Laad van lensden en iilena, de Langstraat en de llonnneierwaard.
De vrouw van den Banneling,
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3414, Zaterdag 21 November
FEUILLETON.
Sï UN0
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
I anco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1914.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke rege
meer 71/* ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Arme, naakte vluchtelingen
In het gastvrij Nederland'
Hoest u «Ie oorlog buiten dringen
Uit het wreed gefolterd land,
lie Engel der HIarnihartigheid
Heeft zjjn vleug'len uitgespreid
leder steunt met milde hand
He armen uit het Broederland!
Voelt ge niet den handdrukkleniuien,
Hie de bro«*dergroete u geeft
II aar in duizend smarte-stemmen
't Hart van radeloosSieid beeft?
Hier was uwe schutsgodin
Meêrland's eed le Ivouingin
Zü toch deelde rouw en smart,
Het het trouwe moederhart
Arme Heïgen fceert ge weder
Haar het half verwoeste land,
Legt ge d ar Uw hoofd ter neder,
Als uw huis niet is verbrand
Hie voor U zfjn heen gegaan.
Z et ge ais helden voor U staan
II aar Uw God hun vrede gaf
Büusten zij in 't broedergraf!
Mimmer zult ge hen vergeten,
Hie reeds de oorlog tallen «leed;
Eer de maat is vol gemeten,
Staan nog duizenden gereed
Haar.,., houdt m«»cd! Eens komt de «lag,
Hie uw kracht vernieuwen mag
België! Omhoog uw vaan,
Ban breekt bljjder toekomst aan
E. J. EIJH1IAM.
D'r zijn gevoelige menschen, voor
wie de Natuur nog anders getuigt dan
in regen en zonneschijn.
Heel gevoelige menschen zijn bhng
voor den herfst, de aankondiger van
eon einde.
Menschen uit de stad hebben er den
aankondiger van gemaakt van nieuwe
vermakelijkheden en nieuw kunstgenot,
maar de natuur kondigt een einde aan.
En zij doet dit in ons prachtig land
als de vertroostende geestelijke, of de
liefdezuster met rijk gemoed, het einde
aan den bejaarden lijder zou aankon
digen het iieden vermooiend doet zij
ons genieten van het snel vervliegend
oogenblik.
De Herfstnatuur is gelijk aan een
mooie jonge vrouw, die haar einde
voelt naderen, maar toch nog de hoog-
10)
Misschien kan ik u van de bank der be
schuldigden in de zaal onderscheiden, dan
kunnen onze blikken zich kruisen, en ik
daaruit den moed en de noodige welspre
kendheid putten om den gezworenen mijn
onschuld te bezweren, en de overtuiging
daarvan in hunne zielen te griffen.
Ik bid u, kom dien dag, hoeveel het u
ook kosten mogemisschien zal die komst
onze redding zijn. Ik heb u lief met al de
kracht mijner ziel. Naar u alleen verlang
ik, en zou de zwaarste martelingen kunnen
verdragen, om weer bij u te zijn. In één
woord, ik bemin u
P. S. Daareven vertelt de cipier mij,
dat de uitspraak over vier dagen plaats
heeft. Ik heb hem dezen brief gegeven en
hij heeft beloofd, u dien te doen toekomen.
O, dat ik u maar een oogenblik zien,
dat ik u in mijn nabijheid weten kon!
Kom! Ik smeek er u om op mijn knieën.
Jan.
XII.
He top van den Calvaireberg.
Gravin Helena was de waardige dochter
van haar vader, den kolonel De Lignères,
die in de Krim wonderen van dapperheid
verricht had, en om zijn edelmoedigheid
en eerlijkheid overal bekend was. Zij had
niets onbeproetd gelaten, om haar echt
genoot te mogen bezoeken, maar het
hoofd tegen een onwrikbaren muur ge-
etooten, al had mijnheer Bagouzes ook de
grootste beleefdheid bij zijn weigering in
acht genomen, getroffen als hij reeds bij
zijn eerste bezoek te Marcilles was door
eenvoud en onuitsprekelijke lieftalligheid
der gravin, en de oprechtheid harer ant
woorden evenmin als haar echtgenoot deed
zij moeite om hear bekommering en be
zorgdheid te verbergen.
De graaf mor ,t t ich wel een eigenaar
dig soort van boosdoener zijn, dat hij zulke
voor de hand liggende bewijzen voor de
justitie achterliet want de zestigduizend
francs werden in de lade gevonden met
papier, waarop hij de uitgaven had geboekt,
j nist zooals hij opgegeven had, en de rechter
had te veel doorzicht om dat niet in te
zien. Maar hij had nu eenmaal een prooi
noodig en kon, noch wilde den ongelukkigen
gevangene loslaten.
Ook de gravin hield met de grootste
standvastigheid vol, dat zoo licht misdadi
gers, met de gierigheid der freule bekend,
zich hadden kunnen doen insluiten, het
vertrek van den graai afwachten en daarna
de misdaad gepleegd konden hebben, om
in de duisternis te verdwijnen. Zij pleitte
voor de onschuld van haar echtgenoot,
maar stootte ook hier, zoo goed als bij
haar pogingen om hem te bezoeken, het
hoofd op onverklaarbaren onwil. Zij werd
met koude, ontwijkende antwoorden, die
iedere hoop den bodem insloegen, afgewezen,
en ook in de buurt, waren er maar weinigen,
die de partij van den graaf opnamen. Onge
lukkigen hebben geen vrienden, en de mis
daad van den graaf had een tweeledig ge
volg; zij onteerde hem, en voltooide zijn
ondergang, want men kan niet erven van
iemand die men vermoord heeft, en zoo
kwam de nalatenschap aan burggraaf Cé3ar
De Marcilles, die niet meer in Mayanne
verscheen.
Eigenlijk waren de gebroeders Besnou de
eenige vrienden van graaf Jan, die hem in
ste eischen blijft stellen aan zichzelve,
als wezen van schoonheid, de teekenen
van verval verbergende. En zulk een
vrouw worstelt tegen haar Noodlot
niet zoozeer uit behaagzucht dan wel
uit roeping.
Er is een zekere bekoorlijkheid, een
diep droeve, in alle3 wat staat aan het
begin van een schoon einde.
En zulks voelt de mensch in de Na
tuur, en, méér dan elders, in de ge
matigde luchtstreken, vooral dus in
landen met een klimaat als het onze.
Men zegt dat wij, Nederlanders niet
vroolijk zijn. En terecht.
Men zegt ook dat wij zelfs niet vroo
lijk zijn zelfs als we gelukkig zijn.
Dat wij verder een bedaardheid aan
den dag leggen, die volkeren van
zuidelijker natuur zelfs onthutst. Ook
in deze bewering schuilt veel waars.
Ook in die omtrent onze „nuchterheid".
Heel wel mogelijk dat wij het liefst,
bij uitsluiting, het verstand laten heer-
schen. En toch onze nationale
kunst, onze rijke letterkunde getuigen
van diepte van aandoeningen, van
velerlei schakeeringen, en van gevoe
lens, en 'n daarvan krachtige levende
poëzie, die terecht onze trots zijn. Het
Nederlandsche volk bezit bij uitnemend
heid het gevoel voor tusschen-tinten
onze glorierijke schilderschool bewijst
het aan de gansche beschaafde wereld,
en onze moderne, meer en meer sub
tiel wordende litteratuur aan den land
genoot. We bezitten nog wel humor,
maar uitingen van rumoerige vreugde
zoekt men bij ons vergeefs.
Er is bepaald verband tusschen ons
klimaat en ons volkskarakter, dat
wordt uitgedrukt door onze groote
kunstenaars en schrijvers. Geen helder
licht, geen strak-blauwe hemel, maar
een sluier van dauw en nevel geeft
kleur en stemming aan ons landschap.
Dat is dan ook een genot, op mooie
najaarsdagen, voor het fijn-ge/oelig
oog!
Ga, zoo 't u mogelijk is, in den
vroegen morgen öp naar de heide, trek
naar het bosch, of wandel langs de
duinketenenEn herhaal uw bezoek
dan des avonds, en wacht tot zons
ondergang, als het Westen in vuur ge
raakt en ge een blik kunt slaan in de
heerlijkheid der hemelen met haar be-
tooverende kleurenmengelingSchoon,
zeer schoon, inderdaadMaar ook -
hoe droefgeestig! Maar een droefgees
tigheid, die khotrekt en de ziel ge-
het ongeluk trouw bleven, en Athanase
Besnou, de griffier, bad bij het volgen der
pijnlijke instructie de overtuiging gekre
gen, dat de graaf het slachtofler van een
der laagste, afschuwelijkste intriges was,
die ooit uitgedacht werden; want niette
genstaande zijn schijnbaar onbeteekenend
leven, bezat die eenvoudige man een diepe
menschenkennis, en ook voor hem bestond
er een andere, ware schuldige, zoowel als
voor het ongelukkige slachtoffer. Maar die
overtuiging was helaas maar een zaak van
't gevoel, en zooals de advocaat herhaalde
malen opmerkte: 't bewijs ontbrak. Niemand
had iets gehoord of gezien, niemand kon
gelooven aan 't bestaan van dien man der
duisternis, die door den graaf beschuldigd
werd.
En 't bewijs juist is 't voornaamste punt
voor de rechters en voor de gezworenen,
en dat alleen besluit over 't leven van den
beschuldigde; want zij zoeken slechts naar
het verklaarbaar, tastbaar bewijs, en naar
de getuigen, die omtrent de schuld of de
onschuld van een mensch moeten beslissen.
Baron Raynaud werd misschien beter nog
dan hij gewenscht had, gediend, door een
schurk, dien kunstenaar in 't kwaad, dien
huichelaar en moordenaar, dien hij betaalde,
en toch vergissen wij ons, als we meenen
dat er behalve de heeren Besnou niemand
was, die de partij van den graaf opnam.
In Combiers was er nog iemand, die niet
aarzelde op zijn gewone levendige wijze
zijn meening uit te spreken, en die iemand
was de schurk Lazare Pidon.
Toen zijn arbeid gereed was, was de
landmeter weer naar Parijs teruggekeerd,
maar de intendant was op zijn post ge
bleven en in hem had graaf Jan een warm
verdediger. Overal waar het geval besproken
werd en, natuurlijk was het uren in den
omtrek het onderwerp van den dag, ant
woordde hij op al de bedenkingen, die men
vangen houdt„De heugenis aan
haar", lazen we eens ergens, „wekt
heimwee bij hen, die in zonniger lan
den hun herfst doorleven."
Als de herfst komt
De mensch, die den moed heeft te
bekennen dat de herfst voor hem is
gekomen, die den moed heeft te
bekennen dat zijn jeugd achter hem
ligt, moet streven naar harmonie met
zulk een mooien herfst, als waarvan
we zoopas spraken.
't Is zoo gemakkelijk in vriendelijk
gezelschap te erkennen dat men „niet
jong meer" is hoewel men zich
verre van oud gevoelt want de
Natuur zorgt er meestal wel voor den
mensch op volrijpen leeftijd te teeke
nen, zichtbaar voor allen, met een
merk, dat met waardigheid moet wor
den gedragen.
Maar een hoogedel werk mag het
heeten bijtijds van zijn levensherfst te
maken wat er van te maken is, in
ernst en in schoonheid, in vreugde en
waardigheid tevens.
Men ziet jongeren komen, ongedul
dig verlangend naar plaats en rang,
waarop men zelf aanspraak meent te
hebben. Dap valt het niet altijd even
gemakkelijk hun streven volkomen
rechtvaardig te beoordeelen, hun meer
derheid aan kracht en talent te erken
nen. Maar vermooiende rood van den
herfstavond móét komen over uwen
levensweg, al zou het er met harte-
bloed overheen worden gesprenkeld
In den herfsttijd des levens zou men
gaarne willen rusten van een zwaren
aibeid, fier terugziend op een welbe
steed leven. Maar, men voelt zich nog
steeds bewust werkkracht te bezitten
en uithoudingsvermogen, En daarom
vóórt moet het, niet als een last
dier, maar voort met weldadigen moed,
anderen aanvurend, anderen bezielend,
want wat men aan kracht verloren
mocht hebben, dient aan ervaring ge
wonnen te zijn.
Zeker, het boosaardig duiveltje der
Eerzucht loert op den ouderen mensch,
doch hij dient dit in te zien de
tijd, dat hij zich almede een wereld
hervormer waande en zijn idealen
nauwelijks had geformuleerd, om plaats
te maken voor nieuwe, die tijd ligt
verre, verre achter hem.
Vrienden en bekenden stijgen in
rang en aanzien, vinden zich en
zijn dan ook vaak meerderen ge
worden. Misschien was het lot hèm
opwierp, niet anders dan:
Och, wat gij zeggen moogt, gij zult
mij niet overtuigen, de graaf is een braaf,
eerlijk man; er is veel geheimzinnigs in die
geheeie zaak. Bovendien men kan nooit
weten. Wat heelt de jury al niet een aantal
onschuldigen veroordeeld! Er zijn zulke
geslepen Bchurken
Intusschen gedroeg baron Raynaud zich
als een waar edelmanhij schreef aanstonds
een brief vol deelneming aan gravin Helena,
waarbij hij zijn beurs, zijn tijd en zijn in
vloed ter harer beschikking stelde, en geen
enkel woord van zijn liefde repte of een
zinspeling op het verleden maakte.
Toch beantwoordde Helena dien brief
niet; voor haar zoowel als voor haar echt
genoot had de naam van den baron een
onheilspellende klank, en kwam somtijds
een verdenking bij haar op, die zij slechts
met moeite onderdrukken kon, want de
catastrophe viel verwonderlijk samen met
het laatste, pijnlijke onderhoud, dat zij met
den bankier gehad had, en duizenderlei
gedachten en veronderstellingen verwarden
haar brein. In de eenzaamheid van haar
kamer, waar de stilte door geen geluid der
buitenwereld verstoord werd en zij alleen
met haar kind leefde, daar de meeste be
dienden haar verlaten hadden, liet zij vaak
aan haar verdenking den vrijen teugel en
maakte veronderstellingen, die nochtans ver
van de waarheid verwijderd bleven. Zij
vreesde soms waanzinr ig te worden van
smart, had oogenblikken van twijfel aan
de onschuld van haar echtgenoot, om zich
zelf daarover tater de hevigste verwijten te
doen, en kreeg geen tijding van hem, daar
zijn brieven aan haar onderschept en niet
aan haar adres hezorgd werden.
Eindelijk werd zij ernstig ziek en bracht
een hevige koorts haar op den rand van
het graf.
Slechts één vrouwelijke bediende was bij
minder gunstig, misschien heeft hij
een slecht gebruik van de omstandig
heden gemaakt, of heeft hij fouten be
gaan, of het aan zijn gebrek aan ijver
en geestkracht te wijten. Maar, hoe
't ook zij, afgunst mag nooit zijn en
en hnderer leven vergallen. Steeds ver-
vuile het zachte herfstlicht zijn ziel,
het licht der blijdschap voor de blijden,
der vreugde over vreugde van vrien
den. Want geen grooter zegen voor
len ouderen mensch dan zich waarlijk
vrij te voelen van naijver en wan
gunst.
En dit bereikt men alleen door vol
maakt zuivere zelfcritiek, een gave, die
slechts menschen in hun herfsttijd ge
geven is. En of deze zelfcritiek leidt
tot de overtuiging dat men méér had
moeten bereiken, wanneer men recht
vaardig ware behandeld, of dat men
erkennen moet geen betere plaats te
verdienen dan men heeft, in béide ge-
n allen drage men z'n lot met waar
digheid en gelatenheid, want per slot
van rekening is voor den mensch niet
het voornaamste wat men heeft berèikt,
maar hoe men zich hóüdt in den rang,
dien men verworven heeft.
Illusies zijn verdwenen, maar de
sterke is fier tusschen zijn doodeillusies,
als de trotsche eik tusschen zijn afge
vallen bladeren. Vrienden zijn heenge
gaan. Rondom den eik zijn vele hoo
rnen gevallen. De vertroosting der her
innering zal de eik wellicht niet heb
ben. Maar de oudere mensch heeft die
wel. Buiten de wereld, die misschien
hard voor hem is, bestaat er een
gansch Janderede driewerf Heilige
Wereld der Heugenis, waar de dooden
voor hèm alleen tot levenden herwor
den, waar de verstomde lach nog weer
schateren kan en 't gesloten oog weer
schitteren van geestdrift en liefde.
In de vroege schemering van den
herfst vermooien de dingenook de
oudere mensch heeft een vermooiende
schemering, die omsluiert wat minder
mooi in 't leven is, het is de
zachtheid van oordeel, geworden uit
ervaring, een schemersluier werpende
over veel wat hij vroeger, in z'n jeugd,
placht te zien in 't felle licht zijner
verontwaardiging.
En dan hij leert waardeeren zon
der begeeren, want de ervaring ge
neest van het instinctmatig begeeren,
der jeugd, die van 't Leven kan lééren.
Maar niet iederéén kan dat.
Wat jammer is
haar gebieven, Susanna Robin, de dochter
van een parkwachter, die vijftien jaren te
voren in den dienst der familie De Mar
cilles den dood gevonden had, en die se
dert in het kasteel opgevoed, een flinke
boerendeern met rappe handen en goeden
wil geworden was. Ze was maar drie of vier
jaren ouder dan de gravin en deed al het
mogelijke om haar op haar eigenaardige
ruwe maar hartelijke manier, moed in te
spreken.
De toekomst is zoo lang, zeide zij. Gij
moet blijven hopen! Wie weet wat er nog
gebeurt!
Eindelijk kwam de groote dag, en den
dertigsten November riep de deurwaarder
van 't gerechtshof met zijn forsche stem
door de zaal:
De zaak-Marcilles.
De zaal was stampvol en de opgewon
denheid van 't vrouwelijk publiek had haar
toppunt bereikt, want de misdaad van Or-
gères hield nu sedert twee maanden alle
gemoederen bezig, en zoo de fiere houding
van den graaf hem ook al de geheime sym
pathie van menigeen onder 't publiek ver
zekerde, was er niemand, die ook maar een
oogenblik aan zijn vrijspraak geloofde. De
procureur-generaal had zich met het requi
sitoir belast en rekende op een gemakke-
lijken triomf, want de kleine rechter van
Mayenne had de beschuldigingen op strenge
grondslagen gevestigd, en mijnheer De la
Jarrière deed nog altijd vergeefsche moeite
om die omver te werpen.
Et-n diepe stilte heerschte onder de ver
zamelde menigte, toen graaf Jan tusschen
twee gendarmen binnen trad.
Wat was hij veranderd! De twee maanden
gevangenis en de folteringen, die hij had
doorstaan, hadden zijn wangen gerimpeld
en zijn oogen in hun kassen doen zinken
zijn grauwe gelaatskleur en zijn blijkbare