Een Rechterlijke Dwaling. Flet begin el Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. 1\o. 33SO, Zaterdag 13 Augustus waarschuwt FEUILLETON. De Oorlog. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, ranco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 1914. Advertentiën van 16 regel» 50 ct. Elke regel meer 71/% ct. Groote letters naar plaat»ruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en VrjjdagS middag 12 nur ingewacht. De B DRQE1IEE§TER van HEUSDEft de ingezetenen met den meesten aan drang, vcor 't geval ons land onverhoc pt in den oorlog mocht worden betrokken, tegen de noodlottige gevolgen, die een deelname aan den strijd door her, die niet tot de gewapende macht behooren, voor d i bevolking zoude met zir h bren gen. De wetten,"rechten en verp ichtingen var den oorlog toch zijn alleen van toepassing op hen, die behooren tot de georganiseerde strijdkrach en van den Maat. Alleen zij, die daarvan deel uit- maken, hebben, waneeer zp met de wapenen in de hand worden gevat, recht om als krijgsgevangenen te worden be handeld. De vreedzame burgers, niet tot de georganiseerde strijdkrachten behooren- de, worden door de tegenpartij in het algemeen beschouwd buiten het conflict te staan, in zooverre, dat zij voor hun persoon veiligheid genieten en voor hun goederen eveneens, zoolang zich de oor- oorlogsnoodzaak daartegen niet verzet. Daartegenover staat echter voor die burgers de strenge plicht zich in elk opzicht te onthouden van eene deelname aan de krijgsverrichtingen in welken vorm dan ook. Houdt de burgerij zich niet stipt aan deze verplichting, dan maakt zjj zich tegenover de tegenpartij schuldig aan krijgsverraad, hetgeen niet alleen voor hen, die hieraan plichtig staan, doch ook voor onschuldigen de meest ver schrikkelijke gevolgen zou hebben. Hetgeen in de laatste dagen nabij onze grenzen in België is voorgevallen, kan in deze als afschrikwekkend voor beeld dienen. Heusden, 11 Augustus 1914. De Burgemeester voornoemd, HONCOOP. (14 „Bloedverwanten vroeg de kroeskop. „Neen goede bekenden," antwoordde dokter Theuriot bedaard. „U geloott zeker ook niet aan zijn schuld?" Wij zij n innig overtuigd van zij n onschuld en achten het onzen plicht alles in het werk te stellen om hem te redden." De kroeskop schoof iets naderbij en zeide op zachten toon „Wanneer u daartoe wilt geraken kan ik u in gemoede en als eerlijk man aan raden u bij mij aan te sluiten. Geef uw bezoek aan den rechter op, ik heb bizondere redenen om u dat aan te radenhet zoude u buitendien niet baten. Laat ons te zamen werken en schenk mij uw vertrouwen." „Ik wil doen wat u zegthier zijn onze namen," zeide de dokter en Bcheurde een blaadje uit zfln portefeuille, waarop hij naam en adres schreef, „ik laat mij geheel door u leiden." Ik kom morgen bij u," hernam de kroes kop, die alscheid nam, prevelendeeen dokter en een jonge vrouw, dat zijn goede bondgenooten. Dokter Theuriot geleidde Eugenie huis waarts. XIV. Zoo als wij gezien hebben W8S de instruc tie aan Daubanton ontnomen en overge bracht naar de rechtbank van Melun, omdat het openbaar ministerie beslist had, dat de »aak daar te huis behoorde. Het lijvig dos- Kort geleden was er bij de „Groene een plaat van den teekenaar Braaken- siek, op welke plaat een jonge man ■vol trots uitriep: „Ik maak de geschie denis." Een lezer van den „Groene" viel den teekenaar Braakensiek daar over aan. 't Was, zoo zeide hij, te veel eer bewezen aan dien dolzinnigen gym nasiast, die den Oosten rij kschen kroon prins vermoordde. En toch, als we de zaken nagaan, dan schuilt er veel waarheid in dat gezegde „ik maak de geschiedenis." 't Had lang gebroeid in Europa, in al de groote staten. Allen wapenden zich tot de tanden, breidden de legers en vloot uit, vulden de tuighuizen en hielden hun kruit droog. Europa ging gebukt onder het zich steeds uitbrei dende militairisme, de belastingen werden hooger, de diensttijd steeds langer, 't Volk begon te klagen en te morren hier en daar, maar de regeeringen gingen door. Eindelijk brak de Balkan oorlog uit, een vreeselijke moordpartij. En toen de bondgenooten twist kregen over 't verdeelen van den buit, toen was Turkije te zeer uitgemergeld om het verlorene te herwinnen. Een wijle vreesde men voor 't uitbreken van een algemeenen Europeeschen oorlog, maar de diplomaten wisten dien nog te voor komen, evenals eenigen tijd vroeger tijdens de kwestie in 't noorden van Afrika, 't Werd geen oorlog, maar de toestand bleef gespannen, er heerschte wederzijds wantrouwen, rassenhaat kwam mede in 't spel en kwalijk ver helen woede over vroeger geleden schade was er sinds lang. Toen bracht Oosten rijks kroonprins een bezoek aan het ingelijfde Bosnië, dat Servië zoo gaarne het zijne had gezien. Velen daar ge voelden zich meer Serviërs dan Oosten rijkers, de Servische regeering scheen niet onkundig van den geest die er onder dat volk heerschte, Servische officieren wisten bommen en wapens in handen te spelen van menschen die op wraak zonnen. Zooals gezegd toen kwam de Oostenrijksche kroon prins te Serajewo. De stad was in feestdos, vlaggen en groen verborgen het bouwvallige van menig huis een lachend gelaat bedekte menig verbit terde ziel. Daar klonk een schot, er sprong een bom, en.een mensch had het leven verloren, Oostenrijks kroon prins was gedood. Men zal getreurd hebben aan het hof van den grijzen keizer-koning, die zoo menige tegenslag op zijn levensweg ondervond, die meer malen tot in 't diepst van zijn ziel gewond was geworden. Wij hebben te doen met den grijzen monarch, die meer leed heeft ondervonden dan menig hutbewoner. Maar er zullen er zijn, die blijde waren dat het schot viel. Nu hadden ze een aanleiding om het tegenstrevende Servië den oorlog aan te doen. 't Was de laatste druppel, die den beker deed overloopen. Een ulti matum werd gesteld, en in zulke krasse termen dat algemeene inwilliging door Servië gelijk zou staan met verlies van zelfstandigheid. Servië gaf toe, doch slechts gedeeltelijk, wijl het hoopte op steun van den grooten sterken Rus. De groote mogendheden, gebonden door gesloten verdragen of aangespoord door lang gekoesterde planneD, brachten leger en vloot in staat van oorlog. Mi nisters vergaderden, zonden ultimatums, riepen gezanten terug, brachten gansch Europa in spanning. En wij, die niets met de zaak hebben te maken, die er ons zelfs niet veel om bekommerden wie daar in 't verre zuidoosten de baas wil spelen, wij wareu gedwongen het voorbeeld van de grooten te volgen, Vorstenmoord in Oostenrijk, schandaalprocessen in Frankrijk, reizen van Frankrijks president, redevoeringen op congressen en wat dies meer zij 't trok niet meer onze belangstelling. Men scheurde den besteller de krant bijna uit de handen, rende de rij tele grammen door om toch maar te weten hoe het stond, of het gevaar af- of toe nam. We leefden tusschen hoop en vrees, hoopten nog 't meest en geloofden 't zoo gaarne als men van betere berichten gewaagde. Wij zijn gewoon geraakt aan de vrede, als nooit te voren. We hebben een afschuw gekregen van den oorlog, als geen der geslachten vöör ons. We hadden een tijdperk van bloei, van on- gekenden bloei en zouden ons wijden aan barmhartigheid en vrede. En daar klinkt plotseling de mare: allen moeten onder de wapens komen, 15 lichtingen, morgen reeds. We konden, we wilden 't niet gelooven, maar 't was de bittere waarheid. En den volgenden dag, op dien schoonen morgen, toen de soldaten afscheid namen van de hunnen, heerschte er een gedrukte stemming. Geen wonder! O menschen, wat zijt gij sier was dientengevolge in handen gesteld van burger Menessier, die nu de zaak on derzocht. Deze rechter onderscheidde zich door een verblindheid en halsstarrigheid zonder voorbeeld, hij vatte al aanstonds een be sliste meening op en was door niets van zijn opvatting af te brengen. Hij vond de zaak helder en eenvoudig en begreep niet hoe zijn voorganger het verhoor nog zoo ingewikkeld had gemaakt. Naar het oordeel van rechter Menessier was de zaak eenvoudig deze: De misdaad was bedreven door vijf per sonen; vier waren er gezien, voor de over rompeling, in Montgeron en in de buurt van Lieusaint, de vijfde had plaats genomen als passagier, was in de postkar naast Ex- coffon gaan zitten en had dien bijna zeker vermoord. Zoover was dat in overeenstemming met de gevoerde instructie en Menessier had niets nieuws gevonden, dus bleef er alleen de vraag over, welk aandeel ieder der be schuldigden in de misdaad had. De nieuwe rechter was een uitstekend rechtsgeleerde en hij had zich als zoodanig een goeden naam gemaakt, maar hij was zeer ergdenkend van karakter en zag in iedereen met wien hij in aanraking kwam, een misdadiger of ten minste een boosdoener. Wie dus onschuldig in zijn handen viel had een zwaren strijd. Zoodra de beschuldigden naar Melun waren overgebracht, liet Menessier hen voorkomen, niet zoo zeer om hen te onder vragen als wel om hen te leeren kennen. Hij wilde nog eenmaal hun indentiteit vast stellen en lette niet op hun betuiging van onschuld, waaraan hij trouwens toch geen geloof hechtte. Hij was bizonder streng tegenover Lesur- gues. „Binnen eenige dagen zal je weer een scherp verhoor ondergaan," zeide hij. „Burger," antwoordde Lesurgues, „ik ben onschuldig." „Ja, ja, ik weet watje zeggen wilt; ieder een zegt het zelfde, vraag dat maar aan de gendarmes, cipiers en anderen die met mis dadigers in aanraking komen." Lesurgues boog het hootd en een bang voorgevoel bekroop hem, hij besefte dat zijn kans heel slecht stond. Nadat Menessier de vijf beschuldigden onder oogen had gehad, nam hij het dossier wederom ter hand en verdiepte zich uren lang daarin. Hij maakte deze gevolgtrekkingen: „Guénot en Lesurgues zijn twee vrienden die elkander geen dienst weigeren van wel ken aard die ook zij. Hoogstwaarschijnlijk heeft Guénot het eerst den inval gekregen, om de post te overrompelen en te berooven, omdat hij door zijn betrekking zal geweten hebben, dat er een zoo aanzienlijke som gelds vervoerd moest worden. Hij waar schuwt Lesurgues en zij beramen het plan. Lesurgues wil zich op grooten voet inrich ten en, hoewel hij het beweert, ls het niet geloofwaardig dat hij reeds in het bezit van toereikend kapitaal is. Hij gaat om met kunstenaars, hij leeft voor zijn plezier en hij verteert grof geld. Hij is getrouwd, heeft drie kinderen en onderhoudt buitenj dien een maitresse. Het leven in de provin cie was hem te eenvoudig en daarom vei- huist hij naar Parijs. Toen Guénot hem dus het voorstel doet, waarbij veel geld te beuren is, stemt hij toe. „Maar nu de anderen?" Courriot, die zeer listig, bij enkelen alleen bekend staat onder den naam van Etienne, is het type van een chevalier d'industrie. Hij houdt zich op met allerlei bedenkelijke zaken, die het daglicht schuwen en heeft ook een maitresse, die Daubanton zeer ten onrechte heeft verwaarloosd. Courriot is wat kan er van komen? "We weten het niet. Zullen we u, jongemannen, vaders, zullen we u wederzien? Of zoudt ge de uwen straks voor 't laatst de hand gekust, aan de borst gedrukt hebben? „Ik steun op de hulp van den Almach tige", zoo sprak keizer Frans Jozef tot zijn volk. Zou 't de wil van den Almachtige zijn dat menschen elkander als wilde dieren trachten te vermoorden? Jezus, die onze groote meester is, heeft anders geleerd en gedaan. Mogen wij dan in zijn naam aldus handelen? Onze regeering kan niet anders dan ze deed, maar wee ons volk, wanneer het mee- nens wordt! Geen vuriger wensch in ons aller hart, dan dat onze vrienden, verwanten weldra weer ongedeerd huis waarts mogen keeren. wreed, die den oorlog hebt uitgelokt! Nog is 't geen oorlog in ons land. Maar lluitenland. Men meldt uit Roosendaal: Tusschen Antwerpen en Essen zat Maandag een heer in den trein, gekleed in een fantasiepak. Hij had een hand koffertje bij zich en trok absoluut door niets de aandacht der medereizigers. Dicht bij Esschen gekomen echter, haalde hij uit zijn borstzak een notitie boekje en schreef enkele regels op een blaadje papier, scheurde dit uit zijn boekje, rolde het op en stak het in een busje, dat hij uit een zijner zakken haalde. Daarop opende hij zijn valiesje en tot verrassing zijner medepassagiers haalde hij daaruit een duif te voorschijn. In een minimum van tijd had hij hot busje met het briefje aan een der pooten van het beest bevestigd en stelde dit door het portierraam in vrijheid. Een Belgische dame, die tegenover den heer zat, werd plotseling zoo op gewonden, dat zij den heer bij zijn wangen greep en deze met haar nagels begon te bewerken. Een formeele worsteling ontstond en de dame gaf geen pardon. Een der medereizigers trok aan de noodrem, waarop de trein tot staan werd gebracht. De heer werd onder zocht en hierbij bleek, dat hij een Duitscher was. Verdacht van spionnage werd hij aan handen en voeten gebon den en naar Antwerpen teruggevoerd. Ook de dame werd gevangen genomen ten einde door de justitie te worden verhoord. wel ongetrouwd, maar het is toch een on zedelijke verhouding. Hij verkeert ook in geldnood en zoo als bij iedere crimineele zaak, staan hier ook weer twee vrouwen achter de sohermen. De maitresse van Lesurgues en die van Courriot. Guénot heeft niet ontkend dat hij Cour riot kende; zij zijn te zamen gekomen bij Richard en hebben daar hun voorbereidende maatregelen getroffen. „Wie is Richard?" Een colporteur; nu hier, dan daar, altijd snuffelend waar een slag te slaan is, een vagebond, die voor alles te vangen is, mits er geld op overschiet. Hij heeft een vrouw, een wettige vrouw maar een van die vrou wen die onder den schijn van handel te drijven in kleeren, als tusschenpersoon dienst doen voor allerlei kwaad. Zij zal wel voor namelijk als heelster in dit drama zij* opgetreden, ik zal dat punt nog nader op helderen. Als zij niet getrouwd was kon ik haar wel bewegen Richard te verraden, maar nu verzet de wet zich daartegen." In die bespiegelingen werd Menessier gestoord door de klok die zes uur sloeg. Hij moest dien middag met zijn vrouw bij een oom dineeren, waar hij de notabelen van Melun ontmoette, waaronder ook een priester. Aan tafel werd veel over de zaak gespro ken en de geestelijke zeide: „Ik zoude nooit de verantwoordelijkheid aandurven om iemand ter dood te laten ▼eroordeelen, zoolang er nog een schaduw van twijfel omtrent zijn schuld bestond." „Burger abbé," antwoordde de rechter, „de justitie heeft bewijzen in handen „Bewijzen bestaan er alleen voor God. Gij hebt vermoedens maar dat is niet ge noeg. Wanneer zullen de rechters toch ein delijk gaan zoeken naar de bewijzen van onschuld, voordat zij alles nasnuffelen wat Aan de „Msb." wordt geschreven: In Luik vernamen we het volgende relaas van de angstige week, die voorbij is. Zondagavond was het door alle straten A bas l'Allemagne, Vive la France; des nachts donderden reeds de kanonnen. Den volgenden dag kregen alle Duit- schers aanzegging Luik binnen twee uur te verlaten, wijl er reeds spionnen in priester- en vrouwenkleeren, zelfs in Belgische uniform, waren gearresteerd. Dinsdag vielen de granaten reeds op enkele plaatsen in de stad. Herhaalde lijk werd Leman den opperbevelier, door Duitsche onderhandelaars verzocht, geen weerstand te bieden en het Duitsche leger vrijen doortocht te geven. Woensdag had het eerste artillerie gevecht plaats van de Duitschers tegen het fort Boncelles. Ongeveer 20.0000 man trachtten stormenderhand het fort te nemen. Doch men bracht de onder- aardsche mijnen in contact en hier ver loren de Duitschers een massa soldaten. De rest vluchtte en werd door de Bel gische kanonnen achterna gebulderd. De prijs der levensmiddelen stegen intus»chen verschrikkelijk. Voor een brood vroeg men 30 cent, voor een kilo aardappelen 1 franc. Den volgenden dag deden de Belgen de „Pont des Arches" springen, de ijzeren Maghin-brug konden ze niet opblazen. Het was altijd helder maan licht geweest, maar van Donderdag op Vrijdag regende het geweldig. Ook Luik was donker, er was geen licht meer. Van de duisternis hebben de Duitschers gebruik gemaakt en zijn tusschen de forten tot voor Luik gekomen en trok ken om half zeven de stad binnen. Zij riepen de Luikenaars toe, dat hun geen kwaad zou geschieden. Zoo zijn ze in Luik gekomen, zoo zitten ze er nog, maar zijn tot nu toe niets verder. Ze wachten nu slechts op de over gave der forten. De voorwaarden der Duitschers zijn I. Alle ambtenaren blijven onder toe zicht van Duitschers. II. Luik zou neutraal blijven tot na den oorlog. III. Duitschers hebben vrijen door tocht. IV. Forten moeten het vuren staken tegen de verdöï trekkende Duitschers. V. Alles wat ze zullen nemen, zullen ze contant betalen. Brussel. Er hebben thans groote troe pentrekkingen plaats. Meer en meer wordt reeds lang de vrees bewaarheid dat er een botsing zal plaats hebben tusschen de verbonden legers en de Duit sche troepen. ten nadeele van de verdachten pleit." „Dat is de zaak van den beschuldigde zelf, hij moet zich verdedigen." „Oordeel niet te lichtvaardig," sprak de priester op ernstigen toon, „denk aan de gevolgen van een rechterlijke dwaling." „Wanneer ik geen andere wroeging heb als omtrent deze zaak, dan weet ik zeker dat ik rustig zal slapen." „Ik zal God bidden om u voor te lichten," zei de geestelijke en brak daarmede het gesprek over dat onderwerp af. Den volgenden dag nam de rechter weder om het dossier ter hand. Hij onderzocht nu de gegevens omtrent Bernard. „Het zou wel wonder zijn als er bij zulke zaken geen jood betrokken was. Al weer een colporteur, een venter die de jaar markten bereist, die ontbrak nog maar aan het stel bandieten. Hij is niet herkend als een der vier ruiters, dus was hij de passagier die den koerier heeft vermoord. Zoodoende heb ik de vijf bandieten, Courriot, Guénot, Richard en Lesurgues, de vier ruiters en Bernard den passagier. Dat klopt. Die vijf hoofden zullen wij dus zien vallen. De vier bandieten hebben in hinderlaag gelegen om het postrijtuig af te wachten. Zij hebben bij het naderen een signaal ge geven en de gewaande passagier heeft den koerier een dolkstoot gegeven, terwijl de anderen de paarden tegen hielden en den postiljon met hun sabels afmaakten. Dat is alles vlug in zijn werk gegaan. Zij hebben de paarden afgespannen, het rijtuig naar een verscholen plaats gehaald en er alle waarden uit genomen, terwijl de brieven en papieren die voor hen geen waarde hadden, over den grond werden verstrooid. Wordt vervolgd.) VOOR

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1914 | | pagina 1