et Land van Heusdeo en iltena. de Langstraat en de Bommelerwaard.
Door Schade en Schande.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3328. Woensdag 21 Januari
De Band des Bloeds.
FEUILLETON.
m
fwm
HpU
Uwd van altena-
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1914.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7 7* ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
De gebeurtenissen, die sedert eenigen
tijd in een tot dusver door de buiten
wereld weinig genoemde garnizoens
plaats, in Elzas-Lotharingen plaats heb
ben gehad, zijn onze lezers bekend. Se
dert den aanvang van de laatste maand
van het afgeloopen jaar is schier geen
dag voorbij gegaan of men heeft over
hetgeen te Zabern en te Dettweiler is
voorgevallen, het een en ander kunnen
vernemen. Het feit, dat een jong offi
cier, zich zeer onheusch, zoo niet erger,
tegenover een overigens vreedzame be
volking gedragen heeft, trekt anders
geen verdere belangstelling dan tot de
daarbij het meest betrokkenen; in alle
landen komen nu en dan soortgelijke
feiten voor, die mogelijk tot een inter
pellatie in het parlement aanleiding
geven, doch waaraan de buitenlanders
zich al bijzonder weinig laten gelegen
liggen.
Hoe geheel anders is het hier het
geval geweest. Nog waren de feiten
niet bevestigd of reeds was een storm
van verontwaardiging opgestoken, niet
alleen in het gansche Rpksland, maar
over geheel Duitschland, dat zich pijn
lijk getroffen voelde en gekwetst in de
beleediging het z.g. burgerdom door de
mannen van de sabel aangedaan. En
daarbij bleef het niet; aan deze zijde
der Vogezen, in Frankrijk, trilde op
eenmaal weder de gevoeligste snaar van
het sedert den oorlog van '70, zoo
zwaar op de proef gestelde Fransche
nationaliteitsgevoel. Immers, de hoon
door officieren als Schadt en Forstner,
al dan niet volgens instructies hunner
superieuren, den inwoners van het Rijks-
land aangedaan, trof rechtstreeks het
Fransch gemoed, daar nog geen halve
eeuw geleden deze inwoners louter Frau-
sche burgers waren en het in hun
hart nog zijn.
Men mag denken over het vele ge
niale, dat de man die het Duitsche Rijk
feitelijk heeft gesticht, prins Bismarck,
wat men wil, maar in één ding beeft
hij zich vergist, en dat is in de diepte
van de wonde, die hij, door aan Frank
rijk twee bloeiende provinciën te ont
nemen, geslagen heeft. Al de vernede
ringen van dien rampzaligen krijg, al
de ellende, al de rampspoed die nu
eenmaal het deel van den overwonnene
zijn, heeft het Fransche volk manmoedig
weten te dragen. Het door den oorlog
DOOR
ALICE EN CLAUDE ASKEW.
33)
„Beste Launce," fluisterde Veronica, „zeker
vergeef ik het je. Beloof mij alleen, nooit
meer te zeggen of te denken, dat je in
Chalton geen vrienden hebt, zooals je ééns
gezegd hebt. En zul je terugkomen, Launce,
en en je zoo goed mogelijk schikken?
Het is toch jouw landgoed en als je
een beetje meer wilt geven en nemen dan
vroeger
„Neen, Vero," viel hij haar vriendelijk
in de rede, „ik geloof niet, dat ik ooit op
Chalton kan terugkomen tenminste niet,
zoolang mijn vader leeft. Ik heb een stap
gedaan, dien hij, naar ik vrees, nooit zal
vergeven. Ik vermoed, dat ze er je niets
van verteld hebben. Vanavond zullen wij
het erover hebben na het eten. De hemel
mag weten, hoe het zal aflóopen."
De blijdschap in haar oogen verdween.
„O, Launce! Wat is er? Kun je het mij
IvertellenGauw dan!"
Dat kon hij niet. Ten eerste omdat hij
voelde, dat zijn stiefmoeder op hem lette,
maar nog meer omdat tegenover Veronica
gde bekentenis van zijn verloving met Ida
ij James hem niet over de lippen wilde.
Mevrouw Holt bracht nu het gesprek
s weer naar zijn kant over, en daarmede was
alle gelegenheid voor een vertrouwelijk
I woordje voorbij. Spoedig daarna stonden
de dames op en verlieten het vertrek, en
vader en zoon bleven alleen.
ontredderde land is, spoediger dan
iemand kon vermoeden, de eigene lasten
van den krijg te boven gekomen en
bovendien nog de zware oorlogsschat
ting van vijf milliard aan Duitschland
opgebracht. Het jongere Frankryk, heeft
zich, met de nieuwe generatie die na
het rampjaar is geboren en opgegroeid,
als het ware verjongd. Het staat vooral
sedert de laatste drie jaren, weder op
zijn onde plaats in de eerste rij der
machtige Europeesche volken. Maar één
zaak is er, die zoo min de vorige als
deze generatie te boven is kunnen
komen, gelijk evenmin de eerstvolgende
geslachten in het land van Marianne
haar zullen overwinnente vergeten
n.l. dat het Duitsche Rpksland van nu,
eenmaal deel van Frankrijk uitgemaakt
heeft.
De oude Bismarck en de zijnen voor
spelden, dat de inwoners van Elzas-
Lotharingen zich spoedig genoeg vol
komen Duitschers zouden gaan gevoelen
welnu, zoo ooit een woord van dezen
toch zoo grooten Staatsman te niet ge
daan is door de feiten, dan is dit wel zijn
verzekering, dat de pacificatie van het
Rijksland nog een kwestie zou zijn,
die in de 19de eeuw zou blijken ge
heel te zijn opgelost. Reeds is een achtste
deel der 20ste eeuw verstreken en
Duitschland staat nóg in zijn verhou
ding tot de inwoners van het veroverd
gebied vrijwel geheel gelijk het stond
op den dag der inlijving.
Ruim 40 jaren zijn verstreken, waar
in de Duitsche regeering niets onbe
proefd liet, de inwoners van den Elzas
en van Lotharingen zooveel mogelijk
tegemoet te komen, er zooveel mogelijk
Duitschers van te maken, met alle haar
ten dienste staande middelen. En thans,
de gebeurtenissen te Zabern en elders,
hebben dat werk van 40 jaar volkomen
te niet gedaan. Bijna in een vijandelijk
land", aldus wordt in militaire kringen
het Rijksland aangeduid; en de Rijks-
landers zelf, zij beschouwen in hun hart
Duitschland alsnog het vijandelijk land
te zijn, dat het was, 43 jaar geleden.
Men heeft de verslagen over het in
den Landdag van Elzas Lotharingen
gesprokene maar te lezen, om ais het
ware bp eiken zin t© ervaren, hoe diep
in de harten dier Rijksland-afgevaar-
digden de klove gaapt, tusschen hen
en het overige Duitschland.
Het is aan deze bpzondere omstan
digheden te danken, dat de gebeurte
nissen van Zabern ea Dettweiler, en,
Onder het heengaan wierp Veronica Laun-
celot een langen blik toe, een vreesachtigen,
smeekenden blik.
Wat er ook mocht gebeuren weldra
moest zij de waarheid vernemen.
XVI.
„Ziezoo, jongen, laten wij nu eens rustig
praten. Schenk eerst nog eens in en neem
een sigaar. Ik kan ze je aanbevelen."
Gehoorzaam schonk Launcelot zich een
glas wijn in, doch de sigaren waren te zwaar
naar zijn smaak.
„Neen, dank u, vader. Als u het goed
vindt neem ik een sigaret. Ik heb er genoeg
bij mij."
De Squire maakte een afkeurend geluid.
„Ik kan nooit begrijpen," merkte hij op,
„hoe jongelui zich met die vodden kunnen
vergenoegen. Als ik geen behoorlijke sigaar,
waaraan geur is, kan krijgen, dan heb ik
liever niets."
„Dat komt misschien, omdat wij niet
allemaal met zulke sterke magen gezegend
zijn," zeide Launcelot, zijn sigaret aan
stekend.
Zijn opmerking scheen, althans in dit
geval, niet geheel onjuist; want naast den
forschen Squire, wien de jaren nog niet
drukten, maakte Launcelot, hoe knap zijn
uiterlijk ook zijn mocht, een armzalig figuur.
„Hoor eens, Launcelot, wij zullen recht
op ons doel afgaan."
„Niets liever dan dat," antwoordde Laun
celot. Hoe eer de bekentenis afgeloopen was,
hoe beter. „Kijk, vader, die jonge dame
„De jonge dame blijft voor het oogenblik
buiten beschouwing. Daar je haar naam
niet tegen mij genoemd hebt, neem ik aan,
dat je geen reden hebt om trotsch op haar
te wezen!"
Waarschuwend hief hij de hand op, toen
Launcelot iets scheen te willen zeggen.
mogen wp er thans wel bp voegen, ook
die van Straatsburg, waar de krijgsraad
zpn jongste vrpsprekend vonnis geveld
heeft, een beteekenis erlangen, tot ver
buiten de grenzen van een plaatselijk
conflict zich uitstrekkend. Immers over
en weer, tusschen deze Rijkslanders en
de Rijkduitschers, tusschen de bewoners
van het te kwader ure bij het Duitsche
rijk ingelijfd gebied van Frankrijk en
de bewoners van Duitschland, die zich
niet anders dan Germanen gevoelen, is
op eens weder de onheilspellende diepe
afgrond zichtbaar geworden, die volk
van volk, ras van ras, bloed van bloed
scheidt.
Wat in het Rijksland de bevolking,
althans grootendeels, weerhouden heeft
en weerhouden zal nog langen tijd, zoo
niet immer, om zich goede Duitschers
te gevoelen, is niet een tekort in er
kenning van hetgeen het nieuwe vader
land aan goeds heeft pogen tot stand
te brengen evenmin is het een weg
cijferen van het waarlijk vele, dat de
bevolking na haar afscheuring van
Frankryk heeft ontvangen. Maar alle
pogingen om de echto Duitsche gezind
heid, hetzij door vermenging, hetzij
door emigratie onder de bevolking van
het Rijksland aan te kweeken, zijn vol
komen verkeerd uitgekomen. Want
grooter dan de berekeningen van Duitsch-
land's grootsten staatsman, want verder
en machtiger dan de macht reikt van
dezen derden keizer over het groote
Duitsche Rijk, want sterker dan de
sterkste banden, die een regeering zal
willen binden om heel het Rijksland
heen, ten einde het onwrikbaar vastte
hechten aan het groote Duitsche vader
land, klopt de hartslag van het
Fransch gezind Elzas-Lotharingen en
wordt van uit zijn hurteknmers het
Gallisch bloed door de aderen van heel
het veroverd, maar nog steeds niet
voor gted verworven gebied gestuwd.
Waar de band des bloeds spreekt,
daar zwichten alle berekeningen, alle
pogingen, alle machtendat is de les
die in het kleine Zabern, niet alleen
aan de regeering te Berlijn, maar aan
alle regeeringen over de geheele wereld,
opnieuw heelt voorgehouden.
Buileiilaiiil.
Da jongste berichten omtrent de
groote rampen waardoor het uiterste
noorden en het uiterste zuiden van Ja
pan getroffen zijn, luiden tamelijk be-
„Luister eerst naar wat ik je heb voor
te stellen, Launcelot."
De heer Holt noemde zijn zoon zelden
bij zijn doopnaam, waaraan hij zulk een
hekel had. Dat hij het nu in enkele minuten
reeds tweemaal gedaan had, was veel be tee
kenend.
„Je hebt het nooit heel goed op Chalton
kunnen vinden," ging hij voort. „Je hebt
altijd je afkeer te kennen gegeven van het
leven dat wij daar leiden. Vrijwillig heb je
je daarvan losgerukt. Dat is immers de
waarheid?"
„Niemand leeft gaarne waar hij niet gaarne
gezien wordt," antwoordde Launcelot.
De heer Holt fronste het voorhoofd.
„Als je ook maar de kleinste neiging
getoond hadt om je te schikken, dan was
het ongetwijfeld beter gegaan tusschen ons.
Voor zoover ik weet, hebben ik en je
moeder
„Mijn stiefmoeder."
De rimpels werden dieper.
„Zooals je wilt. Ik bedoelde alleen, dat
wij ons niet bewust zijn, willens en wetens
onzen plicht tegenover jou verzuimd te
hebben."
„Och plicht I" herhaalde Launcelot min
achtend.
De Squire hield een toornig woord in,
dat hem op de lippen zweefde. Hij had
zich voorgenomen, zijn voorstel op de meest
eenvoudige en rechtstreeksche wijze te doen;
als hij zich boos maakte, zou de zaak meer
dan waarschijnlijk op niets uitloopen.
„Laat ons niet twisten. Dat is niet nood
zakelijk. Ik heb je vanavond hier laten
komen om je een eenvoudig voorstel te
doen. Ben je bereid, dit aan te nemen,
des te beter. Je kunt voortaan doen wat
je verkiest, trouwen met wie je wilt je
eigen weg gaan. En ik wil óf de toelage,
die ik nu geef, verdubbelen en je die ge-
moedigend. Allereerst wat betreft den
hongersnood in het Noorden. Er was
een paar dagen geleden een bericht
geweest, waarin er sprake van was dat
op Hakkaido en in de nabijgelegen pro
vincies van Noord-Nippon 9,000,000
menschen op den grens van den honger
dood verkeerden. Er is toen op gewezen,
dat er met dit bericht iets niet in den
haak moest zijn, want dat er op Hak
kaido en in het hongersnoodgebied vau
Nippen bij lange na geen negen mil-
lioen menschen wonen.
Thans blijkt wat er van is. Van
wege het Japansche departement van
financiën is nl. de volgende mededeeling
verstrekt
„De lage temperaturen sinds Mei en
overstroomingen in Augustus zijn de
voornaamste oorzaak geweest van de
mislukking van den oogst in het Noord-
Oosten van Japan. Van het gewas is
op verschillende plaatsen van 20 tot
95 pet. mislukt; en de ellende onder
de bevolking is zeer groot. Totdusver
zijn, aan de armen 9,000,000 maaltijden
verstrekt.
Dit beteekent, dat in den loop van
twee maanden en gerekend naar drie
maaltijden per persoon per dag aan
50,000 personen onderstand werd ver
leend.
De regeeriDg beschikt over volkomen
voldoende middelen om aan alle ge
beurlijkheden het hoofd te bieden."
Uit het bovenstaande blijkt wel, hoe
de vergissing met de negen millioen in
de wereld is gekomen. En ofschoon na
tuurlijk het getal van 50,000 noodlijden
den op zich zelf al erg genoeg is, zal
toch dit bericht van den Japanschen
minister van financiën zeer geruststel
len. Vooral ook, wijl daarin de verze
kering voorkomt dat de autoriteiten
den toestand meester zijn.
Ook de ramp in het zuiden: de uit
barsting op Sakoera-sjima en de ver
woesting van de stasl Kagosjima vallen
mee, althans wat het aantal slachtoffers
(600) betreft. Maar het ligt voor de hand
te vermoeden, dat een eenigszins be
trouwbare opgave nog in dagen niet
kan worden gegeven. Dit eene staat
wel vast, dat de aangerichte stoffelijke
schade enorm is.
Het geraamde aantal dooden lijkt
zeer laag. Uit Nagasaki werd geseind,
dat er van de 12,000 menschen, die op
Sakoera-sjima woonden nog maar 5000
terecht waren. Verblijf en lot van de
overigen is nog onbekend. De kracht
der uitbarsting was zoo geweldig, dat
steengruis tot op 350 K. M. afstand van
de krater is geslingerd. In de buurt
van den vuurberg werden rotsblokken
geslingerd van de afmetingen van een
flink huis.
regeld tot mijn dood uitbetalen, óf je kunt
het kapitaal ineens krijgen. Wij kunnen
samen het bedrag bepalen, en ik ben van
plan mild te zijn.
Launcelot slikte een zware rookwolk van
zijn sigaret door, en liet die langzaam
door zijn neusgaten naar buiten komen.
Hij kon zijn ooren nauwelijks gelooven.
Dit was meer, veel meer, dan hij verwacht
had. Hij gaf echter geen teeken van blijd
schap.
„Wel, vader," zeide hij, „dat klinkt edel
moedig genoeg. Maar wat moet ik daar
voor in ruil geven?"
„Je moet afstand doen van je geboorte
recht," zeide de Squire kortaf. „Ik heb er
gaen slag van, mijn woorden te wikken en
te wegen, en daar komt het op neer. Buiten
het landgoed is er nog geld genoeg voor
jou, en al wat ik van je verlang, is dat
je je recht zult opgeven op een bezitting,
waarvoor je niets gevoelt, en die je vol
komen ongeschikt bent om te besturen.
Ziedaar alles."
Launcelot lag achterover in zijn stoel,
met de handen achter zijn hoofd. Hij had
half vermoed, dat dit zou komen.
Hij wist dat er geen groot verschil in
waarde was tusschen Mark's erfenis die
hem nu werd aangeboden en «Ie zijne.
En het was ook waar, dat hij hoegenaamd
geen lust voelde, om de opvolger van zijn
vader te worden, en dat het bestuur van
een landgoed, vooral volgens de Holtsche
tradities, zijn krachten te boven ging. Om
vele redenen zou hij blij zijn, als hij die
taak van zich af kon schuiven ook met
het oog op wat hij in opgewonden oogen-
blikken wel eens aan zijn socialistische
vrienden verteld had: hoe hij zou hande
len, als hij „in zijn rechten zou treden."
En natuurlijk zou hij in werkelijkheid
niet kunnen volbrengen, wat hij met zulke
De voornaamste vulkanen van Japan
vertoonen verhoogde activiteit. Echter
vreest men geen gevaar, wijl Sakoera-
sjima als veiligheidsklep heeft gewerkt.
Omori, de chef van den Japanschea
seismologischen dienst, die ter inspectie
naar de plaats van de ramp is vertrokken,
houdt het er voor, dat als de eigen
lijke haard van de vulkanische activiteit
de vulkaan Higasjikirisjima, iets ten
noorden van de baai van Kagosjima
gelegen, moet worden aangemerkt.
Die berg Higasji-kirisjima, is de be
roemde vulkaan der Japansche over
levering op welks top de voorouders
van het keisersgeslacht uit den hemel
op aarde zouden zijn gedaald.
In het geheel moeten er ca. 200.000
menschen als daklooze vluchtelingen
een schuilplaats hebben gezocht in
wouden en het gebergte. In het gebied,
dat door de ramp is geteisterd, begon
gebrek aan levensmiddelen te heerscheti.
Echter hebben de autoriteiten het werk
van hulpverleening met kracht aangevat.
Zaterdag hebben weer hevige vulka
nische uitbarstingen op Sakoerasjima
plaats gevonden, die den geheelen nacht
aanhielden. Een aantal inwoners van
Kagosjima, die waren teruggekeerd,
moest opnieuw, in panischen schrik,
de wijk nemen.
Door den wind wordt de gevallen
asch opgedwarreld, hetgeen verblindende
stofwolken veroorzaakt.
We hebben in de laatste weken reeds
meermalen gelegenheid gehad melding
te maken van de buitengewone koude
die sommige streken van Spanje teistert;
zware sneeuwval en strenge vorst zijn
er aan de orde van den dag geweest.
Madrileensche bladen melden nu, dat
er Zaterdag te Madrid zes-en dertig per-
Bonen zich ernstig bezeerd hebben door
uit te glijden op de besneeuwde straten,
die door gladheid onbegaanbaar waren.
Een hunner verkeert in levensgevaar
lijken toestand. En Reuter seint, dat
ook de minister van justitie en een
bisschop die Zaterdag te voet in een
lijkstoet meegingen, uitgegleden zijn en
zich leelijk bezeerd hebben. Er is ver
der in Madrid in een straat een vrouw
dood onder de sneeuw gevonden.
Ook in Frankrijk is het geducht koud,
vooral in het Zuiden. Marseille ligt dik
onder de sneeuw en het vriest er 8
graden. De bekende rijwegen zijn on
begaanbaar door gladheid. Het treinver
keer Noordwaarts van Perpignan is ge
staakt moeten worden tengevolge van
den sneeuwval en uit Remiremont in
de Vogezen wordt felle koude gemeld,
die allerlei ongelukken veroorzaakt heeft.
De Moezel is toegevroren.
mooie woorden beloofd had. Hij kon dat
uitgestrekte grondgebied niet in stukken
verdeelen en de bezitting van zijn huur
ders tot een soort van socialistische kolonie
makenhij kon de bestaande orde van zaken
niet omverwerpen.
Gilbert Hawthorne en Pierce Faraday
hadden hartelijk gelachen, wanneer hij in
hun bijzijn zulke beschouwingen ten beste
gaf.
„Wacht maar, totdat het landgoed je
eigendom is, oude jongen," had Gilbert dan
gezegd. „Dan zal je er wel anders over
denken. Doe met je geld, wat je verkiest,
maar blijf van den grond af."
In kalmer oogenblikken had Launcelot
gezond verstand genoeg, om in te zien, dat
zijn vriend gelijk had. Hij kon echter niet
goed terugkomen op hetgeen hij zoo open
lijk had gezegd. Peter James zou het hem
wel niet zoo kwalijk nemen, dat hij van
plan veranderd was, wanneer hij hoorde,
dat Launcelot met Ida zou trouwen, al
verkondigde hij ook nog zoo luid in zijn
redevoeringen, dat niemand grooter jaar
geld mocht hebben dan zeshonderd pond.
Maar Ida zelf, hij had er zoo dikwijls
met Ida over gesproken wat hij zou doen
wanneer Chalton hem toebehoorde, en haar
opvattingen waren althans niet zelfzuchtig.
Soms was de gedachte aan zijn erfenis
bijna een nachtmerrie voor hem. Hij kon
zich niet vestigen als Squire daar had
hij geen aanleg voor en zijn verstand
zeide hem, dat het denkbeeld van een ver
deeling van het landgoed buitensporig, on
uitvoerbaar belachelijk was. Natuurlijk
kon hij het verkoopen, maar daartegen
verzette zich iets in hem.
Wordt vervolgd.)