van Heusden en de Langstraat en iuniineierwaari De vrouw van den Banneling, Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3427. IVoensdag 6 Januari FEUILLETON. 1913. ÜN0 i/AM- VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke ïiemmers 5 cent. Ad verten tiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 77i ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Het schijnt wel, dat de meeste men- schen in onzen tijd zoo'n haast heb ben om er te komen, dat ze er nooit komen. Ze doen genoeg hun best en bereiken toch meestal niets. Dat lijkt hun zoo wonderlijk. En het is inder daad zoo eenvoudig.^ Want het is niet alleen noodig, om z'ri best te doen, het is nog meer noodig om z'n best goed te doen. Of, om h< t duidelijker te zeggen, men moet niet alleen hard werken, men moet in de eerste plaats goed werken. Dat schijnen de meesten te vergeten. Ze werken misschien vlug en snel, maar hoe ze werken en wat ze te voorschijn brengen, daar letten ze niet op. En ze kunnen er niet op letten, omdat ze te haastig werken, omdat zij zich den tijd niet gunnen voor rustiger arbeid, die alleen een goed resultaat te voorschijn brengt. De gejaagde haastigheid van ons he el, ndaagsch leven trekt hen voort, om altijd meer te doen, zonder achter zich re en vat ze tot s and hebben ge- •1 1 J t Ze trachten in zenuwachtig verlan gen vooruit te komen, maar ze kun nen niet vooruit, omdat hun gejaagd heid hun eigen werk bederft en on danks hun veel overhoop halen en hun drukke arbeidzaamheid er niets toi stand komt. Hun eigen geaardheid bedeifd zoowel huu leven als hun werk. En in plaats van veel te doen, zooals ze gehoopt hadden, brengen ze niets tot stand Die haastige gejaagdheid veroorzaakt schade niet alleen aan eigen leven, maar aan heel de maatschappelijke samenleving. Want de samenleving heeft toch ten slotte behoefte aan goed werk. liet wordt wel hoe langer hoe meer gewoonte uitsluitend te vragen naar de hoeveelheid werk, die iemand verricht, naar het aantal uren, dat hij bezig is, en geen acht te geven op de hoedanigheid van zijn werk, op wat bij ten slotte aan de maatschappij levert aan stoffelijke of geestelijke pro ducten. Dat heeft het achtelooze, slor dige werken in de hand gewerkt. XXIV. lil de Pampas. Do" José Cavero, markies d'Anguilas had een ijzeren gezondheid en een van die sterke naturen, waaraan de tand des tijds vruchteloos knaagt. Zij bieden weerstand aan allerlei slechten invloed en er is een groote, hevige schok of sterke aandoening noodig om hen omver te werpen. Bovendien nam de markies het leven vrij luchtig op; hij had vreeselijk harteleed doorstaan en daardoor was dat teere orgaan geheel verschrompeld en ongevoelig gewor den, zoodat de eigenaar zelf in de meening verkeerde, dat hij dat niet meer bezateen uitmuntend middel om lang te leven, want teruggetrokken uit het leven, zooais een ander zich uit zijn zaken terugtrekt, genoot hij als toeschouwer van wat er in 't leven van anderen voorviel en maakte zich voor niets warm, ongevoelig als hij was voer de smart en de vreugde, de ellende en 't geluk van zijne medemenschen. 't Eenig mensche- lijk gevoel, dat nog in hem leefde, was dat van een diepe minachting gemengd met haai voor de geheele menschenwereld, die by met zijn onmetelijk fortuin beheerschte. De hevige schok, die deze onwrikbare rot- deed trillen, was een longaandoening, een gevaarlijke ziekte voor ouden van dagen dat ondervond de hidalgo van Buenos- Ayres op treurige wijze. Hij deed die ongesteldheid op bij zijn laatste bezoek aan zijn bezittingentoen Maar men begint ook gelukkig reeds gekomen is, een deel van zijn eigen in te zien, waartoe dat leidt. Hebben wezen. we niet al meermalen in het openbaar j Dit nu is alleen mogelijk, wanneer hooren verkondigen, dat vermindering hij zich aan zijn arbeid ten volle heeft van het aantal werkuren geen ver- kunnen geven in liefdevolle toewijding, mindering van de hoeveelheid verrich- wanneer hij, betrekkelijk onbekommerd ten arbeid met zich brengt, maar wel om den tijd, rustig heeft kunnen voort dikwijls vermeerdering En is er niet arbeiden aan wat zijn geest en zijn een streven merkbaar, om het aantal handen bezig waren te wrochten, werkuren, dat tot de grootst mogelijke j Natuurlijk geldt dat van de eene hoogte was opgevoerd, weer te gaan soort werk in veel sterker mate dan verminderen 't ls een gevolg van de van de andere. Hoe minder machinaal erkenning der waarheid, dat niet alleen de arbeid is, des te meer zal men zich de hoeveelheid aan te wenden arbeids- moeten geven. Maar bij iederen arbeid die men goed wil doen, moet er iets zijn van die volkomen overga^, die algeheele toewijding en de liefde voor ons werk wedervinden, die we zoo zeer behoeven voor het geluk, maar toch ook voor het welslagen van ons leven. kracht, maar ook de intensiteit ervan van invloed is. Dat is, voorzeker, iets anders dan wat hier thans besproken wordt, maar het houdt er toch verband mee. Zoo dra men tot de erkenning begint te raken, dat niet alleen de lengte van den arbeidstijd weegt, maar ook de wijze, waarop gedurende den tijd ge arbeid wordt, dat dus de hoeveelheid arbeid niet alleen afhangt van den tijd, dat men, maar ook van de manier waarop men werkt, begint men ook toegankelijk te worden voor de waar heid, die niet alleen de hoeveelheid, maar ook de hoedanigheid van den arbeid voor de maatschappelijke voort brenging van beteekenis is. En erken ning van deze waarheid zal niet alleen door betere kwaliteit van de verkregen arbeidsresultaten der maatschappij di rect ten goede komen, zij zal ook in direct de samenleving voordeel bren gen, door een gezondere arbeidskracht en liefde tot den arbeid bij de indivi duen aan te kweeken. Want het is niet mogelijk, dat de liefde voor zijn werk blijft, wanneer men uitsluitend vraagt, hoeveel men verricht heeft. De liefde bestaat alleen zoolang men zich inspant om zoo goed mogelijk iets tot stand te brengen. Ieder mensch heeft een zeker behagen in het resultaat van zijn arbeid, hetzij hij koopman of geleerde, ambachtsman of kunstenaar is. Maar dat behagen kan op den duur alleen blijven, wanneer dat resultaat ook de uitkomet is van het aanwen den van al zijn krachten, wanneer hij het aanschouwende, daarin het product ziet van zijn lichamelijke en geeste lijke vaardigheid en tot zich zelf zeg gen kan; „dat heb ik kunnen maken", wanneer hij daarin een schepping ziet van zijn maaksel, iets, dat uit hem alle gedachten en verlangens van den werker tijdelijk doen opgaan in zijn bezigheid en het voorwerp, dat hij tot stand wil brengen. Die liefde tot den arbeid nu, die alleen bij degelijke werkers blijven kan, hebben we noodig voor ons zei ven, omdat ze ons arbeidzaam houdt en opgeruimd en tevreden, voor de samenleving, omdat die, om wel te gedijen, behoefte heeft aan ijverige, werklustige en gelukkige monschen en aan goed verricht werk. Wij moeten dus terwille van ons zeiven en van de samenleving trach ten de gejaagde haastigheid kwijt te raken, die ons werk en ons leven bederft. We moeten leeren rustig te werken en niet enkel te kijken naar hoeveel, maar meer nog wat we voort brengen. En we moeten niet langer schroo- men, tijd te nemeü voor kalme ver- poozing en rustige nadenking. Niet alleen de haastigheid, waarmee we werken, ook de haastigheid, die ons te voortdurend met onze handen be zighoudt, bederft ons werk. We moeten ons den tijd geven te overleggen, te overzien. Het werk moet eerst geboren worden in ons, willen we het met onze handen tot stand brengen. Het moet vaak langzaam groeien en we moeten het den tijd laten om te rijpen. Een goede voorbereiding is het halve werk. Maar voor zoo'n voorbereiding is rust noodig, geen rust die krachte loos neerzit, maar een rust die de krachten schikt in slagorde voor het werk. Weten we ons tot die rust te dwingen, dan zal vanzelf onze haas tigheid plaats maken voor bedacht zaam overleg en kalme arbeidzaam heid. We zullen ons kunnen geven in legde hij zich ter ruste op zijn laatste leger stede op het kerkhof de i'Annonciade, een rustplaats die hij reeds vroeger had laten in orde maken, en waarin hij eerst als hon derdjarige had gehoopt te zullen liggen. Die hoop was teleurgesteld en don José Cavero daalde vijftien jaar vroeger, op vijf en tachtigjarigen leeftijd, in 't graf. De beste berekeningen falen soms in dit opzicht. Ds notaris van den markies ontbood on middellijk na de begrafenis graaf Jan De Marcilles op zijn kantoor en begon met zekere plechtigheid den Franschman een lang stuk voor te lezen, waarvan de aanhef aldus luidde: „In naam der Heilige Drieëenheid heb ik bij volle kennis en reden dit testament opgemaakt „Ik laat al mijn goederen, zonder uit zondering, na aan den bediende van mijn huis, die den naam Ramon Silva draagt, een naam, dien ik hem zes jaar geleden, toen ik hem in mijn dienst nam, gegeven heb. Ik laat hem ook mijn naam en mijn paleizen na en verlang, dat hij voortaan don Ramon Cavero markies d'Anguilas zal heeten, daar ik hem bij deze zelfde acte als zoon en erfgenaam adopteer." Daarna volgde een aantal beschikkingen ten voordeele van kerken te Buenos-Ayres en andere bedienden, die in de zorg van den legataris werden aanbevolen. De ge mengde bevolking uit La Plata, uit allerlei vreemdsoortige bestanddeelen en avonturiers van alle rassen saamgesteld, vernam zonder verbazing, dat de wonderlijke Spanjaard een zijner bedienden tot universeel erfge naam benoemd, hem alleen zijn onmetelijk fortuin gelaten en als zoon aangenomen had. Voortaan moest de erfgenaam dus den naam van den erflater dragen, alleen de voornaam was veranderd, en niemand be kommerde zich om het verleden van den nieuwbakken markies. Men wist alleen dat lliiitenlaiid. de gelukkige erfgenaam eenige jaren te voren bij don José Cavero in dienst ge komen was als opzichter vau een plantage in de buurt der stad en langzamerhand de gunst van zijn me >ster had weten tawinnen, die hem bijna altijd in zijn onmiddellijke nabijheid gehouden had. Als men in die maagdelijke landstreken, waar ieder beproeft langs den kortst mogelijken weg fortuin te maken zonder zich om een ander te be kommeren, zich met het verleden van zijn buurman had willen bemoeien, zou men tijd te kort gekomen zijn. Don Ramon Cavero werd dus de wettige erfgenaam van onmetelijke landerijen, waar van het grootste gedeelte veertig jaar ge leden, den markies niets anders dan de moeite van ze in bezit te nemen had ge kost, en van een fabelachtige som in du bloenen en piasters; zoodra hij dan ook de noodige eer aan de nagedachtenis van zijn edelmoedigen weldoener had bewezen nam hij er bezit van en besloot een reis te gaan maken, en zelf zijn bezittingen in oogenschouw te nemen, voor hij zich gereed maakte het oude Europa weer op te zoeken. Want daarheen werd hij als met onzicht bare banden getrokken, en niemand wist hoeveel strijd het hem gekost had, om het verlangen naar het vaderland zoo lang te bedwingen, want nooit had hij het uit het oog verloren; zijn verlangens en zijn haat waren altijd daarheen gericht, Hij had immers in Frankrijk nog oude schuld te vereffenen, maar hoe en met wie? De twijfel, die hem dag en nacht vervolgde, was niet voldoende, hij moest zekerheid hebben; hij zou op zijn beurt rechterzijn, en nam zich voor, zijn haat en wraak met wettige maatregelen te rechtvaardigen. Hij zoowel als de kleine rechter van instructie te Mayenne, mr. Bazouges, zoowel als zijn advocaat mr. De la Jarrière wilde bewijzen en die bewijzen, hy moest ze We lezen in de N. R. Ct. De Berlingske Tidende, van Kopen hagen, heeft aan een aantal Deensche vrouwen gevraagd, welken invloed de oorlog in hun kring heeft. „Moet ik u antwoorden als dokter?" schrijft Estrid Hein. „Ik heb in dit najaar vele patiënten gezien met ge schokt zenuwgestel, slapeloos, neerslach tig, krachteloos, ontgoocheld, alles de schuld van den oorlog." (Dit is een andere ervaring, dan waarvan wij in het begin van den oorlog hebben ge hoord, nl. dat vele zenuwpatiënten hun kwalen en bezwaren in de spanning van den tijd vergaten.) „Moet ik u antwoorden als moeder? De oorlog heeft mij de taak opgelegd, mijn jongen een gloeienden haat in te prenten tegen alles wat oorlog of des oorlogs is. „Moet ik u antwoorden als vrouw? Als vrouw heb ik mijn wan trouwen in de maatschappij, zooals de man die heeft ingericht, versterkt ge voeld, en ik bewaar op den bodem van mijn ziel het geloof, dat, als de vrouwen van Europa in de regeeringen eenigen invloed hadden gehad, deze oorlog met zijn schokkenden moord op burgers en soldaten was voorkomen. „Wij kunnen vele gebreken hebben en wij staan in vele opzichten bij de mannen in ontwikkeling ten achter maar de kinderen, die wij met vele smarten ter wereld hebben gebracht en die wij met zorg en blijdschap en be kommernis grootbrengen, die kinderen willen wij met een sterker instinkt en een grootere kracht voor de gruwelen van het slagveld sparen. „Als dokter, als moeder en als vrouw is mijn eerbied voor het leven van den enkeling door dezen afgrijslijken oorlog slechts verhoogd." De Neue Preie wil weten dat het geschil tusschen Amerika en Engeland reeds grooteren omvang heeft aange nomen, dan uit de Amerikaansche pro testnota valt op te maken. President Wilson zou zijn plan al klaar hebben voor het geval Engeland doof blijft voor Amerika's klachten, en Engeland weet ook al waarin dat plan bestaat: Geeft Engeland niet toe, dan zal Ame rika een uitvoerverbod uitvaardigen hebben en nu kon hij ze dank zij het for tuin van den markies d'Auguilas tot iederen prijs meester worden, 't Geld is immers de groote drijfkracht onzer eeuw, door geld beheerscht en kan men alles. Hij verlangde er naar het tooneel van den strijd te bereiken. Wel over baron Raynaud, die hem zijn Helena ontstolen had, door de macht van zijn groot fortuin en 't schitteren van zijn rijkdom. Wie weet, hij kende immers de groote gehechtheid der ongelukkige vrouw voor haar echtgenoot en kon nu maar één middel gevonden hebben om hen teschei- iden, een middel dat bestaan had in ver verdachtmaking, in bezwalking van zijn goeden naam, in onteering, door hem het •uitvaagsel der maatschappij te noe ner>, den gelijke van dieven, falsarissen en moor denaars. Wel was die veronderstelling haast te vreeselijk om te gelooven en weigerde zijn nuchter verstand die ook aan te nemen, maar was er een andere mogelijkheid Hoe meer hij er over nadacht, hoe vaster die overtuiging in zijn hart wortfl schoot. Ja dat moest het zijnl Baron Raynaud had immers voordeel van de misdaad ge had, toen hij de vrouw op wien hij reeds zoo lang het oog had geslagen naar lichaam en ziel de zijne mocht noemen. Zij droeg zijn naam, zij was zijn wettige vrouw, en bij die gedachte hoe groot ook afstand en tijd mochten zijn, die hen scheiden, werd het hart van graaf Jan samengesnoerd en drong hem het bloed naar 't hoofd. Maar als hij nu de zekerheid kreeg, dat baron Raynaud de oorzaak van alles was, dat hij hem geruïneerd, onteerd en in 't slijk gesleurd en tot de galeien had doen veroordeelen, wat zou hij hem dan op zijn beurt doen, en hoe zou hij hem zooveel kwaad vergelden? Dat was zijn idéé fixe, de'nachtmerrie, die hem dag en nacht ver volgde. soms had hij er over gesproken met voor zekere goederen, waar Engeland volstrekt niet buiten kan. Men bedenke maar eens, zegt de Neue Freie Presse, wat het voor Engeland beteekenen zou, indien Amerika den uitvoer van wapenen en ammunitie, of van graan en meel verbood. In Amerikaansche kringen van belanghebbenden is men overtuigd, dat Engeland niet anders kan dan toegeven. Deze overtuiging moet ook den tegen stand van de Engelschgezinde kringen in Amerika ten slotte overwonnen hebben. De Engelsche regeering heeft, be sloten tot oprichting van watervlieg tuigstations langs de geheele Oostkust om Engeland te beschermen tegen aan vallen uit de lucht van Duitsche zijde eenerzijds, en tot het scheppen van een basis ter ondersteuning van aanvallen op de Duitschr vloot anderzijds. Het Japansche stoomschip Daito Ma- roe II, van Dalny naar Osaka meteen lading steenkool onderweg, is den 31en December bij Port Hamilton gezonken. Er zijn 24 opvarenden verdronken, en 8 gered. In de gevechten, tijdens de Kerst dagen geleverd, hebben de oostenrijkers 37 Russische officieren en 12,698 solda ten gevangen genomen. Majoor Richardson, een vermaard Engelsch fokker van houden voor het leger, heeft aan de Daily News verteld, dat heel wat houden van hem met de Engelschen op het oorlogstooneel zijn. De Airedales zijn de beste waakhonden. Zij speuren de nadering van den vijand al op grooten afstand. Men kan ze leeren niet te blaffen, maar hun waar schuwing door een diep gegrom te kennen te geven. De Franschen werken ook met waakhonden in loopgraven, bij wachtposten, enz. Maar de Duitschers zijn beter voorzien. Die hadden wel 6000 geoefende waakhonden. De Russen hebben bij hun terug tocht veertig dorpen, die zij tevoren bezet hadden, in de asch hebben ge legd, een deel der mannelijke bevol king gedood en de overigen als krijgs gevangenen naar Rusland gebracht. Het Belgische spoorwegverkeer is met 1 Januari in zijn geheelen om vang door de Duitsche overheid hervat. Ongeveer 8000 spoorwegbeambten en bedienden van het Duitsche spoorweg personeel zijn de laatste dagen naar België vertrokken; onder dezen bevin den zich 1100 spoorwegbeambten uit Beieren. don José Cavero, en dan wond de grijsaard zich op en drong bij zijn toekomstigen erf genaam aan Gij moet zoeken mijn zoon, uw ver beelding is te overprikkeld en gij zult eindigen met uw verstand te verliezen. En Jan de Marcilles had op nieuw ge zocht, maar zonder te vinden. Niets scheen hem te bloedig of te wreed om de schuld te boeten, maar eerst moest hij zekerheid hebben. Acht dagen na den dood van den mar kies verliet graaf Jan met een gevolg rui ters waartoe ook Toussaint behoorde, Bue nos Ayres. Jaren lang had Jan nu al ge legenheid gehad om zijn lotgenoot te leeren kennen, wiens wilskracht, trouw en stand vastigheid tegen alles bestand waren, en zeer door hem op prijs gesteld werden. Van zijn zijde was Toussaint hem trouw met de aanhankelijkheid van een hond, de ge negenheid die zij elkander toedroegen was wederzijds even groot, en nu de graaf rijk geworden was, had hij besloten zijn makker in 't ongeluk, ook in zijn voorspoed te doen deelen. Hun wederzijdsch geheim, en de hoop op wraak, die beiden vervulde, had een onverbrekelijken band tusschen hen gelegd. Zij waren samen veroordeeld en gedeporteerdzij hadden samen dien afschuwelijken tijd in het bagno der „Pro serpina" doorgebracht, en waren samen ge red. Voor de wet waren zij beiden dood, maar beiden waren herleeld, de een in zijn nieuwe waardigheid van markies d'An guilas, de ander als burger van La Plata onder den naam van Perè3 ucar, de be diende van don Ramon Cavero. Zij waren volkomen veilig, want de tijd, het klimaat en het geleden verdriet hadden hen beiden onherkenbaar veranderd, en zelfs als men aan hun afkomst twijfelde en hen meende te herkennen zou men immers officieel overleden personen niet meer vervolgen? (22

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1915 | | pagina 1