord te begaan, als de gele
genheid daartoe zich aanbood."
DOOR
Wordt vervolgd.)