Ver in 't Zuiden.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusderi.
No. 3354. Zaterdag 25 April
1914.
Buitenlanders over Japan
en onze Oost.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7 7» ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
VOOR
De Brusselsche correspondent van de
„Gazette de Hollande" heeft met het
Belgische Kamerlid Louis Frank, afge
vaardigde voor Antwerpen, die van een
studiereis in Oost-Azië is teruggekeerd,
dezer dagen een onderhoud gehad.
Gesteld werd, meer in het bijzonder
met het oog op Japan, de vraag ge
looft U, dat de Nederlandsche Koloniën
worden bedreigd?" Hierop antwoordde
de heer Frank, dat, naar het hem voor
kwam, onder de huidige omstandig
heden, de algemeene redenen, die in
Japan gelden ten gunste van het behoud
van den vrede, zich nog met meer kracht
doen gevoelen, voor zoover de Neder
landsche Koloniën betreft, omdat een
daartegen gerichte aanval zou zijn een
ware misdaad, waardoor het evenwicht
in het verre Oosten en zelfs in de ge-
heele wereld totaal zou worden ver
stoord.
Als de voornaamste der hier bedoelde
algemeene redenen, waarom internati
onale verwikkelingen, uitgelokt door
Japan, thans niet zouden zijn te vreezen,
noemde de heer Frank, dat Japan in
10 jaren twee groote oorlogen heeft
gevoerd. De veldtocht tegen China
moge door eenige schadeloosstelling
zijn gevolgd, de oorlog met Rusland
heeft daarentegen voor de Japansche
financiën zeer zware lasten nagelateu,
al worden deze door Japan ooit dapper
gedragen. Maar als men bedenkt, dat
zes jaar na het sluiten van den vrede
nog bijna alle oorlogsbelastingen van
kracht zijn en deze gemiddeld 20 a 25
pCt, van alle heffingen uitmaken, zal
men ongetwijfeld de vaderlandsliefde
van het Japansche volk moeten be
wonderen, doch kan men er zich van
overtuigd houden, dat Japan zich niet
moedwillig in nieuwe internationale
verwikkelingen zal W9rpen.
Indien de heer Frank die alvorens
de vraag van den interviewer te beant
woorden, de verzekering gaf, dat hij
zich tot het gevaarlijke bedrijf van
profeet nu juist niet bijzonder aange
trokken gevoelde het bij het rechte
einde heeft, dan hebben wij ons, althans
voor de naaste toekomst, niet bezorgd
te maken over onze Oost, en zou mis
schien niet in vervulling gaan de voor
spelling van de Japansche marine offi
cieren, die eenigen tijd geleden bij een
bezoek aan scholen te Makassar en
Menado aan de Inlandsche jeugd ver
telden, dat de door hen op de kaart aan
gewezen eilanden van den Indischen
Archipel over 15 jaar Japansch zouden
zijn.
DAISY E. A. JUNIUS.
9)
Even buiten Tafira volgen aan den cenen
kant van den weg buitens elkaar op, huizen
als paleizen van rijke Spanjaarden of Ca-
nario's, die hier de zomermaanden (wanneer
het in Las Palmas zeer warm is), of van
Engelschen, die hier de gure winter- en
voorjaarsmaanden van het noordelijk Europa
ontvluchten; rechts langs den weg bloeien
de geraniums in het wild, -en welig liggen
daar in het dal de bananen velden. Verbouw
en uitvoer van bananen, tomaten en aard
appelen leveren de voornaamste middelen
van bestaan aan de eilanders; wel verbouwen
zij ook maïs en suikerriet, doch hoofdza
kelijk slechts voor eigen gebruik, terwijl
de sinaasappelen om hun dunne schillen
minder geschikt zijn voor verzending, en
de c chenillehandel, evenals de wijnhandel
(uitvoer), vrijwel verloopen is. Wel is de
wijn hier overvloedig voorhanden en goed
koop (zoete muscadelwijn b.v. pl.m. f 0.35
per fle8ch), maar van een uitvoer, zooals
b.v. vanaf Madeira, is geen sprake.
Nog niet heel lang waren wij in de bergen,
of Miss Rosa (medegast in het eerste Engel -
sche boardinghouse) zat in de dilligence;
zij wenkte en wuifde zoolang, tot ik haar
opmerkte en naar den wagen kwam.
Ze ging naar een Engelsch hotel verder
op den Monte, of ik daar ook niet eens
kamers kwam zien?
Enkele dagen later begaf ik mij op weg
het voetpad waa zilvergrijs van al de af*
Of valt een tijdsverloop van 15 jaar
buiten het begrip „naaste toekomst",
en zoo ja, wat hebben wij in dezen daD
te denken omtrent hetgeen gebeurlijk
moet worden geacht in een verder ver
schiet?
In verband met deze vraag geven wij
het woord aan een anderen buitenlander,
ditmaal een Duitscber.
De Beiersche majoor Karl Haushofer,
die gedurende drie jaren in opdracht
van zijn regeering in Japan heeft ver
toeft, heeft een uitvoerig werk samen
gesteld, dat onder den titel „Dai Ni-
hon" voor eenige maanden te Berlijn
is verschenen, en waarin hij behandelt
Japan's weerkracht, wereldpositie en
toekomst.
Hierin wordt natuurlijk de aandacht
geschonken aan de van Japan uitgegane
beweging onder de leuze„Azië voor
de Aziaten", en wordt in het daglicht
gesteld, dat de door de oorlogen ver
kregen uitbreiding op het vasteland
voor Japan slechts strategische waarde
heeft, omdat de Japannersin Mandsjou
rije en Korea niet kunnen aarden, doch
zich daarentegen zeer goed thuis ge
voelen in het klimaat en bij de levens
wijze en voeding op de zich naar het
Zuiden uitstrekkende eilanden.
Voorts is een uitvoerige beschouwing
gewijd aan de verhouding tusschen
Amerika en Japan. In dit opzicht is
schrijver het geheel eens met den Ja-
panschen professor Nagai, die een oorlog
met de Vereenigde Staten voor Japan
als hoogst gevaarlijk schetst. Op han
delsgebied is Amerika Japan's beste
klant. Een plotselinge stilstand in de
industrie zou een „krach" op de moei
zaam geëffende geldmarkt ten gevolge
hebben. Maar toch leveren het vraagstuk
der emigratie naar Californië en de
quaestie der Phillippijnen een groot
gevaar op voor den vrede. Zelfs een
hoogst gematigd beoordeelaar als prof.
Nagai, spreekt dan ook als zijn over
tuiging uit, dat „als men de gebeurte
nissen aan zichzelf overliet en den na
tuurlij ken loop dei'dingen niet tegenging,
zij een donkere oplossing zouden tegemoet
gaan."
Majoor Haushofer zou het als een
meesterstuk van vooruitziende Ameri-
kaansche politiek beschouwen, als de
Amerikanen de Philippijnen, bewoond
door een aan de Japanners verwante
bevolking, door een van te grooten vrij
heidszin getuigende republikeinsche
staatsinrichting voor Japan tot een
niet-begeerlijk bezit maakten en zich
daarna met behoud alleen van een sterk
marinestation van deze eilanden geheel
terugtrokken.
Vervolgens zou dan, volgens majoor
Haushofer, die zich beroept op een in
gevallen eucalyptusdopjes, waarvan wel
rozekransen gemaakt worden; het was warm,
maar de weg was mooi en vredig met al
die eucalyptus en wilde peperboomen, waar
van de takken neerhingenvan auto's of
fietsen heeft men hier zoo goed als geen
last en het landvolk, op of naast hun
ezeltjes gaande, groet opgewekt.
Binnen twintig minuten had ik den berg
bestegen en stond ik voor een groot maar
vrij somber gebouw; ik ging de portiers
kamer in, tikte aan een deur, een vreeselijk
vuile neger gluurde om het hoekje en ver
dween ijlings om een gerokten kelner te
roependeze voerde me door hallen en over
trappen met dikke tapijten belegd naar een
weelderig salon met een groote, zonnige,
glasdichte galerij; daarna bracht hij mijn
kaartje naar Miss Rosa, enkele oogenblikken
later kwam hij terug: of ik hem maar
wilde volgen.
Was ik verbaasd geweest Rosa in de
diligence te ontmoeten, nu lag ze daar in
de sombere kamer in haar wit ledikantje,
als een die te goed voor deze aarde was
geweest, te zacht om alle zorgen en ver
drietelijkheden, waarvan ze mij verteld had,
het hoofd te bieden.
Ik legde de gloeiend roode en frisch rose
geraniums, welke ik onderweg voor haar
geplukt had, op het dek neer.
Ze vormden een scherpe tegenstelling
met dat bleeke gezicht, die uitgeteerde
handen.
Maar Rosa zelf was hoopvol en met een
lachje vol geluk dankte ze voor de een
voudige bloemen.
Ik besloot echter niet in hetzelfde hotel
te gaan; wel was de tuin heerlijk, „een
weelde van bloemen" met het uitzicht in
het dal en op de verre zee, maar de kamers
waren somber; wel hield de Engelsche
knecht vol dat ze alle op het Zuiden lagen,
Japan algemeen heerschende meening,
de aandacht van zelf vallen op de In
dische eilanden-wereld, „waarvan de
grootste en meest waardevolle gedeelten
in handen zijn, die men naar de huidige
machtsverhoudingen als weerloos moet
beschouwen."
De volksvertegenwoordiging van Ne
derland deed z. i. goed, toen zij één
voor de verdediging van het geheele
koloniaal bezit gevraagd pantserschip
(bedoeld is het schip van minister
Wentholt) niet toestand, omdat één
schip van werkelijk gevechtswaardige
afmetingen slechts in enkele havens der
eilanden zou kunnen worden geborgen,
en in open zee een al te gemakkelijke
buit zou worden van de sterkeren, zoo
dra de beschermende werking van ver
dragen door de een of ander omstandig
heid zou ophouden. Met één schip is
het hier niet gedaan".
„Wat gij zijt, zijt gij slechts door
verdragen" en door de welwillendheid
vau anderen, niet door Uw eigen kracht,
dit geldt, als ooit te voren in de ge
schiedenis voor een koloniaal rijk, thans
voor het Nederlandsche bezit in Oost-
Azië. Wanneer het eens mocht worden
aangevallen, en er zich dan geen sterke
beschermer onder andere vlag opdoet,
is het verloren."
Onder deze omstandigheden vindt
majoor Haushofer het volkomen be
grijpelijk, dat men in Nederland met
gespannen aandacht luistert naar iedere
stem, welke zich doet hooren om op
deze wanverhoudingen de aandacht te
vestigen, hetzij met de bedoeling be
zwaren in te brengen, ontleend aan een
daartoe meer al te zeer aanleiding gevend
uitbuitingsstelsel, in de hoop daarbij
weerklank te vinden bij een machtigen
tegenstander, hetzij om met zachte be
dreiging aan de openbare meening de
omtrekken van toekomstige eischen voor
te teekenen.
Een helder licht over hetgeen in
Japan wordt gehoopt en gewenscht,
wordt, volgens den Duitschen schrijver,
verspreid door een reeks artikelen,
„Naar het Zuiden" van de hand van
Takekoshi Yosaburo, in het blad „Yo-
miuri" en verder door tal van beschou
wingen, waarin andere Japanners, Inukai,
Kono, Oishi, Tomidzu en Terao, van
wie de eerste is parlementslid en hoofd
redacteur van genoemd blad en in nauwe
betrekking staat tot den voormaligen
minister-president en leider van de
sterkste politieke partij Markies Saionji.
Hij wil het Japansche volk ervan door
dringen, dat de toekomst van Japan op
den door de Maleische landen omgeven
Oceaan ligt, en schildert daartoe de
Hollandsche Koloniën, hun economische
waarde en de strategische beteekenis
doch ik antwoordde maar dat ik dan van
„zijn" Zuiden niet hield. Ze lagen op het
Noord-westen. Het is verwonderlijk, hoe
een zeker onbeschaafd soort kelners en
hotelknechts zich op het liegen bepaald
toelegt. (De pensionsprijs was hier van
achttien tot dertig gulden per week en per
persoon, bij lang verblijf.)
Op den terugweg kwamen dadelijk twee
meisjes met de vertrouwelijkheid den Ca-
nario's eigen, naast mij loopen; zij gingen
naar de leering, of ik haar leerboekjes eens
wilde zien.
Wat zij op school leerden?
O, alles; maar de leering, de kerkelijke
geschiedenis scheen tot hoofdzaak. Te Las
Palmas is een Zusterschool, overigens zijn
er veel opendeurscholende kinderen
jongens en meisjes zitten daar n.l. in
een breede gang op bankjes langs den muur
en als de aenora vertelt dan houden
zij netjes de handjes op den rug, de grootere
zitten aan het eind van dit „schoollokaal"
in gewone banken, de onderwijzeres van
achter de deur en de kinderen in de open
gang zien alles wat er in de straat voor
valt. In de achterafbuurten waar de geiten
losloopen, komen deze met de buurtkippen
ook wel eens even aan de deur een kijkje
nemen; alles houdt hier van de gezelligheid
en zoo stappen de ezels in de dorps- en
geringe stadswinkels eenvoudig mee naar
binnen, als de baas of de vrouw inkoopen
doet; niemand, die ze wegjaagt, daar is de
heele familie te onverschillig voor; niet
één ook van Spaanschen bloede, die het
zich druk maakt om u veel inlichtingen
te geven betreffende de bezienswaardig
heden van het eiland of de beste wijze om
tochten te ondernemen.
U door de geloken oogharen opnemen,
dat is het voornaamste wat de Spanjaarden
doen, tot zij zonder eenige nadere voorbe-
van Straat Soenda nog begeerlijker, dan
zij reeds zijn, erop wijzende, dat heel
Japan met Formosa verdwijnt in de
oppervlakte van Sumatra alleen. Dan
wordt eraan herinnerd, hoe de Cbinee-
neezen eens heer en meester waren van
de eilanden en hoe zij tegenwoordig
door de Hollanders en de Franschen
van al hun rechten zijn beroofd en door
vreemden wordt geknecht.
Verder worden eenige oude herinne
ringen aan het verblijf der Japanners
op Java opgedoken, en men voert dan
als argumenten tegen het Nederlandsch
bestuur aan de rasvermenging, de ge
mengde samenstelling van de Neder
landsche troepen, en de „ontaardings-
en corruptieverschijnselen", die van de
verouderde regeeringsmachine nauwe
lijks zijn te scheiden.
De nadruk wordt er op gelegd, dat
sedert 300 jaar Nederland de helft van
zijn rijkdom uit Azië heeft getrokken,
doch dat voor de ontwikkeling en de
welvaart der inlanders zoo goed als
niets is gedaan, zoodat een vergelijking
met het in korten tijd verrichte kolo
nisatiewerk op Formosa zeer in het
voordeel van Japan moet uitvallen.
Het artikel in „Yomiuri" eindigt
aldus: „Ik ben door dit alles tot de
overtuiging gekomen, dat Japan, hoe
wel onder de koloniseerende landen het
jongste, geenszins het talent tot kolo
nisatie mist. Ik kan niet gelooven, dat
de met zulke bekwaamheden om te
heerschen toegeruste Japanners zeer
lang met hun tegenwoordige sfeer zullen
tevreden zijn. De hemel heeft geen voor-
oordeelen, hij helpt de deugdzamenl
Werkelijk, onze toekomst ligt op den
grooten Oceaan! Onze bestemming ligt
op het water, niet op het vasteland.
Ons land wijst naar het Zuiden, niet
naar het Noorden 1 Het is mij een op
rechte behoefte de aandacht van mijn
landgenooten hierop met nadruk te
vestigen I"
Deze en dergelijke uitlatingen van
particuliere personen worden door het
Japansche ministerie van buitenland-
sche zaken weliswaar gedesavoueerd.
Daarom vermeent majoor Haushofer in
het bijzonder de aandacht te moeten
vragen voor de gepubliceerde ambtelijke
rapporten, opgemaakt als het resultaat
van een dienstreis van den gezant-
schapsraad Kimura door Java, Sumatra
en Borneo. Hierdoor wordt in ieder
geval aangetoond, hoe groot de belang
stelling is, die de Nederlandsche be
zittingen in Japan wekken, en voorts
dat door de zich met de Maleiers ver
want gevoelende Japanners de omstreeks
60.000 Hollanders op Java, evenals de
2000 Japanners en 1500 Duitschers als
vreemdelingen worden beschouwd. Nog
reiding aan een volledige liefdesverklaring
beginnen maar daarover later.
Het zijn hier allen Grandes, Grandes
van Spanje: zij genieten hun leven, altijd
zon, altijd een blauwen hemel en altijd een
mandoline bij de hand om er hun liefste een
liefdesliedje bij toe te zingen, een heel lang
meestal, want haast kennen zij niet, zij
hebben tijd in overvloed.
Zaterdags loopt het berghotel vol novios
(bruigoms), die tot Maandagmorgen blijven;
den Zaterdagnamiddag en den geheelen
Zondag brengen zij door aan het venster
hunner bruid (van binnenkomen is bijna
nooit sprake), alleen aan de maaltijden en
in de late avonduren zijn zij in het hotel
om daar een ongelooflijk lawaai temaken,
totdat het nacht wordt; dan trekken zij
weer uit en bij het schijnsel van de maan
kan men hen tokk-lend op hun mandoline
en klagend zingend, tegen de klimmende
dorpsstraat zien voortgaanis het geen lichte
maan, dan draagt een der minnaars een
lantaarn.
't Is een zotte optocht 1
Soms word ik midden in den nacht ge
wekt door een anderen, een godsdienstigen
optocht, ook zingend en ook met een lan
taarn: een bedevaart naar het kruis op
gindschen berg moet ondernomen worden
om de booze geesten te bezweren en gunstig
te stemmen, want bijgeloovig zij ze in de
hoogste mate.
Daar wij hier in de bergen onze brieven
niet geregeld bekomen, wil ik naar Las
Palmas, naar het postkantoor en den Consul
ik moet den wagen van acht uur 's morgens
nemen en sta tegen negen uur in de stad.
Mijn boodschappen zijn spoedig afgedaan,
mijn pakjes heb ik aan den wagen doen
bezorgen, maar deze vertrekt pas weer om
vier uur!
Ik ga Union aan de Place de Democratia
is de Japansche invloed aldaar gering,
bovenal veel geringer dan die der in
geheel Oost-Azië overheerschende Chi-
neezen. Maar de vraag is: hoe lang nog
zullen daar de Chineesche en Japan
sche belangen vijandig tegenover elkaar
staan
Uit deze buitengewone belangstelling
voor onze Aziatische bezittingen, waar
van men iu Japan op zoo openhartige
wijze doet blijken, kan worden afgeleid,
dat voor een gerustheid onzerzijds, welke
verder gaat dan de allernaaste toekomst,
hoegenaamd geen reden bestaat.
Veeleer zien wij daarin een aanleiding
voor alle in Azië koloniseerende natiën
om op haar qui-vive te zijn.
Tegenover de verwachte aansluiting
van Japanners en Chineezen stelle meu
een aaneensluiting der Westerlingen in
het Oosten.
Dreigt voor de naaste toekomst in
derdaad geen gevaar, destebeter, want
dan is er tijd, die nuttig kan worden
besteed.
ltuiteiilaiicl.
Over de 20.000 man militie, die de
Albaneesche regeering besloten heeft
onder de wapenen te roepen, vermeldt
de Albanische Correspondenz nog, dat
deze troepen zullen worden voorzien
van berggeschut en machinegeweren.
De regeering was al sedert lang voor
nemens om de militie op te roepen, ten
einde de door het Grieksche leger ont
ruimde streken te bezetten.
De onmiddelijke aanleiding tot boven
genoemd besluit was de omstandigheid,
dat Dinsdag een afvaardiging van Epi-
roten te Durazzo is gekomen, om de
regeering bescherming te vragen tegen
de Helleensche benden, die in Zuidelijk
Albanië de dorpen verwoesten en de
bewoners vermoorden.
De regeering heeft in den laatsten
tijd uit alle deelen des lands aanbie
dingen ontvangen tot dienstneming bij
de militie.
LuitenantLamorte, vergezeld door een
sappeur, hebben heden tijdens een tocht
per vliegtuig van Maubeuge naar Calais,
tengevolge van mist, bij Duinkerken
moeten landen. Het toestel is daarbij
zoo hard op den grond neergekomen,
dat het is vernield. Beide vliegers zijn
licht gekwetst.
I)e aanvoerder van de rooverbende
„de Witte Wolf" heeft een proclamatie
uitgevaardigd aan het Chineesche volk,
waaraan hij vrede en voorspoed belooft.
Hij noemt zich in de afkondiging de
„redder der republiek" en roept het
volk op ten strijde tegen den verrader
binnen en krijg een biefstukje, olijven, brood,
wijn, sinaasappelen (alles tezamen voor een
halven gulden), maar het vleesch is oneet
baar van taaiheid.
Strak spant de blauwe hemel zich boven
de blanke buizen, de droge rivier en de
statige palmen: het pleintje blakert in de
zontot vier uur hier blijven lokt me
weinig aan en ik ben nog te slecht met de
Spaansche taal vertrouwd om aan een gang
naar de bibliotheek veel te hebbenik
besluit dus terug te wandelen, allicht zal
me een diligence achterop komen.
Eerst gaat alles heel goedals ik de stad
uit ben kom ik langs muren met bloemen
en door een schaduwrijke laan, langs wasch-
vrouwen, die vriendelijk naar mij toekomen,
mij brood aanbiedendhet eenige, wat zij
te geven hebben, maar dan leidt de weg
langs kalkrotsen, uitgewerkte lava, puim
steen; mul en dik ligt er de witte stof;
in vierkantjes, uit de rots gehouwen, kwij
nen eucalyptusboompjes, de blaren van
deze, van de schrale onkruidplantjes en de
cactussen, alles is overdekt met een witte
laag; het pad gaat stijl omhoog; dor en
droog en gloeiend is de weg naar Tafira!
Overal zijn mannen en vrouwen aan het
werk, in den ceron op den ezel versjouwen
zij groote rotsblokken of vrachten zand;
allen groeten. Steeds komen vrachtwagens
mij tegen of achterop, dan beneemt de stot
alle uitzicht en men moet voorzichtig zijn
om niet mis te stappen en de diepte in te
gaan; een vrachtrijder houdt stil:
„Waarheen, Senora?"
„Naar Tafira!"
„Te ver, Senora!" hij schudt het hoofd
en rijdt door: die Europeanen, in de hitte
zoo'n tocht te ondernemen, denken zij dan
niet aan de Canarische koorts? Zeker, maar
als het te laat is.
DOOR
(Wordt vervolgd.)