Het Land van lleiisiien en Ülena. de Langstraat en de loonnelerwaard.
De Visscher en zijn Ziel.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3301. Vf oensdag 20 Mei. 1914.
Reclame voor ons land
in den vreemde.
FEUILLETON.
UwD VAN ALTEN/
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Er heeft zich hier te lande een comité
gevormd, hetwelk zich ten doel stelt
om in het buitenland, voor zooveel
noodig, meer algemeen bekend te maken
hetgeen door Nederland en de Neder
landers op economisch, sociaal en weten
schappelijk gebied is tot stand gebracht,
juiste begrippen omtrent Nederland en
Nederlandsche toestanden te verspreiden
en in bepaalde gevallen, waar noodig,
voor een zeker Nederlandsch belang op
te komen. Onder Nederland worden
in dit verband ook verstaan de Neder
landsche koloniën. Het comité tracht
dit doel te bereiken door het houden
van voordrachten in het buitenland, het
uitgeven van geschriften, het plaatsen
van artikelen in buitenlandsche bladen.
De heer dr. H. C. Muller betoogt
in een ingezonden stuk in „De Tele
graaf" dat hij reeds levenslang naar
zijn beste krachten voor dat doel is
werkzaam geweest en hij zegt te hopen
dat het nu niet bij schoone woorden
zal blijven, maar dat met alle krachten
aan dat pogram zal worden gewerkt.
De bekendheid met Nederland in den
vreemde laat veel, haast zou ik zeggen
bijna alles te wenschen over, zegt de
heer Muller. Nederlandsche taal en
letteren, Nederlandsche handel en nijver
heid, Nederlandsche wetenschap dient
overal in het buitenland te worden ver
spreid en bekend gemaakt, want, zoo
zegt schrijver, treedt een kleine natie
niet krachtig op, dan wordt zij op den
duur door hare grootere naburen geheel
en al overvleugeld. Hij hoopt dan ook
dat men het werk der bovenbedoelde
commissie in elk opzicht zal helpen en
steunen en eindigt met de waarschu
wing men handele vóór het te laat is 1
De heer Muller heeft gelijk wanneer
Nederland als kleine natie, niet krachtig
genoeg optreedt, dan loopt het kans
door zijne grootere naburen geheel en
al te worden overvleugeld.
Er is eens gezegdde taal is gansch
een volk.
Een ieder zal de waarheid, die in die
enkele woorden ligt opgesloten, wel
willen erkennen.
Immers, een volk, dat geen waarde
stelt op zijn taal, het hoogste goed haast
van een volk, stelt geen waarde op
zichzélf en móét als volk wel verkwijnen,
om ten slotte geheel ten onder te gaan,
OSCAR WILDE.
5)
Bij het schemeren van dag, braken wij
op. Ik reed op een roodharigen kameel aan
de zijde van den hoofdman, en een voor-
looper draafde voor ons uit en droeg een
speer. Aan beide kanten bevonden zich ge
wapende slaven, en muildieren volgden m«t
de koopwaren. Veertig Xameelen telde de
karavaan en de muildieren waren tweemaal
veertig in getal.
Wij kwamen, van uit het land der Tar
taren, in het land van hen, die de maan
vervloeken. Wij zagen de Gryphen hun goud
op de witte rotsen bewaken en de geschubde
draken in hunne holen slapen. Toen wij
over het gebergte trokken, hielden wij den
adem in, opdat de sneeuw niet op ons zou
neervallen, en elk onzer bond zich een
sluier van gaas voor de oogen. Toen wij door
de valleien liepen schoten de Pygmsën uit
holle boomstammen met pijlen naar ons, en
des nachts hoorden wij de wilden op hunne
trommels slaan. Toen wij bij den Toren
van de Apen kwamen, zetten wij hen vruch
ten voor, en zij deden ons geen kwaad.
Toen wy bij den Toren van de Slangen
kwamen, reikten wij hen warme melk in
koperen schotels, en zij lieten ons voorbij
trekken. Drie malen kwamen wij op onze
reizen aan de oevers van den Oxos. Wij
trokken er over met behulp van houten
vlotten, waaraan groote met lucht gevulde
blazen bevestigd waren. De Nijlpaarden
stormden tegen ons aan en wilden ons
te worden opgenomen in een ónder
volk, dat méér volksbewustzijn heeft,
méér levensmoed en méér levenlust door
zijn aderen heeft vloeien.
En hoe is het met onze taal gesteld
Wij allen weten het.
Gelukkig echter begint het den laat-
sten tijd een beetje anders te worden
en is het vooral het Algemeen Neder-
landsch Verbond, dat zijn uiterste best
doet voor instandhouding van onze taal.
Eu daarmee meteen voor instand
houding van bet Nederlandsche volk
als volkwant zooals gezegd de taal
is gausch een volk.
Eu ook anderszins kan het zijn nut
hebben als we ons land meer en beter
in den vreemde bekend maken.
Vreemdeliogenbezoek zal het gevolg
er Tin zijn.
En daar kan ons land voordeel van
hebben.
Om maar één voorbeeld te noemen:
door ons land in den vreemde meer be
kend te maken, zullen vele vreemde
lingen misschien het plan eens-opvatten
een bezoek aan ons land te brengen, en
wat ze dan hier met eigen oogenltomeii
te aanschouwen kan oorzaak ervan zijn
dat er handelsrelaties, of uitgebreider
betrekkingen worden aangeknoopt tus-
schen die vreemdelingen met ons land.
Ook in Engeland maakt men op ver
schillende manieren reclame voor het
vreemdelingenverkeer, omdat, men dóór
het nut en voordeel daarvan voor zich
zelf wel inziet. Zoo zullen in de volgen
de maand twee gezelschappen Fransche
en Belgische Journalisten een twaalf-
daagsch bezoek aan Engeland brengen.
Dat bezoek gaat uit van de federatie
van bad- en vacantieplaatsen, ook
ettelijke gemeentebesturen werken er
aan m»de en de regeer ing zal ieder ge
zelschap op staatskosten in het Savoy-
hotel te Londen een bankot aanbieden.
Die journalisten zullen in hun bladen
schrijven over wat ze in Eogelaud opge
merkt hebben, en het kan haast niet
anders of de Engelschen zullen hiervan
later de voordeelen voelen.
Door zyn land meer bekend te maken
in den vreemde, zuilen nieuwe betrek
kingen aangeknoopt en reeds bestaande
betrekkingen uitgebreid worden, dit kan
dat althans tot gevolg hebben.
Nu mogen er zpn, die zeggen dat
goede wijn geen krans behoeft, lateu
wij hun echter opmerken dat in den
tegen woordigen tijd van de ten top ge
voerde concurrentie een beetje krans
wel noodig is, zelfs wel voor „den besten
wijn", anders zal men zeker achter het
Det visschen.
Daarom juichen we de oprichting van
het comité toe, dat zich ten doel heeft
gesteld od8 land in den vreemde meer
bekend te maken.
Buitenland.
dooden. Toen de kameelen hen zagen, sid
derden zij van angst.
De Koningen van elke stad hieven in-
voergeld van ons, maar veroorloofden ons
geen toegang binnen hunne poorten. Zij
wierpen ons over de muren brood toe,
kleine maïakoeken die in honing gebakken
waren, en koeken uit fijn meel die met
dadels gevuld waren. Voor honderd korven
brood gaven wij eene barnsteenkraal.
Wanneer de bewoners der dorpen ons
zagen komen, vergiftigden zij de bronnen
en vloden op de heuvels. Wij streden met
de Magaden, die, oud geboren, van jaar tot
jaar jonger worden, en sterven wanneer zij
kleine kinderen zijn geworden; met de
Lakten, die van tijgers beweren af te stam
men, en zich zwart en geel beschilderen
met de Auranten, die hunne dooden in de
kruinen der boomen begraven en zelf in
donkere holen wonen, opdat de zon, die
hun God is, hen niet doode; met de Krim-
niers, die een krokodil aanbidden, hem met
boter en levend gevleugelte voederen; met
de Agazomben, die hondengezichten, en met
de Sibers, die paardevoeten hebben en
sneller loopen dan paarden. Een aerde van
onzen troep stierf in den strijd, en een
derde stierf door gebrek. De rest morde
tegen mij en zeide, dat ik hen ongeluk
gebracht had. Daarop nam ik van onder
een steen een adder, en liet my door haar
bijten. En toen zij zagen, dat ik niet ziek
werd, beving hen vreeze.
In de vierde maand bereikten wij de stad
lilei. Het was nacht toen wij aan het bosch
kwamen, dat zich voor de stadsmuren uit
strekte. De lucht was zwoel, want de maan
stond in den Schorpioen. Wij namen de
rijpe granaatappels van de boonien, openden
die en dronken er het zoete s*p van. Daarop
strekten wij ons uit op onze tapijten en
wachtten de ochtendschemering af.
Heden zullen te Niagara Falls do
onderhandelingen tusschen de Vredes-
bemiddelaars voor Mexico en de Unie
aanvangen. Er is echter weinig kans
op eenig resultaat.
Bladen uit Washington weten telver-
tellen, dat de afgevaardigden van
Huerta voor zij vertrokken hem te ken
nen gaven, dat zij zeker voordeeliger
voorwaarden zouden kunnen bedingen
als zij vertellen konden dat Huerta tot
aftreden geneigd was. Huerta moet toen
echter verontwaardigd een revolver voor
hen hebben neergelegd met de hem
typeerende woorden„Schiet mij liever
dood". Ik garandeer u dat ge daarvoor
niet gestraft zult worden. Aan aftreden
denk ik echter niet. Gij zijt precies als
de rest. Gij zoudt mij wel willen ver
moorden, maar gij durft niet. Als ge
toch den moed hebt en op een moord
zint, doodt mij dan. Gij zult als helden
vereerd worden en mijn heele omgeving
zal blij zijn als ik uit den weggeruimd
ben. Gij doet het niet? Ziet gij wel, dat
ge den moed mist?
Nogmaals, zeg tegen de mannen, die
u gezonden hebben, dat ze het zonder
mijn ontslag moeten doen. Al word ik
genoodzaakt te vluchten, dan zal ik nog
mijn ontslag niet indienen, maar pre
sident blijven."
Daar het zoo goed als zeker is dat
het aftreden van Huerta een van de
eerste voorstellen zal zijn, die ter tafel
worden gebracht, moet men dus al een
groot optimist wezen om van de con
ferentie resultaat te verwachten.
Uit Vera Cruz wordt van 16 dezer
bericht: De opstandelingen hebben Tux-
pan Donderdag in bezit genomen. De
bezetting, ten getale van 500 man re-
geering9troepen, deed een uitval, maar
werd verslagen door de opstandelingen,
die 2000 man sterk waren. De regeerings-
troepen vluchtten in hot gebergte.
De Mexicaansche rubber-fabriek te
Detroit is totaal vernield door een ga-
zoline-ontploffing, bij welke twaalf per
sonen gedood en een groot aantal ernstig
gewond werden.
De New York Herald verneemt uit
Mexico (stad) dat alle Engelschen in
het binnenland aanzegging hebben ont
vangen om zich naar de hoofdstad te
begeven. De toestand buiten Mexico
(stad) wordt kritiek geacht.
Uit Tampico is een telegram ont
vangen, volgens hetwelk de Nederland
sche kolonie andermaal aan boord van
het pantserschip Kortenaer gevlucht is,
waaruit wordt afgeleid, dat onze Iand-
genooten na hun eerste opneming op
het oorlogsvaartuig weer aan wal zijn
gegaan.
De Nederlanders verkeerden niet in
levensgevaar, doch zochten onderkomen
op de Kortenaer wegens de afpersingen,
waaraan zij blootstonden.
Schout-bij-nacht Mayo heeft naar Was
hington geseind, dat de opstandelingen
te Tampico de verzekering hebben ge
geven, dat alle bezit van buitenlanders
behoorlijk zal worden beschermd. Vol
gens het bericht van den admiraal is
in Tampico de orde hersteld.
Berichten uit Mexico melden dat
Huerta aan zijn gedelegeerden machti
ging zou hebben verleend zijn ontslag
aan te bieden.
Uit Vera Cruz, waar men zeer veel
belang blijkt te stellen in Huerta's ge
zondheidstoestand, zijn te Washington
telegrammen ontvangen, inhoudende
dat de dictator ernstig ziek is. Uit de
zelfde bron was laatst 't bericht ver
spreid dat hij op het uiterste lag en
evenals toen zal men goed doen een
vraagteeken te zetten achter 't geen te
Vera Cruz over over Huerta wordt ge
fantaseerd.
En met de sohemering stonden wij op
en klopten aan de stadspoort. Die was van
rood brons vervaardigd, waarin zeegedroch
ten en gevleugelde draken waren gegoten.
De schildwachten zagen van de wallen op
ons neder en vraagden wat wij begeerden.
De tolk der karavaan antwoordde, dat wij
met vele koopwaren van het Syrische eiland
kwamen. Zij namen gijzelaars uit ons mid
den en zeiden, dat zij ons des middags de
poort zouden openen, en dat wij tot dat
tijdstip te wachten hadden.
Toen het middag werd, openden zij de
poort, en toen wij binnentrokken, kwam
het volk in scharen uit de huizeu om ons
te zien, en een omroeper ging door de
gansche stad en blies op een schelp. Wij
stonden op het marktplein, en de negers
bonden de balen met bonte doeken los en
openden de uitgesneden kisten van Syko-
morenhout. En toen zij dit gedaan hadden,
haalden de kooplieden hunne buitenland
sche waren te voorschijn: gewast linnen
uit Egypte en beschilderd linnen uit het
land der Ethiopiërspurperkleurige sponsen
uit Tyrus eu blauwe behangels vanSidon;
schalen van blank ivoor en doorzichtige
vazen van glas, en zonderling aardewerk.
Een schare van vrouwen sloeg ons van uit
het dak van een huis gade. Een harer droeg
een masker van verguld leder.
En op den eersten dag kwamen de pries
ters en dreven ruilhandel met ons, en op
den tweeden dag kwamen de adelijken, en
op den derden dag kwamen de handwerkers
en de slaven. Dit alles volgens het gebruik
van alle kooplieden, zoolang zij in die stad
verwijlen.
En wij toefden er een maand lang, en
toen de maan afnam verlangde ik verder
te gaan, en liep door de straten der stad,
en kwam eindelijk aan den tuin van hunnen
God. Priesters in geelzijden gewaden zag
Te St. Denis, bij Parijs, is Vrijdag een
wisselwachter doodgeschoten, terwijl hij
de wissel bediende. Zijn vrouw kwam
op het gerucht der schoten toegesneld
en vond haar man stervende en terwijl
deze om haar riep, naderde de sneltrein.
In dit vreeselijk oogenblik moesten de
wissels bediend worden, wilde geen ont
zettend ongeluk geschieden. De vrouw
liet haar man alleen en deed haar plicht.
Thans lezen wij hierover:
De Fransche bladen brengen een
stemmig hulde aan de buitengewone
geestkracht van madame Poulaiu, de
vrouw van den wisselwachter te St.
Denis.
De directie der Noorder spoorweg
maatschappij heeft reeds aan den mi
nistervan openbare werken aangevraagd
om aan madame Poulain de eere-me-
dalje toe te kennen, die verleden jaar
voor spoorwegbeambten is ingesteld.
Tevens heeft de directie der maatschap
pij, vóór nog het onderzoek, dat volgens
het reglement der maatschappij is voor
geschreven, heeft plaats gehad, aan de
moedige vrouw duizend frank ter hand
doen stellen uit erkentelijkheid voor de
ik zwijgend onder de groene boomen schrij
den, en, op een onderbouw van zwart mar
mer, stond het lichtroode huis, waarin de
God verblijf hield. De deuren waren er met
goudlak overtrokken, waarop stieren en
pauwen in gedreven glanzend goud. Het
dak was belegd met tegels van zeegroen
porcelein, en aan de naar buiten loopende
dakgootpijpen hingen kleine klokken. Wan
neer de witte duiven voorbij vlogen, be
wogen zij met hare vleugels de klokken,
die dan tinkelend geluid gaven. Voor den
tempel bevond zich een vijver vol helder
water, die met gestreept agaat geplaveid
was. Ik zette mij aan den rand terneer en
betastte met mijne bleeke vingers de breede
bladen der waterplanten. Een der priesters
kwam naderbij en trad achter mij. Hij
droeg sandalen aan de voetende eene san
daal bestond uit zacht slangenvei en de
andere uit vogelveeren. Op zijn hoofd droeg
bij een muts van zwart vilt, die met zilveren
maansikkels versierd was. Zeven kleuren
van geel waren in zijn kleed geweven en
zijn krullend haar was met antimoon be
strooid.
Na eene wijle richtte hij het woord tot
mij, en vroeg wat ik verlangde.
Ik zeide hem dat ik den God wenschte
te zien.
„De God is op de jacht," zeide de priester,
en keek mij met zijne kleine schuine oogen
onderzoekend aan.
„Zeg mij in welk bosch, zoo wil ik met
hem ter jacht gaan," antwoordde ik.
Hij kamde met zijne lange spitse nagels
de franje van zyn gewaad.
„De God slaapt," antwoordde hij.
„Zeg mij op welk rustbed hij ligt, zoo
wii ik bij hem waken," antwoordde -ik.
„De God is bij den maaltijd," riep hij.
„Als de wijn zoet smaakt, dan wil ik
dien met hem drinken, en ook zoo de wijn
bijzondere plichtsbetrachting, waarvan
zij onder voor haar zoo smartelijke om
standigheden blijk gegeven heeft.
Inderdaad is het gedrag van de vrouw
van den wisselwachter zeer verheven.
In den nacht ging haar man naar buiten
om zijn werk te doen, er was een trein
op komst. Hij wordt door boeven ver
moord. De vrouw hoort de schotenzij
hoort meer: haar man is neergevallen
en kermt om hulp, roept haar, zijn
vrouw. Zij stormt naar buiten, maar op
bet zelfde oogenblik gaat de bel over,
die de komst van een sneltrein aan
kondigt. Moet zij terugkeeren naar de
seinen of Daar haar man vliegen, wien
een ongeluk, welk? overkomen is en
die kermend om haar roept? Zij doet
wat zij in haar heldhaftige nederigheid
niet eenmaal „plicht" noemt: (le vrouw
spreekt van „dienst". De dienst roept.
Zij laat haar man alleen, vliegt terug,
hanteert krukken en assen, de sneltrein
dondert voorbij in den nacht: een ramp
is voorkomen. In het dienstboek teekent
zij op: „trein van 3. u 14 gepasseerd;
alles veilig."
Haar man vindt zij dood.
De politie beeft later zes bandieten
gegrepen, wien 't naar zij denkt, te doen
is geweest om den trein te doen derail-
leeren en te plunderen.
Hel is de Chineesche politie gelukt,
vier Chineezen te arresteeren, die zich
in het bezit bevonden van voorwerpen,
welke afkomstig waren van de beman
ning der „Childar", het Noorsche schip,
dat door zeeroovers geplunderd is. Uit
hetgeen de gearresteerden hebben los
gelaten bleek, dat de roovers zich in
een dorpje bij Swatau ophouden, Chi
neesche soldaten trokken er daarop heen.
Er volg.le een bloedig gevecht met de
roovers, van wie er ten slotte 110 wer
den gevangen genomen. Twee van de
roovers werden tijdens het gevecht ge
dood, verscheidene werden gewond. De
arrestanten zijn onder militair geleide
naar Kanton gebracht, waar ze waar
schijnlijk reeds gestraft zijn.
De procureur der republiek te Parijs
heeft den rechter van instructie het
dossier der zaak van mevr, Caillaux
teruggezonden en gelast dat zij voor het
hof van Assizen zal terechtstaan onder
beschuldiging van moord met voorbe
dachten rade.
De vermoedelijke daders van den
moord op den chauffeur, die Dinsdag
middag bij het kerkhof van Kohnar
(in Elzas-Lotharingen) door twee Fran-
schen is doodgestoken en beroofd, zijn
hier Zaterdagochtend om 10 uur in een
hotel gearresteerd. Een van hen trachtte
zuur is, zal ik dien met hem drinken,"
luidde mijn antwoord.
Hij boog verwonderd het hoofd, nam mij
bij de hand en geleidde mij in den tempel.
En in het eerste ve trek zag ik een afgo :s-
beeld zitten, op een troon van jaspas die
met kostbare paarlen uit het Oosten omzet
was. Het beeld was uit ebbenhout gesneden
en zijne gestalte was die van een man. Op
het voorhoofd droeg hij een robijn en dikke
druppels geurige olie vielen uit zijn haar
op zijne dijen. Zijne voeten waren rood
gekleurd door het bloed van een frisch
geslacht lam, en zijne lendenen waren om
sloten door een breeden koperen gordel,"die
met zeven berillen bezet was.
En ik vraagde den priester: „Is dit de
God?" en hij antwoordde: „Dit is de God."
„Toon mij den God," riep ik uit, „of
waarlijk ik zal u ter neer vellen 1" En ik
raakte zijne hand aan en die werd dor.
En de priester smeekte en sprak:
„Moge mijn Heer zijnen dienstknecht
genezen, dan zal A hem den God toonea."
Daarop blies ik mijn adem over zijne hand
en die werd genezen.
En hij sidderde en voerde mij in een
tweede vertrek en ik zag op een ïotosbloem
van graveelsteen, die met groote smaragden
behangen was, een afgodsbeeld staan. Uit
ivoor was het gesneden en zijne gestalte
was dubbel zoo groot als die van een man.
Op zijn voorhoofd glansde een chrysoliet,
en zijn borst was met mirren en kaneel
bestreken. In de eene hand hield het een
gebogen schepter van nephriet, en in de
andere een rond kristal. Het droeg laarzen
uit erts, en om zijn dikken hals lag een
ketting van sklenieten.
Ik zeide tot den priester„Is dit de God
en hij antwoordde: „Dit is de God."
(Wnrdi
DOOR