ei
van Üeusden en Alleoa, de
en de Bommeierwaard
De vrouw van Den Banneling,
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3409lï oensdag 4 November
FEUILLETON.
SST vö
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nrmmers 5 cent.
1914.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke rege
meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrij da g
middag 12 uur ingewacht.
Op een onvergelijkelijk schoonen
zomer is een even prachtige herfst ge
volgd. Sedert jaren hebben wij niet
zulk een mooi najaar gehad als thans;
na de schitterende kleuren van het
zomerkleed zijn de matte tinten van de
herfstkleedij der natuur gekomen.
Ook deze tijd van het jaar is voor
den natuurminnaar niet minder schoon
en harmonisch, dan de luider klinkende
tonen van de reeds geheel achter ons
liggende zomer-vreugde. Thans zijn het
nog slechts geel geworden bladeren, die
aau den broozen stengel op den na
jaarswind wachten om voorgoed te ver-
dwynen. De bloemen, die ons een lust
der oogen waren, ook zij zijn verdwenen,
al pionken hier en daar nog late na-
jaarsbloemen in den tuin. Maar de boom-
men zijn reeds grootendeels ontbladerd
en vele heffen de reeds geheel naakte
takken, beeld van het naderend winter
getij, ten hemel. Ook zyn de dagen
reeds vele waarop de zon niet of ter
nauwernood door het grauwe wolken
tapijt weet heen te brekenin den hof
wijst alles den komenden tijd van den
schynbaren doodslaap daarbuiten, in
huis is alles reeds gereed om koude en
vroeg invallende duisternis te verbannen.
Toch, het najaar is een der schoon
ste hoofdstukken, voor wie in het boek
der natuur vermag te lezen. Als het
vallend blad voor onze voeten ritselt,
weemoedig symbool van het verganke-
lyke, als de najaars-zonnestralen een
diepen gloed in eindelooze verscheiden
heid van tinten op blad en stam weten
te too veren, als de goud-geel gerande
wolken in een gamma van kleuren ba
dend door het luchtruim drijven, dan
is voor wie slechts oogen heeft om te
zien, de herfst niet minder schoon, dan
de schitterendste zomer-dagen. Dat is
de herfst waarom alle schilders ter we
reld het kleine Holland benijden, als
over duinen, weiden en beemden in deze
lage landen aan zee, de milde najaars
zon haar tooverroede zwaait, en alles
m een mat-gouden tint dompelt en doet
leven.
En toch, wie onzer kan thans zijn
volle aandacht schenken aan deze gaven
der natuur, nu door de gaven aan den
mensch geschonken, gebeurtenissen
5)
De oude dame wist dus, dat zij alleen
was, niet in staat hear schat te verdedigen
of zichzelf te redden en begreep dat de
zooeven genomen voorzorgen zich nu tegen
haar zelf keerden.
Met den eigen aard1'gen helderzienden
blik die zoo vaak bij stervenden voorkomt,
overzaz zij den toestar d.
Wie zijt gij vroeg zij.
De man tegenover haar grinnikte
I mand wiens naam gij niet behoeft te
weten
Wat wilt gij
Uw verborgen schat.
Neem hem mede.
Waar is hij
Zoek er naar
Wilt gij niets verder zeggen?
Freule De Marcilles schudde het hoofd
en plotseling wierp de man haar den met
een ring voorzienen strik van touw om
den hals en haalde dien aan.
Een rauwe kreet vol ontzetting ont
snapte aan den boezem der gefolterde
oude dame.
Het geld herhaalde de man, en toen
zij bleef zwijgen, vervolgde hij
Waarom zoudt ge u verzetten kwaamt
ge niet daareven uit den kelder hij wees
naar de geopende trap met den greaf
De Marcilles, uw mooien nref? Heeft hij
misschien alles meegenomen?
Zij bleef een hardnekkig stilzwijgen
bewaren, de man trok harder aan het
touw, de oogen der ongelukkige puilden
plaats grijpen gruwelijker dan waarvan
de wereld-geschiedenis ooit gewaagd
heeft. Yan onzen mooieD zomer, zoo
schoon als menigeen onzer in zijn leven
zich niet kan herinneren, hebben wij
niet kunnen genieten, naar mate zulks
behoorde; van den mooien herfst al
evenmin. Hoeveel armer aan levens
vreugde gaat thans een groot deel der
menschheid den naderenden winter tege
moet, nu de kalender November aan
wijst en er zoo weinig opwekkende
vreugde meer in de natuur om ons heen
te vinden is.
Straks ook komen de najaarsstormen
het restje van de herfstpracht vernieti
gen en staat het barre jaargetijde voor
de deur. Hoe stemt dat alles overeen
met hetgeen, buiten de natuur om, thans
door ons doorleefd wordt! Ook in de
samenleving schijnt de vreugde ver
stomd, de blijdschap verdwenen te zijn
wilde vlagen van haat en hartstocht
jagen door de menschheid heen, nu milli-
oenen gereed staan, millioenen anderen
te verdelgen. Gelijk de herfstwind over
gaat in een feilen najaarsstorm, die al
wat nog overbleef voor zich uit jaagt
langs velden en wegen, zoo jaagt thans
een felle vijandelijkheid gansche volken
in den dood.
Ginds, anders slechts enkele uren
sporens van ons af, staan millioenen
raenschen, die elkander nog nimmer
van aangezicht aanschouden klaar el
kander ten doode toe te verdelgen, met
een haat in de oogen, die onverzadiglijk
brandt.
Wat dan toch de een den ander mis
deed? Niemand weet het; niemand
vraagt er naar, omdat ook geen het
antwoord zou kunnen geven. De strij
ders ginds, zij zijn elkander onbekend
en daaromer op losWant ware het
anders, zouden zij elkander van te
voren wel hebbenleeren kennen, gewis
zou in hun binnenste het besef door
dringen, dat wat „vriend" of „vijand"
heet, niet door net uiterlijk omhulsel
kan bepaald worden. Allicht dan zou
de hand die thans het kanon moet rich
ten, waarmede aanstonds duizenden ge
mitrailleerd zullen worden, te veel aar
zelen en het werk niet goed verichten
allicht zou de bajonet, die zonder aar
zeling in de vijandelijke borst gestooten
moet worden, daar niet op de juiste
plaats, ja wellicht terzijde of niet met
genoegzame kracht worden ingedreven
zou er draling en wijfeling komen, daar
uit hun kassen en haar tong hing uit
haar mond. Plotseling zakte zij op den
vloer.
Wilt ge niets zeggen, oude toover-
heks? brulde de roover, zoo sterf dan!
Ik zal het geld wel alleen vinden, al
moe3t ik het oude hol ook steen voor
steen afbrekenMaar freule De Marcilles
hoorde niet meer, een paar stuiptrekkingen
en het lichaam lag roerloos op den grood
uitgestrekt.
Nu liet de man den strik los, 't was
een zwaar werk, zwaarder dan ik gedacht
had, mompelde hij, zijn slapen afdrogend,
maar 't is of bij die oude heksen 't leven
in 't lichaam vastgeroest zit.
Maar nu is de baan vrij, en nu naar den
schat I
De walmende kaars der oude freule
brandde in de pijp en ging in een laatste
flikkering uit en doodbedaard haalde
Lazare Pidon, waarom zijn naam langer
te verzwijgen, een dievenlantaarn te voor
schijn en stak die aan; daarop opende hij
de deur en riep zachtjes:
Cabiral
President! klonk een stem uit de
schuilplaats waarin Pidon eerst zelf verbor
gen was geweest.
En de hit?
Op dertig pas afstands.
Lazare stak even zijn hoofd buiten de
deur, een fijne, doordringende motregen
viel neder, en een doodsche stilte, nu en
dan slechts door verwijderd hondengeblaf
gestoord, heerschte rondom. Daarop sloot
hij de deur weer en schoof de grendels er
voor met een behendigheid die bewees, dat
hij een bepaalde studie van dat werkje ge
maakt had. In de verte hinnikte een paard.
Hebt gij het paard gehaald, waar ik
het gelaten had? vroeg Lazare.
Ja.
Heeft niemand u gezien?
waar, volgens den harden soldatenplicht
slechts onverflauwde kracht de doortas
tendheid mag zijn. Wat weten die mil
lioenen, die daar in de loopgraven staan
van Zwitserland tot aan de Noordzee,
wat anders weten zij, dan dat die tegen
over hen staan in de vuurlinie van
honderden mijlen, vernietigd, verplet
terd, verdelgd moeten wordenEn dat
daarvoor alle kracht moet worden inge
spannen.
Wat zal er overblijven als eenmaal
die najaarsstorm der menschheid zal
zijn uitgeraasd, wanneer eenmaal na
het gieren van deze orkaanwinden,
die thans Europa van West tot Oost
teisteren, de stilte intreedt, gelijk ook
na den storm in de lucht plaats grijpt
Dan zullen blijken de verwoestingen
nog veel grooter te zijn, dan ooit de
elementen hebben aangericht; zullen
steden en landen platgetreden en ver
woest zijn, zullen welvaart en geluk
onbarmhartig zijn uitgebannen voor
lange jaren. Want van geheel het tegen
woordig geslacht wordt de bloem der
jongelingschap meedoogenloos geveld in
de grootste cultuurstaten van Europa.
Wat zal dan de naaste toekomst op
leveren
Daar zullen zijn overwinnaars en
overwonnenen, maar toch slechts in
naam; want wie overwonnen heeten
zal, hij heeft zich schier even krachtig
en moedig betoond dan de tegenstander,
en de geschieaenis zal hem de eer,
slechts op een wijze te hebben moeten
buigen, niet onthouden. En de over
winnaar, het kan niet anders of ook
deze zal vrijwel evenzeer verzwakt en
geteisterd uit den slag treden, als hy
die overwon. Overwinnaar en overwon
nene, zij beiden zullen in nagenoeg ge
lijke mate getroffen zijn in het dier
baarste wat zij hadden, door den feilen
storm van haat en vernietiging, die zich
boven hun hoofden heeft ontketend, en
die voor zich uit joeg in den dood, die
geschapen waren om nog in het leven
te blijven en geluk en vrede en wel
vaart 1e brengen.
Wanneer de felle najaarsstorm maar
enkele dagen gewoed heeft, dan zien
wij zijn verwoesting reeds alom; hoe
zal dan de aanblik zijn, wanneer de
storm, die maanden lang reeds onop
houdelijk en steeds even fel Europa
teistert, eenmaal zal zijn uitgewoed
uitgewoed door gebrek aan voedsel, aan
ammunitie, aan kanonnen, maar vooral
Niemand.
En te Marcilles?
Niemand als de graafhij was in de
laan toen ik hem de boodschap deed.
Alleen?
Ja alleen!
Recht in zijn schik wreef de leerling van
Straub zich de handen.
Ons karretje gaat over een zandweg,
zeide hij.
Ach, de arme man!
Op wien zinspeelde hij?
Wie is er hier nog meer in huis?
vroeg de landmeter.
Een oude bes, die zich niet verroeren,
noch hooren en zien kan.
Toch moeten we ons haasten.
Cabiral haalde zijn horloge t9 voorschijn
't Is half twaalf, we moeten vóór twee
uur weer te Combiers terug zijn. Komaan!
De beide misdadigers volgden den zelfden
weg, dien freule De Marcilles zooeven met
haar neef gegaan was en 't kostte hun geen
moeite de bergplaats van het goud te ont
dekken waar nog wel een half dozijn zakken
onder hout en stroo verborgen waren. Ter
stond opende Lazare er een waarop het
blinkende goud hem tegen schitterdeiedere
zak bevatte minstens veertig duizend francs.
Dat is een goede vondst, meende de
landmeter.
Lazare maakte een minachtende bewe
ging-
't Is maar weinig, pruttelde hij.
Drommels!
Laat ons nog eens zoeken/
Plotseling stond Lazare stileen steen op
den vloer klonk hol; hij lichtte haar op,
en zag in een aarden pot een massa louis
d'or schitteren; minstens voor een waarde
van honderd twintig duizend francs.
Gelukkig, zeide hij met fonkelende
oogen, de meester zal tevreden zijn.
De kelder bevatte verder niets en de
door gebrek aan voedsel van kanonnen,
dat uit menschen bestaatV. C.
Buitenland.
De Antwerpenaren wisten zelf niet,
schrijft de redacteur-verslaggever van
„De Maasbode" uit Roosendaal, wat
er vóór of gedurende het beleg en bom
bardement der stad met de groote roof
dieren in hunnen fraaien dierentuin
was geschied. En toch lag hun het lot
der dieren, in wier tragische gevangen
schap zij tijdens rustiger dagen zoovele
malen hun stil vermaak vonden en aan
gename verpoozing, na aan het hart.
Maar wie ging in deze troebele dagen,
welke den mensch slechts op eigen
veiligheid en lijfsbehoud bedacht deden
zijn, nog naar hen vragen? Zoo kon
het dan ook gebeuren, dat de meest
uiteenloopende geruchten de rondededen
en hunnen weg vonden naar het bui
tenland. De éen wist zeker, dat zelfs
geen kanarie-vogeltje in den hof eenig
leed was geschiedeen ander verhaalde,
dat de gansche wilde dierenbevolking
noodgedwongen was uitgemoord en de
schade meer dan 100.000 francs beliep.
Bij ons jongste bezoek aan Antwerpen
zijn wij zelf op onderzoek uitgetogen
en waren zoo gelukkig den directeur
van den Jardin Zoölogique, den heer
L'hoëst, aan te treffen, die ons aller
welwillendst de gevraagde inlichtingen
verschafte. Toen er sprake was van een
mogelijk bombardement der stad, aldus
de heer L'hoëst, maakten wij hier een
onhoudbaren toestand door.
Ieder oogenblik van den dag kwamen
angstige buurtbewoners aan den hof
informeeren, of de wilde beesten nog
niet waren doodgeschoten. Een bom
mocht toch eens de kooien vernielen,
waardoor de dieren zouden kunnen los
breken en zeer zeker den reeds panischen
schrik onder de bevolking nog zouden
vergrooten.
We stelden allen gerust, dat de noo-
dige voorzorgsmaatregelen om zulks te
verhinderen waren genomen, aldus de
directeur, en wij waren inderdaad zeer
goed voorbereid, doch ook wij zijn de
dupe geworden van den onzekeren en
duisteren toestand, waarin de bladen
ons met haar te optimistisch geschrijf
hebben gebracht. De leeuwen, tijgers,
panters en beren toch hadden wij reeds
naar de kelders overgebracht, waar zij
in kooien, welke reeds vroegtijdig met
het oog op mogelijke gebeurlijkheden
waren vervaardigd, zaten opgesloten.
Ons voornemen was namelijk de groote
roofdieren, wanneer een bombardement
der stad onvermijdelijk zou blijken te
beide dieven namen den terugweg naar
de kamer, waar freule De Marcilles ver
moord was, weer aan. Juist wilden zij daar
binnentreden, toen een klagende stem van
de bovenverdieping riep:
Angelica!
Roep wat harder, oude tooverkol,
zeide Lazare, zij hoort u niet.
Laat ons maken, dat we wegkomen,
raadde de ander verschrikt.
Maar eerst moest men het tooneel van
den moord in orde maken, zooals men dat
vroeger overeengekomen was. Om den hals
der vermoorde werd het lederen tuig ge
merkt J. M. geslingerd, dat uit de stallen
van den graaf afkomstig was. Daarop nam
Lazare voorzichtig den zakdoek, met een
gravenkroon geborduurd en door Fulgence
Guillard uit den zak van den graaf gehaald
was, en legde dien zorgvuldig op de glim
mende kolen van den haard, waarbij hij
zorg droeg, dat de kroon met de letters
ongeschonden bleven en toen het overige
verkoold en door de vlammen verteerd was,
wierp hij dat puntje in een hoek, juist
alsof het door den tocht van den haard
gevallen was; dat kroontje zou als't noodig
was een piachtig overtuigingsbewijs zijn.
Met een tevreden lachje zag Lazare toen
het tooneel van zijn misdaad nog eens
rond en de weer van den doorgestanen
schrik bekomen landmeter, vond dat net
werk netjes gedaan was.
De oude dame lag op haar buik uitge
strekt op den grond en leverde met den
riem om haar hals em verschrikkelijken
aanblik op. Voorzichtig liet Lazare nog een
in vieren gevouwen papier in haar zak
glijden; 't was een stuk door Guillard ge
zonden en dat moest dienen om zijn on
gelukfcig slachtoffer geheel te vernietigen
Wij zullen later zien wat het bevatte.
Overigens was alles in orde en waren er
nergens sporen van de worsteling te zien,
zijn, te verzenden naar de dierentuinen
van Amsterdam en Londen, waar men
ons voor onze eigenaardige vluchtelingen
wel gastvrijheid zou hebben verleend.
Door de berichten in de dagbladen
werd het vervoer echter uitgesteld en
uitgesteld, tothet te laat bleek.
Zoo moesten wij den strijd strijden tus-
schen de verantwoordelijkheid voor de
veiligheid onzer medeburgers en de
liefde voor onze dieren, welke gedood
moeten worden, waaronder meerdere
exemplaren, welke in onzen tuin waren
geboren en opgegroeid. Het eerste be
sliste natuurlijk en de leeuwen, tijgers,
beren en panters werden in hun trans
port kooien doodgeschoten. In totaal
waren het er vijf en twintig. Het finan
cieel verlies, dat wij daardoor geleden
hebben, laat zich moeilijk bepalen, om
dat er onder de gedoode beesten waren,
zooals ik reeds zeide, die hier geboren
waren en voorts omdat de groote roof
dieren ook een marktprijs hebben. Ik
schat het echter op 30 35 duizend
francs. Gelukkig hebben wij echter nog
over een prachtigen jachttijger, een
panter met een jong, twee puma's en
twee gestreepte hyena's. Slechts een
boiu is in onzen tuin gevallen, welke
het paviljoen van een volière, waarin
de reuzenschilpadden gehuisvest zijn,
indrukte. De dieren bleven ongedeerd.
Financieel, aldus vertelde de directeur
verder, hebben wij door den algcmeenen
toestand veel meer geleden dan door
de noodgedwongen afmaking der roof
dieren. In de maanden Augustus en
September ontvingen wij andere jaren
aan toegangsbewijzen een bedrag van
165.000 francs.
De hoogste dag recette, welke in de
thans afgeloopen maanden werd ge
maakt, bedroeg 3 frs 75! (De toegangs
prijs tot den dierentuin bedraagt 1 fr. 25
per persoon.)
Wat zal er verder overblijven van
onze 10.000 leden? De tweede halfjaar
lij ksche contributie moest dezer dagen
worden geïnd!
Waren onze roofdieren niet doodge
schoten, dan had er veel kans bestaan,
dat wij ze nu van honger hadden moeten
laten sterven. Het is toch bijna onmo
gelijk voedsel voor hen te krijgen. Sinds
Maandag der vorige week zoeken wij
reeds tevergeefs naar een tweetal paar
den. Ze zijn niet te koop. Ander vleesch
mogen wij niet gebruikenwe kunnen
het den menschen niet onthouden om
de dieren te voederen. Bovendien, het
is te duur. Ons personeel van 108 man,
dat bijna voltallig is, moet ook betaald
.vorden.
de landmeter schoof de grendels weer van
de deur, en zag zorgvuldig naar buiten,
maar er was geen onraad, alleen de hit
hinnikte even, alsof hij zijn meester riep;
in de verte huilde de hond van Ribout en
trok onrustig aan zijn ketting en nu en
dan riep Rosalie met haar zwakke krakende
stem, altijd droeviger en klagender:
Angelica! Angelica!
Gebogen onder den last van goud, dat
zij medenamen, sleepten Lazare en de land
meter zich naar het paard, en trokken,
toen alles buiten was, de deur weer zorg
vuldig achter zich toe; de zaak was afge
loopen, en in het kasteel keerde alle3weer
tot de gewone stilte terug.
Maar nu moest de buit nog in veiligheid
gebracht worden. Waar kon die beter be
waard zijn, dan bij den schatrijken baron
Raynaud, want wie zou in die grootsche,
feestelijke woning iemand van diefstal ver
dacht hebben. Wat bleef er te wenschen
over, voor iemand die het onuitsprekelijk
voorrecht had te behooren tot het personeel
van den machtigen bankier. Leek het kasteel
niet op de heilige ark, aan wier onschend
baarheid zelfs de justitie niet zou durven
raken.
Zij laadden hun kostbare vracht op den
hit, die den nieuwen intendant van Com
biers gewoonlijk op zijn zwerftochten diende,
en namen den terugweg aan, langs boschjes
en verlaten hakhout om den grooten weg
te vermijden; voorzichtig als smokkelaars
liep telkens een van beiden vooruit om den
omtrek te bespieden en den weg te ver
kennen. Eindelijk kwamen de gebouwen
en de hooge boomen van Combiers in 't
gezicht en betraden zij het park, dat slechts
door een diepe sloot van de omringende
landerijen gescüeiden was; zij waren in
veiligheid en slopen nu zacht naar het
paviljoen van den intendant, dat zij samen
bewoonden. Be hit werd weer naar destal