Het Laud vau lleusdea eu Allena. de Langstraat eu de tlommelerwaard.
LOS.
Een Rechterlijke Dwaling.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
JAu. 33S9Wo ens dag 20 Augustus 1914.
FEUILLETON.
Inkwartiering.
Koninklijk Nationaal
Steuncomité 1916.
Eere-Voorzitster: H. M. de Koningin.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden J 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 6 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 77i ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Vertoogen van vorsten en diploma
ten, voorstellen tot verzoening, bidden
van geloovigen en beangstigden, bet
heeft alles niets gebaatde strijd ia
ontbrand. Van alle kanten is hei drei
gende onweer losgebarsten, byna ge
heel Europa staat in vuur en vlam.
Duitschland en Oostenrijk staan ge
wapend tegenover Rusland, Engeland,
Frankrijk, Belgie, Öervie en Montene
gro, zes tegen twee. En de anderen,
die nog niet in den strijd zyn betrok
ken, zyn op het ergste voorbereid, de
meesten hunner hebben hun leger op
voet van oorlog gebracht, hun vloot
ligt zeilree, de vestingen zijn in staat
van tegenweer gebracht.
't Was Duitschlands voornemen door
België naar den erfvijand Frankrijk
te trekken en dien te vernietigen. Wy
vreesden dat zy ook ons land zouden
betreden en zoodoende ook ons in den
stryd zouden betrekken, maar, geluk
kig, tot nog toe is dat niet geschied.
En als we van de gruwelen hebben
gehoord en gelezen, die de oorlog
brengt over een land ook als het
buiten het geschil staat dan mogen
we ons driewerf gelukkig achten dat
het Duitsche leger ons land voorby
trok.
Het kleine Belgie ecliter lijdt ver-
8ckrikkelyk. Het verdedigt zich dapper,
de soldaten strijden met scbier boven-
inenscheiyken moed om den sterken
buurman het verder doordringen te
beletten. Het kost offers, vele dorpen
en steden worden verwoest, in brand
geschoten, dooden bedekken het slag
veld bij duizendtallen, en het aantal
gekwetsten, deeriyk verminkten, is niet
te tellen, hun gejammer klinkt over
het van den regen doorweekte slag
veld en paart zich aan het wraakge
roep van beroofden en acbtergeble ve
nen. Door heel de wereld want
waar weet men niet van dezen vreese-
lijken strijd bewondert men het
kleine Belgie, ieder heeft sympathie
en medelijden met het kleine volk,
dat zoo geheel onschuldig in deze
slachting is betrokken.
De strijd is ontbrand, de ooriogsfak-
kel is aangestoken, het kanon buldert
en overstemt het geroep om vrede.
Vreeselijk toch, dat zooiets in onzen
tijd nog kan, in onzen verlichten tijd,
(17
„Hoe ziet die er uit?" vroeg hij nu.
„Lang, blond, dat wil zeggen hij is eigen
lijk bruin maar hij draagt on blonde pruik.
„Een blonde pruik?"
„Ja, dat viel ons nog al op."
„Hoe was hij gekleed?"
„Toen ik hem het laatst zag had hij een
licht grijzen jas aan, een driekanten ho'ed
en laarzen met verzilverde sporen."
„Heb je die sporen goed aangezien."
„Zeker, hij droeg ook een sabel met ko
peren gevest."
„U zegt dat hij lang is."
„Iets boven de gemiddelde lengte."
„En zijn gelaat."
„Lang, zonder baard."
Al aanstonds trof den kroeskop dat dit
nauwkeurig het signalement van Lesurgues
was.
„Weet u nog op welken dag Etienne Du
bosc de laatste maal heeft bezocht."
„Op den negenden Floreal."
„Hoe weet u dat zoo precies?"
„Omdat Dusbosc dien dag zijn rekening
heeft betaald en vertrokken is."
„Kwam Dubosc, behalve met Etienne en
met Bernard, nog met andere menschen in
aanraking."
„Ik geloof het wel, maar ik heb geen
anderen gezien als de drie goedgekleede
jonge lieden, die hem den dag van zijn
vertrek kwamen afhalen."
Dat viel Saint Leger opCourriot, Dubosc
en drie jonge lieden, zouden dat de vijf
bandieten zijn die de misdaad begingen?
^Kunt u nagaan of Dubosc in den nacht
waarop men op beschaving roemt en
ieder den mond vol heelt van Chris
tendom en zedefykheid. Is er iets, dat
meer in stryd is met deze drieChris
tendom, zedefyiiheid en beschaving,
dan oorlog 't Hy ontketent ae laagste
liaitsi'jchten, doet het dierlyke in den
mensch bovenkomen en doodt het god-
delyke dat in elke meuschenziel is ge
legd. Wet en recht worden aan kant
gezet, liefde en barmhartigheid worden
waardeloos geacht, haat, moordlust en
wat uies meer zy, uiten zich aller
wegen.
Wat zijn wij dan toch gelukkig tot
heden dat wy niet m den stryd be
trokken zyn, bevoorrecht boven de
beigen, die evenmin lust in den oor
log hadden als wy, evenzoo onschul
dig waren. Zeker, onze mannen, va
ders, broeders, zoons stean aan de
grenzen, liggen in de forten, het ge
weer in de hand. Fabrieken worden
stop gezet, de handel staat bijna stil,
feesten en byeenkomsten worden uit
gesteld, toeristen ziet men -niet. Hand
werksueden, boeren, arbeiders, allen
iyden bChade, alien zyn in gedrukte
stemming. Wie werken moet, die doet
het, maar niet met lust, niet met ge
heel zyn hart, zyn gedaenten zijn by
ons leger, by den soldaat ook in vreem
de landen. Medeiyden is er in aller
hart, maar ook haat tegen den oorlog.
En intusschen doet onze regeering
alles wat zy kan om de gemoederen
tot bedaien te brengen, om het gevaar
af te wenden, de schade zoo gering
inogeiyk te doen zijn. Zy vaart niet
ouder Christelyke vlag en heeft ni» t
steeds Gods naam op de lippen, maar
zy zorgt voor ons allen met nimmer
lustende waakzaamheid. Haar zy daar
voor onzen dank en hulde gebracht.
Waken wy op onzen beurt nu ook
mede dat het gevaar niet grooter
worde. Ieder voor zich weet aan welke
kant zyn sympithie ligt, maar laat hy
daarby niet uit het oog verliezen dat
ook er andere menschen zyn, dat ook
onder hen duizenden gevonden worden,
die ook den oorlog haten, die ook een
afkeer hebben van dat bloedvergieten
en brandstichten. Maar zy werden ook
door hun regeering opgeroepen, zij
hadden te gehoorzamen, en trokken
uit, verderf zaaiende, den dood tege
moet, den dood, die allen gelijk maakt.
Allen gelyk, ook in ons land. De
scheidsmuren zyn weggevallen, paityen
van acht op negen Floreal hier heeft ge
slapen?"
„Hij is niet te huis geweest, daar ben ik
zeker van. Mijn vrouw en de knecht kunnen
dat bevestigen, trouwens, hij is een door
draaier en hij heeft zich zeker den laatsten
nacht voor zijn vertrek willen amuseeren."
„Dat kan wel. (J zegt dus dat Etienne
den negenden Floreal bij Dubosc is geweest."
„Juist."
„Weet u ook om hoe laat?"
„Heel vroeg in den morgen."
„En u zegt dat Dubosc niet hier heeft
geslapen."
„Dat heeft hij ook niet, maar zij zijn
's morgens vroeg hier gekomen, toen mijn
vrouw en ik nog niet op waren."
„Zijn zij lang te zamen gebleven?"
„Ja, want omstreeks den middag is er
nog een vrouw bij Etienne gekomen."
„Kent gij die?"
„Zij heet Madeleine, althans zoo noemde
Bernard haar, die haar gehaald heeft. Zij
had een pak onder den arm, oogenschijnlijk
kleeren."
„En is Etienne niet alleen gebleran in
de kamer van Dubosc?"
„Ja. I) schijnt alles te weten, Dubosc was
naar de diligence gegaan om er een plaats
te bespreken."
„Om hoe laat is Etienne heengegaan."
,,'s Middags tusschen drie en vier uur."
„Toen de drie jonge lieden kwamen?"
„Een oogenblik later, hij is met hen
meegegaan."
„En Dubosc?
„Die is op zijn kamer blijven eten met
zijn vrouw en is toen hcan gegaan." De
kroeskop nam er nota van dat Dubosc een
vrouw bij zich had en aangezien hij niets
verder van den waard te vernemen had,
bedankte hij voor de gegeven inlichtingen
en liet zijn adres achter voor hetgevaldat
er iets naders mee te deelen waa.
bestaan niet meer. Eendrachtig bracht
de Kamer hulde aan onze regeering,
eenstemmig werden de regeeringsvoor-
stelfen aangenomen. Een van zin na
men allen de wapens op om het land,
ais het moest, te verdedigen tegen
eiken indringer. Heerlijk beeld, zocals
we bet byna nooit in ons land zagen.
Mocht het ons leeren, ook voor de
toekomst, dat eendracht macht maakt,
dat wij wat meer de geschilpunten
lieten rusten, wat meer verdraagzaam
werden. Aan deze eendracht zien we,
dat nog niet alle vaderlandsliefde uit
onze harten verdwenen is. Dat geeft
onze regeering moed in deze moeielyke
dagen, dat geeft ons hoop en troost.
Mochten wij zoo kalm blyven als tot
nu toe, waakzaam voor onze volksvrij
heid. En mocht het gevaar naderbij
komen, dat dan de vrees niet over
ons koine, maar moed en dapperheid
en trouw.
„Goede vrouw, wat stook je toch I
't Haardvuur vlamt zoo vroolijk nog;
Kijk nu zoo'n verkwistend vrouwtje!..
8paar je hout koch, vriend'lijk ouaje,
Luister toch naar goeden raad
Rimplig vrouwtje wil niet luisteren
Eu ze zegt met vriendlijk fluisteren
„Warm je, warm je toch, soldaat...."
„Beste vrouw, bewaar je ham
Meen niet dat ik daarom kwam
'k Heb zooeven, moet je weten,
In de herberg al gegeten
Op mijn woord, ik ben verzaad!"
Rimplig vrouwtje wil niet luistren
Eu ze zegt met vriendlijk fluistren
„Eet nu, eet nu toch, soldaat
„Moedertje, wat zotternij
't Beste bed... en dat voor mij
Neen, maar dat is overdreven
Wijs me maar de hooischuur even
In het hooi slaap je ook niet kwaad".
Rimplig vrouwtje wil niet luistren
En ze zegt met vriendlijk fluistren
„Neen, niet in het hooi, soidaat...."
Nu is 't ochtend hij moet neen.
„'k Groet u moedertje Maar neen
Voel dien zak... hoe zwaar van morgen!
'k Beu verlegen met de zorgen,
Waar ge mij mee overlaadt..,!"
Rimplig vrouwtje schreiend luistert,
Rimplig vrouwtje zachtkens fluistert:
„Och, mijn zoon is óók soidaat..."
XVII.
Saint Leger achtte nu inlichtingen genoeg
te hebben om Dubosc als medeplichtige te
beschouwen en zonder eenige der andere
bondgenooten met deeling te doen, berichtte
hij alles aan den rechter Daubanton, die
geheel zijn gevoelen deelend, het zwarte
boek van de politie nazocht om de doop
ceel van dien Dubosc te lichten. Wat daar
te voorschijn kwam. was inderdaad verras
send. De eerste aanteekeningen omtrent den
verdachte waren reeds van zijn veertiende
jaar, toen hij als koksjongen in dienst kwam
bij den aartsbisschop van Besangon. Hij
werd toen reeds voorgesteld als voorbeschikt
voor de misdaadhij bezat buitengewone
lichaamskracht, veel scherpzinnigheid en
vastheid van wil. Hij was drie jaar in dienst
bij den aartsbisschop en wist algemeen ver
trouwen te winnen door zijn schijnheilig
heid, er. toen er voor negentig duizend francs
zilverwerk werd gestolen, verdacht niemand
hem, maar werd een huisknecht daarvan
beticht. Dubosc had toen reeds liefdesban
den aangeknoopt met een meisje van zijn
leeftijd, Claudine Barrière die te Gray, in
Franche Comté, was geboren en haar ge
boorteplaats wegens diefstal moest verlaten.
Zij nam de wijk naar Besangon, waar zij
aldri Dubosc leerde kennen en in hem een
waardig bondgenoot ontdekte.
Na een lange instructie konden er ge
lukkig geen overtuigende bewijzen tegen
den huisknecht gevonden worden en men
liet hem vrij.
Kort daarop verdween Dubosc; dat wekte
argwaan en de politie speurde hem op.
Verschillende der gestob-n voorwerpen wer
den nog bij hem gevonden en ontkennen
hielp niet. Dubosc bekende dan ook met
een zekere pralerij zijn diefstal en werd tot
twintig jaar galeistraf veroordeeld.
Hij bleef echter kort te Toulon en wist
van daar te ontsnappen, totdat hy in 1784
OPROEP!
Hare Majesteit de Koningin heeft op
10 Augustus 1914 tot de Vertegenwoor
digers der hierna te noemen organisa
ties deze, tot het Nederlaudsche Volk
gerichte oproeping, uitgesproken
„De berichten die tot mij komen om-
„trent de stoornis of den stilstand in
„bedrijven, ontstaan tengevolge van den
„oorlog en het ten onzent bestaande
„oorlogsgevaar, doch bovenal de kom-
„mer en de zorg, die Mij allerwegen
„tegemoet treden, waar ik Mij beweeg
„te midden van Mijn volk, vervullen
„Mij met groote deernis voorde velen,
„die in zoo benarde omstandigheden
„verkeeren. Het is daarom, dat Ik een
„beroep doe op al Mijn laudgenooten,
„die tot helpen in staat zijn, teneinde
„met Mij eendraciitig de handen ineen
„te slaan om plannen te beramen en
„uit te voeren, opdat aan den nood,
„voor zoover dit in ons vermogen ligt,
„het hoofd worde gebodeu. Daartoe heb
„Ik gemeend in de eerste plaats de
„medewerking te moeten inroepen van
„den Werkloosheidsraad, van de Alge-
„meene Armen-Commissie, van den
„Nationaleu Vrouwenraad, van „den
„Tuinbouwraad, van het Landbouw-Co-
„mité, van de Maatschappij van Nijver
heid en van de Plaatselijke Commis
„sies die zich te Amsterdam, Rotter-
„dam, 's-Gravenhage en Utrecht ge-
„vormd hebben, en naar Ik hoop, in
„andere plaatsen nog gevormd zullen
„worden, om in overleg te willen tre-
„den. Doch Ik wil uitdrukkelijk ver
klaren, dat iedere vereeniging, die tot
„hetzelfde doel wenscht samen te wer
ken, met instemming zal worden be-
„groet en dat Ik dus bij den oproep tot
„deze vergadering geen voorkeur heb
„willen toonen voor enkele commissies,
„met achterstelling van andere.
„Met waardeeriug heb ik kennis ge-
„nomen van de alom getoonde hulp
vaardigheid".
De vertegenwoordigers der genoemde
organisaties hebben ingevolge deze Ko
ninklijke oproeping gevormd„het Ko
ninklijk Nationaal Steuncomité 191a",
onder Eere Voorzitterschap van Hare
Majesteit de Koningin en onder Voor-
weer gearresteerd werd, naar aanleiding van
diefstal met aanranding op den straatweg
van Saint Etienne naar Lyon. Hij werd nu
tot levenslange galeistraf veroordeeld, het
geen niet wegnam dat hij in 1786 rustig
met zijn mait esse in Parijs woonde in de
Haudriettestraat.
Hij was daar het middelpunt van een
bende dieven en oplichters, die de heele
stad onveilig maakte.
Op den Marché-neuf werd de juwelier
Lebas voor een aanzienlijk bedrag bestolen,
en spoedig daarop arresteerde de politie
twee gauwdieven die gedurende den in
braak op wacht hadden gestaan.
„Een dier boosdoeners had een grief tegen
Claudine Barrière, die niets van hem wilde
weten, en hij gaf haar signalement aan de
politie, zeggende dat waar zij was ook zeker
Dubosc '.oude gevonde i worden.
Inderdaad werd deze bij zijn vrienden
opgespoord, gevangen genomen en voor de
derde keer naar het bagno verwezen en op
gezonden naar Brest.
Zijn reuzenkracht en onverschrokkenheid
waren de schiik en de angst van zijn op
passers en het gelukte hem wederom te
ontvluchten.
Nu vermeed hij echter Parijs en koos
Normaodië tot schouwplaats voor zijn
wandaden.
Claudine had een betrekking weten te
krijgen op een pachthoeve in de buurt van
Rouen, en door haar geholpen wist Dubosc
die letterlijk leeg te plunderen.
Een paar dagen later stal hij een bedrag
bij een geldwisselaar in Rouen en nam
juist bijtijds de wijk naar Lyon waar hij
met zijn maitresse intrek nam in een her
berg in de buurt van Vaise.
Daar keken zij geduldig uit naar een
gunstige gelegenheid, die zich liet wachten.
In dezelfde herberg stapte een reiziger af
die een grooten zadeltasch onophoudelijk bij
zitterschap van den Minister van Land
bouw, Nijverheid en Handel.
Het Koninklijk Nationaal Steunco
mité 1914. vooropstellend, dat het stre
ven van Regeering en Particulieren in
de eerste plaats er op moet gericht zijn
om het economische leven van het Ne
derlaudsche Volk tot normale banen
terug te brengen, iu aanmerking ne
mend, dat deze buitengewone toestand,
waarin Nederland zich bevindt, een te-
terugkeer tot het normale economische
leven vooralsnog verhindert, en dat in
middels onverwijld dient gezorgd te
wórden èn voor onmiddellijke steunver-
leening aan sommige groepen van het
Volk en in sommige gedeelten van het
land, èn voor het treffen van al die
maatregelen welke eene, wellicht zeer
spoedig noodzakelijke, meer algemeene
steunverleening zullen mogelijk maken,
rwept allen op om, hetzij door
storting van bijdragen in eens, hetzij
door toezegging van geregelde bijdragen
tot het bereiken van het gestelde doel,
mede te werken.
Behalve eigenlijke ondersteuning acht
het Koninklijk Nationaal Steuncomité
1914 het vooral ook zijn taak, te doen
wat mogelijk is, om werkloosheid te
voorkomen.
Teneinde de noodzakelijke samen
werking en eenheid te verkrijgen, zal
het nationale comité eigenlijke onder
steuning uitsluitend verleenen door
tusschen komst van voor dit doel reeds
opgerichte of alsnog op te richten tijde
lijke plaatselijke Steuncomités, waarin
zooveel mogelijk alle organisaties en
lichamen, welke zich het verstrekken
van steun en hulp tot taak stellen, zijn
vertegenwoordigd.
Spoedige inzending van bijdragen of
toezeggingen aan den Penningmeester
Jhr. Mr. W. Th. C. van Doorn, Ko
ninginnegracht 35 te 's-Gravenhage,
aan de Nederl. Handel-Maatschappij, de
Nederlandsche Bank of hare agentschap
pen of een der dagbladen, die zich voor
de in ontvangstname van giften be
schikbaar hebben gesteld, wordt drin
gend verzocht.
Het Koninklijk Nationaal
Steuncomité 1914.
's Gravenhage, 22 Augustus 1914.
De Commissie van uitvoering
Mr. M. W. F. Treub,
Minister van Landbouw, Nijverheid
en Handel, voorzitter.
Prof. I. P. de Vooijs,
Voorzitter van een Werkloosheidsraad,
Onder-Voorzitter.
Jhr. Mr. W. Th. C. van Doorn,
Voorzitter van den Nederlandschen
zich droeg. Dubosc vermoedde dus dat daar
groote waarde in verborgen was, in die tijden
niets bizonders, aangezien veel reizigers ten
gevolge der politieke troebelen al hun have
bij zich droegen. Dubosc en Claudine knoop
ten nu kennismaking aan met den reiziger
en Dubosc verwijderde zich schijnbaar onder
voorwendsel van een uitstapje naar een
naburige stad. Claudine coquetteerde met
den reiziger die maar al te gereedeiijk haar
slachtoffer werd en het zoover bracht dat
zij er in toestemde hem 's nachts op zijn
kamer te bezoeken.
Dubosc die altijd ongezien in de buurt
was gebleven, sloop naar binnen en toen
de reiziger sliep, ontnamen zij hem de
zadeltasch en vluchtten.
De bestolene ontwaakte kort daarop en
sloeg alarm, hij gaf aan dat er voor meer
dan twee millioen aan waarde in de tasch
was.
Politie en justitie waren spoedig in de
weer om de schuldigen op te sporen, maar
er werd geen spoor van hen gevonden.
De reiziger zelf zocht ook ijverig naar de
dieven, en was gelukkig genoeg te ontdek
ken dat zij zich in Besangon verborgen
hielden.
Met behulp van den vrederechter Jarry
werden de schuldigen gevangen genomen,
en in voorloopige hechtenis genomen. Nog
voor het verhoor was Dubosc over den
muur geklommen en vijf dagen later hielp
hij Claudine ontsnappen.
Bij verstek werden zij toen wederom ver
oordeeld, maar het gelukte de politie niet,
hen in handen te krijgen.
Dit lange zonden-register bevestigde Dau
banton en Saint Leger in de door hun
eens genomen overtuiging dat Dubosc een
der moordenaars was van den koerier van
Lyon, en wel de miter, die zijn zilveren
spoor door het dienstmeisje in de herberg
had laten repareeren, en die zoo sprekend