Generaal Leman,
Duitschers in België.
Het lijden op het slagveld.
Donderdagochtend, 27 Augustus aange
daan. Na den nacht in de kerk werden
zij om half vijf opgeschrikt mei de
mededeeling, dat zij, die wilden biech
ten, dat konden doen. Echter, om vijf
sur werd aangekondigd, dat de man
nen van Leuven vrij waren. Thans wer
den ook de touwen van de handen af
genomen. Men gaf hun een paspoort
om naar de brandende stad terug te
gaan.
In Thildonck werd hun door de sol
daten beduid dat zij niet naar Leuven
mochten, maar naar Antwerpen moes
ten. In den vroegen ochtend gingen
nu in dat dorp de deuren open en
voegden zich circa 200 dorpsbewoners
bij hen. Men trok thans verder Noord-
westwaarts in een voortdnrende regen
en het ging langzaam, daar er vele kin
deren bij waren, ook die niet konden
loopen en door de mannen op de arm
werden gedragen. Een vrouw moest
onderweg in een huis bevallen. Het was
thans een ware helletocht geworden.
Aan beide kanten van den weg stonden
soldaten, die de ongelukkigen ruw be
jegenden en hen tot verzet tarten. Maar
de angst deed hen zwijgen. Plotseling
werden allen gedwongen in den regen
stil te staan. Dat duurde zoo een half
uur lang.
Te Boortmeerheel werden ten slotte
alle vrijgelaten. Men bond zakdoeken
aan takken. Twee mannen gingen daar
mede vooruit om te beletten, dat men
hen voor vijanden aanzag. Telkens riep
menWij zijn Belgen, wij zijn Belgen,
Zoo liep men door, tot Mechelen toe,
dat geheel door de Duitschers verlaten
was. Dien dag kwamen de soldaten, een
uur nadat de beide mannen den trein
naar het Noorden hadden genomen, in
Mechelen terug.
Wij treden niet in eene beoordeeling
van het gebeurde, uit krijgsmans oog
punt beschouwd, zegt de N. R. Crt. in
een hoofdartikel. Wü beoordeelen niet
of er recht was of niet, noch ook of
het eene juiste taktiek is, de bevolking
van een vijandelijken staat door zulke
straffen, als er nu eene is voltrokken,
tot wanhoop te drijven.
Maar België heeft nog een aantal
steden, die als monumenten van ge
schiedenis, kunst en beschaving gelden
Men weent bij de gedachte wat, door
een vergrijp van een aantal burgers
misschien, ook hun lot zou kunnen
worden. En men vraagt zich af, of er
dan geen middel zou zijn, om zelfs in
gevallen waarin het dan misschien naar
streng oorlogsrecht geoorloofd mocht
zijn, met één slag te vernietigen het
geen den roem uitmaakt van lange
eeuwen, niettemin in het belang van
de gansche menschheid genade te laten
gelden boven recht.
De oorlogscorrespondent van de Vos-
^ische Zeitung" geeft daarentegen de
volgende lezing van het gebeurde:
Op hetzelfde oogenblik dat de uitval
uit Antwerpen plaats had, opende plot
seling de tot dusverre kalme bevolking
van Leuven uit alle vensters, uit kelders,
van de daken af een geweer- en pistool-
vuur op de geen kwaad vermoedende
Duitsche schildwachten, colonnes en
doortrekkende troepen. Er ontstond
daarop een vreeselijk handgemeen
waaraan de geheele burgerbevolking
deelnam. Binnen korten tijd slaagden
onze soldaten er in meester van den
toestand te worden. Deze verraderlijke
aanval heeft echter bloed gekost. De
eisch van zelfbehoud vorderde, dat op
de zware schuld, die Leuven op zich
had geladen, de straf volgde zoodat
thans van de stad, die zooveei schatten
aan architectuur en kunst bevatte, niet
veel meer over zal zijn.
sprek met de Chantilly nog eens nagedacht
over haar voornemen om weder in het bez t
te komen der pachthoeve en zij had zich
gewend tot een zekeren Cout, een zaak
waarnemer, die bekend stond voor een ge
slepen en handig rechtskundige, die niet
al te kieskeurig was in de middelen waartoe
hij tot zijn doel geraakte. Zij had hem de
heele zaak voorgelegd en gevraagd welken
weg zij moest int laan.
De zaakwaarnemer wist dat Lesurgues
zich nieuw ging inrichten en wel op grooten,
weelderigen voet, dat hij niet als millionair
bekend stond en dat dus een voordeelige
verkoop van een zijner eigendommen hem
zeer zeker niet onwelkom zoude zijn.
In 1792, zeide mevrouw de Folleville,
„heeft Joseph Lesurgues, toen district-chef
van Douai, voor 370 duizend francs, met
de kosten van overdracht, een prachtig do
mein in het Noorder departement, bekend
als de pachthoeve van Ferein gekocht. Dat
domein Behoorde aan mijn eersten gemaal,
den heer De Bussy, oud-gouverneur van
Indië, en werd als eigendom van een emi
grant voor rekening van den staat verkocht.
Toen ik weer in Frankrijk terug kwam,
heb ik mij terstond tot Lesurgues gewend,
om het domein terug te koopen, maar hij
had toen reeds ongeveer een derde deel er
van verkocht voor honderd tachtig duizend
francs. Ik wilde mij tevreden stellen met
hetgeen er overbleef, maar daarop wilde
Lesurgues nu juist den grootsten winst
maken. Na lang heen en weer praten heb
ik dat deel van het domein eindelijk van
hem gekocht, voor driemaal honderdduizend
francs."
„Pardon mevrouw," viel Court in, die
tot zoover zwijgend had geluisterd, „hebt
gij hem een akte van verkoop laten tee
ketien."
Neen ik heb een project van een akte
van overdracht in duplo opgemaakt, die
Op het sterke fort Loncin, boven Ans,
had de generaal zich teruggetrokken,
vast besloten daar de Duitschers te
keeren of te sterven. Toen de welge
mikte schoten der Duitsche artillerie
meer dan driekwart van zijn kanonniers
hadden weggeschoten in verwoede ge
vechten, hielp hijzelf de resten van
het geschut bedienen, en dag en nacht
ging hij zijn handvol manschappen voor.
Maar tegen den laatsten stormloop der
belegeraars was niets bestand. In de
uiterste uur deed hij de laatste drie
kanonnen, welke nog bruikbaar waren,
vernagelen, en gaf toen last den brand
in de kruitkamer te werpen. Te voren
waren in zijn commandantscel kaarten
en papieren betreffende de verdediging
vernield, en ook kon nog in de kaze
matten 'n deel der proviandeering,
waarvan het fort zeer ruim was voorzien,
onbruikbaar worden gemaakt. Terwijl
op een afstand van nog geen twaalf
kilometer het Duitsche geschut voort
ging te vuren op het fort, wilde gene
raal Leman met de ruim honderd man,
die nog strijdvaardig waren, trachten
zich vechtende terug te trekken. Hij
wist dat 't een zoo goed als hoopelooze
poging was, want door de omsingeling
der Duitsche troepen was elke terug
tochtsweg afgesneden en het verlaten
van het fort geleek dan ook meer een
overhaaste vlucht dan een geregelde
aftocht. Door de bres welke het zware
Duitsche belegeringsgeschut had aan
gericht, vielen nu en dan de uiteen
slaande kogels, waarvan een den sergeant
doodde, die bevel had ontvangen de
Belgische vlag uit de officierenkamer
te halen.
Op het oogenblik dat generaal Leman
zich gereed maakte om zich als een der
laatste fortverdedigers bij zijn mannen
te voegen, die over de rotsachtige en
heuvelachtige terrein reeds een stelling
trachtten te formeeren op dit oogenblik
drong een der zware Duitsche 42 c.M.
schoten door de beton- en pantserbe-
kleeding, deed de kruitlading van de
kleine voorraadskamer ontploffen en
onder een helsch gedonder stortten
muren over muren. Duitsche deelnemers
aan de bestorming vertelden, hoe ont
ploffingen binnenin van zóó groote
kracht waren, dat een betonblok van
wel 25 kubieken meter inhoud eenige
meters omhoog werd geslingerd en toen
op de geruïneerde koepelbedaking terug
viel, nieuwe verwoestingen aanrichtend.
Ook soldaten die zich reeds buiten 't
fort bevonden, werden door de uiteen
geslagen steenbrokken gedood.
Toen de wervelwind van stof en damp
was opgetrokken, stormde de Duitsche
infanterie vooruit van de zijde van
Ans tot den top der vesting. De ver
sperringen waren reeds lang vernield,
en de stormloop geschiedde slechts over
lijken. Er hadden nog enkele worste
lingen plaats van man tegen man maar
het overschotje der bezetting was een
havenloos half verbrand, totaal uitge
put troepje, tot een ernstigen aanval
niet meer in staat. Velen hadden het
hoofd met zwachtels verbonden, een
korporaal trachtte nog met de rechter
hand, de eenige die hem gebleven was,
een geweer te hanteeren.
Niet zonder het wegruimen van een
menigte puin konden de Duitsche in
fanteristen zich een toegang banen tot
den forteningang, waar generaal Leman
half bedolven werd gevonden onder
stukken beton, terwijl zijn hoofd in het
schuingevallen houtwerk van 'n raampje
bekneld zat. Zijn trouwe adjudant, die
hem geen oogenblik verlaten had en
die bij de laatste ontploffing voorover
geldig werd op het oogenblik dat ik de
koopsom zoude storten."
„Hebt gij eene van die exemplaren bij
u?" vroeg Cout.
„Neen, ik heb ze aan Lesurgues gestuurd
om na te lezen en toen de zaak niet tot
stand kwam, heeft hij ze gehouden.
„Waarom is die zaak niet tot stand ge
komen
„Omdat ik geen gereed geld had en daar
om met hem overeenkwam om hem een
formeele overdracht te geven van alle tien
den, die mij uit oude titels toekwamen,
verder van een belangrijke schuldvordering
die mijn man nog op het gouvernement
had en die ik had geërfd. Aangezien die
twee bedragen de koopsom overtroffen, had
Lesurgues mij accepten gegeven op ver
schillende termijnen voor zeven en zestig
duizend francs."
„Nu begrijp ik waarom het domein nog
altijd in het bezit is van Lesurgues. Bij de
wet zijn de tienden afgeschaft en hij heeft
dus niets te vorderen."
„Buitendien," viel mevrouw de Folleville
in, „heeft het nieuwe gouvernement den
eisch van den heer De Bussy niet erkend
en de bronnen waaruit ik de pachthoeve
van Ferein hoopte te betalen waren dus
voor mij gesloten."
„Natuurlijk heeft Lesurgues zijn accepten
niet ingelost."
„Natuuilijk niet, want hij was mij niets
schuldig. Zelfs heb ik hem nog bijna tien- i
duizend francs voor onkosten enz. moeten
uitbetalen."
„Het is van het hoogste belang dat u die
akten van verkoop weer in handen krijgt,
geteekend ot niet, en als u die documenten
hebt, zullen wij verder zien."
„Heel goed, ik zal van avond nog naar
Lesurgues gaan, om er over te spreken."
Naar aanleiding van dat gesprek liet me
vrouw de Follevüle zich bij Lesurgues aan-1
sloeg, was bezig met hem zoo goed en
zoo kwaad het ging te bevrijden. „Re-
spectez le géneral, il est mort", riep
hij bij de eerste verschijning der sol
daten."
Inderdaad meende men aanvankelijk
dat de bevelhebber gesneuveld was. Zijn
gelaat was heele maal zwart, hij hield
de oogen gesloten en reageerde ook niet
meer op de prikkels, die hem werden
toegediend. Nadat de houtsplinters, de
brokken ingevallen muur en stukken
beton verwijderd waren, droegen de
Duitsche infanteristen hem zoo voor
zichtig mogelijk naar beneden. Nog voor
hij in het naaste Duitsche kampement
werd gebracht, opende hij de oogen,
wees eerst op zijn linkerbeen, dat deer
lijk gehavend was, en toen, zich plot
seling van den toestand bewust wor
dend, zeide hij„Het is zooals het is.
De jongens hebben dapper gevochten.
Zet in het protocol, dat ik bewusteloos
was."
De ambulancedienst bracht hem spoe
dig weer bij, en nadat een officier hem
en zijn adjudant in ontvangst had ge
nomen, werd onmiddellijk per veldtele
foon aan generaal von Emmich kennis
gegeven van het gebeurde bij de in
neming van 't fort. Tegenover eenige
officieren, die hem met vriendelijke
woorden trachtten te naderen, nam de
verdediger van Luik 'n zeer gereser
veerde houding in acht en ook jegens
dezen betoonde hij zich „de zwijgende
generaal," welke niet voor niets deze
reputatie heeft verdiend. Alleen drong
hij er nogmaals op aan, dat in het
protocol der overgave zijn bewusteloos
heid vermeld zou worden.
Nadat eenige zorgen aan den gevan
gene waren besteed en hem eenige ver-
verschingen waren toegediend werd hem
verzocht in een auto te stappen, hetwelk
niet zonder de hulp van zijn adjudant
geschieden kon. In het hoofdkwartier
werd hij opgewacht door generaal von
Emmich en enkele stafofficieren, die
gereed stonden om Luik te verlaten
voor de krijgsoperaties, die inmiddels
zuidelijker in België waren verplaatst.
Het was een aaudoenlijk, historisch
oogenblik overwinnaar en overwonnene
bijeen te zien. Zij begroetten elkander
op militaire wijze, waarna de bevelheb
ber van het Duitsche leger op zijn ge
vangene toetrad en hem de hand reikte,
zeggende:
Gij hebt u dapper gehouden, gene
raal, waarop generaal Leman antwoordde:
Ik dank u. Onze troepen hebben
hun krijgsmanseer bewaard. Maar de
krijg is toch iets anders dan de ma
noeuvres, nietwaar? Dit was een zin
speling op het feit, dat de legerma-
noeuvres twee jaar geleden, door de
beide bevelhebbers (de eene als gast)
werden bijgewoond.
Er bleef een oogenblik een pijnlijke
stilte heerschen.
Het oogenblik was nu gekomen, dat
generaal Leman zijn degen moest over
geven. Dien van den adjudant had
men reeds bij den eersten wachtpost
afgenomen. Niet zonder ontroering gespte
de verdediger van Luik het wapen af
en wilde het zijn overwinnaar aan
bieden. Maar deze voorkwam hem en
zeide met een afwerend handgebaar:
„Gij hebt gelijk, dat de krijgsmans
eer behouden werd. Blijf daarom den
degen dragen, die haar niet geschonden
heeft. Het is voor mij een onderschei
ding geweest, hem te mogen kruisen,
generaal. Gij zijt een manl"
De adjudant van den koelen, ijzer-
harden, zwijgenden generaal" vertelde,
dat hij toen voor het eerst van zijn
leven in diens oogen tranen heeft ge
zien.
melden en werd er door den neef André
en mevrouw Melanie ontvangen.
„Ik ben geheel op de hoogte der zaken
van mijn neef," zeide André, „en als u mij
bekend wilt maken met het doel van uw
komst, kan ik in zijn plaats handelen."
„Ik ben in onderhandeling met burger
Lesurgues over den terugkoop van de pacht
hoeve van Ferein, mijn voormalig domein,
en heb reeds een akte van overdracht laten
opmaken in duplo. Nu wil ik op dat nieuwe
eigendom geld opnemen en moet aan mijn
geldschieter die akte laten zien. Daarom
zoude ik gaarne die twee exemplaren van
u hebben."
„Ik wil gaarne aan uwen wensch voldoen,
zeide Melanie „en zal onder de papieren
van mijn man naar die akte zoeken."
„André had intusschen reeds een lade
van de schrijftafel geopend waarin Lesur
gues doorgaans zijn papieren van waarde
borg en de beide exemplaren gevonden, die
hij aan mevrouw de Folleville ter hand
stelde, die na beleefde dankzegging haastig
vertrok, verheugd dat zij zoo spoedig en
gemakkelijk haar doel had bereikt.
XX.
Mevrouw de Folleville had, hoewel met
eenige moeite, een bekoorlijke woning gevon
den, waar zij beter naar haar stand en om
standigheden gelogeerd was, dan in het hotel,
Pierre de Chanty kwam haar daar bezoe
ken en liet zich weder door den huisknecht
als mijnheer de Chantilly aandienen. Hij
werd zeer minzaam ontvangen en had spoe
dig vernomen dat mevrouw de Folleville in
het bezit der beide afschriften van de akte
was gekomen.
„Ik geloof dat het voor u veel waard is,
mevrouw, om in het bezit te zijn van die
documenten, en dat u werkelijk een kans
hebt om zeer voordeelig aan uw vroeger
domein te komen."
^Berlijn, 29 Aug. Wolffbureau. Omtrent
het zeegevecht wordt gemeld, dat gis
terochtend bij slecht zicht verscheidene
moderne Engelsche kruisers en 2 tor
pedojagers, een flotielje van 40 schepen,
bij Helgoland optraden, waar het tot
een hardnekkigen strijd met onze strijd
krachten kwam.
De Duitsche kleine kruisers drongen
heftig naar het Westen op en geraakten
daarbij door het slechte zicht in ge
vecht met verscheiden sterke pantser
kruisers.
De „Ariadne" zonk, nadat het schip
op korten afstand door 2 slagkiuisers
met zwaar geschut beschoten was. Ver
reweg het meerendeel der bemanning,
bestaande uit 250 koppen, kon gered
worden.
Ook de torpedoboot „V 187", door
eenige kleine kruisers en 10 torpedojagers
beschoten, ging al vurende ten gronde
De commandant der flottielje en de
kapitein zijn gevallen. Een groot deel
der bemanning is gered.
De kleine kruisers „Köln"en „Mainz"
worden vermist en zijn volgens een
Reuterbericht uit Londen eveneens ge
zonken. Een deel hunner bemanning,
9 officieren en 81 man, zijn door En
gelsche schepen gered.
Uit dezelfde Engelsche bron wordt
bericht, dat de Engelsche zwaar be
schadigd zijn.
Antwerpen, 29 Aug. In den afgeloopen
nacht zijn 160 treinen over Belgisch
gebied gepasseerd uit het Z.W. naar
het N.O. Al'e treinen waren vol met
soldaten. Deze 160 treinen vertegen
woordigen het transport van een leger
corps met zijn geheelen aanhang. Het
schijnt er op te wijzen, dat de over
machtige opmarsch der Russen den
Duitschers noodzaakt hun stellingen aan
de Maas te ontblooten.
Van andere zijde verzekert men, dat
de Duitsche troepen om Brussel tot het
uiterste minimum zijn verminderd en
dat Brussel van Duitsche troepen ont
bloot is.
Na geconstateerd te hebben, dat ons
Roode Kruis in de heele wereld het
hoogst staat, schrijft de Vox Medic.:
Wij hebben een half etmaal op het
slagveld vertoefd en ons bedroefd om
de weinige zorg, die Duitschland zich
voor zijn gewonden geeft. In België is
het nog iets. Maar de Duitsche aan
voerders hebben slechts één ideaal: te
overwinnen, 't kost wat 't kost. Kan
men de overwinning behalen ten koste
van duizenden gewonden, die kermen
en kreunen, welaan, men laat die ge
wonden links liggen, men trapt ze neer
als het moet, als de stelling maar wordt
veroverd.
De verschrikkingen van het slagveld
zouden heel wat kleiner worden, wan
neer alle gewonden direct opgenomen
werden. Van de duizend gewonden
komen er nu waarschijnlijk 900 om.
Bij een goed georganiseerden voldoen
den Roode-Kruis dienst zouden van de
1000 gewonden slechts 100 sterven.
De verantwoording, die de Duitsche
legerautoriteiten, die verzuimden aan
de gewonden te denken, op zich laden,
i3 groot. Maar wellicht worden zij er
voor gestraft, door zelf geschoten te
worden, en uren op het slagveld te
lijden. Wanneer zij dan toch nog op
genomen worden, en herstellen, zullen
zij later misschien op het standpunt
van wijlen dr. Blooker staan, en hem
toegevende gewonde soldaat gaat voor.
Eerst het Roode Kruis, dan het snel
vuurkanon.
„Ik begrijp niet recht hoe dat kan zijn,"
sprak mevrouw de Folleville.
„Er zijn twee kansen: Lesurgues kanen
zal hoogstwaarschijnlijk gevonnisd worden
en dan worden al zijn goederen verbeurd
verklaard en ten bate van den staat verkocht.
U koopt uw domein dan bijna zeker voor
'.eer lagen prijs terug en hebt buitendien
het voordeel dat u den staat met zijn eigen
betaalmiddel de assignaten, voldoet. Wordt
Lesurgues vrijgesproke i dan kunt u toch de
overeenkomst weer geldig maken, die met
hem was aangegaan."
„Maar die niet doorging en niet geteekend
was."
„Mevrouw, laat u alles aan mij over, dan
verzeker ik u dat uwe belangen goed be
hartigd zullen worden."
„Ik neem gaarne uw aanbod aan, mijnheer,
want waarlijk, in den tijd waarin wij leven,
vermijd ik liefst de aanraking met de bui-
ten-wereld."
„Mevrouw wij leven in een wereld van
moordenaars."
Mevrouw de Folleville reikte Chanty haar
hand die hij eerbiedig kuste.
Toen Chanty zijn bezoek had afgelegd,
begon hij nog eens alle hem bekende bi-
zonderheden na te gaan, van de altijd nog
duistere zaak.
Het meest verontrustte hem de daad
werkelijke tusschenkomst van den kroeskop
en hij meende goed te doen zelf naar Melun
te trekken en daar den politie-spion voor
te zijn.
Te zijner eer zij het gezegd, dat Chanty
een scherpzinnig man was en hij begreep
als het ware dat de kroeskop, in de over
tuiging dat Courriot schuldig was, zich aan
dezen zoude vastklampen, om nadere in
lichtingen in te winnen, omtrent diens
medeplichtingen.
Chanty begaf zich dus, zoo als gezegd,
naar Melun en knoopte er kennia aan met
Belgrado is bijna geheel verwoest,
zegt een Reuter-telegram uit Nisj. Bijna
geen huis is onbeschadigd gebleven;
het koninklijk paleis is ten deeie door
brand vernield.
De Oostenrijkers bezigen de laatste
dagen voor het bombardement uitslui
tend granateD van groot kaliber, die
zeer groote schade aanrichten.
l*laaiwelUk Nieuws.
Voor Dames- en Kinderkleeding is de
Firma Taverne De Meere, Hinthamer
straat 69, 's Her togen bosch, het ^este adres
voor deze omstreken.
Deze zaak is ook des Zondags van 10 tot
1 uur geopend.
•leusden, 2 Sep.
Met betrekking tot de hier opgerichte
afdeeling /an het Roode Kruis hebben de
beide doctoren welwiliend een cursus op
gericht in verbandleer en ziekenverpleging.
Blijkens achterstaande (gratis)advertentie
wordt een ieder opgewekt, dien daartoe lust
en geschiktheid bezit, om die cursus te
volgen. Wij hopen en vertrouwen, dat aan
dezen oproep gaarne gevolg zal worden
gegeven.
Wij brengen onder de aandacht onzer
lezers het ingezonden stuk, inzake „Lectuur
en versnaperingen aan onze soldaten." Wij
vertrouwen dat ieder in deze gemeente zal
medewerken.
Er begint in enkele zaken weder
werking te komen, zooals wij tot ons ge
noegen vernamen. Van buitenaf komen
hier en daar weer bestellingen in. Waarom
moet nu in eens ook alles stop gezet
worden
Die echter (zonder dringend noodig) de
betalingen stop zetten, begaan een vijan
delijke daad, tegenover het algemeen.
Werkendam. Dinsdag 1.1. ver
dronk alhier bij het zwemmon in de Mer-
wede, een soldaat uit Tilburg. Donderdag
daarop is zijn lijk naar Tilburg vervoerd.
Door B. en W. zijn op de aanbeveling
voor secretaris en ontvanger geplaatst de
heeren: C. van Rijn, te Bodegraven en
Mr. W. Ph. Groeneveld, alhier.
Door B. en W. zijn in overleg met
den Heer Districts-schoopopziener op de
voordracht voor hoofd der school in den
Biesboach geplaatst de heeren
1. P. v. d. Male, Waterlandskerkje.
2. P. J. Jager, Goudswaard.
3. G. van Kooij, Doetinchem.
Vrijdag 1.1. vergaderde de Raad dezer
gemeente.
Alle leden waren tegenwoordig.
Na opening door den Voorzitter met
gebed, werden de notulen gelezen en onver
anderd goedgekeurd. Vervolgens deelde de
Voorzi ter mede, dat bij Koninklijk Besluit
de verordening regelende de pensioensbij
dragen der gemeente-ambtenaren, was goed
gekeurd.
Bij monde van den Heer C. J. Visser,
deelde de commissie belast met het onder
zoek der diverse rekening mede, dat ze in
orde was bevonden en stelde hij mitsdien
voor, ze voorloopig vast te stellen als volgt
De gemeente-rekening in ontvangst op
f 39992.825, en in uitgaaf op f37499.265,
alzoo met een batig slot groot f2493.56.
Die van het Burgelijk Armbestuur in
ontvangst op f 1913.015, en in uitgaaf op
f 1881.825, alzoo met een batig slot groot
f 31.19.
Die van de Waterleiding in ontvangst
op f9301.195, en in uitgaaf op f9107.645,
alzoo met een batig slot van f 193.55.
Voor leden van het college van zetters
worden op de aanbeveling geplaatst de
heeren F. Kramer CDz. en T. de Klerk.
Met 8 van de 11 stemmen werd tot Se
cretaris-Ontvanger en Ambtenaar van den
Burgelijken Stand benoemd de Heer Mr.
W. Ph. Groeneveld, nadat de borgtocht
zakelijke— voor den ontvangst op
f 3200 was gesteld.
Benoemd werd tot een'commissie om de
grieven van den machinist enz. te onder,
zoeken de heeren Meijer, de Boon en J-
Visser.
een commies van de griffie in de gevangenis,
van wien hij vernam dat Courriot onder
behandeling was van een geneesheer, die
hem een drank voorgeschreven had en dat
die drank dagelijks bij een apotheker in
de buurt van de gevangenis werd bereid.
Chanty wachtte het oogenblik af waarop de
drank voor Courriot bij den apotheker ge
haald werd en hij wist behendig, in een
onbewaakt oogenblik, een door hem be
schreven papier in de plaats te stellen van
bet papier waarin de medicijn-flesch gewik
keld was.
Op die wijze kwam Courriot in het bezit
van het volgend briefje:
„Blijf volharden bij je systeem van
ontkennen. Zeg niets. Er zijnonschul-
digen in hechtenis en die zullen zonder
tegenspraak hun onschuld bewijzen,
waardoor de overtuiging van den rech
ter, wat allen betreft, aan het wankelen
wordt gebracht. Geen van de onzen
is gevangen. Neem je in acht tegen het
uithooren. Zoodra je vrij komt, zie je
ons weer. Blijf dus volhardend ont
kennen."
Courriot kon niet begrijpen wie hem dat
epistel in de hand speelde, maar hij nam
zich voor dubbel op zijn hoede te zijn en
om die reden mislukte de poging van den
politie-beambte.
Chanty, die nu zoover zijn doel had be
reikt, keerde terstond naar Parijs terug en
begon onder weg nog de verschillende kan
sen te overwegen.
Hij herinnerde zich Henriette d'Olgoff
en haar haat tegen Eugenie d'Argence, die
zij verantwoordelijk stelde voor den moord
op haar neef Excoffon. Hij begaf zich naar
„le Marais," waar hij wist dat Henriette
woonde en liet er zich aandienen.
i
(Wordt vervolgd.)