et Land van Ueusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
EERSTE BLAD.
Barbaarsch Nederland.
Een Rechterlijke Dwaling.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3376. Zaterdag 11 Juli.
1914.
FEUILLETON.
VOOR
Dit blad verschynt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verbooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
e
Adyertentiën van 16 regels 50 ct. Elke rege
meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag3
middag 12 uur ingewacht.
In gedichten en liedereD roemen wij,
Nederlanders, ons land en volk, worden
onze dengden breed uitgemeten en
schijnen we bijna het meest der vol
maaktheid nabij. In toasten en lezingen
heeten we „beschaafd en christelijk"
Nederland, zijn we afstammelingen van
die kloeke, fiere vaderen, aan wie we
een voorbeeld moeten nemen.
Zoo is het, als we het blaadje van
den besten kant beschouwen.
Maar als dat blaadje wordt omge
keerd, dan is 't donker, zwart, dan zijn
we onhebbelijk onbeschaafd bar
baarsch.
„De mensch is half engel, half duivel",
is er eens gezegd, en daar is veel van
waar, want neam een en denzelfden
persoon in zijn beste en in zijn slechtste
oogenblikken, neem u zelf, en ge zult
moeten toestemmen dat de aangehaalde
uitspraak niet geheel bezijden de waar
heid is, welnu, wat van één mensch
geldt, dat is ook op een geheel volk
van toepassing.
Viaschers, en niet het minst huu
vrouwen, worden nogal eens ruw ge
noemd, en werkelijk, velen van hen
zijn goed van de tongriem gesneden en
blozen niet erg als er een onvertogen
woord over hun lippen komt. Maar als
er een schip in nocd is, dan wagen ze
eigen leven om dat van anderen ta
redden, dan vreezen ze geen gevaren
en toonen ze dat een ruwe bolster nog
wel eens een blanke pit kan omsluiten.
Wij zijn een „t?3chaafde christelijke
natie." Sedert eeuwen wordt Jezus' leer
onder ons gepredikt. Maar trots het
gebod van zachtmoedigheid en ver
gevensgezindheid, trots het gebod van
linker- en rechterwang is ons volk nog
niet tot lammeren gemaakt, o neon,
bokken zijn er onder, die niets van een
ander kunnen verdragen, die eigen voor
treffelijkheid onomstootelijk achten en
bijna even zeker zijn van anderer te
kortkomingen.
Wat van 't gewone en alledaageche
afwijkt, dat wordt afgekeurd, bespot
om straks misschien nagevolgd te
worden.
5)
Courriot wilde daar klaarblijkelijk gebruik
maken van de uitnoodiging van zijn vriend
Guénet. Hij vond gemakkelijk diens woning,
en de eersten die hij daar zag, waren juist
het paar waarnaar hij zocht. Naar de be
schrijving was Etienne Courriot onmiddel
lijk te herkennen en aan de identitait van
Madeleine twijfelde hij niet. Een mooie,
jonge vrouw met kuiltjes in de wangen en
een schoonheids vlekje in den hals, achter
het linker oor.
Saint Leger meldde zich aan en vroeg
burger Guénot te spreken, maar toen hij
binnengelaten, Courriot en zijn maitresse
in het salon zag, stapte hij bout op hen af,
en zeide:
„Kijk, als ik mij niet vergis, zie ik burger
Courriot."
Deze stond een oogenblik verbluft en aar
zelde, maar zeide na een korte wijle:
„Dat ben ik."
Saint Leger aarzelde nu niet, maar haalde
een papier uit zijn zak te voorschijn, dat
hij aan alle omstanders toonde.
„Ik ben geheim agent van politie, van
het centraal bureau in Parijs, en ik heb een
mandaat om u gevangen te nemen."
Courriot toonde zich ten hoogste verbaasd.
„Mijriep hij uit. „Waarvoor? Waarvan
word ik beschuldigd
Hij zag den kroeskop zelfs uit de hoogte
en met zekere minachting aan.
Madeleine wierp zich om den hals van
haar minnaar en snikte:
„Wie wil jou gevangen nemen?"
We zien het onder kinderen alreeds,
en de grooteren zijn er dikwyls nog
meer mee behebt.
Een vreemdeling, die ons land door
trekt, heeft licht iets aan zich, dat bij
ons geen gewoonte is en terstond
gaapt men hem aan, volgt men hem
en loopt hij gevaar minder liefe
lijk te worden betiteld.
Een dorps- of stadgenoot, die eenig
geestelijk of lichamelijk gebrek heeft,
heeft niet zelden van den spotlust der
jeugd te lijden. En bleef het maar bij
de jeugdDoch grooteren, volwassenen
zelfs, schamen zich soms niet daaraan
mede te doen. Meenen ze dan dat ze
zelf volmaakt zijn? Zouden ze niets
voelen van de pijn, dat het geplaagde
ondervindt?
We zijn Christenen, broeders, maar
staan soms als tegenstanders, als vij
anden tegenover elkander. We zijn
bdschaatd, maar bij velen bestaat
de beschaving slechts uit een dun ver
nisje.
We zijn een vrij volk en gaan prat
op onze vrijheden. Lang en dikwijls,
dikwijls hebben onze voorouders voor
die vrijheid gevechten, maar één zijn
we niet geworden. Eertijds de 7 ge
westen, die het lang niet altijd eens
waren. En in die gewesten steden en
dorpen, elk met zijn eigen privilegiën,
zijn eigenaardige gewoonten, zijn rech
ten, die niet zelden in strijd waren met
die van den buurman. Daaruit ontston
den de dorpsveeten, het provincialisme,
de haat tegen den buitenlander. De
veeten verminderen zoetjesaan, het pro
vincialisme slijt af, de vreemdelingen
haat neemt niet meer die heftige vormen
aan, maar toch, hier en daar, in een
afgelegen streek, bij een bekrompen
bevolking, onder een d weepzieke menigte,
vlamt het oude vuur soms plotseling
weer op. Dan komt er een uitbarsting
en wijd en zijd verspreidt zich de mare
ervan. Dan spreekt men van „barbaarsch
Nederland" en niet geheel ten onrechte.
Dan blijkt het plotseling dat de waar
achtige geest van het Christendom nog
niet diep is doorgedrongen, dat de be
schaving nog slechts een dun vernisje is.
Wee hem, die willens of onwillens
de hartstochten ontketent!
't Zijn niet enkel Franschen, die er
onder t9 lijden hebben, het gebeurt
niet alleen te Harderwijk, ook in onze
provincie zijn wel van die tooneelen
voorgevallen, die de onteerende uitspraak
rechtvaardigen.
Eén troost is er, zegt menin ons
land zijn geen apachen als te Parijs,
geen kiesrechtvrouwen als in Engeland
Neen, gelukkig niet!
Maar het kwaad, dat elders heerscht,
geeft ons geen vrijbrief om te zondigen
De vlekken op een anders kleed ma
ken ons gewaad niet rein!
Er moet iets gedaan worden, wij
allen moeten ons best doen om barbaarsch
Nederland tot het verleden te doen be-
hooren
goed genomen en twee gewapende agenten
waren hem gevolgd, die nu, op een wel
begrepen teeken, nader kwamen.
„Maakt u van dien man meester," beval hij.
Courriot verweerde zich niet.
„Wat wil men van mij vroeg hij schijn
baar bedaard,
„Dat zal de rechter van Parijs u zeggen."
„Er moet hier een vergissing plaatsheb
ben," riep Madeleine „hij is onschuldig."
„Hij is aangeklaagd de moordenaar te zijn,
van den koerier van Lyon, een der ban
dieten die de postkar he bbsn geplunderd,"
Z9i de kroeskop. In naam der wet en der
republiek neem ik u gevangen."
Guénot en Golier en zijn vrouw waren
stom van verbazing. „Hij een moordenaar,"
gilde Madeleine, dat is een laagheid, het is
een vergissing."
Courriot zelf was doodsbleek maar kalm,
bijna glimlachend zeide hij:
„Het komt mij voor een misplaatste
scherts te zijn. De koerier van Lyon? de
postkar? wat beteekent dat. Niemand van
mijn kennissen zal zoo iets gele oven."
Guénot en Golier protesteerden.
Wij kennen burger Courriot, die beschul
diging kan niet juist zijn."
Zonder op al die woorden te letten vroeg
de kroeskop:
„Waarom zijt gij uit Parijs gevlucht?"
„Ik ben niet gevlucht, ik ben op reis voor
zaken en voor mijn plezier."
„Je bent den avond voor de misdaad uit
je woning in de Petit-Reposoirstraat ver
dwenen, en heb je den volgenden dag bij
een van je medeplichtigen, Richard, ver
borgen; met diens hulp en van Bernard,
ben je uit Parijs gevlucht, om je te ont
trekken aan alle nasporingen."
Courriot haalde minachtend de schou
ders op.
„Ik begrijp niets van hetgeen je me daar
vertelt."
Buitenland.
Ter versterking van de Russische
vloot zullen Zondag te Reval plechtig
twaalf onderzeeërs worden te water ge
laten.
Aan het Servische Hof en Ministerie
van buitenlandsche Zaken zijn dreig
brieven ontvangen, gericht aan kroon
prins Alexander van Servië. Men stelt
hem daarin verantwoordelijk voor den
moord te Serajewo en voorspelt, dat hij
die verantwoordelijkheid met den dood
zal boeten. De brieven zijn in het Duitsch
en in het Hongaarsch geschreven.
Generaal Pedoya, de nieuwe voorzit
ter van de Fransche legercommissie,
heeft aan een medewerker van de „Lan-
terne" medegedeeld, dat de driejarige
dienstplicht zoowel de hulpmiddelen
als de krachten te boven gaat van een
volk van 40 millioen zielen, als het
Fransche. De krachtsinspanning, welke
men het Fransche volk met den drie
jarigen dienstplicht heeft opgelegd, be
rooft, volgens den generaal, den land
bouw en de nijverheid van de nood
zakelijke werkkrachten.
De radicale afgevaardigde Armez, die
voor de wet op den driejarigen dienst
tijd heeft gestemd, heeft schrijft de
„Kölnische Zeitung" een wetsont
werp ingediend, waardoor terugkeer tot
den tweejarigen diensttijd mogelijk
wordt.
Hij stelt voor jaarlijks 40,000 vrij
willigers aan te werven, die zich moeten
verplichten vyf jaar te dienen en die
daarvoor verhoogde soldij en, na afloop
van hun diensttijd, een premie van
2500 francs ontvangen.
Hierdoor zou het den minister van
oorlog mogelijk gemaakt worden de
overige manschappen reeds na een dienst
tijd van twee jaar met groot verlof te
zenden.
Guénot meende nu tusschenbeide te moe
ten komen.
„Ik heb burger Courriot en zijn vrouw
in Parijs keren kennen bij een vriend,
Richard, dien u reeds hebt genoemd, waar
ik altijd logeer. Ik heb burger Courriot
uitgenoodigd bij my te komen en dat heeft
hij nu gedaan."
„Weet u wel, burger Guénot, dat de rol
die u in deze zaak speelt, mij hoogst ver
dacht voorkomt," zeide Saint Leger met
nadruk.
„Ik" riep Guénot en keek den kroeskop
half verbaasd, half vertcornd aan.
Courriot bleef kalm en kwam tusschen
beide.
„Die verdenking, mijn beste Guénot, be
wijst alweer hoezeer de justitie op een
dwaalspoor is. Zij zien nu overal moorde
naar»."
„Ik volbreng mijn last," zeide Saint Leger,
en ik heb bevel u in hechtenis te nemen."
Daarop fluisterde hij aan een der agenten
in, om den commissaris van politie van het
district te gaan halen, want er moest huis
zoeking worden gedaan.
Toen de agent vertrokken was, ging hij
weder naar Guénot en zeide:
„Zooals gezegd, komt mij uw houding
verdacht voor en als ik een mandaat had,
zoude ik geen oogenblik aarzelen u in hech
tenis te nemen.
Nu moet ge u ter vervoeging houden vaa
den rechter van instructie en terstond naar
Parijs komen."
„Ik begrijp niet wat ik met de zaak te
maken heb," antwoordde Guénot, „ik heb
Courriot in Parijs leeren kennen, en ben
nu toevallig hier met hem te zamen.
„Het toeval heeft een breeden rug."
Óp dat oogenblik trad de commissaris
van politie binnen, en Saint Leger liet hem
zijn instructies zien, en stelde hem in korte
woorden op de hoogte van hetgeen er was
De officieuse Budapasti Hirlap beves
tigt het bericht, dat de moord op het
aartshertogelijk paar geen aanleiding tot
oorlog zal zijn met Servië.
Het blad schrijft o. m.:
Er bestaat geen reden om bang voor
een oorlog te zijn, aangezien de Ser
vische regeering, voor zoover tot heden
is gebleken, niet medeplichtig aan den
aanslag is.
Wel bestaan er aanwijzingen, die de
draden der samenzwering naar Belgrado
leiden, maar men moet eerst het resul
taat van het onderzoek afwachten en
dan kan met een wisseling van diplo
matieke stukken tusschen Weenen en
Belgrado begonnen worden. Maar ook
dit zal in diplomatieken vorm geschie
den zonder eenig wapengekletter. Dit
is ook niet noedig. Niemand wenscht
een oorlogzuchtig verloop van zaken.
De Monarchie is sterk genoeg om zonder
oorlog haar prestige te handhaven.
Bij Biberach, in Wurtemberg, hebben
twee opgeschoten jongens om een mark
gewed, dat zij in een paal van de elec-
trische leiding zouden klimmen en,
boven gekomen, de draden zouden dur
ven aanraken. Zij voerden het plan uit,
met het gevolg dat de een door een
stroom van 60.000 volt gedood werd en
de ander zulke zware brandwonden
kreeg, dat hij er wel niet van op zal
komen.
Er schijnt kans op te zijn, dat Car
negie 250.000.000 gulden zal geven voor
de stichting van plattelands-bibliotheken
in de Ver. Staten. Dit is n.l. te St. Paul
op een vergadering meegedeeld door den
regeeringscommissari8 voor onderwijs
P. H. Claxton.
In het crematorium te Mainz zijn in
't tweede kwartaal van dit jaar 99 lijken
verbrand. Van de overledenen waren
80 protestansch, 9 katholiek, 2 oud
katholiek, 5 joden en 3 dissidenten.
Toen de Koning, de Koningin en hun
dochter Maandagavond uit Londen naar
Holyrood vertrokken, wierp een hyste
rische stemrechtvrouw een papieren prop
en ettelijke vliegende blaadjes naar den
Koning. De politie nam haar in hech
tenis
Een waker zag Woensdag dat twee
stemrechtvrouwen groote bommen neer
legden bij het vroegere landhuis van
den dichter Burns te Ayr. Hij verwij
derde de bommen en nam een van de
vrouwen in hechtenis. De andere ont
snapte.
voorgevallen.
De misdaad van Lieusaint was trouwens
al in Chateau Thury bekend.
Het huis van Richard scheen de schuil
plaats te zijn van de moordenaars, en Phili-
bert Bruer en Guénot kwamen hem ver
dacht voor.
De commissaris van politie kende Golier
en achtte zijn onschuld boven alle be
denking.
De getuigenis van Golier moest dus Guénot
ten goede komen, maar de commissaris noo-
digde Guénot uit, zich zoo spoedig doenlijk
naar Parijs te begeven en daar voor de
instructie te verschijnen.
Guénot beloofde terstond te gaan, want
hij was zelf begeerig zich van alle verden
king vrij te wa?schen.
Courriot verloor zijn kalmte niet en hoorde
ook schijnbaar onverschillig het bericht
aan, dat er huiszoeking moest gedaan wor
den.
„Waar is uw bagage?" vroeg de commis
saris, waarop Golier en zijn vrouw den weg
wezen naar de kamers van Guénot en Cour
riot, waar nu alles nauwkeurig werd on
derzocht.
In een reiszak onder vuil linnen verborgen,
werden geldwaardige papieren gevonden,
die een fortuin vertegenwoordigden.
„Dat is mijn eigendom," verklaarde Cour
riot.
„Ik heb alles bij mij wat ik bezit, want
in een tijd als dezen, is men van niets en
niemand zeker."
De kroeskop haalde alle3 te voorschijn
en liet het den commissaris nazien.
Een beurs die Courriot bij zich had was
vol met goudstukken, die geteld werden.
„Zestienhonderdtachtig francs" luidde de
telling.
„Dat is mijn geld," zei Courriot.
„Het hoort ons," voegde Madeleine er bij.
Een linnenzak bevatte zilveren munt.
Dinsdagmiddag is uit een menagerie
te Gladbach een wolf ontsnapt, en heeft
daarop een diiejarig meisje verscheurd.
Het door de politie ingesteld onderzoek
heeft uitgemaakt, dat de kooi volkomen
in orde was. Twee andere wolven, die
zich eveneens daarin bevonden, waren
er nog in. Men neemt thans aan, dat
het hier een zeer gevaarlijke kwajongens
streek geldt, en dat de een of ander den
derden wolf uit de kooi gelaten heeft.
De vader van net kind, wiens geest bij
het aanschouwen van het verminkte lijk
geheel verward raakte, is inmiddels
weder uit het ziekenhuis ontslagen.
Men schrijft d.«l. 1 Juli uit Durrazzo
aan het „N. v. d. D.":
Hedenochtend acht uur waren bij 't
graf aanwezig de Hollandsche gendar
merie-officieren, de koning met het ge-
heele hof, de gendarmerie voor zoover
beschikbaar.
Aan 't tijdelijk graf sprak een voor
naam Albanees uit Valona, den post,
waar Thomson 't meest heeft geageerd,
en zei o.a.: „Wy danken het Neder-
landsche volk voor den grooten man,
die het ons heeft afgestaan, en wij zijn
diep geschokt hem u zoo te moeten
teruggeven".
Langzaam kwam de stoet naar den
steiger, voorop de Albaneesche gendar
merie, gecommandeerd door een van de
twee Albaneesche adjudanten van wijlen
overs!e Thomson.
Dan volgen een groot aantal kransen
gedragen door de voornaamste Alba
neesche ingezetenen de eerste krans
was die van commandant en officieren
van H.M. „Noord-Brabant" dan de
kist, door 8 gendarmen gedragen, dan
de hooge gestalte van den koning, ver
volgens de Holl. Officieren: generaal
De Veer, majoor Kroon, majoor Roelf-
sema, de dir. off. v. gez. maj. Reddin-
gius, kapitein der marechaussee Thom
son, kapitein Fabius, daarna het ge-
heele Albaneesche hof. Verder gendar
men en belangstellenden. De geheele
stoet telde een 200 a 300 man, behalve
de velen, die bij den steiger waren en
beter nieuwsgierigen konden heeten.
Daar aan den steiger stonden zeven
Hollandsche zeeofficieren in zoogenaamd
ceremonieel tenue, dit is lange jas met
■teek, epauletten en sabel. Drie sloepen
lagen langszijde, de binnenste voor de
kist, de tweede een groote sloep voor
den generaal en de majoors, dan nog
een voor de overigen. De kransen wer
den in de sloep gegeven. Doodstil water
maakt dit alles gemakkelijk.
In de sloep staan de roeiers in de
houding met ontblood hoofi. Zoo ook
wij officieren. Dan volgt de kist, gedekt
1
„Vijftienhonderdachttien francsin zilver,"
telde Saint Leger.
„Dat is niet veel," merkte Courriot op,
„als jelui niets had gevonden, zoudt je be
weren dat ik geld had verstopt."
„En dit dan?" vroeg de commissaris, die
een enorme liasse assignaten voor den dag
haalde. „Er is voor één millioen en honderd
twee en veertig duizend francs."
Eindelijk werden er nog allerlei kleinoo-
diën en nieuw zilverwerk gevonden, waar
van Courriot beweerde, dat het inkoopen
waren vcor zijn vertrek uit Parijs gedaan.
Alles werd behoorlijk beschreven en ver
zegeld en Courriot werd met hetzelfde po3t-
rijtuig waarmede hij gekomen was, en onder
geleide van twee agenten naar Parijs terug
geveerd.
Madeleine wilde haar minnaar niet ver
laten, hoewel zij niet wist wat te denken,
sedert al die schatten gevonden werden,
waarvan Courriot haar niets had gezegd.
Guénot verlangde er naar spoedig naar
Parijs te komen, om alles op te helderen, en
aan hun beiden werd toegestaan van het
zelfde rijtuig gebruik te maken.
Zij namen van Golier en zijn vrouw af
scheid en vertrokken allen te ramen.
De kroeskop wps voldaan.
„Een van de moordenaars heb ik," zeide
hij tot zich zelf, „en Courriot zal wel praten,
zoodat wij hen allen in handen krijgen."
V.
Henrietta d'Olgoff bevond zich in haar
bescheiden woning en bad niet het minste
vermoeden of voorgevoel van de zware be
proeving, die haar te wachten stond, toen
Celeste, haar dienstmeisje, van de markt
terugkwam, wpar zij allerlei opkoopen had
gedaan, en een courant medebracht, die zij
op straat had gekocht, omdat er het bericht
instond van een vreeselijke miedaad die in
de omstreken van Lieueant was bedreven.
NIEUWSHA»
Saint Leger had eohter zijn maatregelen