Hel Land van Heusden en AlLena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3367Woensdag 10 Juni.
Strafopschorting.
FEUILLETON.
1914.
UNB VAN
ALltl"
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 m&aaden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regele 50 ct. Elke regtl
meer 71/» ct. Groote letters naar plaateruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag--
middag 12 uur ingewacht.
Het wetsontwerp tot vaststelling van
nadere strafrechtelijke voorzieningen
betreffende de voorwaardelijke strafop
schorting, de betaling van geldboeten
en de voorwaardelijke invrijheidstelling,
is in de afdeelingen der Tweede Kamer
met ingenomenheid ontvangen.
En hoe kon het anders
Want in sommige gevallen, als die
men zich gedacht heeft, kan strafop
schorting werkelijk van zeer veel nut
zijn.
Zoo betoogde mr. Höfelt, kanton
rechter te Amsterdam, onlangs in het
„Weeklad van het Recht" de won-
schelijkheid dat het Openbaar Minis
terie in sommige gevallen, in het be
lang der beklaagden, vonnissen niet
ten uitvoer zou leggen.
In een later nr. van dat weekblad
gaf mr. F. J. G. van Tricht aan op
welke" dndere wijze z.i. hetzelfde doel
kan worden bereikt.
Hij schreef:
Wanneer ik het een enkele maal
gewenscht acht dat aan mijn vonnis
de werking eener voorwaardelijke ver
oordeeling gegeven worde, leg ik de
straf op, welke de beklaagde zou ver
dienen, wanneer hij aan zijn goede voor
nemens geen gevolg gaf. Tegelijkertijd
echter raad ik den aldus veroordeelde
aan om, nadat het vonnis in kracht
van gewijsde zal zijn gegaan, gratie
te vragen. Zoo noodig laat ik den ver
oordeelde daartoe vanwege de griffie
de noodige hulp verschaffen. Komt nu
het request om gratie in mijne handen,
dan adviseer ik dat de beschikking
daarop moge worden uitgesteld totdat
over een jaar uit mijn rapport moge
gebleken zijn of de veroordeelde al dan
niet kwijtschelding der opgelegde stral
verdient.
In datzelfde nr. van het weekblad
geeft ook mr. A. C. Leendertz als
middel, om tot het door mr. Höfeh
beoogde doel te geraken, voorwaarde
lijke gratie aan.
P. YON SCHöNTHAN.
Het was in den spoortrein, op eene reis
naar Marien bad.
Ik had juist de lectuur voltooid van
Tolstoi's Kreuzersonare, die mij door eenen
welmeenanden vriend en medevrijgezel ter
lezing was aanbevolen als „een der merk
waardigste boeken van onzen tijd een
ernstig en indrukwekkend betoog tegen het
huwelijk." Ietwat vermoeid had ik mij in
een hoekje van den coupé gevlijd, en was
ingedommeld.
Toen ik mijne oogen weder opende, zag
ik dat ik onderwijl gezelschap gekregen
had, en wel van eenen heer en eene dame.
De heer, die tegenover mij zat, sloot juist
een boek, dat ik met eenen oogopslag als
het mijne herkende; hij overhandigde het
mij met eene beleefde buiging.
„Het was van de bank gevallen", zeide
hij, „en toen was ik zoo vrij
„O, als u het soms lezsn wilt?"
Hij schudde het hoofd en legde het deeltje
op het kusssn. „Dank u zeer, ik heb het
zoo maar eens doorgebladerd. Het is een
leelijk boek!"
Wij zwegen. Ik nam nu mijnen over
buurman eens nader in oogenschouw. Hij
was een man op jaren, die, ofschoon grijs
van haar, overigens flink zijnen stand ge
houden had; in zijn goedige, vriendelijke
gezicht stonden een paar nog heldere oogen
zijne kleeding bestond uit eene wollen win
terstof, en om den hals droeg hij eenen
langen gouden horlogeketting. Boven in het
net van den wagen bemerkte ik eene mans
hoedendoos en eene linnen stokken- en
parapluien-huis, waarop „Goede Reis" ge
borduurd was. Men kon uit alles wel op
maken, dat de man geen burger eener groote
stad was. Naast hem zat eene dame, van
ongeveer gelijken leeftijd met hem, gehuld
in eenen goedkoopen stofmantel, onder
welken een paar schoenen te voorschijn
keken, die haar blijkbaar te groot waren;
terwijl hare handen de rechter had zij
onder den arm van haren reisgezel gestoken
bekleed waren met voor de reis zeer
practische garen handschoenen. Zij scheen
te sluimeren, en telkens keek de man haar
eens onderzoekend van terzijde aan, met
eenen blik vol zorg en tevredenheid. Toen
hare rechterhand langzaam naar beneden
begon te glijden, maakte hij ze voorzichtig
los uit zijnen armhij hield daarbij de oogen
steeds op haar gevestigd, om toch vooral te
zien of zij er niet door wakker werd. Ver
volgens keek hij weer een poosje naar buiten,
waarna hij zich plotseling tot mij wendde
en op denzelfden gedempten toon van daar
even begon:
„Neen, zóó erg is het toch niet! Lieve
Hemel, wat zou dat voor eene wereld zijn
God beware!"Als men de vijftig achter
den rug heeft, dan kan men tech ook wel
een enkel woordje meepraten! Waarachtig,
u moet aan zulke boeken geen geloof slaan
U is zooveel jonger dan ik stoor u er
niet aan
De oude man sprak deze woorden met
min of meer aandoening en nadruk, als om
mij te overtuigen, en zijne eerlijke oogen
rustten .net eene vaderlijke uitdrukking op
mij. Ik wist niet wat ik hierop antwoorden
moest, maar eer ik nog iets bedacht had,
hernam hij
„U is nog ongehuwd, niet waar?
Trouw u dan maar gerust: het zal u niet
berou <en Zie ons een aanVijfentwintig
jaar getrouwd, en altijd zijn wij hand in
hand met elkaar gegaan, door dik en dun
en het is ons niet zwaar gevallen. Eerst
heb ik acht jaar lang hard gewerkt, en al
dien tijd heeft zij op mij gewacht en
daarvoor bsn ik haar mijn leven lang dank
baar. Zij had gemakkelij k eene betere partij
kunnen doen, want zij was een der mooiste
meisjes van Maagdenburg, en ik was niets
en bezat niets. Werkelijk, op ditoogenblik
begrijp ik nog altijd niet wat zij aan mij
gevonden heeftmaar zij wilde nu esnmaal
niet anders. Ja, en zoo hebben wij dan toch
eindelijk elkander gekregen, en sedertdien
tijd hebben wij elkaar geen uur verlaten
Zij heeft mij en ik heb haar noodig, en
zonder elkander kunnen wij het niet stellen.
En eens verstandige vrouw is zij. Eene
predikantsdochter weet uBij die vindt
men meestal een degelijken grondslag, die
stand houdt voor het geheele leven. Daarbij
is zij altijd monter en opgewekt, en als ik
Ter toelichting gaf de heer Leendertz
de volgende gevallen
X werd wegens openbare dronken
schap, gepleegd bij derde herhaling,
veroordeeld tot 3 weken hechtenis. Hij
was geen verstokt dronkaard, doch een
man zonder de noodige wilskracht, die,
wanneer hij daartoe door kameraden
werd verleid, zich niet van overmatig:
gebruik van drank kon onthouden, I
overigens een goed huisvader en reeds
24 jaar werkzaam op een sigarenfa
briek. Bij executie der hechtenis zou
hij ontslagen worden. Hij diende een
gratie-request in en sloot zich aan bij
een vereeniging tot bestrijding van
drankmisbruik. Overeenkomstig het
advies van het Openbaar Ministerie en
kantonrechter werd door dsn minister
van justitie de behandeling van dit
gratie request een jaar aangehouden,
ten einde requastrant gelegenheid te
geven van verbeterd gedrag te doen
blijken. Hij werd hiermede in kennis
gesteld. En aan de politie werd opge
dragen bijzonder op hem te letten. Hij
hield zich dat jaar goed. Zoodat daarna
een gunstig rapport kon worden inge
zonden. En de definitieve gratie werd
verleend.
Andere gevallen betroffen personen,
die, na een jaar in de i.jjKswerkinrich-
ting te Hoorn te hebt?"*-- doorgebracht,
onmiddellijk opnieuw een straf van 3
dagen hechtenis en 1 jaar rijkswerk
inrichting zouden moeten ondergaan,
hun wegens vroeger gepleegde overtre
dingen opgelegd bij vonnissen, bij ver
stek gewezen. Zij deden verzet en wer
den mitsdien na afloop der eerste straf
fen ia vrijheid gesteld. Ter terechtzit
ting werden bq de behandeling der
verzetten de bekende beloften van beter
schap afgelegd. De kantonrechter be
krachtigde echter de vonnissen. Maar
hun werd de raad gegeven na verloop
van den appèltermijn een gratierequest
in te dienen, opdat geadviseerd zou
kunnen worden ook hun gelegenheid
te schenken den ernst van hun voorne
men te toonen. De regeering ging weder
met het advies van den kantonrechter
mee en hield de behandeling der gratie-
requGsten een jaar aan. Dit jaar is nog
loopende. In deze laatste gevallen kon
aangevoerd worden dat het voor deze
personen, die, na een jaar in een rijks
werkinrichting opgenomen geweest te
zijn, weer in de vrije maatschappij terug
waren, al heel weinig van nut zou zijn
hen opnieuw te doen opnemen wegens
een overtreding, gepleegd vóór de eerste
plaatsing, en dat hun door het verleenen
van een proeftijd een kans tot reclas-
seering werd geboden.
Men ziet uit wat we hierboven aan
gehaald hebben uit de artikeltjes van
die „vakmenschen" dat strafopschorting
in bepaalde gevallen werkelijk zijn nut
kan hebben.
Met de vele leden van de afdeelingen
der Tweede Kamer, die van meening
zijn dat een veroordeelde vaak liever
de straf zal ondergaan dan 2 of 3 jaar
lang zich in zijn vrijheid geknot te zien
door hatelijke voorschriften, zijn we
van meening dat alle overbodige voor
waarden, gesteld voor den duur van den
proeftijd, moeten vervallen, behalve na
tuurlijk deze dat de veroordeelde niet
opnieuw tot misdrijf vervalt.
Buitenland.
De onderhandelingen U Niagara Falls
blijven langzaam voortsleepen. Waar
schijnlijk zullen ze nog w«l een heele
week duren. Dit wordt voornamelijk
hieraan toegeschreven, dat de Mexi-
caansche regeering een nauwkeurige
omschrijving verlangt van de wijze
waarop Huerta van het tooneel ver
dwijnen zal. Ook blijven de rebellen
intrigeeren. Zij willen aan de confe
rentie deelnemen zonder een wapen
stilstand te sluiten. Amerika steunt hup
hun hierin, doch de bemiddelaars willen
er niets van weten. Zij verwijten de
Vereen. Staten dan ook dat zij zich niet
voldoende moeite geeft om de rebellen
tot vrede te brengen. De revolutis heeft
zich door de houding der Unie vrijge
vochten en zal een gevaarlijke hinder
paal worden bij de pacificatie van Me
xico.
De jongste berichten van Lloyd, de
groote vereeniging, die over de geheele
wereld schepen classificeert, bevat reeds
een rubriek, waarin de bewapening der
Engelsche koopvaardijschepen, die in
tijd van oorlog als kapers dienst moeten
doen, vermeld wordt. Thans zijn er
reeds 29 Engelsche handelsschepen met
twee stukken uitgerust en een groot
aantal zullen nog daarvan voorzien
worden. Meestal is het geschut van 2
tot 12 c.M. kaliber, dat aan bak- en
stuui boord is geplaatst; de ammunitie*
ruimten liggen betrekkelijk ongunstig,
naast of boven het stuurapparaat. Echter
hield men bij deze opstelling met twee
belangrijke punten rekening De pas
sagiers worden op deze manier het minst
in hun bewegingsvrijheid aan dek ge-
stoord en kunnen bij het oefenen met
het geschut niet in de nabijheid komen,
waardoor ongelukken door onvoorzich
tigheid voorkomen worden. De meeste
van deze schepen zullen de kanonnen
meerendeels wel alleen op de vlucht
gebruiken en ook daarvoor biedt ds
opstelling groote voordeelen. De eigen
lijke kaapvaart zal men wel evenals
voorheen aan de groote Trans-Atlan
tische snelstoomers overlaten, die eerst
na het uitbreken van den oorlog hun
wapons aan boord nemen. De Engelsche
moderne kapers, nu onlangs gebouwd,
zijn meerendeels kleinere schepen, die
de reeders uit economisch oogpunt van
geschut hebben voorzien. De Engelsche
admiraliteit betaalt een aardige premie
voor de bewapening en levert de artil
lerie kosteloos aan boord.
vroeger wel eens dacht dat mijn pakje mij
te zwaar werd, dan zeide zij„Kom, laat
mij het maar eens een poosje dragen!"
en dat beurde mij dan weer op. Ziet u
men moet elkander liefhebben dan gaat
het altijd wel, wat er ook komen moge;
en als men eens samen een klaaglied zingt,
och, dan wordt het ongemerkt van zelf nog
een vroolijk wijsje. Zoo was het ten minste
met ons."
Op dit oogenblik sloeg de levensgezellin
van den gelukkigen man de oogen ophaar
eerste blik viel op hem. Zij knikte, alsof zij
zeggen wilde: „Dat hesft mij goed gedaan."
Hij zat een oogenblikje verlegen, want hij
wist niet of zij soms niet iets van zijne
ontboezemingen had gehoord.
„Wil je ook niet een dutje doen?" vroeg
zij, het hoofd weder tegen het kussen aan
leunende.
„Neen Liesje," antwoordde hij, hare hand
drukkend: „wij zijn aan het praten, die
heer en ik dat wil zegfen, ik praat, sn
mijnheer is zoo vriendelijk mij aan te
hooren."
„Maar Alex, je zult toch hoop ik geen
oude babbelaar worden?" sprak de dame
glimlachend.
„Verdien ik nu dat verwijt?" zoo wendde
de echtgenoot zich op vroolijken toon tot mij.
„Volstrekt niet! en als mevrouw wist
waarover wij gesproken hebben begon
ik, aangenaam getroffen door de sympa
thieke houding der voormalige Maagden-
burgsche schoonheid.
Zij legde hare hand weder in zijnen arm
en ging rechtop zitten.
„Ik heb alles gehoord," zeide zij„Heb
ik ooit geslapen in den trein? Maar, zie
je, ik vond dat het nu tijd werd om mij
ook eens in het gesprek te mengen, anders
had je mij heusch nog eene liefdesverklaring
gedaan de eerste, Alex!"
„Ja, waarachtig, die heb ik toen in de
overmaat van mijn geluk vergetenriep de
echtgenoot „maar beter laat dan nooit 1"
„Och, lieve hemel!" lachte zij „wij,
met onze grijze haren!"
„Wel, ik zou ook nu nog om je uitgaan,
Liesje!" antwoordde de oude heer, en ik
zag hoe hij daarbij hare hand met zijnen
arm drukte. Toen liét hij ze plotseling los,
en nadat hij zijne overjas losgeknoopt had,
haalde hij met eenige aarzeling zijne brie-
ventasch te voorschijn. Wij wisselden onze
Over de positie van den vorst van
Albanië lezen wij
Door de houdiug van de Mohamme-
daansche opstandelingen is meer dan
ooit de hachelijke positie van den vorst
op den vo )rgrond getreden. De Vossische
Zeitung kan het zich best voorstellen,
dat de Mohammedanen geen sympathie
gevoelen voor Wilhelm von Wied. De
vorst heeft, volgens den correspondent
van dit blad, van den eersten dag af
niet begrepen, dat het zijn taak was,
zich vertrouwd te maken met zeden en
gewoonten van land en volk. Hij heeft
zich opgesloten in zijn paleisje te Durrazzo
en zich nergens vertoond
naamkaartjes, en het bleek hem niet on-
gewenscht te zijn, dat ik daarbij toevallig
fens naar het 'binnenste der portefeuille
keek, waar, omkranst van geborduurde
bloemen, twee portretten opgeplakt waren.
„Onze kinderen!" zeide hij, blijkbaar met
de verwachting dat ik de portretten wel
eens van dichtbij zou willen bekijken. Hier
in stelde ik hem dan ook niet teleur. De
photographie links was van een knaapje,
dat niets dan een hemdje aanhad; de
rechtsche stelde eenen piepjongen Pruisi-
schen luitenant of vaandrig voor.
„Dien hebben wij verloren!" zeide de
oude heer, op het kind wijzend. „U ziet,
dat ik daareven wel een beetje opgesneden
heb, toen ik zoo op ons geluk blufte! Er
zijn ook heel wat hsrde uurtjes voor ons
geweest Maar deze hier, die is verleden
zomer luitenant geworden."
„Een goed portret, niet waar?" bracht
de moederlijke trots in het midden.
„Dat wil zeggen, hij is nu al veel man
nelijker geworden voegde de vader er
met eenig gewicht bij.
„Ach ja, met die monsterachtige snorl"
riep de moeder met geveinsden afschuw.
„Hij staat nu in Naumburg", vertelde de
vader;'„wij zouden hem zoo gaarne bij
„Maar Alex, je hebt hem toch wel ge
schreven
„Zeker Liese, en het noodige gestuurd
heb ik ook!" antwoordde de man. Toen
hernam hijJa, wij zouden hem nu zoo
gaarne bij ons hebben, want nu zijn wij
eigenlijk weer net zoo als voer vieren
twintig jaar, alleen, vrij en onafhanke
lijk alsof wij op ons huwelijksreisje
waren."
„Ik gaf hem de brieventasch terug, en,
op den jongen luitenant wijzend, zeide ik:
„Met zulk eenen zoon mag men u geluk-
weuschen!"
„Ja ja, dat nemen wij aan!" knikte de
gelukkige: „een pracht van een jongen
Wij hebben nooit anders dan plezier aan
hem beleefd
„Niets dan vreugde van jongs af aan",
bevestigde de moeder, nog enel eenen teede-
ren blik op het portret werpend, voor de
echtgenoot de portefeuille sloot.
Zij vertelden mij nog veel van hun geluk,
van hun tevreden samenleven; en ik luis
terde met genoegen toe. Zij verbeterden
elkander, en de man liet zich hare kleine
Reeds in de eerste dagen sprak de
vorst er zijn verbazing over uit, dat de
Turksche bey's zich niet meer aan het
hof vertoonden, doch de bey's antwoord
den: „De vorst heeft ons meer noodig
dan wij hem. Als hij ons zien wil, moet
hij ons maar ontbieden. De vorst deed
echter geen van beide, maar zei al gauw
„Wij willen niet zooveel menschen om
ons heen hebben, want wij willen geen
hof van pluimstrijkers zien". Daardoor
stelde de vorst zich onmiddellijk buiten
de gemeenschap met de hoofden, om
nog te zwijgen van het v.flk. Eens
maakte de vorst met zijn gemalin een
tochtje naar Tirana per auto. Op dien
tocht hielden zij geen enkele maal stil
om de bevolking te groeten. Door de
Mohamedaanache opstandelingen teSjiak
werd dan ook gezegd, dat de vorot het
niet de moeite waard scheen te vinden
de bevolking van de dorpen, die hij
doorreed, eens toe te spreken.
Als de Dalai Lama reed de vorst door
het land, om Essad pasja in zijn konak
op te zoeken en van de bevolking langs
den weg nam hij geen notitie.
Toch is de bevolking naïef en goedig,
vatbaar voor indrukken. Dat is in de
laatste maanden herhaaldelijk gebleken.
Toen Kroja door de opstandelingen werd
ingenomen, kon de bezetting aftrekken
zonder dat haar een haar werd gekrenkt.
Zoo ook te Sjiak. Eveneens kan de
contröle-commi«sie zieh zonder eenige
vrees naar Sjiak begeven. En ook ver
zekeren de opetandelingen immers, dat
zij den vorst geen haar willen krenken,
als zij hun sin niet krijgen, dat ze zich
echter eer weerloos laten vermoorden
dan toegeven.
Om het volk schijnt de vorst zich niet
te hebben bekommerd. Vanaf den eersten
dng was hij er slechts op uit, een vol
ledig hof in te richten, zooals te Potsdam.
En elke stap, die de vorst verder deed,
verwijderde hem meer van zijn volk.
Steeds meer plaatst hij scheidsmuren
tusschen zijn omgeving en het Alba-
neesche volk. Ook zijn vertrek naar
Skoetari zal zijn positie niet versterken
eer het tegendeel.
Zijn regeering zal nog slechts voort
gang vinden bij de gratie der interna
tionale troepenafdeelingen, die uitslui
tend voor zijn bescherming zullen dienen.
aanvullingen welgevallen. Zij hadden één
en hetzelfde lot gedeeld, hetzelfde geluk en
hetzelfde leed.
Toen beiden zwegen, vroeg ik: „Reist u
ook naar Marienbad?"
„Ja, zoo in het voorbijgaan. Eerst zullen
wij Eger eens gaan zien. Wij moet< n zuinig
zijn, en niets overslaan want, eigenlijk
gezegd, hebben wij nog pas een bitter beetje
gezien van de wereld. En nu moeten wij
dat inhale.i, natuurlijk voor zoover onze
bescheiden middelen het toelaten
„Zoo'n luitenant is aardig kostbaar!"
bracht de vrouw in het middenmaar men
kon duidelijk uit die klacht opmaken, met
hoeveel trots en vreugde de offers gebracht
werden.
„Ik heb dertig jaar gewerkt, en mijne
vrouw heeft den boel bij elkaar gehouden,
en nu scheiden wij er uit."
„Je bedoelt met werken!" schertste de
dame.
Hij knikte en, terwijl hij de handen
vouwde, keek hij peinzend het raampje uit;
en na een pauze sprak hij, half tot zich-
zelven, en op ernst ger toon dan tot dusver
„En zoo hopen wij nog een paar jaartjes
samen te blijven in gezondheid, als het
wezen mag; en dan zullen wij stil en te
vreden toezien hoe de schemering daalt, en
met gerustheid den nacht afwachten
Toen stond hij op, keerde zich om en
begon de bagage uit het net te halen. Binnen
korten tijd zouden wij te Eger zijn.
Wij namen hartelijk afscheid. De oude
man verdeelde met overleg de pakje», en
deed ten slotte toch alles zooals zijne vrouw
het wenschte. Toen de trein het station
binnenliep, vermaanden zij elkaar weder-
keerig om toch voorzichtig te zijn; ik ge
loof dat zij het liefst elkander maar uit
den coupé getild hadden. Zij wuifden mij
nog een paar malen toe, en stapten toen
arm in arm over het perron voort.
Ik was alleen in den wagen. Buiten was
het donker geworden. De trein zette zich
weder in beweging Ik zag de twee ge
lukkigen nog altijd tegenover mij zitten,
altoos hand in hand, een heel menschen-
leven lang. Waren zij niet te benijden?
Toen mijn oog toevallig op het gele boek
viel, dat no? steeds naast mij lag, nam ik
het op, en slingerde het zoo ver mogelijk
weg uit het venster weg in de duisternis
van den nacht.
KiimMi
DOOR