el Land van flensden an iltena, tie Langstraat en (Je lusnmeierwaard. De Visscher en zijn Ziel. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3358. Zaterdag 9 Hei. 1914. Draaiorgels, Gramafoons, Honden, Hanen, enz. FEUILLETON. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 6 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/t ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. De geschiedenis van het Arnhemsche draaiorgel mag als bekend worden ver ondersteld. De eigenaar van een huis en tuin naast het gerechtsgebouw te Arnhem had, zoo zegt men, gehoopt zijn eigendom aan het Rijk te ver- koopen met het oog op uitbreiding van het Paleis van Justitie. Van dien ver koop kwam echter niets, zeer ten spijt van den eigenaar van het huis, want hij had gedacht er een goed prijsje voor te zullen ontvangen, en dat vogeltje, bijna gevangen, ontglipte hem nu. Te leurgesteld hierover, liet hij toen in zijn tuin een zoodanig lawaai maken op ketels en pannen, tenslotte zelfs doer een groot draaiorgel, dat de tereehtzit tingen haar gewone verloop r iet konden hebben, fin daar kon men niets tegeu doen. De man stond in zijn volste recht om overdag in zijn tuin een groot draai orgel er lustig op los te laten spelen. Maar zooals gezegd de zittingen in het gerechtsgebouw werden er zoo goed als onmogelijk door gemaakt. Doch daar v 38 het den man van h<-t draaiorgel ook om te doen, blijkbaar. In een on bewaakt oogenolik echter is het orgel met zand en water onbruikbaar gemaakt het wilde niet meer spelen. En de zit tingen in het gerechtegebouw konden weer ongehinderd gehouden worden. De Arnhemsche gemeenteraad meende dat zooiets in het vervolg nu niet weer moest kunnen plaats vinden en nam in een spoedvergadering een aanvulling der Politieverordening aan, zoodat zulke buitensporigheden nu voorlaan niet on gestraft kunnen geschieden. We vinden dit een goede maatregel van den Arn- hemschen gemeenteraad, want het gaat toch niet op om, om welke reden het dan ook is, op dusdanige wijze anderen last te veroorzaken, zonder dat hiertegen iets gedaan kan worden. Vergissen we ons niet, dan is bij den Amsterdamschen gemeenteraad verleden jaar een voorstel ingediend om, indien de buren het mochten wenschen, het „gejank" van de gramafoons te ver bieden. Naar we meenen, is toen ook een dergelijke bepaling daar in de po litieverordening opgenomen, öök alweer een goede maatregel, omdat men toch niet kan goedvinden dat een ander de OSCAR WILDE. 2) En den volgenden morgen vroeg, toen de zon nog nauwelijks een handbreed boven den heuvel zichtbaar was geworden, begaf zich de jonge visscher naar het huis van den priester en klopte driemaal aan de deur. Een kloosterling blikte door een kleine opening naar buiten, en toen hij zag wie 't was, schoof hij den grendel van de deur en sprak: „Treed binnen." En de jonge visscher trad binnen en knielde op de geurige rieten mat terneer, en tot den priester, die in het heilige boek te lezen zat, sprak hij„Vader, hoor mij aanl Eene van het watervolk heb ik lief gekregen en mijn ziel is oorzaak, dat ik mijn verlangen niet kan stillen. Zeg mij, hoe ik mijn ziel van mjj kan doen gaan, want waarlijk, ik heb haar niet noodig! Welke waarde heeft mijn ziel voor mij? Zien kan ik haar niet, betasten evenmin. En kennen doe ik haar óók niet." De priester sloeg zich op de borst en sprak „Wee, wee, ge zijt waanzinnig, of ge hebt van verderfelijke kruiden gegeten, want weet ge niet, dat de ziel het kostbaarste goed des menschen is, en ons van God gegeven werd, opdat wij haar op edele wijze zouden gebruiken Er bestaat niets, dat zoo kost baar is op aarde als de menschelijke ziel, en geen aardsche vreugde kan tegen haar opwegen. Zij is meer waard dan al het goud, dat zich in de aarde bevindt, en meer waard dan de robijnen der Koningen. Daarom, mijn zoon, denk niet meer aan 't geen ge lasten moet ondervinden van wat wij voor od8 als een pleizier beschouwen, ook al wordt de muziek met die gra- mofoons op eigen terrein gemaakt. Wij zijn wel overtuigde aanhangers van de leer dat ieder vrij moet zijn op zijn eigen terrein, maar die vrijheid moet slechts reiken tot op het oogen blik dat het gebruik maken van die vrijheid een last wordt voor anderen. Artikel 431 van het Wetboek van Strafrecht bedreigt wel straf tegon dengene, die de nachtrust verstoort, maar burengerucht overdag wordt in die wet niet erkend. Alleen een zeer enkele gemeentelijke politieverordering heeft burengerucht overdag ook strafbaar gestald. Is het niet tijd geworden dat de leemte in het Wetboek van Strafrecht wordt aangevuld met een artikel, dat het burengerucht over dag ook strafbaar gesteld wordt Maar nu iets andere. Onlangs hebben een advocaat en 150 anderen te 's Gra*enhage een verzoek gericht tot burgemeester en wethouders om in de politieverordering een door straf te handhaven bepaling op te nemen, luiden Ie als volgt: „Houders van honden of hanen en zij, die honden of hanen onder hun toezicht hebben, zijn ver plicht te zorgen dat tusschen 10 uur namiddags en 8 uur voormiddags de honden door blaffen, huilen of janken en de hanen door kraaien geen over last of hinder aan de omgeving ver oorzaken. We konden een glimlach niet weer houden toen we van dat verzoek door dieu advocaat c.s. lazen. We gelooven gaarne dat er velen zijn, die nachts last hebben van het honden gejank en -geblaf en hanengekraai. Maar hoe van dieu last af te komen De verzoekers zeggen wel dat de houders van die honden en hanen er voor te zorgen hebben dat de omgeving geen overlast of hinder door het blaffen en kraaien ondervindt, maar hóé zullen zij daarvoor hebben te zorgen. Misschien dat de advocaat ook hierin wel raad weet Wij denken dat een hond het blaffen en janken des nachts nog wel af te leeren zou zijn. Maar dat hanengekraai Leer een haan het kraaien maar eens af! daar gezegd hebt, want het is een zonde waarvoor geen vergeving bestaat. En het water volk! Dat is een verloren volk, en zij, die zich met hen inlaten, zullen eveneens verloren gaan. Zij gelijken de dieren des velds, die het goede niet van het kwade kunnen onderscheiden, en voor hen is de Heer niet gestorven." De oogen van den jongen visscher vulden zich met tranen, toen hij de strenge woor den van den priester hoorde, en hij etond uit zijne knielende houding op en sprak: „Vader, de faunen leven in het woud en zijn blijmoedig, en op de rotsen zitten de waterbewoners met hunne harpen van rood goud. Laat mij zijn zooals zij, ik bid u, vader, want hunne dagen zijn gelijk de dagen der bloemen. En mijn ziel! Wat deert mij mijn ziel, wanneer zij staat tus schen mij en dat wat ik liefheb?" „De liefde der zinnen is verachtelijk," sprak de priester, en op zijn voorhoofd groefden zich diepe rimpels, „en verachte lijk en slecht zijn ook de heidensche schep selen die God door zijn wereld laat dwalen. Vervloekt mogen de iaunen van het woud zijn en vervloekt de zangers van de zee! Ik heb ze in nachttijd gehoord, als zij be proefden mij van mijne gebeden af te leiden. Zij kloppen aan het venster en laohen. Zij fluisteren mij het sprookje van hunne ver derfelijke vreugden in de ooren. Zij trachten mij in verzoeking te brengen met verlei delijke taal, en wanneer ik mij in vrome aandacht wil verdiepen, zie ik hunne spot tende grimassen. Zij zijn verloren zeg ik u, zij zijn verloren. Voor hen bestaat geen hemel en geen hel, en hier noch ginds, zullen zij den naam van God ooit prijzen." „Vader," riep de jonge visscher „gij weet niet wat gij zegt! Eens ving ik in mijne netten de dochter van een Koning. Zij is schooner dan de morgenster en blanker dan de maan. Voor h&4r bezit wil ik mijn ziel prijsgeven en voor hare liefde moge de Geheel iets anders zou het zijn, als het verzoek dan zoo was ingekleed dat men het houden van honden en hanen verboden wilde zien. Dit verbod zou dan tenminste nog opgevolgd kunnen worden. Een gladde jongen echter, die een haan het kraaien afleert Neen, dit verzoek gaat wel wat al te ver Buitenland. De Redacteur van de „Matin" te Washington heeft daar een onderhoud gehad met den vertegenwoordiger van den rebellenleider Carranza. De inter viewer vroeg hem, of ze werkelijk spoe dig gebrek aan munitie dachten te heb ben. De heer Zubaran antwoordde dat ze daaraan steeds gebrek hadden gehad. Wat zult gij doen, nu de bemidde laars bun uitnoodiging aan generaal Carranza, oui zich te doen vertegen woordigen op de conferentie, hebben ingetrokken, omdat gij de vijandelijk heden niet wilt staken? Het bemiddelingswerk zal zonder ons voortgezet worden. Hoe kan men een oogenblik denken, dat wij de vijande lijkheden en den triomphantelijkeu loop van onze revolutie zullen staken? Wanneer denkt ge in de stad Mexico te kunneu zijn? Dat is onmogelijk te zeggen. Dat kan evengoed over enkele dagen als over enkele maanden het geval zijn. En indien ge geluk hebt by de eerst volgende gevechten Denkt ge in Saltillo veel weerstand te ontmosten? Misschien wel, maar onze krachten zullen elkaar toch weer ontmoeten en ten slotte zullen wij moeten zegevieren over Huerta, als die tenminste dan nog bestaat Gelooft ge in de mogelijkheid van een plotselingen val van Huerta? Ja, maar met die mogelijkheid wordt geen rekening gehouden in ons mili tair program, in ons plan om de hoofd stad binnen te trekken en aan ons land een wettelijke regeering te geven en aan ons volk de hervormingen, die nood zakelijk zijn om de welvaart en de orde in het land te herstellen. De Amerikaansche autoriteiten in het bezette Vera Cruz hebben een vrouw doen arresteeren, die beschuldigd wordt acht Amerikaansche matrozen te hebben doodgeschoten tijdeus de eerste dagen van de bezetting der stad. Een huis zoeking bij haar bracht een groote wapen- en munitievoorraad aan het hemel voor mij verloren zijn. Geef mij ant woord op mijn vraag, en laat mij in vrede van u gaan." „Weg! weg!" riep luid de priester. „Uw lief is verloren en gij zelf zult met haar verloren zijn!" En hij weigerde hem zijn zegen <n dreef hem weg van uit zijne deur. Langzaam, het hoofd geb' gen als een die rouw draagt in het hart, liep de jonge vis scher naar de markt. Toen de kooplieden hem zagen komen, begonnen zij onderling te fluisteren, en een van hen trad naar hem toe, riep hem bij den naam en sprak: „Wat hebt ge te verkoopen?" „Mijn ziel wil ik verkoopen," antwoordde de jonge visscher, „ik bid u, koop mijn ziel, want ik ben haar moede. Wat nut brengt mij mijn ziel? Ik kan haar niet zien. Ik kan haar niet betasten. Ik ken haar niet!" Maar de kooplieden lachten hem uit en spraken „Wat nut brengt ons de ziel van een mensch? Zij is geen stuk gestempeld zilver waard. Verkoop ons uw lijf als slaaf, en wij zullen u in purper kleeden en «en ring aan uw vinger steken, en u tot gunsteling maken van de groote Koningin. Maar spreek niet van uw zielons gaat zij niets aan en voor onze zaak heeft zij geenerlei waarde." En de jonge visscher overlegde bij zich zelf: „Hoe zonderling is dit! De priester zeide, dat de ziel kostbaarder was dan al het goud der aarde, en de kooplieden zeggen, dat zij geen stuk gestempeld zilver waardis." En hij verliet de markt en schreed om laag, naar de kusten der zee, en begon te overdenken wat hij wel doen zou. En des namiddags viel hem te binnen, dat een zijner vrienden die zeevenkel gaarde hem van een jonge heks gesproken had, die in een spelonk aan het einde van de bocht woonde, en groote kennis had van vele dingen. En hij besloot tot haar te gaan, en zoo ver langend was hij van zijn ziel bevrijd te zijn, licht. De vrouw zal onder beschuldiging van moord voor den krijgsraad vrorden gebracht. De Mexicaansche regeering heeft Ra- bosa, Luiz Figuerro en Auguste Rodri guez, die in Mexico veel gezag hebben en waarborgen geven van volkomen on partijdigheid, als afgevaardigden naar de conferentie, waar over de bemidde ling zal worden beraadslaagd, aange wezen. Generaal Funston is gemachtigd de voorpostenlinies bij Vera Cruz nag,r ge lang van omstandigheden vooruit te schuiven. Deze maatregel geeft den ge neraal de bevoegdheid om in de om geving van Vera Cruz naar bevind van zaken op te treden. Na overleg met Bryan hebben de ge zanten van Argentinië, Brazilië en Chili te kennen gegeven, dat zij hun pogin gen tot bemiddeling zonder Carranza's medewerking zullen voortzetten. Een wijziging in Carranza's houding acht men hoogst onwaarschijnlijk. Naar de Frankfurter Zeitung uit Vera Cruz verneemt, hebben de Belgen in Mexico een wenk gekregen om de be scherming van Duitschland in te roepen, voor het geval zij in gevaar komen. Gezagvoerders, stuurlieden en machi nisten der Spaansche koopvaardijvloot hebben een algemeene staking afgekon digd. De scheepsofficieren te Barcelona, Santander, Corunna, Gyon, Sevilla en andere havens hebben met de beweging instemming betuigd. Te Bilbao en in andere havens liggen tal van schepen stil. Een commissie uit de stakende scheepsofficieren heeft den minister van binnenlandsche zaken medegedeeld, dat zij bereid is het geschil aan de uit spraak van een scheidsgerecht te on derwerpen. In het geheel liggen er nu 145 schepen stil in Spaansche en buiten- landsche havens. De Afrikaansche mail is buiten de staking. Stakers en reeders blijven op hun stuk staan. De laatsten hebben scheidsrechtelijke tus schenkomst verworpen. Uit alle Spaan sche havens en uit overzeesche havens heeft het personeel der koopvaardij schepen doen weten, dat het zich bij de staking aansluit. De staking der Spaansche koopvaar dijschepen schijnt in Spanje algemeen geworden te zijn. Een commissie uit de stakers heeft een onderhoud met den minister van binnenlandsche zaken gehad. Zij heeft medegedeeld, dat de stakers bereid zijn het geschil door ar bitrage te laten oplossen. dat hij liep zoo snel hij koneen stofwolk volgde hem, toen hij op het zand aan de kust voortijlde Aan het jeuken van haar hand, bespeurde de heks, dat de jonge visscher naderde; zij lachte en liet heur roode haar lang neer vallen. En met het roode, los golvende haar om hare schouders stond zij aan den ingang, van de spelonk te wachten, en in de eene hand hield zij een tak dolle kervel die in bloei stond. „Wat verlangt ge? Wat verlangt ge?" riep zij hem tegemoet, toen hij buiten adem de helling opgeklommen kwam en voor haar boog. „Verlangt ge visschen in uw net, wanneer de wind tegen is? Ik heb een kleine rieten fluit, en wanneer ik daarop speel, dan komen de harders de bocht in gezwommen. Maar zij kost veel, schoone knaap, zij kost veel! Wat verlangt ge? Wat verlangt ge? Een storm die de schepen doet schipbreuk lijden, en de kisten der rijke kooplieden aan de kusten doet spoelen Ik beschik over meer stormen dan de wind, want ik dien Een, die sterker is dan de wind, en met een zeef en een emmer water kan ik de groote galeien naar den bodem van de zee doen dalen. Maar ik laat mij duur betalen, schoone knaap, ik laat mij duur betalen. Wat verlangt ge? Ik ken een bloem, die in het dal groeit, niemand weet van haar dan ik alleen. Zij heeft scharlaken bladen en draagt een ster in het hart en haar sap is wit als melk. Wanneer ge met deze bloem de trotsche lippen der Koningin aanraakt, dan volgt zij u over de gansche wereld. Van de zijde des Konings zou zij moeten opstaan om u over de gansche wereld te volgen. Maar slechts voor hoogen prijs verkrijgt men dien bloem, schoone knaap, voor slechts hoogen prijs. Wat ver langt ge? Ik kan een pad in de vijzel fijn stampen, en een aftreksel daarvan maken, en het aftreksel met de hand van een doode omroeren. Spat het op uw vijand wanneer Te Bilbao, waar meer dan vijftig stoomschepen stil liggen, hebben de matrozen zich bij de stakers aangesloten en de bootwerkers, die van den boot- werkersbond deel uitmaken, weigeren te lossen en te laden. Te Ferrol is de staking algemeen tal van stoomschepen, die met steen kool geladen zijn, welke voor de marine bestemd is, kunnen niet lossen, daar de bootwerkers zich solidair met de stakers verklaard hebben. Men is thans meer te weten gekomen omtrent het schip, dat volgens een draadlooB telegram van het Duitsche stoomschip „Seydlitz" in brand zou staan, 150 mijlen Z.Z.W. van het Sable- eiland (ten Oosten van Nieuw Schot land). De „Fransconia", van de „Cu* nard'Mijn, deelt in een draadloos tele gram naar New-York mede, dat zij een boot heeft opgepikt met 13 opvarenden van het Britsche stoomschip „Colum bian", van Antwerpen naar New-York, dat Zondagnacht op zee in brand ge raakte. Behalve deze personen was in de boot ook nog het lijk van den eersten hofmeester. Een andere boot, waarop zich de eerste en tweede stuurman en zeventien andere personen bevinden, zwalkt nog rond. De geredden waren totaal uitgeput zij hadden veertig uren lang in de boot doorgebracht. De brand was Zondag uitgebroken onmiddellijk daarop hadden er een reeks hevige ontploffingen plaats ge had, waardoor de draadlooze telegraaf- installatie was vernield. Te Tiranges (Frankrijk) zijn drie grondwerkers, bezig met het graven van een tunnel, onder een instorting be dolven. Een der drie is gedood, de twee anderen zwaar gekwetst. Op verzoek der Ver. Staten zijn twee Roemeniërs, beschuldigd te New-York juweelen ter waarde van 425,000 frs. te hebben verduisterd, gevangen ge nomen. Zij zullen eerlang worden uit geleverd. In hun bezit zijn diamanten en paarlen gevonden. Het hof van assisen in het dep. Seine et Oise (Frankrijk) heeft zekeren De Bruyn ter dood en Hannon tot levens langen dwangarbeid veroordeeld. Zij hadden in 1913 te Argenteuil een grijs aard vermoord om hem te berooven. Naar de Fransche Militaire meldt, is de bezetting van Taza door de Fran sche troepen in oostelijk Marokko aan- hij slaapt, zoo zal hij in een zwarte adder veranderd worden, en zijne eigen moeder zal hem neervellen. Met een r«d kan ik de maan van den hemel neerhalen, en in een kristal u den dood laten zien. Wat verlangt ge? Zeg mij uw verlangen, en ik wil die vervullen, maar gij zult mij daarvoor moeten betalen, schoone knaap, gij zult mij daarvoor moeten betaler." „Mijn wensch is r iet groot," zeide de jonge visscher, „maar de priester is toornig op mij geworden en heeft mij weggejaagd. Mijn wensch is niet groo% maar de koop lieden hebben mij bespot en mijn verzoek afgeslagen. Daarom ben ik tot u gekomen, hoewel de menschen u eene booze vrouw noemen; en welke ook uw prijs moge zijn, ik zal dien betalen." „Wat is dan de wensch?" vroeg de heks en trad dichter bij. „Ik wil mijn ziel van-mij zenden," ant woordde de jonge visscher. De heks verbleekte en huiverde en be dekte haar aangezicht met haar blauwen mantel. „Schoone knaap, schoone knaap," mur melde zij, „dit te verlangen is vreeselijk." Hij schudde zijne bruine lokken naar achteren en lachte. „Mijn ziel lijkt mij een nietig ding," antwoordde hij, ik kan baar niet zien. Ik kan haar niet betasten, ik ken haar niet." „Wat zult gij mij geven, wanneer ik het u zeg?" vroeg de heks en zij keek strak op hem neer met haar diep donkere oogeu. „Vijf stukken goud, antwoordde hij, „en mijne netten en het huis van gevlochten riet waarin ik woon, en de geschilderde boot waarin ik vaar. Zeg mij alleen maar, hoe ik mij bevrijden kan van mijn ziel, en alles wat ik bezit zal ik u geven." DOOR (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1914 | | pagina 1