L van Heusden Langstraat en de Bomnteierwaard. De vioüw van den Banneling, Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No3420. Vrijdag 1 Januari FEUILLETON. 1913. ST LANB V/aM ALTEf^ voor Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,g franco per post zender prijs verbooging. Afzonderlijke u miners 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/i ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. II«*t leniepraeht en zonnegloed, Als deel van d'aftfebedcn zegen, kwam 't Oude laar ons lachend tegen. Sloor ons met lof ca dank begroet! Nooit droes Natuur een rijker dos. Haar als een bruidskleed omgehangen (bereed om «tok haar kroon te onivargen: Haar brak het huldrend onweer los! d'Orkaan was d'oorlog! 't Wild gediert Hat uit zijn kraelit was losgebroken, De scherpe klauwen uitgestoken, Dat op het moor«lvcld hoogtij viert! Oeiukkig; Neerland U voorbij king 't monster in zjjn felste woede! 't Was kod, «lie huls en erl helioetlde, En, voor ons leven danken wij Hild liceft Zfjn Hand het zaad gestrooid, Voor d'oogst van reine naastenliefde, En, waar het hitter l|j«leii griefde, Heeft zfj het koudvte hart ontdooid! Toen kreeg zjj zelfs een eerhcto«»n. Daar uit den vreemde aangeboden Haar 't was slechts plielit in al die nooden, En naastenliefde vraagt geen loon Nu bidden wij voor de eigen haard, Die z«»oveel liefde doet on (gloeien. Waar teder jaar 't geluk blijft groeien, Door t;od voor leed en rouw bewaard! En naast die bede voor 't gezin, Een heilig woord van vast vertrouwen, Dat (4<»d Zijn Tempel op blijft bouwen, Voor WA DE RE V N D en HONI AikiEN In kioeker kracht, met vuurger moed, €*aan wjj het nieuwe jaar dan tegen, llaur. hopesid. «lat ons t»«»d zijn ze In Vrede en Vrijheid smaken «loet Eén schj-ede nog, «tan staan wij weer Gereed elkander te ontmoeten, En 't nieuwe jaar met dank te groeten Haar «iniinezieiid nog ieder keer Hom, Nieuwe jaar, met hoop begroet! Zult g|j ons leven weer verlengen? Zal elke schrede ons nader brengen Van 't doel, waarheen het leiden moet? Dan vatten wil, iu eiken strijd t-ods hand, die ons haar steun wil geven, Die ons geleidt door 't donker leven, Naar 't morgenlicht «ter Eeuwigheid E. .9. EIJD1IVN. ge» I Zoo is dap het jaar 1914 gevloden. En is een nieuw jaar ingetreden. Het jaar 1915. By den overgang ^an een oud jaar in een nieuw 't kkn haast niet an ders denkt men onwillekeurig terug aan wat het oude ons gebracht heeft en verkeert men in hoop en vreeze over wat het nieuwe voor ons zijn zal, zoo wel in den eenen als den anderen zin. Zoo ook nu. En dan is er, als we aan het ver leden jaar 1914 denken, véél wat ons nog eens bij de herinnering daaraan droevig gestemd doet zijn, maar daar naast, en dit moeten we vooral niet vergeten, is er ook veel waarover nog vreugde en dankbaarheid in ons hart is. Deze heeft een jammerlijk verlies in zijn familie te betreuren, gene is in zijn zaken achteruitgegaan, een ander heeft zijn vurigste verlangen den bodem zien ingeslagen, en zoo zijn er velen, die reden hebben tot droefheid bij het teiugdenken aan het verleden. Maar anderen zijn er, die met vreugde terugdenken aan het afgeloopen jaar, en met dankbaarheid, omdat het afge loopen jaar voor hen in de meeste op zichten een gelukkig en voorspoedig ja^r is geweest. Zoo zulleu die gedachten aan het jaar, dat voorbij is gegaan, zeer veel van elkander verschillen. Doch waar we allen, zonder uitzon dering, bij het scheiden van het oude en de intrede van het nieuwe jaar aan zullen denken, dat is de oorlog met al zijn verschrikkelijke gevolgen, die over bijna geheel Europa en ver daarbuiten zelfs woedt. We laten dan allereeist onze gedach ten teruggaan tot aan die eerste week iu Augustus, toen de eene oorlogsver klaring de andere met verbazende snel heid opvolgde, zoodat al spoedig bijna geheel Europa in vuur en vlam stond. Dan denken we aan de belegering dier steden, waardoor sommige als puin hopen bijna gelyk werden. Aan de veldslagen, zoowel op het oostelijk als het westelijk front. En aan de gevech ten op zee. Wat een jammer en ellende heeft die oorlog reeds veroorzaakt Duizenden en duizenden gezinnen zijn Zij scheen hem niet te begrijpen,, en er was zooveel droefheid in haar starende oogen, dat een gevoel van diepe deernis zijn hart binnensloop, zijn trekken, ver zachtten zich en de uitdrukking van dier lijke woede verdween. Zijt gij dat, gij, o geef mij uw arm en laat ons gaan, men volgt ons; als innen u eens opnieuw gevangen nam! Toussaint gehoorzaamde, en zij verwij derden zich in de richting van het plein de avond was koud en een doordringende mist deed de wandelaars huiveren, die naar de Rue Royale toe, hoe langer hoe zeld zamer werdendaarheen richten Louise en Toussaint hun schreden. Ik durfde niet hopen u ooit terug te zullen zien, zeide zij, wat ben ik gelukki g! en hij voelde hoe de arm vun het ariue schepsel in den zijne trilde. Hebt gij 't koud? vroeg hij. Neen. Gij zijt dus vrij Ik ben ontsnapt, en heb ergens eexaj dienst of een betrekking gevonden in eert vreemd land, dat gij niet kent. En waarom hebt gij dat verlaten? Waarom? Om u te halen. Mij? Ja zeker, ik heb u immers altijd hief gehad Vroeger maar bebt gij niiets gehoord Wat dan toch? Dat het te laat is, dat ik een die vegge ben en dat gij niet Tneer aan «nij denken moet in één woord, dat ik uwer niet meer waardig ben. Met een duidelijke stem en op ieder woord nadruk leggend, had zij de laatste woorden gesproken, of het haar zalf niet aanging. Als gij maar geschreven hadt, zoudt gij het gehoord hebben. Ik wilde liever zelf komen, gaf hij, gekalmeerd door den vastberaden toon van Louise, op even kalme wijze ten antwoord. Dat was eenvoudiger en ook ik verlangde zoo om u terug te zien Ben ik veel veranderd Neen, ik herkende u immers aan stonds. Gij, maar anderen niet. Daar ik uw adres niet kende ben ik naar de Rivolards in de Schaapskooi gegaan. Hebt gij Méiie gezien vroeg zij levendig. Ja! Heeft zij u niets gezegd? Niets. Zij is een echte vriendin Zij komt mij somtijds opzoeken, maar dat weet niemand en op zachten toon voegde zij er bij O, die arme meisjes die uit honger moeten stelen. Veracht haar niet al te zeer, Toussaint! Als men altijd de reden kende En zich in de rede vallende: Eu Simon? Hij hield mij voor een vreemdeling en ik moest mijn naam noemen. Men heeft ons naar 't schijnt doodgemeld, en men bemoeit zich niet meer met de ver oordeelden, die naar de andere wereld verhuisd zijn; daarom zag Simoa mij voor eeu spook aan. Toen heb ik 't een en ander van u gehoord, maar dat was niet veel goeds. Ge waart vroeger toch een braaf meisje. Herinnert ge u dat nog wel? Hoe kon het anders, ik verontschul dig mij niet, maar de omstandigheden waren zoo moeielijk, mijn moeder stierf van gebrek en kommer, en men joeg ons overal weg. Om mij Dat weet ik niet maar men weigerde mij werk te geven. De Rivolards hebben ons zoo lang geholpen als zij konden, om uwentwil natuurlijk, voegde zij er met een gelukkig lachje bij Maar zij hebben zelf niet te veel Op een goeden dag heb ik toen een kort be sluit genomen 't Was misschien beter geweest om maar te steiven, maar ik hoopte hier of daar als - dienstbode of arbeidster geplaatst te worden. Er zijn ongelukkigen, wien alles tegenloopt. Hier zoowel als te Bréau en La Varenne wees men mij af en zeide dat men niets voor mij had. Ten laatste heb ik gestolen en zond den vol genden morgen zes franc3 aan mijn moeder, en ik ben op den ingeslagen weg voort gegaan Twee maanden later stierf zij, zonder iets te vermoeden, en zonder) ge brek te hebben. Bij ons dacht men, dat ik op een atelier werkte, en iederen dag had ik plan mij te verdrinken of een emmer kolen te koopen om mij te ver stikken, maar ik durfde niet: ik vond dat ik altijd nog wel tijd daarvoor had, dat ik misschien iets van u hooren zou, en dan stelde ik het weer tot den volgenden dag uit. Huiverend leunde zij op zijn arm. Gij moet alles weten, en ik wil u alles bekennen, ging zij voort. Dikwijls ging ik informaties inwinnen om te hooren of gij ooit uit Cayenne zoudt kunnen vluchten en terugkomen. Somtijds hoorde ik iets. Hoe vurig verlangde ik u terug te zien, en te omhelzen, al was het maar één enkele maal en dan te sterven. Maar nu zult gij niet meer willen. er door in armoede, in de grootste ar moede gedompeld. Men denke hierbij aan hen, wier eigendommen door het oorlogsvuur verwoest zyn. Aan de arme vluchtelingen uit België, die, beroofd van alles misschien, hier in ons land een veilige toevlucht zochten. Doch dit is niet het ergste. Yeel erger nog is het dat ook duizenden en duizenden gezinnen door den oorlog in rouw zijn gebracht. Vrouwen en kinderen hebben hun man en vader te betreuren, zusters hun broers, ouders hun zonen, ver loofden hun beminde. Voor hen, die als dezen door den oorlog getroffen zijn, is deze oorlog, dit jaar, niet te ver geten. Niet alleen bij het scheiden van het oude jaar zullen ze aan het ge leden verlies denken, wel dan voorkl, maar hun geheele leven lang zal de gedaebte aan het verlies hun bijblijven. En wanneer zal het einde Van dezen verschrikkelijken oorlog nog d&ir zijn? Geen teeken wijst nog op het einde. En zoo zal voor velen hunner, zooeven genoemd, misschien nog méér leed en droefenis zijn weggelegd. Met hoop in 't hart, bezield met de vurigste ver langens, zullen ze misschien het nieuwe jaar beginnen, maar hoe spoedig zal misschien blijken dat al die hoop, al die verlangens met één enkelen slag vernietigd zijn geworden! En wéderom zullen we terugdenken aan die eerste weken iu Augestus, die voor ons zjoveel spanning bracht. Dien 31 Juli en 1 Augustus zulleu we niet Jicht, nóóit niet vergeten. Toen den 31 Juli hot mobilisatiebevel werd uitgevaardigd eu den 1 Augustus de jongere en andere mannen van de bun nen werden weggerukt, toen verkeerde men hier te lande in angst en vreeze over wat misschien gebeuren zou. Laten we er rond voor uikomeuzullen er niet velen bij de soldaten geweest zijn, toen zij die beide dagen afscheid na men, die dachten, dat dit misschien wel eens een laatste afscheid zou kun nen zijn? Zullen niet velen dat gedacht hebben? Z"ker! We wéten het! Nii lacht men misschien om die bezorgd heid van toen, omdat het gevaar voor ons land niet meer zoo dreigend schijnt, maar tergefen doet men die dagen van angst niet weer. En zeer zeker zullen velen op Oudejaarsavond, zoo niet de meeslen, hun gedachten nog eens laten teruggaan tot die beide dagen. Gelukkig Oo o o is ons land tot op heden nog van den Nu huiverde Toussaint op zijn beurt. De stem der ongelukkige roerde hem tot in 't diepst zijner ziel. Hij dacht niet meer aan wat zij gedaan had en wat zij nu was, maar zag alleen dat zij nog altijd schoon was, niettegenstaande de zwarte kringen die armoede en ellende onder haar oogen ge trokken hadden. Hij begreep alleen, dat hij haar, de tee- der beminde vrouw eindelijk teruggevon den had, dat zij aan zijn arm hing en dien krampachtig drukte, als uit vrees, dat men hem haar op nieuw ontrukken zou. Zij gingen de Place de la Concirde over, slechts fllauw verlicht door de gaslantaarns, die in den opkomenden westenwind flikkerden, hij boog het hoofd en kuste Louise's don kere krullende, haren, die vroeger haar trots en glorie hadden uitgemaakt en die haar te Bréau en omstreken den naam van „Schoonhaar" bezorgd hadden. Zijt gij niet boo3 op mij? vroeg zij. Hij zuchtte zonder te spreken; een ant woord op die vraag was te moeilijk en hij durfde haar voor zichzelf niet beantwoorden. Hij voelde dat er schande en schuld tuss hen hen stond, en dat Simon Rivolard, hoe ruw en ongevoelig hij ook was, gelijk had gehad, 't VVas honderdmaal beter geweest, als hij haar niet teruggezien had, want die vreeselijke Simtm, de schrik van Sefne et Marne, de woestete der wilddieven, had Gijn eigenaardige opvatting omtrent eer. Er zijn smetten die door geen zeep weg te wasschen zijn en altijd weer boven komen. En toch worstelde hij nog tegen de bekoring en de liefde, die zich van hem meester gemaakt hadden. Het toeval had hen immers vereenigd en haar hem in de armen ge voerd; hij had haar nog lief en niet den moed haar af te wijzen; met vernieuwde kracht voelde hij zijn oude teederheid te rugkomen met de herinnering aan de dagen van vroeger, toen zij rein en schuldeloos hem oorlog verschoond en dus van het ergste verschoond gebleven, 't Is waar, door den oorlog om ons heen en door do mobilisatie hier te lande is veel hier ten zeerste in de war geraakt, hebben zeer velen groote stoffelijke schade ge leden en zijn vele anderen misschien economisch te gronde gegaan, maar, zooals gezegd, van het ergste, van den oorlog binnen onze landspalen, zijn we tot op heden nog gevrij waard gebleven, en dus is er naast veel, wat ons mis schien met droefheid vervult, nog iets anders, iets veel belangrykers, dat tot vreugde en dankbaarheid stemt. Laten we hopen dat ook in 1915 ons land buiten den oorlog zal blijven! Dat het voor ons een gelukkig en voorspoedig jaar worde! En dat de vrede buiten onze grenzen ten spoedigst wederkeere! Ituitcnlanil. Van Duitsche zijde wordt uit St. Petersburg gemeld, dat de Russische opperbevelhebber voornemens zou zijn Warschau zonder strijd te ontruimen. In militaire kringen der Russische hoofdstad moet men algemeen van oor deel zijn, dat de ontruiming van deze vesting de positie van het Russische leger zou verbeteren. De niet onaan zienlijke bezetting kan dan te velde gebruikt worden. Het gemeentebestuur en de banken moeten de stad reeds hebben verlaten en onderscheidenlijk naar Wilna en St. Petersburg zijn ver trokken. In Engeland heeft de storm heel wat schade aangericht. Te Londen zijn tal van schoorsteenen afgewaaid, in Claphain is een huis ingestort eu daar na iu brand geraakt. Drie bewoners zijn ernstig gekwetst. In sommige ge deelten van het land is veel sneeuw gevallen. Het spoorwegverkeer is be lemmerd geweest door omgewaaide tele graafpalen enz. Ook in Duitschland schijnt de storm ongewoon hevig te zijn geweest. De telegraaflijnen naar ons land zijn al thans gestoord. In de Noordzee zijn weer twee En- gelsche sehepen op mijnen geloopenen gezonken, t. w. de Linaria en de Jem van Glasgow. Van de Linaria is de be manning gered, van de Jem slechts twee opvarenden. alleen liefhad, en kon hij haar nu afwijzen en in 't slijk waaruit hij haar opgeraapt had, terug3tooten? Was er ook geen ver ontschuldiging voor haar val te vinden had zij niet gezondigd om hnar moeder te kunnen helpen en zou hij daarginds in 't verre land niet leeren vergeten, met haar een nieuw leven kunnen beginnen en nooit meer terugkeeren in h t land, dat getuige van haar schuldig verleden geweest was? Zij waren alleen, enkele voorbijgangers met hoog opgezetten kraag staken het plein over, zonder van elkander notitie te nemen. Toussaint hoorde het jonge meisje snikken, dat geluid maakte een eind aan zijn aarze ling en deed hem een besluit nemen. Ween niet, begon hij, terwijl hij den arm om haar middel sloeg, en haar teeder naar zich toehaalde. Wij willen vluchten naar gene zijde van den oceaan, naar 't land Hun lippen zochten elkander en in een innige omhelzing, fluisterde hij snel: Zeg niemand een woord van die droe vige zaak. Er zijn menschen die ons daarom verachten zouden, u als een verloren meisje, en mij als een lafaard. Maar ik heb u lief, ik heb u lief! Zij wond zich uit zijn omarming los en trok hem mede. Dat wilde ik juist hooren 1 dat woord zou ik met mijn hartebloed willen betalen 1 Dan-k er voor. Maar weet ge, Toussaint later zoudt ge van gedachten veranderen, en vinden dat de anderen gelijk hebben. Wie ben ik Een verworpeling en een misdadigster. En als gij het in uw groote goedheid mocht vergeten, zou ik het mij herinneren? Wordt vervolgd in het bijvoegsel (20 I waar ik vandaan kom. Ik heb medelijden met u, Louise, maar de toekomst ligt voor ons en gij zult gelegenheid hebben uw fout te herstellen. Kom 1

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1915 | | pagina 1